Tag: Colombia

  • Colombia. Historische overwinning voor Gustavo Petro maakt weg vrij voor nieuwe strijd

    Na een gespannen en onzekere tweede ronde heeft Gustavo Petro de Colombiaanse presidentsverkiezingen gewonnen met 50,4% van de stemmen. Hij versloeg zijn rechts-populistische tegenstander Rodolfo Hernandez, die 47,3% van de stemmen haalde. Er was een verschil van 700.000 stemmen. De opkomst bedroeg 58%, tegenover 54% in de eerste ronde en de hoogste in een Colombiaanse verkiezing sinds 1998.

    Analyse door ISA Colombia

    De stemming onder de aanhangers van het Pacto Historico (Historisch Pact, de linkse alliantie geleid door Petro) is jubelend en miljoenen vieren deze waarlijk historische uitslag. In een bastion van het VS-imperialisme, waar links van oudsher te maken heeft met bruut geweld van de staat en rechtse paramilitairen – dit jaar alleen al zijn 52 activisten vermoord – hebben meer dan 11 miljoen mensen gestemd op Gustavo Petro, voormalig guerrillastrijder van M-19.

    Petro wordt de eerste linkse president in de 213-jarige geschiedenis van de Colombiaanse staat. Hij krijgt gezelschap van Francia Marquez, die de eerste zwarte vice-president van Colombia zal worden. Arbeiders, jongeren en de onderdrukte massa’s zullen vertrouwen putten uit Petro’s overwinning in de hoop dat er een nieuwe periode aanbreekt, een periode die de opeenvolgende regimes van geweld en sociale ellende die Colombia decennialang hebben gedomineerd achter zich laat.

    Uiteindelijk moet de overwinning van Petro en het Pacto Historico worden gezien als een resultaat van de massale strijd die Colombia de afgelopen periode op zijn grondvesten heeft doen schudden; de studentendemonstraties van 2018, de Paro Nacional van 2019 en vooral de sociale explosie van vorig jaar die op gang werd gebracht door de “paro nacional” (algemene staking) waarbij miljoenen in alle uithoeken van het land de straat op gingen. Stakingen en blokkades verlamden de economie en radicale jongeren, georganiseerd in “la primera línea”, trotseerden op heldhaftige wijze brute staatsrepressie en leidden een beweging die het Colombiaanse kapitalisme deed wankelen.

    Tijdens de campagne van Petro en Marquez hebben honderdduizenden mensen deelgenomen aan betogingen in het hele land, gestimuleerd door hun programma voor verandering: het aanpakken van de enorme ongelijkheid en armoede, het invoeren van een systeem van universele openbare gezondheidszorg, het uitvoeren van de vredesakkoorden met de FARC en het stoppen van de winning van fossiele brandstoffen.

    Ook wij delen het enthousiasme en het verlangen naar sociale verandering dat uit dit buitengewone resultaat spreekt. Toch hebben wij er al eerder voor gewaarschuwd dat Petro’s beperkte hervormingsprogramma en zijn neiging om zich aan de gevestigde orde aan te passen, niet voldoende zullen zijn om aan de behoeften en eisen van de Colombiaanse massa’s te voldoen. Naarmate het aftakelende wereldkapitalisme verder verzwolgen raakt in een overvloed aan crisissen, zal Petro geconfronteerd worden met economische en politieke onrust en een heersende klasse die wanhopig probeert de controle over de situatie te behouden.

    Hoe Petro won

    Helaas beweren sommigen dat Petro zijn overwinning te danken heeft aan zijn steeds gematigder aanpak en zijn vermogen om de angsten te sussen van degenen die bezorgd zijn over zijn radicale standpunten. Maar zit daar enige waarheid in?

    Gedurende een groot deel van het afgelopen jaar leek Petro’s overwinning zo goed als zeker. Dat veranderde na de eerste ronde, toen de onverwachte opkomst van Rodolfo Hernández de zaken bemoeilijkte. Toen de resultaten in mei bekend raakten, werden veel activisten en aanhangers van het Pacto Historico gegrepen door een gevoel van gevaar en zelfs demoralisatie bij het vooruitzicht dat de reactionaire, seksistische Hernández president zou worden.

    Zoals we in onze analyse van de eerste ronde al aangaven, kreeg de traditionele politieke elite een zware klap te verwerken doordat hun kandidaat Federico ‘Fico’ Gutierrez de tweede ronde niet haalde. Hernandez, een 77-jarige multimiljonair, stelde alles in het werk om zich te distantiëren van het volledig in diskrediet geraakte Uribismo, door zich noch links noch rechts voor te doen, maar eerder anti-systeem en anti-corruptie. Niettemin schaarde de heersende klasse zich snel achter hem als de meest geschikte figuur om de heerschappij van het kapitaal te dienen. Deze steunbetuigingen, die als een “kus des doods” fungeerden, hebben ertoe bijgedragen dat Hernandez het kon vergeten bij een groot deel van de arbeiders en de jongeren die in de eerste ronde op hem stemden omdat ze dachten dat hij een echte anti-establishment kandidaat was.

    We moeten benadrukken dat het de heldhaftige inspanningen waren van veel gewone activisten die de dreiging van Hernandez inzagen en alles in het werk stelden om vrienden, familie, collega’s en buren ervan te overtuigen op Petro en Marquez te stemmen. In werkelijkheid was het deze strategie van stemmen trekken die Petro naar de overwinning leidde. Opvallend was de grotere opkomst in Bogota, aan de Caribische kust, in het Amazonegebied en in de Stille Oceaan. De regio’s met een grote Afro-Colombiaanse en inheemse bevolking, die geteisterd worden door bittere armoede, superuitbuiting en gewelddadige onteigening, stemden voor het Pacto Historico.

    Uitdagingen, compromissen en verzoening

    Hoewel deze resultaten een echte tegenslag betekenen voor rechts, dat in totale ontreddering verkeert, moeten we niet de illusie koesteren dat de krachten van de reactie eenvoudigweg zullen verdwijnen. In feite hebben sommige delen nu al duidelijk gemaakt dat zij zich fel zullen verzetten tegen het project van Petro. Maria Cabal van El Centro Democratico (de partij van Alvaro Uribe en uittredend president Ivan Duque), een vertegenwoordiger van de meest strijdlustige vleugel van de Colombiaanse heersende klasse en een potentiële kandidaat om de oppositie te leiden, twitterde: “Een moeilijke fase van het nationale leven staat op het punt te beginnen en we moeten ons voorbereiden om deze tegemoet te treden met de vasthoudendheid die nodig is om onze principes en waarden te verdedigen. Dit is geen tijd voor conformisme, het is tijd om te vechten voor onze vrijheid.”

    Evenmin mogen we het potentieel onderschatten van paramilitair geweld door groepen die met duizend draden zijn verbonden aan de Colombiaanse heersende klasse. Op de verkiezingsdag zelf werden in Cauca twee activisten van het Pacto Historico vermoord, een macabere waarschuwing voor anderen.

    Andere delen van de burgerij proberen Petro te domesticeren en feliciteren hem nu al met zijn bereidheid om compromissen te sluiten en de integriteit van de wet en de instellingen te respecteren. Het VS-imperialisme heeft voor een soortgelijke aanpak gekozen. In de context van zijn tanende invloed in de regio belde president Joe Biden Petro op om hem te feliciteren met zijn overwinning, in een poging de banden met zijn belangrijkste bondgenoot in Latijns-Amerika in stand te houden.

    Hoewel het Pacto Historico de grootste partij in het parlement is, heeft het nog lang geen meerderheid behaald. Op het moment van schrijven vormen ze een coalitie met Comunes (het politieke project van FARC-strijders die hun opdracht hebben verloren), het centristische Centro Esperanza, en vooral één van de traditionele partijen van het Colombiaanse kapitalisme, El Partido Liberal. Om de vrees van grote bedrijven en buitenlandse investeerders weg te nemen, zal Petro een gematigde minister van financiën benoemen, in de persoon van Alejandro Gaviria – een voormalige presidentskandidaat wiens beleid Petro bekritiseerde omdat het “niet in staat is het neoliberalisme te overwinnen.”

    Al deze stappen naar rechts en vooral de alliantie met de Liberale Partij worden gerechtvaardigd als een middel voor Petro om een stabiele regering te vormen die wetgeving kan doorvoeren. Dit zal echter een prijs hebben en, zoals een recent Bloomberg-artikel stelde, “[Petro] kan gedwongen worden om sommige van zijn meer radicale voorstellen af te zwakken om zijn bondgenoten aan boord te houden.” Dit is een verkeerde aanpak die er alleen maar toe zal leiden dat de activisten en sympathisanten die zich rond het Pacto Historico hebben geschaard in de hoop met de status quo te kunnen breken, gedemoraliseerd en gedemobiliseerd worden.

    Hoewel Petro en anderen hun verzoening met de gevestigde orde rechtvaardigen als het streven naar “bestuurbaarheid”, is dat in de huidige periode van kapitalistische crisis uiterst onwaarschijnlijk. 40% van de Colombiaanse bevolking leeft in armoede en een inflatie van 11% zal nog veel meer mensen treffen. Nu de Amerikaanse Fed de rente verhoogt, dreigt de Colombiaanse peso verder te devalueren, waardoor Colombia problemen krijgt om zijn buitenlandse schuld af te lossen, die meer dan 50% van zijn BBP bedraagt. Als Petro ervoor kiest om het kapitalisme gewoon te beheren, zal hij toezien op nog meer ellende voor de Colombiaanse massa’s, en ruimte creëren voor extreemrechts om verder te groeien (met de opkomst van figuren die nog erger zijn dan Hernández)

    Massale strijd opbouwen

    Daarom moeten deze verkiezingen niet worden gezien als een doel op zich, maar veeleer als het begin van een nieuwe periode van klassenstrijd en sociale verandering. Als afspiegeling van de radicalere achterban van het Pacto Historico, verklaarde milieuactiviste Francia Marquez in haar overwinningstoespraak: “Laten we vechten voor waardigheid, laten we vechten voor sociale rechtvaardigheid. Laten we voor vrouwen gaan om het patriarchaat in ons land uit te roeien. Laten we strijden voor de rechten van de LGBTIQ-gemeenschap, laten we strijden voor de rechten van onze moeder aarde. Laten we structureel racisme uitroeien.”

    Natuurlijk zijn wij het daar volledig mee eens en ISA is actief in deze strijd in Latijns-Amerika en internationaal. Maar de vraag blijft: welk programma en welke strategie zijn nodig om deze strijd te voeren?

    Voor ons is het alleen door de voortdurende mobilisatie van de arbeidersklasse en de onderdrukte massa’s in de straten, op onze werkplekken, in onze buurten, op het platteland, en op scholen en universiteiten, dat we kunnen garanderen dat de beperkte hervormingen die door Petro en Marquez worden voorgesteld, zullen worden doorgevoerd. Maar om rechts te verslaan, een duurzame vrede te bewerkstelligen en een uitweg uit de economische en sociale crisis te vinden, moeten we verder gaan en het kapitalisme en het imperialisme bestrijden.

    Colombiaans kapitalisme: ontwikkelen of omverwerpen?

    In Petro’s overwinningstoespraak maakte hij echter nogmaals duidelijk dat dit niet zijn bedoeling was: “Wij gaan het kapitalisme in Colombia ontwikkelen, niet omdat wij het vereren, maar omdat wij in de eerste plaats het pre-modernisme in Colombia, het feodalisme en de nieuwe vormen van slavernij moeten overwinnen.”

    Het moet duidelijk zijn dat de onderontwikkeling van het kapitalisme in Colombia structureel is. Dat wil zeggen dat zijn zwakte niet het gevolg is van slechte beleidsbeslissingen van deze of gene regering, maar van zijn economische ondergeschiktheid aan vooral het imperialisme van de VS (maar steeds meer, dat met de loyale hulp van de Colombiaanse heersende klasse het land van zijn overvloedige grondstoffen heeft geplunderd, zijn goedkope arbeidskrachten heeft uitgebuit en toegang tot zijn markten heeft gekregen).

    Petro’s project gaat er ten onrechte van uit dat er een progressief deel van de kapitalistische klasse bestaat met wie de arbeiders zich kunnen verenigen in een gemeenschappelijk project van economische ontwikkeling. In werkelijkheid betekent dit dat de onderdrukten zich verenigen met onze onderdrukkers, dat de uitgebuitenen samenwerken met de uitbuiters. Dit kan alleen maar slecht aflopen voor de arbeidersklasse.

    Voor een revolutionair socialistisch alternatief

    Hier zien we de grote tegenstellingen van het Pacto Historico: aan de ene kant staan de vakbondsmensen, de milieuactivisten, feministen en antiracistische activisten en de miljoenen arbeiders, jongeren en armen die willen dat het Pacto Historico een instrument van strijd is dat voor hun belangen kan vechten. Aan de andere kant staan establishmentfiguren als Roy Barreras en Armando Benedetti die zich inzetten om binnen de grenzen van het systeem te werken en het volledige potentieel van de arbeidersklasse te ondermijnen.

    Om de strijd te kunnen voeren die Marquez in haar toespraak schetst, moeten zij zich verenigen en zich laten leiden door een analyse en een programma dat begrijpt dat de wortel van het geweld, de armoede en de onderdrukking die de Colombiaanse massa’s teisteren het kapitalisme is – een systeem dat berust op seksistische en racistische verdeeldheid, een systeem dat ons in de richting van een ecologische catastrofe drijft, een systeem dat zijn heerschappij handhaaft door middel van geweld en onderdrukking.

    Daarom waarschuwen we tegen het aanvaarden van de grenzen van het systeem en tegen het volgen van de doodlopende strategie van parlementaire manoeuvres en allianties met het politieke establishment. We bevestigen dat een werkelijke sociale transformatie alleen door een massabeweging kan worden bewerkstelligd en we hebben het volste vertrouwen in de arbeidersklasse, de jeugd en de onderdrukten om deze taak te volbrengen. We hebben hun inspirerende vastberadenheid, strijdbaarheid en vindingrijkheid gezien in de loop van de Paro Nacional van vorig jaar. We zagen hoe de titanische feministische beweging in februari historische abortusrechten won.

    Het is deze kracht die moet worden aangewend en geconsolideerd. We roepen alle activisten en aanhangers van het Pacto Historico op om het momentum aan te grijpen, gemobiliseerd te blijven, door te gaan met het opbouwen van de strijd, de democratische organisatie van onderuit te versterken en te discussiëren en te debatteren over hoe we onze beweging verder kunnen brengen.

    Voor ISA betekent dat een revolutionair perspectief aannemen en ons versterken met een socialistisch programma dat voor eens en altijd kan breken met de verschrikkingen van het kapitalisme en het imperialisme in Colombia, Latijns-Amerika en de wereld.

    Wij zeggen:

    • Belast de superrijken en multinationals! Annuleer alle buitenlandse schulden die door imperialistische financiële instellingen aan Colombia zijn opgedrongen. Onmiddellijke financiering van noodmaatregelen tegen armoede, zoals voedsel- en brandstofsubsidies.
    • Stel prijscontroles in en verhoog de lonen om de inflatie te compenseren.
    • Stop de privatisering van de gezondheidszorg en het onderwijs – voor een volledig gefinancierd universeel gezondheidszorgsysteem en een massale uitbreiding van openbaar onderwijs van hoge kwaliteit in het lager, middelbaar en universitair onderwijs.
    • Gerechtigheid voor slachtoffers van politiek geweld, voor een onderzoek geleid door de vakbonden en organisaties van historisch onderdrukte gemeenschappen en een einde aan de straffeloosheid.
    • Voor een echte landbouwhervorming. De landerijen van de grootgrondbezitters in beslag nemen en verdelen onder de boeren en de landarbeiders.
    • Haal de leidende sectoren in de economie – de grote banken, energiebedrijven, mijnen en agro-industrie – uit het privébezit van de multinationals en de Colombiaanse oligarchie en breng ze onder in publiek bezit onder de democratische controle en het beheer van de echte scheppers van rijkdom – de arbeidersklasse.
    • Hou fossiele brandstoffen in de grond! Voor een overgang naar groene energie zonder verlies van banen of loonsverlagingen voor arbeiders.
    • Voor een democratisch geplande socialistische economie waarin de rijkdom en hulpbronnen van de maatschappij worden geproduceerd en verdeeld om in menselijke behoeften te voorzien, niet voor de winsten van een kleine elite.
  • Colombia. Van algemene staking naar massale opstand. “El Paro No Para!”

    Na meer dan twee weken van een volksopstand die zich tot in alle uithoeken van het land heeft verspreid, blijft Colombia in opstand. Traangas, rubberkogels en munitie hebben tot nu toe gefaald om de massa’s af te schrikken. Ze hebben de conclusie getrokken dat de enige uitweg uit hun eindeloze ellende bestaat uit massale strijd tegen de huidige rechtse regering en het verrotte systeem dat ze vertegenwoordigt.

    Analyse door Darragh O’Dwyer (Socialist Alternative – ISA in Engeland, Wales en Schotland)

    De opstand begon op 28 april met een algemene staking die was uitgeroepen door het Nationale Stakingscomité (een groep die bestaat uit de belangrijkste vakbondsfederaties en andere organisaties) als reactie op de door de rechtse president Ivan Duque voorgestelde belastinghervorming. De eufemistische naam “duurzame solidariteitswet” zou ertoe hebben geleid dat delen van de middenklasse en gewone werkenden in een hogere belastingschijf zouden terechtkomen. Ook zou de BTW worden uitgebreid tot een groter aantal voorheen vrijgestelde goederen en diensten. Onder het voorwendsel dat deze wet ten goede zou komen aan de armste lagen van de bevolking, werd al snel duidelijk wat hij in werkelijkheid inhield: een poging om de kosten van de pandemie af te wentelen op de massa’s.

    De dag is voorbij dat dergelijke frontale aanvallen op arbeiders en de armen zonder ernstige gevolgen worden uitgevoerd. De reactie van de Colombiaanse massa’s laat duidelijk zien welk soort verzet de heersende klasse kan verwachten in deze periode van diepe kapitalistische crisis.

    Eerste overwinning

    Hoewel er aanvankelijk slechts één actiedag was gepland, bracht de algemene staking een beweging op gang van een omvang en intensiteit die de verwachtingen van de vakbondsleiding ver te boven ging. Keer op keer bleken de bureaucratie en de oppositiepartijen achter te lopen op de massa’s. Op 1 mei werd geen gehoor gegeven aan oproepen om de mobilisaties te beperken en de protesten breidden zich verder uit en raakten in een stroomversnelling.

    In 250 steden en gemeenten waren er militante betogingen. Een groot deel van het land blijft verlamd als gevolg van blokkades. De beweging, die alle geledingen van de uitgebuitenen en onderdrukten in haar gelederen omvat, toont de diversiteit van de strijd in Colombia. Arbeiders, studenten, vrouwen, boeren, inheemse volkeren, afro-Colombianen, LGBTQI-activisten, milieuactivisten … zijn allemaal verenigd tegen een gemeenschappelijke vijand. Het arsenaal aan verdeel-en-heers tactieken van de Colombiaanse elite – van racisme tot anti-linkse propaganda – was ondoeltreffend om de opstand te doen ontsporen.

    Op 2 mei behaalde de beweging een eerste overwinning toen Duque het wetsvoorstel introk. De volgende dag nam de architect van het wetsontwerp, minister van Financiën Alberto Carrasquilla, ontslag. De hoop dat deze toegevingen de mensen van de straat zouden halen, vervloog snel. De beweging radicaliseerde verder en er werden andere eisen opgenomen, die alle het inzicht weerspiegelen dat het wetsontwerp slechts het topje van de ijsberg was. Het gaat onder meer om de stopzetting van de privatisering van de gezondheidszorg en de pensioenen, gratis universitair onderwijs, de stopzetting van de repressie door de staat en het aftreden van Duque.

    Pandemie wakkert woede van de massa’s aan

    Wat zich in Colombia afspeelt, is een heropleving op een hoger niveau van de massabeweging die in november 2019 plaatsvond en deel uitmaakte van de golf van anti-neoliberale opstanden die Latijns-Amerika schokten en de hele wereld rondgingen. Net als elders heeft de verspreiding van Covid-19 het proces van beweging onderbroken, maar dit kon slechts een tijdelijk gegeven zijn. De ontevredenheid die in 2019 op straat trok, is blijven smeulen in de context van een pandemie die in de hele regio een ravage heeft aangericht.

    Met 3 miljoen geregistreerde Covid-gevallen en bijna 80.000 doden heeft Colombia te lijden gehad onder één van de ergste gezondheidscrises ter wereld. De strenge lockdowns hadden een verwoestend economisch effect op een land waar 62% van de beroepsbevolking werkzaam is in de informele sector. De werkloosheid is meer dan verdubbeld, 500.000 bedrijven hebben hun deuren gesloten en in het afgelopen jaar is de economie met 7% gekrompen. De daaruit voortvloeiende sociale catastrofe heeft nog eens 3,6 miljoen mensen tot armoede gedwongen, wat het totale aantal op 21 miljoen brengt – 42% van de bevolking. Ondervoeding en zelfs hongersnood, geen van beide nieuw in het meest ongelijke land van Zuid-Amerika, rezen de pan uit.

    De pandemie heeft niet alleen de ongelijkheid binnen naties vergroot, maar ook de kloof tussen rijke en arme landen verdiept. De rijkste landen ontsnappen niet aan de gevolgen van de pandemie, maar de armste landen beschikken niet over dezelfde middelen om de ergste gevolgen van de crisis op te vangen. De overheidsschuld van Colombia is het afgelopen jaar met 20 miljard dollar gestegen, maar de rechtse regering van Duque wilde investeerders verzekeren dat er geen reden tot bezorgdheid was. Zoals een Bloomberg artikel het formuleerde: “In tegenstelling tot de vele landen die blijven lenen en uitgeven om de groei te stimuleren temidden van de pandemie, heeft Colombia nu prioriteit gegeven aan het op afstand houden van obligatiewaakhonden en het overtuigen van ratingbureaus dat het één van Latijns-Amerika’s zeldzame investeringswaardige landen is.”

    De heersende klasse van Colombia, die langs alle kanten met het VS-imperialisme is verbonden, durfde de belangen van de multinationals, banken en financiers niet te schaden. In plaats daarvan zochten ze naar methoden om het weinige dat nog in de zakken van de arbeidersklasse en de armen zat te plunderen.

    Colombia is natuurlijk geen alleenstaand geval. De pandemie heeft de hele regio in economische, sociale en politieke beroering gebracht. In het afgelopen jaar hebben explosieve protesten van Guatemala tot Paraguay de woede aan het licht gebracht die onder de oppervlakte leeft. Ook de verkiezingsresultaten van links in Bolivia en Peru, en de opdoffer voor rechts in Chili, tonen aan steeds meer mensen op zoek zijn naar een alternatief. Geconfronteerd met dezelfde ondraaglijke omstandigheden als de Colombiaanse massa’s, kunnen de arbeiders, jongeren en onderdrukten in heel Latijns-Amerika wel eens dezelfde militante strijdmethoden hanteren. Al het ontvlambare materiaal is aanwezig voor een sociale explosie in het hele continent en, zoals de titel van een recent CNN-artikel stelde: “Colombia’s bloedige protesten kunnen een waarschuwing zijn voor de regio.”

    “De regering is gevaarlijker dan het virus”

    Zelfs een woedende pandemie kan de massa’s niet van de straat houden. Colombia beleeft zijn donkerste moment, met momenteel zo’n 15.000 gevallen en 400 doden per dag. Dat de beweging zich ondanks deze situatie heeft ontwikkeld, geeft een inzicht in de wanhopige omstandigheden waarin velen verkeren. De hoop op een toekomst zonder eindeloze ellende is gedoofd en het gevoel dat er niets te verliezen valt, is alom aanwezig.

    Bepaalde affiches en slogans geven een inzicht in deze stemming: “De regering is gevaarlijker dan het virus”, “We zijn het zat om te overleven, we willen leven”, “Ik sterf liever in de strijd dan dat ik leef in ellende.”

    Staatsrepressie

    Er vielen al heel wat doden. De officiële cijfers liggen lager, maar mensenrechtenorganisaties maken melding van ten minste 40 doden door staatsrepressie, meer dan duizend gewonden en honderden gevallen van betogers die zijn ‘verdwenen’. De politie heeft vrouwen seksueel mishandeld – een verachtelijke, maar gebruikelijke methode om de meest radicale elementen ervan te weerhouden de straat op te gaan.

    Net als de Carabineros in Chili staat de Colombiaanse oproerpolitie, de ESMAD, bekend om haar bijzonder wrede methoden. Er is brede steun voor de radicale eis van de ontbinding van de ESMAD. Het van dichtbij neerschieten van betogers, het met voertuigen op acties inrijden en het bewust terroriseren van arbeiderswijken behoren tot de vele vormen van repressie tegen de massa’s.

    Dit alles is geen teken van kracht maar van zwakte. Het verraadt een angst voor een volksopstand die het hart van het Colombiaanse kapitalisme raakt. Om haar macht uit te oefenen, kan de heersende klasse alleen op brute kracht vertrouwen. Maar elke knuppelstoot, elke kogel en elke wolk traangas doet beseffen dat de staat geen neutrale macht is, maar een instrument om de klasse te overheersen. In plaats van de beweging te breken, hebben deze ervaringen de betogers gedwongen om radicale conclusies te trekken over wat er gedaan moet worden.

    Cali – het epicentrum van de strijd

    Het is in Cali, de derde grootste stad van Colombia, dat de strijd zijn meest gevorderde stadium heeft bereikt. Volkswijken staan onder controle van buurtcomités met elementen van zelforganisatie. In sommige wijken worden maaltijden voor betogers bereid en wordt medische basiszorg verleend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de staat hier het hardst optreedt. Het overgrote deel van de geregistreerde doden is hier gevallen en, zoals blijkt uit een video die op sociale media circuleert, schoten politiehelikopters in menigten.

    Om zich te verdedigen hebben de jongeren schroot omgebouwd tot schilden om zich te verdedigen tegen traangas en kogels. De verdediging kwam ook in de vorm van La Minga, een karavaan van inheemse mensen die heldhaftig de reis naar Cali maakten om zich bij de strijd aan te sluiten en bescherming te bieden aan andere betogers. De inspirerende eenheid tussen deze groepen verontrustte de elite nog meer. Rechtse paramilitairen die zich voordeden als bange gewone burgers openden het vuur op de inheemse betogers, dit alles onder het toeziend oog van de politie.

    Het verzet in Cali was zo groot dat de president twee spoedbezoeken heeft afgelegd en opdracht gaf tot een versterkte inzet van troepen om de blokkades die een groot deel van de stad afzetten, op te heffen. Ondanks zijn lage populariteit hebben Duque en zijn partij, Centro Democratico (geleid door de reactionaire oud-president Alvaro Uribe), de beweging nog verder gedemoniseerd als misdadigers en vandalen om het bloedvergieten te rechtvaardigen.

    VS-imperialisme en Colombiaanse heersende klasse: twee handen op één buik

    De beweging zette ook Biden onder druk. Sinds zijn aantreden probeert hij zich te distantiëren van het oorlogszuchtige buitenlandse beleid van Trump. Door het VS-imperialisme een retoriek van democratie en mensenrechten aan te meten, staat Biden onder druk om de regering-Duque te veroordelen. Anderzijds hebben de VS belangrijke economische en geopolitieke belangen in Colombia die Biden wil beschermen tegen een opkomend Chinees imperialisme, dat onlangs zijn invloed in de regio heeft opgevoerd. “Ik ben de man die het Plan Colombia heeft opgezet,” pochte Biden vorig jaar tijdens de presidentsrace.

    Als een intensivering van “de oorlog tegen drugs” was Plan Colombia een campagne tegen de FARC en andere guerrillagroeperingen die verwikkeld waren in een decennialange burgeroorlog met de Colombiaanse staat. De VS voorzagen opeenvolgende rechtse regeringen van geld, wapens en training om een militair en ideologisch offensief op te voeren tegen niet alleen guerrillagroepen, maar de hele linkse beweging en de arbeidersklasse. In feite leidde dit ook tot de oprichting van de ESMAD, die vandaag betogers terroriseert met geweren van Amerikaanse makelij en traangas.

    Een verzwakte FARC ging in 2012 vredesonderhandelingen aan met de regering-Santos en in 2016 werd een historisch vredesverdrag ondertekend, dat leidde tot de demobilisatie en ontwapening van de voormalige guerrillastrijders. In tegenstelling tot de vaak geciteerde woorden van Benjamin Franklin was het akkoord zeer zeker een ‘slechte vrede’. Sinds 2016 zijn meer dan 600 leiders van sociale bewegingen en ex-guerrillastrijders afgeslacht – een griezelige herinnering aan het feit dat het systeem niet in staat is zijn eigen problemen op te lossen.

    Dit alles is het nieuwste hoofdstuk in de met bloed doordrenkte geschiedenis van het Colombiaanse kapitalisme, dat door de heersende klasse over de hele wereld wordt geprezen als de meest stabiele democratie van Latijns-Amerika. Met de steun van het VS-imperialisme overtreft het geweldsniveau van de Colombiaanse staat (en de rechtse paramilitaire troepen waarmee regelmatig wordt samengespannen) dat van sommige van de meest despotische regimes uit de geschiedenis. Veel betogers begrijpen nu dat het bereiken van echte vrede volledig verbonden is met de strijd tegen Duque en Uribismo. Alvaro Uribe’s historische banden met de rechtse paramilitairen zijn welbekend en zijn een toonbeeld van de diepe banden tussen politici, het grootkapitaal en de drugskartels.

    Links, de CNP en de weg vooruit

    Deze langdurige en bloedige aanval op de arbeidersklasse en haar organisaties heeft zeker zijn tol geëist. Colombia is de gevaarlijkste plek ter wereld om syndicaal actief te zijn, met meer dan 3000 moorden in de afgelopen drie decennia. De syndicalisatiegraad bedraagt nu nog maar 4%. De arbeidersklasse en de onderdrukten hebben evenmin een echte politieke vertegenwoordiging. Als je naar het Colombia van vandaag kijkt, zou je anders kunnen denken, maar de massa’s beschikken niet over oneindige energiereserves. Op een bepaald moment is er een politieke strategie nodig om de zaken tot een einde te brengen.

    Velen hopen dat dit zal gebeuren in de vorm van Gustavo Petro, voormalig lid van guerrillagroep M-19. Petro werd tweede na Duque in de presidentsrace van 2018 toen hij een gedurfde campagne voerde die uitdrukking gaf aan de toenemende ontevredenheid van arbeiders en jongeren. Hij doorbrak de electorale impasse voor links. Dat een voormalige guerrillastrijder – die geconfronteerd wordt met een constant spervuur van rechtse propaganda – nu favoriet is om de verkiezingen van volgend jaar te winnen, weerspiegelt een diepgaande radicalisering en verschuiving naar links in de samenleving. Niettemin is het bewustzijn van de meest gevorderde lagen in de huidige beweging over Petro’s milde sociaaldemocratische programma heen gesprongen en vooral over zijn gebrek aan vertrouwen in de massa’s om een revolutionaire strijd tegen het kapitalisme te voeren.

    Op dezelfde manier schiet het door de vakbondsbureaucratie geleide Nationale Stakingscomité (CNP) tekort. Op maandag 10 mei had het een ontmoeting met Duque, maar het kwam niet tot een akkoord. De massamobilisaties gingen in volle gang door. Maar het feit dat het comité met de president aan de tafel ging zitten terwijl het land gemilitariseerd bleef en het bloed van betogers op de straten vloeide, wekte bij velen woede op.

    Het laat de kloof zien tussen de officiële leiding en de meest militante delen van de beweging. De CNP heeft de actie niet naar behoren gecoördineerd, heeft geen strategie voorgesteld die gebruik maakt van de kracht van de massa’s. De massa’s kunnen mits coördinatie van hun mobilisatie het regime ten val brengen.

    De embryonale vormen van zelforganisatie die in Cali en elders ontstonden, geven een inzicht in het soort organisatie dat werkelijk nodig is. Er moeten actiecomités worden opgericht in de wijken, op werkplekken, aan universiteiten, in boeren- en inheemse gemeenschappen. Deze moeten lokale acties plannen en coördineren, met inbegrip van het organiseren van zelfverdediging. Deze moeten vervolgens met elkaar worden verbonden via regionale en nationale vergaderingen. Op die manier kan de echte motor van de beweging het initiatief nemen, op democratische wijze discussiëren over de beste manier om verder te gaan en collectief een programma en een strategie overeenkomen die een uitweg uit de crisis kunnen bieden.

    Voor ons betekent dat de uitbreiding van de staking naar alle sectoren van de economie om de productie volledig en voor onbepaalde tijd stil te leggen en te strijden voor een programma met de volgende eisen:

    • Weg met de repressie! Onderzoek naar en bestraffing van de verantwoordelijken! Ontbinding van ESMAD!
    • Nee tegen de contrahervormingen en andere neoliberale maatregelen! Nee tegen de privatisering van de gezondheidszorg! Vaccins en volksgezondheid garanderen voor iedereen! Noodhulp voor iedereen die het nodig heeft! Laat de kapitalisten en de superrijken betalen voor de crisis!
    • Weg met Iván Duque en het politieke en economische systeem dat hem steunt!
    • Voor een regering van de arbeiders en de onderdrukte massa’s

     

    Colombia in verzet – internationale solidariteit

    Solidariteit van de internationale beweging van de arbeidersklasse is absoluut noodzakelijk. Zwakke woorden van veroordeling door kapitalistische regeringen betekenen niets. Biden en anderen zijn trouwe verdedigers van een economisch systeem dat aan de basis ligt van al het lijden dat de Colombiaanse massa’s momenteel ondergaan. De heldhaftigheid en creativiteit van de betogers, vooral jongeren, zijn een inspiratiebron voor de werkenden en onderdrukten in heel Latijns-Amerika en daarbuiten.

    International Socialist Alternative voert een internationale solidariteitscampagne met de opstand in Colombia en tegen de brutale repressie. Socialisten, vakbondsleden, antiracistische en feministische activisten van over de hele wereld zijn solidair met de heldhaftige opstand van de Colombiaanse massa’s. Wij strijden tegen hetzelfde wereldwijde economische systeem dat alleen maar ellende, geweld en ecologische vernietiging voortbrengt.

    Juist daarom organiseren we ons internationaal – een wereldpartij die de strijd van de arbeidersklasse en de onderdrukten op elk continent met elkaar verbindt, verenigd in een gemeenschappelijke beweging om te breken met kapitalisme en imperialisme.

  • Colombia: massale opstand tegen asociale belastinghervorming en rechtse regering

    Op 28 april gingen de Colombiaanse massa’s de straat op. Honderdduizenden gingen in op de oproep tot een nationale staking, ondanks de dreiging van de pandemie en de beperkende maatregelen die momenteel van kracht zijn. Zonder angst voor de pandemie zouden dat er waarschijnlijk miljoenen zijn geweest.

    Artikel door David S, SAV (ISA in Duitsland)

    Dit vertegenwoordigt een terugkeer van de sociale mobilisatie die na eind 2019 stopte door het uitbreken van de COVID-pandemie. Ondertussen heeft de economische vertraging de situatie voor de arbeidersklasse alleen maar wanhopiger gemaakt dan ze was in de aanloop naar de stakingen van november 2019. De oproep voor het protest kwam toen van de arbeidersorganisaties en sociale bewegingen. Het land lag dagenlang plat en dit leidde tot brutale repressie.

    De huidige regering heeft weinig steun buiten van een zeer klein deel van de bevolking, voornamelijk de ultrareactionaire kleinburgerij en de rijkste kapitalisten. Deze zijn echter bereid om alles te doen om aan de macht te blijven, ongeacht de menselijke prijs.

    Belastinghervorming: tegen de ‘middenklasse’?

    De aanleiding voor het huidig protest is het voorstel tot belastinghervorming. De regering van Ivan Duque, lid van de extreemrechtse partij Centro Democrático (CD), komt met dit voorstel na een reeks neoliberale pakketten in 2018 en 2019. Het laatste was de directe aanleiding voor de massale opstand die het land door elkaar schudde.

    De nieuwe hervorming kreeg de cynische naam ‘duurzame solidariteitswet’ mee. Het doel is om het enorm gegroeide begrotingstekort als gevolg van de pandemie te bestrijden. De regering probeerde schaamteloos haar asociale karakter te verhullen door enkele maatregelen in te voeren die de armsten voordelen in de vorm van subsidies zouden garanderen.

    In Colombia wordt iemand als arm beschouwd wanneer hij minder dan 168 dollar per maand verdient. Volgens die maatstaven omvat dat 67% van de bevolking. Deze belastinghervorming is bedoeld om extra middelen te voorzien voor de armste 18,8 miljoen mensen, waarbij dit geld wordt gezocht bij de zogenaamde ‘middenklasse’, voornamelijk arbeiders die zelf worstelen om de eindjes aan elkaar te knopen.

    Dit deel van de samenleving zou 7,2 miljard dollar moeten bijdragen. De methoden om dat geld te vinden zijn tweeledig. Ten eerste komt er een verlaging van de drempel voor de inkomstenbelasting: iedereen die meer dan 690 USD per maand verdient, zal inkomstenbelasting moeten gaan betalen, terwijl dat voorheen ruwweg 940 USD was. Ten tweede, en dit is nog verontrustender, wordt er een belasting op de toegevoegde waarde (BTW) ingevoerd voor veel basisconsumptieproducten, waaronder kip en eieren, twee basisvoedingsmiddelen voor de Colombiaanse arbeidersklasse.

    Wat kan Colombia zich veroorloven?

    Ondanks het geschreeuw over gebrek aan middelen voor de staat, deinsde de CD-regering er niet voor terug om de middelen voor de staatsrepressie te verhogen. Midden in de pandemie besloot de president om gevechtsvliegtuigen van Lockheed Martin te kopen voor een bedrag van 4,5 miljard dollar. Hij besliste om voor 2,2 miljard dollar glysofaat van Bayer te kopen, na de oproep van de Amerikaanse president Biden om de uitroeiing van de cocaplant weer op gang te brengen. Er is misschien niet genoeg geld om de massa’s te behoeden voor honger of dakloosheid, maar er is genoeg om hen te vergiftigen of om de oorlogszucht tegen buurland Venezuela te financieren.

    Hoewel er tijdens de pandemie een zekere mate van geldelijke steun voor de armsten was, werd deze uitgesteld en kwam het er pas na de publieke verontwaardiging rond berichten over gezinnen die verhongerden tijdens de lockdown. Bovendien werd de steun op een zodanige manier verstrekt dat de banken ervan konden profiteren via transacties van derden met de private sector.

    En nu betaalt het leeuwendeel van de Colombiaanse armen de prijs voor de kruimels die de regering de massa’s genadig toewierp. Dit wetsvoorstel gaat ervan uit dat het de werkenden zijn, in een land waar ongeveer de helft van de beroepsbevolking werkloos is, die de lege staatskas opnieuw zullen vullen. Het geld wordt daar gezocht in plaats van bij de rijken die het grootste deel van de rijkdom en het land in hun ijzeren greep houden.

    De nationale staking en staatsrepressie

    Ondanks de beperkte vakbondsorganisatie in Colombia, waren het de vakbonden die het voortouw namen en opriepen tot een nationale staking op 28 april. Uiteindelijk was dit het resultaat van druk vanuit de arbeidersklasse, die uiting gaf aan een algemeen ongenoegen over de ondraaglijke situatie. Iván Duque stond toen al op een dieptepunt wat populariteit betreft.

    De stakingen waren massaal, en zelfs in de meest conservatieve gebieden van het land werd betoogd. Dit overtrof de verwachtingen van iedereen, met inbegrip van de vakbondsleiding die een geringe aanwezigheid van mensen op de dag verwachtte. Tegen alle prognoses in gingen in elke stad duizenden tot tienduizenden mensen de straat op om vreedzaam te protesteren.

    Maar geen enkel vreedzaam protest is goed genoeg voor het brutale repressieve beleid van de ‘meest stabiele democratie van Zuid-Amerika’. Op de ochtend van de 28ste werd een man gedood door een politieagent en die dag alleen al volgden er nog minstens vier. De mobilisaties zijn sindsdien doorgegaan. Het officiële aantal burgerslachtoffers bedraagt nu 26, hoewel het werkelijke aantal waarschijnlijk veel hoger ligt.

    Er zijn meldingen van tientallen vermisten en nog veel meer gewonden. Hoewel de aantallen onduidelijk zijn, is één ding zeker: het epicentrum van het geweld ligt in Cali, de hoofdstad van de provincie Valle del Cauca. Daar zijn velen gewond geraakt door de politie, die niet alleen met rubberen kogels maar ook met scherp heeft geschoten, en traangas in woonwijken heeft afgevuurd. Ondanks de kennelijke bezorgdheid van de regering over het feit dat mensen tijdens een pandemie de straat op gaan, heeft de politie er geen moeite mee gehad om iedereen – ongeacht leeftijd – naar sportcentra en overvolle stations te brengen nadat ze opgepakt werden.

    Senator en voormalig president Alvaro Uribe Velez, oprichter van de CD-partij en misschien wel de machtigste politicus in Colombia, riep de politie en het leger op om hun wapens te gebruiken om “mensen en eigendommen te verdedigen tegen terroristisch vandalisme.” Het leverde hem een Twitterban op. Maar de toon was al gezet. Op 1 mei verscheen president Iván Duque voor de camera’s met de commandant van het Colombiaanse leger om te verklaren dat het leger zich bij de politie zou voegen om “de orde te herstellen” en “de integriteit van het volk te beschermen.”

    Dit dun versluierde dreigement was niet voldoende om de Colombiaanse massa’s te ontmoedigen. Het zette zelfs aan tot meer betogingen door bredere lagen van de samenleving. De steun voor de protesten bleef groot en de mensen probeerden onnodige confrontaties te vermijden door agent-provocateurs te outen en af te wijzen.

    Zelfs degenen die niet naar buiten durfden te komen, gingen op de balkons en voor de ramen staan en sloegen op hun potten en pannen als teken van steun. Aangezien Colombia één van de ergste crisissituaties ter wereld doormaakt, zijn velen binnenshuis gebleven. Nu de slachtoffers van het politiegeweld de ziekenhuizen binnenstromen, kan worden verwacht dat de reeds overbelaste noodgezondheidszorg haar grenzen zal bereiken.

    Een tegenslag voor de regering

    Op 2 mei verklaarde president Duque dat hij de belastinghervorming niet zou doorzetten, en op 3 mei legde de beruchte minister Carrasquilla zijn functie neer.

    Van de kant van de vertegenwoordigers van de staat en hun media werd verwacht dat dit zou leiden tot een terugkeer naar de normaliteit, maar de mobilisatie ging door. De arbeiders, armen en onderdrukten van Colombia weten dat ze het neoliberale beleid, waaronder de twee vorige belastinghervormingen, niet willen. Ze gaan de straat op om verandering te eisen.

    Natuurlijk gaat de beweging niet alleen over dit specifieke wetsvoorstel, maar over de voortdurende aanvallen op arbeiders en de armen over een hele periode. Degenen die protesteren tegen deze hervorming zijn zich ook bewust van de komende poging om een hervorming van de gezondheidszorg door te voeren die de privatisering van het systeem zal voltooien en de zorgverleners meer macht zal geven om diensten te weigeren of meer in rekening te brengen: dit alles met een slechtere vergoeding voor het zorgpersoneel. Evenzo is de regering, na de schandalen in het pensioenstelsel, van plan om een nieuwe golf van privatisering door te voeren voor de pensioenen.

    Dit alles is in de gedachten van de mensen wanneer zij op straat blijven komen. Bovendien weten ze dat een verklaring waarin het schrappen van een wetsvoorstel wordt beloofd niet hetzelfde is als het effectief schrappen ervan. De regering wil sowieso een belastingwet goedkeuren. Dit betekent wellicht dat ze een nog ondoorzichtiger project zal uitwerken dat, zoals bij vorige gelegenheden, weken in beslag zal nemen om te ontwarren.

    Een aanhoudende crisis: geen kapitalistische uitweg uit Colombia’s economische mislukking

    De Colombiaanse economie is gebaseerd op schulden. Zij wordt in stand gehouden door IMF-leningen die neoliberale eisen bevatten waaraan het land moet voldoen, en die het op hun beurt steeds moeilijker maken voor de economie om zich op lange termijn behoorlijk te herstellen. Ook al zag het land vóór de pandemie een opleving van het BBP, toch was dat weinig meer dan een verdere roofzuchtige financialisering van het leven van de mensen. Dit kwam tot uiting in de hogere winsten van de grote ondernemingen, zonder dat er sprake was van een noemenswaardige gelijkwaardige groei op het gebied van de productie.

    Het land wordt bestuurd naar de belangen van de grootgrondbezitters, de bankiers en de grote industriëlen – de laatsten zijn voorzien van talrijke Vrije Economische Zones in de dubieuze veronderstelling dat zij terug zullen investeren in de gemeenschap – en last but not least, de drugskartels, die op de een of andere manier nauw verbonden zijn met deze drie sectoren. Deze helpen zichzelf aan het leeuwendeel van de staatskas door middel van staatscontracten met zeer weinig toezicht.

    Colombia’s voornaamste exportproducten zijn grondstoffen. Er is weinig ruimte voor het land om concurrerend te worden ten opzichte van andere landen die beter in staat zijn om de voorwaarden te scheppen voor grootschalige industriële productie. Dit wordt nog versterkt door de trouwe navolging van de neoliberale doctrine sinds deze binnen de invloedssfeer van de VS mainstream is geworden.

    Onder de huidige omstandigheden is er geen hoop op economisch herstel, en geen enkele vorm van onderdrukking van de arbeidersklasse om buitenlands kapitaal aan te moedigen zal daar verandering in brengen.

    Het kapitalisme biedt Colombia geen uitweg, noch in zijn huidige vorm, noch via het sociaaldemocratisch reformisme. De Colombiaanse massa’s begrijpen het eerste, maar hebben ook hoge verwachtingen van het tweede in de persoon van Gustavo Petro. Het voormalige lid van M-19 (een linkse stedelijke guerrilla) lijkt nu de meest waarschijnlijke persoon om de volgende presidentsverkiezingen te winnen met zijn beweging Colombia Humana. Hij zou de eerste linkse president in de geschiedenis van Colombia kunnen worden. Maar de Colombiaanse arbeidersklasse mag zich geen illusies maken dat beperkte hervormingen van bovenaf de intrinsieke problemen van het globale kapitalisme zullen oplossen. Alleen een georganiseerde beweging van de arbeidersklasse, gewapend met een socialistisch programma, kan breken met het imperialisme en het kapitalisme, de werkelijke bron van de armoede, uitbuiting en onderdrukking die de Colombiaanse massa’s teistert.

  • Colombia: nieuwe golf van protest na politiemoorden

    Op de avond van 8 september heeft de politie een inwoner van Bogotá, Javier Ordoñez, vermoord. Een video van zijn brute moord raakte snel verspreid en lokte een wijdverspreide woede uit in Colombia. Dit kwam bovenop de 61 moordpartijen tot nu toe in 2020, waarbij meer dan 152 sociale en vakbondsleiders werden vermoord en meer dan 200 voormalige FARC-leden werden gedood nadat ze waren teruggekeerd naar het burgerleven.

    Artikel door David Sanz Villamil, SAV (ISA in Duitsland)

    In de daaropvolgende dagen waren er militante protesten tegen het politiegeweld. Deze gebeurtenissen vertonen grote overeenkomsten met de protesten tegen de moorden door de politie in de VS. De reactie van de Colombiaanse politie was nog gewelddadiger dan in de VS.

    Dit is niet het eerste geval van brutaal geweld door de Colombiaanse politie tijdens de pandemie, om nog maar te zwijgen van de vele malen daarvoor. Maar de wreedheid die in de video wordt getoond, voegt zich bij de tientallen gerapporteerde situaties van vergelijkbare aard en vermengt zich met de toenemende armoede en het gevoel van de bevolking dat de regering hen in de steek laat. Dit alles verklaart waarom de protesten tegen de politie in Bogotá onmiddellijk na de melding van de moord zo massaal waren.

    De betogers op 9 en 10 september weigerden te gehoorzamen aan de bevelen van de autoriteiten om zich te verspreiden. De politie reageerde met buitensporig geweld, met meldingen van 13 doden en meer dan 200 gewonden onder de burgerbevolking, waarvan 72 door geweerschoten. Drie vrouwen werden ontvoerd en verkracht op politiebureaus en men kan zich alleen maar afvragen aan wie ze dit afschuwelijke incident zullen gaan melden. De betogers verzetten zich tegen de aanwezigheid van de politie, waarbij naar verluidt 194 gewonden vielen en 45 kleine politiebureaus, die in Colombia bekend staan als CAI’s, in de hoofdstad Bogotá in brand werden gestoken.

    Video’s en ander bewijsmateriaal onthulden de acties van de politie. Er werden wapens gegeven aan vermomde provocateurs om een verhaal van veralgemeende chaos te creëren als rechtvaardiging voor het excessieve gebruik van geweld. Er is echter geen aanvaardbaar excuus voor de politie die met scherp schiet op betogers.

    Onverantwoordelijke politie

    Er is een lange geschiedenis van gebrek aan verantwoordelijkheid en terughoudendheid van de regeringstroepen. De politie van Colombia maakt deel uit van het ministerie van Defensie en niet van de ministeries van Justitie of Binnenlandse Zaken. Hierdoor kan de politie worden berecht door de speciale militaire rechtbanken, in plaats van de reguliere civiele rechtbanken.

    Deze situatie is in strijd met de Colombiaanse grondwet, die de politie tot een civiele instelling verklaart. Er zijn echter heel wat landen die te lijden hebben onder politiemisbruik en waarvan de politie een civiel karakter heeft, wat een teken is dat de oplossing verder moet gaan dan alleen maar voldoen aan dit grondwettelijk mandaat.

    Het probleem van de verantwoordingsplicht gaat verder dan de manier waarop het politieoptreden wordt beoordeeld, want het gebeurt sowieso zelden dat het optreden van de politie wordt beoordeeld. Het regeringsverhaal heeft, net als in veel andere landen, politieagenten voorgesteld als helden van het vaderland en beschermers van de gemeenschap, wat in schril contrast staat met de realiteit van de veelvuldige misstanden waaraan zij de bevolking blootstellen.

    Maar zelfs rekening houdend met de traditie van de Colombiaanse regering, is de extreemrechtse regering van Iván Duque bijzonder ver gegaan in de lofbetuigingen en verdediging van de ‘ordehandhavers’. President Duque stelde dat de politiekorpsen “de harten van de Colombianen hebben verdiend door hun cultuur van respect en moed.” Hij zei dit na de dood van Javier Ordoñez. Het is een aanfluiting van de geschiedenis van de Colombiaanse politie.

    Minister van Defensie, Carlos Holmes Trujillo, ging verder met het goedpraten van excessen van politieagenten tijdens de protesten. Hij beweerde dat de protesten een systematisch karakter hadden en werden geïnfiltreerd door leden van de linkse guerrillastrijders en anarchistische en terroristische groeperingen die alleen maar geweld en vernieling wilden veroorzaken.

    Zoals gebruikelijk in het geval van de rechtse verhalen is Javier Ordóñez al postuum tot persona non grata verklaard door de Colombiaanse reactionairen, waarbij zijn sociale drankgebruik al volstaat om hem zijn recht op een eerlijk proces te ontnemen.

    Hij sluit zich aan bij de lange lijst van slachtoffers van mishandeling door de strijdkrachten, waaronder Dylan Cruz, die tijdens de protesten van vorig jaar met een pistoolschot in het hoofd werd gedood, een actie die werd gerechtvaardigd door zijn vermeende vandalisme. De verkrachting van de drie inheemse tienermeisjes door soldaten werd afgezwakt met de walgelijke bewering dat de meisjes op zoek waren naar seks. Tijdens de brute repressie in het begin van de jaren 2000 werden 10.000 jonge mannen vermoord door het leger, dat ten onrechte beweerde dat de mannen guerrillastrijders waren, zogenaamde “false positives”.

    2020: een ongeluksjaar voor de werkende klasse

    De uitbarsting van volkswoede is geworteld in de situatie van Colombia. Terwijl een succesvolle lockdown de eerste effecten van de COVID-19 pandemie beperkte, was de regering niet bereid te handelen om de stijgende werkloosheid en de daling van de werkgelegenheid in een overwegend informele nationale economie een halt toe te roepen. Dit bracht het Colombiaanse volk in een schrijnende situatie.

    Het is één van de meest vruchtbare landen ter wereld en het wordt zelden of nooit getroffen door hongersnood. Maar nu zijn veel stadsbewoners hongerig, uitsluitend omdat ze geen geld meer hebben om boodschappen te doen om hun gezinnen te onderhouden. Rode handdoeken worden aan de ramen opgehangen als mensen in moeilijkheden de hulp van hun buren inroepen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de strenge maatregelen in het kader van de lockdown steeds minder worden nageleefd. Mensen zijn wanhopig op zoek naar werk en straatverkopers in het hele land werden het doelwit van politiegeweld.

    De roep om een ‘basisinkomen’ werd door de regering grotendeels genegeerd en het zeer geringe bedrag dat zij in de vorm van één enkele betaling van de helft van het minimumloon aan de armste mensen in het land gaven, was bij lange na niet genoeg voor één persoon, laat staan voor een gezin.

    Hoewel het breed aanwezige geweld nooit echt is verdwenen, is het dit jaar in een stroomversnelling geraakt, met een lange lijst van slachtpartijen die vooral gericht zijn op sociale, milieu- en vakbondsactivisten en voormalige FARC-leden.

    Lange geschiedenis van staatsgeweld

    Voormalig president Álvaro Uribe Vélez (2002 – 2010) was een rechtse populist die delen van de economie privatiseerde en een brute oorlog voerde tegen plattelandsguerrilla’s met een wijdverbreid gebruik van militaire, en vooral paramilitaire, doodseskaders. Soldaten kregen bonussen voor de door hen gedode guerrillastrijders. Het leger doodde duizenden onschuldige mensen en eiste de bonussen op. Zijn commentaar was: “Als ze werden gedood, zal het niet voor het oogsten van de koffie zijn geweest.” Uribe was populair bij de Amerikaanse president George W Bush. Hij werd geprezen voor zijn “oorlog tegen drugs”, hoewel hij betrokken zou zijn geweest bij de drugshandel. Colombia blijft overigens centraal staan in de cocaïneproductie.

    Zijn opvolger, president Santos, onderhandelde over een vredesakkoord met de guerrilla. Zijn opvolger, de huidige president Iván Duque Márquez, is een protegé van Uribe en heeft het vredesproces niet voortgezet. In plaats daarvan trekken rechtse paramilitaire doodseskaders weer in groten getale door het land, vooral in regio’s die vroeger onder de controle van de FARC stonden. Er zijn ontvoeringen en dreigingen met ‘sociale zuivering’ in plattelandsgemeenschappen en kleine gemeenten waarvan de bevolking verdacht wordt van linkse overtuigingen.

    De beloften van alternatieven voor de cocaproductie op het platteland hebben in het beste geval geleid tot bloedarmoede. De inspanningen om coca uit te roeien, waarbij vaak vanuit de lucht met glyfosaat wordt gesproeid dat water vergiftigt en ziektes veroorzaakt, zijn in de tijden van de pandemie nooit echt gestopt, waardoor de plattelandsbevolking zich tegen de politie en het leger keerde.

    De rechtervleugel heeft het geweld opgevoerd nadat Uribe in augustus onder huisarrest werd geplaatst, beschuldigd van omkoping en valse getuigenissen. Het antwoord van Uribe was het oproepen tot nationaal verzet tegen het “virus van de FARC-jongeren” en de rechters.

    De strijdkrachten werden ingezet om de politie te ondersteunen bij de repressie in Bogotá, omdat de grenzen tussen de politie en het leger vervaagd zijn. Men kan niet anders dan zich afvragen of de staat de oorlog heeft verklaard aan de arbeidersklasse.

    Het oude adagium om nooit een goede crisis verloren te laten gaan, speelde zeker in het hoofd van Duque tijdens de pandemie. Hij nam de gelegenheid aan om de noodtoestand in het land in te stellen en te beginnen met het uitvoeren van nooddecreten.

    Een van deze decreten was die waardoor Amerikaans militair personeel naar Colombia kon gaan, meerdere gevallen van belastingverlichting voor bedrijven in de particuliere sector en genereuze leningen voor grote bedrijven en landeigenaren. Decreten die direct ten goede komen aan de gewone bevolking waren schaars en één ervan is berucht omdat hij niet correct is ondertekend door dezelfde ministers die er geen probleem mee hadden om de rest te ondertekenen.

    Deze acties zijn vergemakkelijkt door het feit dat de partij Centro Democrático (CD), opgericht door Uribe, een meerderheidscoalitie in de Senaat heeft samengesteld, en haar leden, die ook persoonlijke vrienden van de president zijn, de hoogste posities innemen in de controle-organen op de president en zijn ministers.

    Met deze en vele andere dingen die gebeuren, is het niet verwonderlijk dat de opgekropte frustratie van de bevolking een krachtige reactie op het schaamteloze misbruik door de staatskrachten teweeg heeft gebracht.

    Verzet

    Het Colombiaanse volk heeft zich verzet tegen de rechtse regeringen. Bij de regionale verkiezingen heeft de partij van Duque gênante nederlagen geleden, onder meer in de twee grootste steden, Bogotá en Medellín. Duque ging echter door met hetzelfde beleid.

    In november werd een nationale staking uitgeroepen door de nationale vakbondscomités en veel van de oppositiegroeperingen, waaronder een aantal parlementsleden. Het “Comité voor de Nationale Staking” riep duidelijk op tot verzet tegen de imperialistische financiële en ontwikkelingsinstellingen. De eisen omvatten verzet tegen de aanvallen op arbeidsrechten, belastingen, pensioenen en diensten, die allemaal de kosten van levensonderhoud voor de arbeiders en de armen zouden verhogen. Zij verzetten zich ook tegen de vorming van een conglomeraat van de grootste financiële instellingen, aangevuld met de staat om hun belangen te verdedigen.

    Hoewel de doelstellingen van de staking niet werden bereikt, hebben de grootste antiregeringsprotesten in vier decennia, die plaatsvonden tussen november 2019 en januari 2020, de regering doen schrikken en werden de aanvallen op de arbeidersbeweging uitgesteld. Er waren walk-outs en protesten in het hele land in alle belangrijke stadscentra. Ze werden geconfronteerd met zware politierepressie.  Rapporten over het inzetten van politieagenten-provocateurs verhoogden de publieke verontwaardiging omdat de reguliere media, absoluut in lijn met de regering, probeerden om de protesten te minimaliseren.

    De avondklok en vervolgens de COVID-lockdown zorgden voor een pauze in het protest. Nu, een half jaar na het einde van die beweging, explodeerde het kruitvat van de sociale onvrede in de vorm van het protest tegen politiegeweld.

    Wat zijn de eisen van de bevolking?

    Deze beweging heeft geen duidelijke organisatie en er is geen duidelijke groep leiders aan het roer. Het is een spontane uiting van volkse verontwaardiging. Toch zijn er enkele oproepen die weerklank vonden bij de betogers en hun sympathisanten op sociale media. Eén ding is duidelijk: de mensen willen een politiehervorming.

    Drie specifieke dingen zijn vaak genoemd in deze protesten en in het verleden: de oproep om het Mobiele Anti-Verstoring Squadron (ESMAD) af te schaffen, dat militaire voertuigen bezit en het meest repressieve deel van de politie is, de algemene demilitarisering van de politiediensten, het verbieden van de meeste van hen om vuurwapens te dragen en het beperken van de soorten vuurwapens waartoe ze toegang hebben, en de overdracht van de politie-instellingen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, zodat het speciale militaire rechtssysteem hun misbruik niet in de doofpot kunnen stoppen.

    De regering zal niet zomaar toegeven aan deze eisen. De verontwaardiging van de bevolking over de repressie van de regering en de politie lijkt met de dag toe te nemen, met betogingen in grote steden als Medellín en Cartagena. Het Nationaal Stakingscomité heeft opgeroepen tot protesten in het hele land. Het is waarschijnlijk dat de eisen zullen toenemen tot meer dan een politiehervorming met oproepen tot één of andere vorm van hulp aan de massa’s en het terugdraaien van veel van de recente asociale aanvallen op de werkende klasse.

    De situatie van de grootste bondgenoot van de VS in Zuid-Amerika wordt steeds instabieler, waarbij de rechtse regering en haar bondgenoten in een ongekend tempo aan geloofwaardigheid verliezen. Dat weerhield Mike Pompeo, de minister van Buitenlandse Zaken van Trump, er niet van om Duque tijdens een recent bezoek te prijzen. Geen woord van kritiek op de schendingen van de mensenrechten in Colombia. De opmerkelijke steun van de VS voor Colombia in de vermeende oorlog tegen de drugshandel wordt door het Colombiaanse volk op hoongelach onthaald. De bevolking weet dat Colombia de belangrijkste producent van cocaïne ter wereld is, en de VS de grootste afnemer.

    De steun van de bevolking voor Gustavo Petro, de linkse presidentskandidaat vorig jaar, staat op een historisch hoogtepunt, maar het vertrouwen in het verkiezingsproces is ingestort. Eén ding dat veel mensen in deze situatie vrezen, is dat de huidige regering op de afnemende steun zal reageren door de volgende verkiezingen illegaal te beïnvloeden. Als Petro zou worden gekozen, zou hij de eerste linkse president in de geschiedenis van Colombia zijn. Het lijdt geen twijfel dat de reactionaire rechterzijde geen tijd zou verliezen om die regering zoveel mogelijk te bekampen en te ondermijnen.

    Eén ding is zeker: Colombia zit in een diepe sociale en economische crisis die naar verwachting alleen maar erger zal worden, een kapitalistische crisis zonder uitweg. De noodzaak om steun op te bouwen voor een socialistisch alternatief, binnen de massabewegingen van arbeiders, jongeren en alle onderdrukten, gekoppeld aan een strijd in het hele continent voor een socialistische federatie van vrije volkeren, is nog nooit zo groot geweest.

    Het is opvallend dat regeringen over de hele wereld de moorden en bloedbaden in Colombia niet hebben bekritiseerd. International Socialist Alternative benadrukt de hypocrisie van regeringen die in sommige landen wel, maar in andere landen niet over mensenrechten praten. Wij staan voor echte internationalistische solidariteit van de arbeidersklasse in de strijd voor een socialistische samenleving.

  • Latijns-Amerika. Falen van linkse regeringen, geen steun voor rechts beleid

    [Terugblik op 2016] De afgelopen jaren werd vaak naar Latijns-Amerika gekeken voor alternatieven. In Venezuela en Bolivia waren er linkse regimes die overgingen tot belangrijke hervormingen in het voordeel van de bevolking. In Brazilië was centrum-links aan de macht. Vandaag blijft daar niet veel van over. Dit betekent echter niet dat er steun is voor een rechts beleid. We publiceren een dossier door André Ferrari van onze Braziliaanse zusterorganisatie, tevens de tekst voor de bijeenkomst van het IEC (International Executive Committee) van onze organisatie eind november.

    Protest tegen Temer in Brazilië

    [divider]

    Na een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische groei verbonden aan de hoge prijzen voor grondstoffen, kwam Latijns-Amerika opnieuw in een periode van erge economische crisis en grootschalige sociale en politieke turbulentie. De basis voor deze nieuwe periode is de impact van de internationale kapitalistische crisis op het subcontinent. Vooral de vertraging in China speelt een rol, maar het is ook een uitdrukking van de structurele beperkingen van het perifere en afhankelijke model van het kapitalisme in de regio.

    Tegelijk is er een crisis van de politieke alternatieven die de afgelopen 15 jaar inspeelden op het breed gedragen verzet tegen het imperialisme. De ervaring van zogenaamd progressieve regeringen, van centrum-links en van Bolivariaanse varianten in verschillende landen, toont de beperkingen. Ze verschilden sterk van elkaar, maar voorbeelden als het Lulaïsme in Brazilië of het Chavisme in Venezuela hebben geen van allen gebroken met de dominantie van het kapitaal. Ze waren hierdoor niet in staat om de eigen tegenstellingen te overkomen, verder te gaan dan een economisch model op basis van de ontginning van grondstoffen of nog om de diepe internationale crisis te confronteren.

    De crisis van deze regeringen kan de weg openen voor nieuwe linkse alternatieven die in staat zijn om lessen te trekken uit de fouten, beperkingen en het verraad van deze linkse krachten. Dat is een rol waar het CWI en haar Latijns-Amerikaanse afdelingen een rol in willen spelen. Het proces van reorganisatie van de linkerzijde staat echter nog in zijn kinderschoenen. Het belangrijkste kenmerk van de huidige periode in de regio is de groei van rechtse politieke krachten. Tegen die achtergrond is het een strijd om de krachten van het revolutionaire socialisme op te bouwen.

    Crisis van centrum-links en bocht naar rechts

    Dit is het scenario in de belangrijkste landen in de regio. In november 2015 was er de verkiezing van Macri als president van Argentinië. Enkele dagen later won de rechtse oppositie in Venezuela een grote meerderheid in de Nationale Raad wat leidde tot een politieke impasse in het land. In 2016 werd Temer, een voorstander van een hard neoliberaal programma, president van Brazilië met een parlementaire machtsgreep waarmee Dilma Rousseff van de PT na 13 jaar van de macht werd verdreven. Ook in de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar was er een groei van de rechtse partijen en een neergang van de PT.

    Deze vooruitgang van de rechterzijde vond niet alleen plaats ten koste van regeringen die als ‘progressief’ beschouwd werden, maar het gebeurde ook binnen de bestaande regeringen die bijna allemaal een bocht naar rechts namen. Deze bocht van de ‘progressieve’ regeringen heeft hun crisissen enkel verdiept, geleid tot verwarring onder hun sociale basis en ruimte gecreëerd voor een meer expliciete en agressieve rechterzijde.

    Zo steunde Christina Kirchner in Argentinië Daniel Scioli, een zakenman en voormalige gouverneur van Buenos Aires. Het was een symbool voor de conservatieve bocht van het Kirchnerisme. De nederlaag van de rechtse Macri werd er nog demoraliserend door.

    De situatie in Brazilië is nog duidelijker. Dilma werd in 2014 verkozen met een retoriek waarin vooral nadruk werd gelegd op het gevaar van een overwinning van het harde neoliberalisme van haar tegenkandidaat Aécio Neves van de PSDB. Maar na haar herkiezing nam Dilma het neoliberale programma van haar tegenkandidaat gewoon over. Ze voerde een beleid van fiscale besparingen, privatiseringen en besparingen op de kap van de werkenden en sociale rechten. Het leidde tot breed gedragen ongenoegen tegenover Dilma en de PT. Dit opende de weg voor de ineenstorting van de regering en de manoeuvres van de rechterzijde om de macht over te nemen.

    Falen van ‘Bolivariaanse’ regeringen in Bolivia en Ecuador

    In Bolivia heeft dit proces al geleid tot de eerste verkiezingsnederlaag van Evo Morales sinds hij in 2006 aan de macht kwam. In februari verloor hij een referendum over de mogelijkheid om nog eens deel te nemen aan de verkiezingen. Na de extreme sociale en politieke polarisatie in de eerste tien jaar van deze eeuw, met de water- en gasoorlogen en de openlijke confrontatie met de reactionaire rechterzijde van de oostelijke ‘media luna’ regio, dacht Morales dat hij de rechtse oppositie kon bedaren door toegevingen te doen en rechtse elementen in zijn regeringspartij op te nemen.

    Het heeft ertoe geleid dat Morales inging tegen het arbeidersverzet en de strijd van de inheemse bevolking, onder meer tegen de stijgende brandstofprijzen (2010) of de poging om een autoweg aan te leggen doorheen inheems gebied in het westen van het land in 2011. In 2013 voerden de werkenden een strijd tegen de nieuwe pensioenwet. Er was onder meer een algemene staking door de vakbondsfederatie COB. De regering haalde een overwinning en slaagde er meteen ook in om het project om via de COB te bouwen aan een nieuwe arbeiderspartij tot stilstand te brengen. Door mogelijke linkse tegenstromingen te stoppen, zorgde Morales ervoor dat enkel de rechterzijde inspeelde op het ongenoegen tegen zijn regering.

    De nederlaag van Morales in het referendum leidt tot onzekerheid over de toekomst van de Boliviaanse MAS (Beweging naar socialisme). In het voordeel van de MAS speelt het feit dat de crisis in Bolivia nog niet dezelfde dimensies bereikt als in andere landen en het feit dat de rechtse oppositie nog zwak en verdeeld is. Maar deze factoren kunnen veranderen in de komende periode.

    Er is een gelijkaardig proces in Ecuador. President Rafael Correa kwam na een grote massabeweging aan de macht. Die beweging had twee presidenten ten val gebracht. Maar nu verliest Correa de steun van delen van de georganiseerde arbeidersklasse en de inheemse bevolking. De inheemse bewegingen georganiseerd in CONAIE en andere sociale bewegingen braken een tijdje terug met de regering. Recent besliste de regering om de Nationale Vakbond van Ecuadorianen aan te vallen en in de praktijk te ontbinden door de vakbond te verbieden. Dit leidt tot protest door verschillende vakbonden. Correa kondigde aan dat hij geen deel zou nemen aan de verkiezingen van februari 2017. Na 10 jaar aan de macht geweest te zijn, is de toekomst van zijn heersende alliantie onzeker.

    Pseudo-links in Nicaragua en Peru

    Toen het prestige van het Venezolaanse Chavisme groeide, gingen anderen in de richting van het ‘Bolivariaanse’ model om zo toegang tot de politieke macht in hun land te verwerven. In sommige gevallen ontstonden deze politieke krachten op een verwrongen manier, waardoor de rechterzijde kon terugkeren. In andere gevallen gingen dergelijke bewegingen snel naar rechts, zoals in Nicaragua.

    In Peru kwam de neoliberale reactionaire rechterzijde in 2016 opnieuw aan de macht na een ervaring met een regering die zich baseerde op een centrum-links nationalisme. Ollanta Humala, een voormalige legerofficier en lid van de Nationalistische Partij, werd in 2011 tot president verkozen met de verwachting dat hij een Peruviaanse Hugo Chavez zou worden. Eens aan de macht voerde hij een beleid dat dichter bij Lula dan bij Chavez stond. Hij verdedigde de belangen van de grote mijnbedrijven en het grootkapitaal. Humala verloor zijn steun onder de bevolking, wat ruimte gaf voor een rechts tegenoffensief. Uiteindelijk steunde Humala geen enkele kandidaat in de verkiezing van zijn opvolger. De kandidaat die enigszins met links verbonden was, eindigde op de derde plaats. De tweede ronde van de verkiezingen in juni ging tussen twee kandidaten van de neoliberale rechterzijde: de dochter van dictator Alberto Fujimori, Keiko Fujimori, en de voormalige bankier Pedro Pablo Kuczynski. De laatste haalde het.

    In Nicaragua kwamen de Sandinisten in 2007 terug aan de macht. Het ging om een karikatuur van de oude FSLN die de revolutie van 1979 had geleid. Daniel Ortega won zijn derde presidentsverkiezingen op 6 november. Hij kreeg amper tegenstand in die verkiezingen. Zijn overwinning werd gekenmerkt door een autoritair machtsmisbruik. Ortega aarzelde niet om autoritaire methoden te gebruiken om de oppositie uit te schakelen, maar dit betekent niet dat hij maatregelen nam om de lokale burgerij en het imperialisme aan te pakken. Integendeel. Ondanks internationale steun aan de ‘Bolivariaanse’ regeringen en regelmatige uithalen naar de VS, wordt de regering-Ortega gekenmerkt door een conservatief bewind, een alliantie met de grote bedrijven en de oude oligarchen en het volledig opheffen van zelfs een beperkt links programma in woorden.

    Chili: na Bachelet een terugkeer van de rechterzijde?

    Chili deed tussen 2010 en 2014 al ervaring op met een rechtse regering van krachten die uit het tijdperk van Pinochet komen. In 2010 werd Piñera verkozen op basis van ongenoegen tegen de regering van Michelle Bachelet van de Socialistische Partij en de Concertacion die Chili bestuurde sinds het einde van het bewind van Pinochet. De Concertacion voerde een conservatief en neoliberaal beleid.

    Bachelet moest een iets linkser profiel aannemen om de verkiezingen van 2014 te winnen. Ze kwam nu op als onderdeel van de ‘Nieuwe Meerderheid’, waarin ook de Communistische Partij actief was. Haar regering ging echter door met een beleid van ‘matiging’, er kwamen slechts symbolische veranderingen in het beleid die niet volstaat voor de bewegingen die opkomen voor het publiek onderwijs, openbare diensten, …

    Een van de kenmerken vandaag in Chili is het enorme ongenoegen. Dit leidt tot massale acties en strijdbewegingen, zoals de beweging ‘No+AFP’ (tegen de private pensioenfondsen) waarin onze Chileense organisatie erg actief in tussenkomt, of de strijd van de jongeren voor het recht op publiek onderwijs.

    In de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar deed Bachelet het erg slecht. Het ziet er niet goed voor haar uit voor de presidentsverkiezingen van 2017. Een terugkeer van de meest expliciete rechterzijde is niet uitgesloten.

    Honduras en Paraguay: precedenten van institutionele machtsgrepen

    De ervaring van de staatsgrepen in Honduras en Paraguay zijn belangrijk om te begrijpen wat de dynamiek van de lokale heersende klasse en het imperialisme kan zijn in de pogingen om regeringen aan de macht te krijgen die hun belangen dienen. Het gaat dan wel om geïsoleerde feiten in kleine landen, maar deze zijn wel veelzeggend.

    In Honduras was er in 2009 een manoeuvre van het parlement en de gerechtelijke macht bij het uitroepen van de noodtoestand waarop de verkozen president, Manuel Zelaya, werd afgezet. Dit moest ervoor zorgen dat Zelaya geen volksraadpleging zou houden over het opzetten van een Grondwetgevende Vergadering naar het voorbeeld van Venezuela, Bolivia en Ecuador.

    Het afzetten van Zelaya leidde tot sociale strijd, maar de neoliberale rechterzijde slaagde er in alliantie met het imperialisme in om zijn beleid op te leggen. Na verkiezingen werd een conservatieve regering onder leiding van Porfirio Lobo gevormd. De verkiezingen werden niet erkend door de meeste internationale organisaties en landen uit Latijns-Amerika en Europa, maar Lobo consolideerde zijn positie.

    Het ander voorbeeld van een institutionele machtsgreep zagen we in Paraguay in 2012 toen Fernando Lugo, een centrum-linkse voormalige katholieke bisschop, ondanks zijn gematigde beleid aan de kant werd geschoven met een compleet willekeurig afzettingsproces. Het proces dat door het parlement werd opgestart, duurde slechts 48 uur. De officiële rechtvaardiging voor zijn afzetting was “zwakke uitvoering van zijn rol als president.”

    Zowel in Honduras als in Paraguay leidden deze machtsgrepen tot repressieve maatregelen en een harder neoliberaal beleid. Maar tegelijk moesten de verantwoordelijken voor de staatsgrepen de schijn van normale democratie hooghouden. Voor de heersende klasse, de rechterzijde en het imperialisme waren het nuttige ervaringen die ook voor Brazilië van pas kwamen.

    Het einde van de macht van Lula/PT in Brazilië

    Dilma Rousseff werd op 12 mei 2016 tijdelijk afgezet nadat de Senaat het opstarten van een afzettingsprocedure goedkeurde. Deze procedure werd eerder al goedgekeurd in de Kamer. De definitieve afzetting van Dilma gebeurde in een plenaire zitting van de Senaat op 31 augustus. De val van Dilma betekent het einde van de PT-regeringen die begonnen onder Lula in 2002. Het betekent ook het einde van het project van sociale akkoorden en klassencollaboratie.

    De optie om Rousseff af te zetten werd niet onmiddellijk gesteund door de heersende klasse en de rechtse partijen. Zij hadden liever druk gezet op de PT om het vuile werk op te knappen met harde besparingen die uiteindelijk de electorale basis van de partij zouden ondermijnen waardoor de partij op een minder spectaculaire wijze van de macht zou verdreven worden in de verkiezingen van 2018. Een jaar voor de afzetting van Dilma stelde de belangrijkste werkgeversfederatie van het land dat ze tegen een afzettingsprocedure gekant was. Maar het aanscherpen van de economische crisis bracht de werkgevers tot het eisen van meer extreme maatregelen.

    Dilma gooide haar ‘antineoliberale’ retoriek meteen na haar verkiezing in 2014 overboord.  Ze deed er alles aan om aan de heersende klasse te tonen dat ze bereid was om tegenhervormingen en fiscale besparingen door te voeren. De PT-regering zorgde in 2015 voor een verdieping van de recessie, hogere belastingen voor de bevolking, besparingen op uitgaven, doorgedreven privatiseringen en een reeks voorstellen van tegenhervormingen. De PT steunde het voorstel van de PSDB in het parlement om de olie-ontginning open te stellen voor private bedrijven. Maar het was niet genoeg.

    Hoe meer Rousseff het programma van de rechtse oppositie overnam, hoe meer steun ze verloor onder de bevolking zonder dat daar steun van de heersende klasse of medewerking van de rechterzijde voor in de plaats kwam. Uiteindelijk stond Dilma te zwak om het besparingsbeleid dat de grote bedrijven zo hard wilden door te voeren. De kracht van het Lulaïsme lag in de capaciteit om maatregelen in dienst van de grote bedrijven te nemen terwijl tegelijk de armste lagen van de bevolking aan boord werden gehouden met toegevingen. De diepgang van de economische crisis maakte een verderzetting van dat beleid onmogelijk.

    De corruptieschandalen rond onder meer Petrobras en de financiering van verkiezingscampagnes van zowat alle gevestigde partijen (inclusief de PMDB van Temer en de PSDB) werden door de rechters en de onderzoekers van de operatie ‘Lava Jato’ zorgvuldig gemanipuleerd om vooral de PT te viseren. Dilma afzetten was de enige manier geworden om het besparingsbeleid verder te zetten en om een nieuw politiek klimaat te creëren waarin het onderzoek naar corruptie de volledige politieke situatie en alle gevestigde partijen kan destabiliseren. Voor de burgerij was een machtsgreep op basis van de afzetting van Dilma interessant: zo moest ze haar programma niet aan de kiezer voorstellen en konden corrupte politici in andere partijen overeind gehouden worden.

    Er was een georganiseerd en massaal verzet tegen de machtsgreep van Temer en de rechterzijde in het parlement. Er waren betogingen met honderdduizenden deelnemers. Een meerderheid van die betogers wilde de regering niet steunen, maar de machtsgreep wel afkeuren. De leiding van deze beweging was steeds in handen van de PT en bondgenoten van de PT die niet in staat waren om de beweging naar een overwinning te brengen. Sommigen benadrukten dat de regering en Dilma moesten gesteund worden. Anderen hadden al gecapituleerd en keken naar de verkiezingen van 2018 met de mogelijke terugkeer van Lula als enige oplossing.

    De enige manier om de beweging tegen de machtsgreep aan een overwinning te helpen, is door een duidelijke politieke onafhankelijkheid ten aanzien van de regering aan te nemen en een scherp programma tegen het neoliberale besparingsbeleid met daarnaast de eis van nieuwe verkiezingen. Er was geen reden om Dilma aan de macht te laten, de echte keuze ging tussen het slechte toneel van een afzettingsprocedure en een massale bevraging van de bevolking om het doorvoeren van besparingen moeilijker te maken. De PT en zijn nieuwe bondgenoten zouden dit niet verdedigd hebben en de nieuwe ontwikkelende linkerzijde (PSOL en strijdbare sociale bewegingen) waren nog niet in staat (op heel wat vlakken hadden ze niet de nodige politieke duidelijkheid) om deze eisen voldoende sterk naar voor te schuiven.

    Hetzelfde zien we in de strijd tegen de niet-legitieme regering van Temer. Het is een bijzonder onpopulaire regering, maar tegelijk is er een groot wantrouwen tegen het volledige politieke stelsel. Zelfs de slogan ‘Weg met Temer’, een slogan die gesteund wordt door een grote meerderheid van de bevolking, kan pas een effectieve strijdslogan worden als het verbonden wordt met de strijd tegen de aanvallen van de regering die hard aankomen bij de werkenden en jongeren. In die strijd verdedigt het CWI in Brazilië een zo breed mogelijke eenheid in actie tegen de aanvallen van de regering en de lokale besturen. Tegelijk moet een links alternatief op de PT worden opgebouwd. Het project van klassencollaboratie van de PT is verantwoordelijk voor de huidige stappen achteruit voor de werkende klasse. Enkel een nieuwe massale socialistische linkerzijde kan de strijd tot overwinningen brengen en een alternatief vanuit de arbeidersklasse op de agenda zetten.

    Venezuela op een keerpunt

    Jarenlang werd een onderscheid gemaakt tussen het model van Lula in Brazilië en dat van Chavez in Venezuela. Het Chavisme was geradicaliseerd, vooral omdat het op het verzet van het imperialisme en de lokale burgerij botste zoals bij de staatsgreep van 2002 die beantwoord werd door massale acties. Zelfs zonder een socialistisch programma en bijhorende strategie was het Chavisme een inspiratiebron voor een significant deel van de werkenden en armen. In het geval van Lula was er een andere oriëntatie: in de richting van klassensamenwerking en aanpassing aan het systeem. Ondanks hun verschillen, zijn beide modellen in een diepe crisis terechtgekomen. Het stelt de noodzaak van een revolutionair socialistisch politiek alternatief.

    Venezuela kent de ergste economische crisis in haar geschiedenis. In 2016 zal het land voor het derde jaar op rij een negatieve groei van het BBP kennen, er wordt een inkrimping van 8% voorspeld. De tekorten aan goederen en diensten en de inflatie blijven maar toenemen. De kost van basisproduceten nam tussen september 2015 en 2016 met maar liefst 457,5% toe. Vandaag zijn er ongeveer 24 minimumlonen nodig om rond te komen. De levensvoorwaarden gaan erop achteruit en zijn vergelijkbaar met die in oorlogszones. De kindersterfte in het eerste jaar na de geboorte is gestegen tot 18,6 per duizend, in Syrië is dat 15,4.

    Een fundamentele factor in dit scenario is de internationale crisis en het einde van de grondstoffenboom, zeker met de val van de olieprijzen. Na 17 jaar aan de macht geweest te zijn, slaagde het Chavisme erin om een meer gelijke verdeling van de olie-inkomsten door te voeren toen de prijzen hoog waren, maar niet om de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te veranderen. De complete afhankelijkheid van olie, zelfs voor de import van voedsel en basisgoederen, is de fundamentele reden voor de crisis en de tekorten die leiden tot een algemeen ongenoegen onder de bevolking.

    Daar bovenop is er de bewuste en opzettelijke positie van de burgerij om politieke verandering af te dwingen om de eigen belangen te dienen. De strategen van het imperialisme en de Venezolaanse burgerij schipperen steeds tussen een openlijke staatsgreep, zoals in 2002, en de strategie om tot verandering te komen via de instellingen zelfs. Ondanks die tweede optie heeft de burgerij nooit afstand gedaan van de mogelijkheid van een openlijke confrontatie als drukkingsmiddel.

    Zoals in Brazilië heeft de Venezolaanse heersende klasse politieke verandering nodig om tot een oplossing te komen waarbij de gevolgen van de crisis volledig op de kap van de werkende klasse terechtkomen. De heersende klasse wil het einde van alle sociale verworvenheden van de afgelopen jaren. Ze zal daartoe alle mogelijke institutionele mogelijkheden benutten, maar desnoods wordt tot geweld overgegaan.

    De vooruitgang van de rechterzijde zorgt ervoor dat de regering-Maduro, in tegenstelling tot Dilma in Brazilië, wel bereid is om tot een directe confrontatie over te gaan. Zo werd de campagne van de rechterzijde om handtekeningen op te halen voor een referendum over de afzetting van Maduro gestopt. Maar de overwegende positie van de regering op dit ogenblik is er één van toegevingen aan de burgerij en de rechterzijde. Er zijn onderhandelingen tussen de regering-Maduro en de rechtse oppositie van MUD – onderhandelingen mee opgezet door de paus – die vanuit het standpunt van de werkende klasse geen perspectief of oplossing kunnen bieden. Het kan de rechterzijde en het kapitaal enkel voordeel opleveren. Binnen het kapitalisme zal er uiteindelijk steeds overgegaan worden tot harde besparingen.

    In het Venezuela van Maduro en de PSUV gaan bijna alle dollars die het land binnenkomen meteen naar de afbetaling van de buitenlandse schulden. Enkel de overblijvende kruimels gaan naar voedsel en medicijnen. Er is geen uitweg uit de economische crisis zonder een confrontatie met de belangen van het grootkapitaal. Het schorsen van de afbetaling van de schulden is een onmiddellijk noodzakelijke maatregel om het land herop te bouwen vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, de werkende klasse. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer van de werkenden is onvermijdelijk om tot een antikapitalistische en socialistische oplossing van de crisis te komen.

    Maar Maduro maakt geen aanzet in die rrichting. De impasse kan leiden tot de voorwaarden van een regressieve institutionele breuk. Samenzweringen voor een staatsgreep zitten in de genen van de rechterzijde. Het kan de regering dwingen om maatregelen te nemen om haar positie te consolideren, maar deze zouden geen verdieping van het revolutionaire proces in antikapitalistische richting betekenen. Het zou integendeel de andere kant uitgaan. De centrale taak van consequente revolutionairen in Venezuela bestaat uit de opbouw van een alternatieve linkse pool tegenover de bureaucratie die de Chavisten domineert. Dit kan enkel door een strijd tegen de rechterzijde en door zich duidelijk aan de kant van de werkenden te zetten als ze de regering-Maduro confronteren.

    Beperkingen van de ‘nieuwe rechterzijde’

    Ondanks de vooruitgang van de rechterzijde heeft geen enkele van deze nieuwe regeringen, ook niet diegenen die met een institutionele staatsgreep aan de macht kwamen, pogingen ondernomen om een autoritair of dictatoriaal regime zoals in de jaren 1960 en 1970 te vestigen.

    Er is geen sociale of politieke krachtsverhouding die dit zou toelaten, er is geen zware nederlaag geleden door de arbeidersklasse. Deze rechtse regeringen slaagden er zelfs nog niet in om een politieke en sociale basis uit te bouwen die vergelijkbaar is met die van de Latijns-Amerikaanse neoliberale partijen van de jaren 1990.

    In de jaren 1990 gingen regeringen zoals die van Cardoso (Brazilië), Menem (Argentinië), Fuijimori (Peru), Gonzalo Sanchez de Lozada (Bolivia) en anderen over tot verregaande privatiseringen, dereguleringen en andere neoliberale tegenhervormingen. Daartoe werd beroep gedaan om harde repressie tegen de arbeidersbeweging en een redelijk effectieve ideologische campagne als onderdeel van het wereldwijde ideologische offensief na de val van de stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Dat leidde tot een tijdperk van illusies in de markt en wantrouwen in alternatieven op het kapitalisme die gelijkgesteld werden met stalinisme. Op deze basis genoten enkele van deze regeringen een zekere steun voor het economische beleid waarmee ook een einde werd gemaakt aan de hyperinflatie die de armsten erg hard trof. Ondanks hun karakter was er een tijdlang enige steun voor het ‘Real plan’ in Brazilië of het ‘Cavallo plan’ in Argentinië. Er was in zekere zin een sociale basis voor het neoliberale beleid.

    Vandaag is dat anders. De wereldsituatie wordt niet gekenmerkt door triomfalisme van het kapitalisme, maar net het tegenovergestelde. De effecten van de crisis van 2008 blijven aanwezig in het reële leven van miljoenen werkenden. Er is enerzijds een massale verwerping van de politieke krachten die vooraan stonden in de centrumlinkse regeringen. Maar anderzijds betekent dit niet dat er nostalgische steun is voor de vroegere neoliberale regeringen. Er is geen sociale basis of steun voor een rechtse regering die openlijk opkomt voor privatiseringen, besparingen, repressie en tegenhervormingen. De impact van de crisis laat de rechterzijde niet toe om economische en sociale toegevingen te doen aan de bevolking. In de praktijk zien we het tegenovergestelde.

    Het voorbeeld van Brazilië is veelzeggend. Het feit dat de niet-legitieme president Temer verklaarde dat hij in 2018 geen kandidaat zal zijn, maakt dat hij zich niet hoeft bezig te houden met zijn populariteit. Hij kan zich volledig concentreren op wat het grootkapitaal van hem vraagt. Het resultaat is een erg onpopulaire regering die zich daar bovendien weinig van aantrekt. Deze regering is al gestart met brutale aanvallen op de werkende bevolking. Er zijn elementen van een Bonapartistisch bewind met een repressief onderdeel. Het repressie-apparaat wordt nationaal gecoördineerd in Brazilië op basis van noodmaatregelen in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen. De antiterreurmaatregelen van toen worden nu ingezet tegen sociale bewegingen.

    Het asociale beleid en de repressie leiden tot verzet onder de bevolking en tot strijd. Ondanks de aanvallen en ondanks de stappen achteruit was er geen grote historische nederlaag van de arbeidersklasse en gaat de strijd door. De regerende rechterzijde kan blijven beweren dat ze tegen corruptie strijden om zo de ‘linkerzijde’ aan te vallen en ze kan het idee naar voor brengen dat alles wat met ‘de staat’ te maken heeft corrupt is. Er is een zekere steun hiervoor onder de middenklasse en de kleinburgerij. Maar tegelijk is rechts niet in staat om de corruptie echt te bestrijden. De rechterzijde is er immers even hard in betrokken als de vorige ‘centrumlinkse’ regeringen.

    De rechterzijde vreest dat het de controle over de onderzoeken naar corruptie kan verliezen waarop deze onderzoeken zich tegen haar keren. In Argentinië werden allerhande beschuldigingen van corruptie geuit tegen Kirchner, maar president Macri slaagde er niet in om zijn betrokkenheid bij frauduleuze praktijken in verschillende bedrijven te verklaren. In Brazilië is er geen garantie dat operatie ‘Lava Jato’ zich niet uitbreidt tot de leiding van de regering-Temer in het parlement die evenzeer betrokken is bij corruptie. Dat is waarom rechts in het parlement een nieuwe wet voorstelde tegen corruptie maar waarbij er tegelijk amnestie wordt gegeven aan wie vervolgd wordt wegens corruptie. Temer had dit nodig om zijn parlementaire steun te behouden, zeker op een ogenblik dat er groeiend ongenoegen is tegen zijn asociale beleid.  Als Temer afgezet zou worden, moet het parlement indirect de nieuwe president verkiezen. Het zou een kans zijn voor de heersende klasse om een “technocratische” zogenaamd “niet-politieke” regering aan te stellen. Veel rechtse politici gebruiken vandaag het masker van technocratische managers. Onder meer Macri deed dit in Argentinië, maar ook Joa Doria, de verkozen burgemeester in de grootste stad van Brazilië, stelde zich op zo’n manier voor.

    Neoliberale opvattingen kunnen een zekere steun vinden onder delen van de middenklasse en andere sociale lagen als reactie op het falen van de zogenaamde alternatieve modellen van de ‘progressieve regeringen.’ Maar dit betekent niet dat er een stevige sociale basis is voor de tegenhervormingen die doorgevoerd worden. Er is veel ruimte voor grootschalig verzet. De heersende klasse rekent daarbij op de indirecte medewerking van de vakbondsleiders en de politieke leiders van de werkenden.

    Verzet tegen rechtse aanvallen

    Doorheen Latijns-Amerika is er verzet en strijd tegen de besparingen van de regeringen als onderdeel van de erger wordende internationale crisis. In het eerste jaar van het presidentschap van Macri in Argentinië bijvoorbeeld was er een toename van sociale strijd die er tot op zekere hoogte voor zorgde dat de regering niet kon overgaan tot de uitvoering van het volledige besparingsprogramma. Er waren massale mobilisaties van personeel uit de publieke sector tegen de afdankingen, er waren heel wat stakingen van verschillende lagen van werkenden en in april was er een massale betoging tegen de belastingverhogingen en afdankingen. Er kwam geen algemene staking door de capitulatie van de vakbondsleiders die onderhandelingen voerden met de regering.

    Michel Temer werd in Brazilië vanaf zijn eerste dag als president geconfronteerd met massale betogingen. Er waren ook tal van bezettingen van publieke gebouwen zoals het ministerie van cultuur en tal van scholen en universiteiten in het hele land. Er was een reeks van nationale eenheidsmobilisaties van de vakbondsfederaties. Een van de laatste mobilisaties was op 11 november toen een groot aantal sectoren volledig lamgelegd werd en tal van wegen geblokkeerd waren door betogingen. De actiedag van 25 november moet een opstap zijn naar een algemene staking doorheen het land.

    Na jaren van demobilisatie onder de PT-regeringen zijn de voorheen meer strijdbare vakbondsfederaties als CUT een groot deel van hun mobilisatiekracht verloren en was er een opmars van een toplaag van bureaucraten. De belangrijkste en meest vastberaden bewegingen tegen Temer kwamen van buiten de officiële structuren. Dat was het geval met de scholierenbeweging en de studentenacties waarbij er telkens bezettingen waren. Meer dan 1.000 scholen en universiteiten werden bezet.

    De diepte van de crisis heeft in sommige regio’s van het land geleid tot ‘Griekse’ situaties. In Rio de Janeiro wil de regionale regering massale besparingen doorvoeren met loonsverminderingen in de publieke sector. De werkenden reageerden met een meer radicale positie. Recent waren er zelfs mobilisaties onder delen van de politie en er zijn voorbeelden van de oproerpolitie die orders weigerde en niet repressief optrad tegen arbeidersprotest.

    In Chili waren er belangrijke nationale acties tegen de pensioenfondsen en voor een publiek en sociaal pensioenstelsel. In Mexico was er een echte confrontatie tussen delen van de werkenden en de neoliberale regering van Pena Nieto. De strijd van de Mexicaanse leerkrachten heeft al geleid tot meer dan tien doden en tal van verdwijningen.

    Er moet ook gewezen worden op de Latijns-Amerikaanse ‘feministische herfst.’ Werkende vrouwen dragen de zwaarste gevolgen van de besparingen en tegenhervormingen. Tegelijk wordt een rechtse conservatieve agenda opgelegd in verschillende landen. De vrouwenbeweging neemt een speciale rol in de frontlinie van de strijd. In Brazilië was dit heel duidelijk in de strijd tegen Temer en de corrupte parlementaire leiders, waaronder de oerconservatieve Eduardo Cunha. Vrouwen kwamen op straat en speelden een centrale rol in de strijd tegen de pogingen van Cunha om vrouwenrechten terug te dringen.

    In Argentinië leidde de toename van het aantal vrouwen dat vermoord wordt tot massale acties. De moord op 16-jarige jonge vrouw was de directe aanleiding. Het protest verspreidde zich doorheen het land. De beweging ‘Geen enkele vrouw minder’ groeide sterk en organiseerde op 19 oktober een vrouwenstaking van één uur in tal van werkplaatsen.

    Het vredesakkoord in Colombia

    De overwinning van het neen-kamp in het het Colombiaanse referendum over het vredesakkoord tussen de regering van Juan Manuel Santos en de FARC is een stap achteruit. Het heeft geleid tot een versterking van het politieke gewicht van de voormalige rechterzijde rond ex-president Alvaro Uribe, de centrale leider van het neen-kamp. Santos was de leider van de ja-campagne, maar biedt geen echt alternatief op Uribe. Santos staat voor een gematigde vleugel die de belangen van de heersende klasse en het imperialisme dient. Hij weerspiegelt de belangen van het financiekapitaal dat een stabilisering van de politieke situatie in Colombia wil. Uribe daarentegen staat voor de grootgrondbezitters en de meest reactionaire delen van de heersende klasse.

    Onder de meerderheid van de bevolking is er ongetwijfeld een steun voor het idee van een vredesakkoord waarmee een einde owrdt gemaakt aan decennia van geweld waarin duizenden doden vielen en miljoenen mensen moesten vluchten. Maar de prijs voor het vredesproces werd betaald door de bevolking. Het leidde tot weinig enthousiasme voor het referendum: amper 37% kwam stemmen. Het einde van de burgeroorlog zonder perspectief op een revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse, zal de weg openen voor een effectieve strijd met de methoden van de arbeidersklasse. De regering-Santos zal het neoliberale beleid verderzetten en moet op straat en in strijd van antwoord gediend worden. De linkerzijde en de sociale bewegingen in Colombia moeten opkomen voor een alternatief op zowel Santos als Uribe.

    Mexico: strijd en repressie

    In 2012 kwam de PRI in Mexico terug aan de macht. Dat was de traditionele partij die meer dan 70 jaar aan de macht was en nu herkozen werd na een korte tussentijd van regeringen van de rechtse neoliberale PAN onder leiding van Fox en Calderon. De huidige president, Pena Nieto, regeert in een van de meest onrustige landen van het continent. Mexico werd hard geraakt door de internationale economische crisis, vooral door de vertraging van de Amerikaanse economie. Bovendien zorgt de huidige vertraging van de Chinese economie voor het einde van de grondstoffenboom.  De rampzalige economische en sociale situatie in Mexico leidt tot sociale, syndicale en politieke strijd.

    De oorlog tegen de drugskartels die onder Calderon werd opgestart en door zijn opvolgers doorgezet, is in de praktijk een oorlog tegen de armen met tal van inbreuken op de mensenrechten. Meer dan 150.000 mensen werden omgebracht in wat een nachtmerrie was voor duizenden Mexicaanse gezinnen. Desondanks slaagde de regering er niet in om de kartels te bestrijden. De organische banden tussen de drugsmaffia en de staat zijn daarvoor te sterk. De opkomst van volksmilities die zichzelf verdedigen tegen de kartels en corrupte agenten, werd repressief beantwoord door de regering die heel wat voortrekkers van de zelfverdedigingsgroepen arresteerde als politieke gevangenen.  Het bloedbad in Ayotzinapa (in de staat Guerrero) in 2014, toen 43 studenten die een betoging hielden verdwenen, leidde tot nationaal protest. Het repressieve karakter van de Mexicaanse staat en de banden met de georganiseerde misdaad werden hiermee erg duidelijk. Een ander voorbeeld van de brutale repressie was de reactie op de lerarenstaking die maandenlang duurde. In juni van dit jaar ging de overheid van Nochixlan (in de staat Oaxaca) over tot de moord op 11 betogers. Er waren ook heel wat verdwijningen en arrestaties.

    De degeneratie van de PRD, een vroegere linkse afsplitsing van de PRI, leidde ertoe dat de voormalige partijleider en presidentskandidaat Lopes Obrador (algemeen bekend als AMLO) een nieuwe partij heeft opgezet: de MORENA. Die partij heeft een links profiel en werd het enige nationale referentiepunt als uitdager van de neoliberale partijen en vertegenwoordigers van de oligarchen. De partij ging er fors op vooruit in de parlementsverkiezingen van 2015. MORENA was meer een electoraal instrument dan een orgaan van sociale strijd, de partij speelde geen rol in de belangrijkste strijdbewegingen van het land.

    In oktober besliste het EZLN (Zapatisten) en het Nationaal Congres van Inheemse Volkeren (CNI) om een raadpleging van de eigen basis te organiseren over de mogelijkheid van een vrouwelijke inheemse Zapatistische kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2018. Dat is een belangrijk en positief keerpunt voor het EZLN dat zich doorgaans van het politieke terrein onthield om alle aandacht te vestigen op het gebied dat het controleert in Chiapas. Van hieruit kan een nieuw politiek referentiepunt ontstaan voor grote delen van de meest onderdrukte lagen in Mexico.

    Cuba herstelt banden met de VS

    Het falen van het Chavisme is ongetwijfeld een van de factoren die een grote stap achteruit betekent voor de linkerzijde in Latijns-Amerika. Een andere factor daarin is de opmars van het kapitalistisch herstel in Cuba. We wezen er reeds op dat dit proces aan snelheid wint, maar dat er tegelijk heel wat tegenstellingen, beperkingen en bochten zijn in het beleid van het regime onder leiding van Raul Castro.

    Het feit dat er banden met de VS worden aangeknoopt is enerzijds een stap vooruit voor de Cubaanse bevolking, maar anderzijds is het onderdeel van de strategie van het imperialisme dat de verworvenheden van de revolutie op indirecte wijze wil tenietdoen nadat alle vorige pogingen op directe wijze mislukten. De economische banden zijn nog niet volledig hersteld, maar Obama lijkt het einde van het embargo te willen gebruiken om kapitalistisch herstel in Cuba aan te moedigen. Tegelijk wil de VS de Chinese rivaal bekampen in de strijd over invloed op het eiland, net zoals dit elders in Latijns-Amerika gebeurt.

    De verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president zal de strijd tussen de VS en China in Cuba sterker naar voor brengen. Trump zal gevoeliger zijn voor de reactionaire delen in de VS die tegen het herstel van de banden met Cuba waren. Hij maakte dit duidelijk op het einde van zijn campagne toen hij de anti-Castro kiezers in Miami aansprak. Maar de economische en politieke voordelen voor de VS zijn erg sterk en bekend bij de strategen van het imperialisme. Binnen de Republikeinse partij was Trump tegelijk de enige kandidaat die niet categorisch tegen de verderzetting van het beleid van Obama was en die niet pleitte voor het onmiddellijk verbreken van alle banden met het land. Hij verklaarde dat hij “op een weg in het midden” staat tussen Obama’s beleid en die delen van zijn partij die dit beleid verwerpen. Vanuit het standpunt van het Cubaanse regime is de situatie niet erg anders. De militaire manoeuvres die plaatsvonden en aangekondigd werden na de Amerikaanse presidentsverkiezingen kunnen niet misbegrepen worden. Raul Castro was wel een van de eersten die Trump feliciteerde na zijn overwinning. Het regime zal de mogelijkheid van het herstel van de banden met de VS verder proberen door te drukken. Binnen Cuba kan dit leiden tot angst en meer openlijke kritiek op de gevolgen van dit proces.

    Binnen dit proces vol tegenstrijdigheden kan de verkiezing van Trump bijdragen tot een volledig kapitalistisch herstel in Cuba. De enige manier om dit en de bijhorende vreselijke sociale gevolgen te vermijden, is een strijd van de arbeidersklasse om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen. De strijd van de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse tegen het neoliberalisme, kapitalisme en imperialisme is ook een beslissende factor voor de toekomst van Cuba.

    Herorganisatie van de Latijns-Amerikaanse linkerzijde

    De crisis van het Lulaïsme en het Chavisme en hun varianten in Latijns-Amerika opent nieuwe ruimte voor een links alternatief op deze modellen. De groei van de PSOL in Brazilië en de FIT (Links Arbeidersfront) in Argentinië zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook andere mogelijke ontwikkelingen van een nieuwe alternatieve linkerzijde. De mogelijkheid van een inheemse Zapatistische kandidaat

    Massale strijd, zoals de Chileense ervaring van de strijd tegen de pensioenfondsen, kan een rol spelen in het herorganiseren van de vakbonden en strijdbewegingen en kan grote gevolgen hebben op het politieke terrein. Er is ruimte voor een nieuw politiek alternatief in Chili, een aantal lokale verkiezingsresultaten wees al in die richting.

    De herorganisatie van de socialistische linkerzijde in landen als Bolivia, Venezuela of Ecuador en Nicaragua zal de bureaucratische en autoritaire methoden van de regerende partijen en regeringen in die landen moeten overstijgen in de opbouw van een alternatieve linkerzijde. Dit proces van herorganisatie van de linkerzijde en de sociale bewegingen kan versnellen in strijd tegen het rechtse tegenoffensief.

    In dit scenario hebben de krachten van het CWI in Latijns-Amerika twee centrale taken. Eerst en vooral bestaat onze rol uit het versterken van het verzet tegen de nieuwe aanvallen op sociale en democratische rechten waarbij we de beste strategie en tactieken voor deze strijdbewegingen proberen te ontwikkelen en te verdedigen. Voor duizenden werkenden, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen en alle andere onderdrukten is dit een strijd op leven en dood. Tegelijk is het belangrijk om in dit proces van strijd te bouwen aan een socialistische linkerzijde die lessen trekt uit de beperkingen en het verraad van de politieke krachten die in verschillende landen van het continent aan de macht (geweest) zijn.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop