Tag: ABVV

  • Verdeeldheid aan de top beantwoorden met strijdbare eenheid aan de basis

    De zakenkrant L’Echo, tegenhanger van De Tijd, publiceerde op 3 augustus een interview met Marie-Hélène Ska (ACV) die over Marc Goblet (ABVV) zei: “Ik ben alles waar hij een afkeer van heeft: een vrouw, ik heb gestudeerd, ik lees dossiers. Ik denkt dat dit op zijn zenuwen werkt.” Goblet reageerde meteen op Twitter: “Klopt niet. Waar ik niet van hou, is dat de belangen van de werkenden aan die van CD&V worden verbonden.”

    Artikel door Ben (Charleroi) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Er waren al langer spanningen, de vorming van een regering met CD&V maar zonder PS was natuurlijk het belangrijkste element. De ACV-leiding was bang om na het vorige actieplan verder te gaan. Dat CD&V in de problemen kwam, speelde ongetwijfeld mee. De ABVV-leiding zou liefst de PS zo snel mogelijk terug aan de macht krijgen, Goblet trok mee de kaart van de ‘Gemeenschappelijke Actie’ met PS en de mutualiteit.

    Ondanks het gewicht van de ACV-leiding is er aan de basis onder de militanten en delegees een bereidheid om de strijd tegen deze regering verder te zetten. Net zoals in het ABVV verschijnt het eerste mobilisatiemateriaal van ACV naar 7 oktober relatief vroeg. En laat er geen twijfel over bestaan, ook in de ABVV-leiding is er een probleem met verantwoordelijken die de PS of SP.a als enige alternatief verdedigen of die stellen dat nieuwe stakingsacties niets zullen opleveren (een uitspraak van BBTK-voorzitter De Deyn begin februari).

    De vakbondsleidingen vormen stelselmatig een rem. Als er vandaag druk staat op het gemeenschappelijk vakbondsfront is dit vooral een kwestie van de leiding. Dat de sociale verkiezingen van 2016 dichterbij komen, zal dit fenomeen wellicht erger maken. Tegenover de verdeeldheid aan de top, moeten we de eenheid van onderuit uitbouwen.

    En er zal nood zijn aan een eigen politiek verlengstuk. Gevraagd naar de politieke figuren die haar het sterkste inspireren, verwees Marie-Hélène Ska naar Verhofstadt en Dehaene (Le Soir, 1 augustus). De nauwe banden van Goblet met de PS zijn eveneens bekend. Zullen zij die strijdbare leiding vormen die we zo hard nodig hebben?

    Een strijdbare leiding zal het resultaat van strijd zijn en moet voortkomen uit de basis van de vakbonden, de werkenden en delegees die zich op het terrein organiseren. De ervaringen van personeelsvergaderingen om over de te volgen strategie te beslissen en die maken dat we doorheen ons collectief werk sterker staan, tonen de weg naar een strijdbaar syndicalisme dat verenigend werkt.

  • Is de stakingsbereidheid geblust of spelen de vakbondsleidingen met vuur?

    Betoging van ACOD eind maart in Antwerpen. Foto: MediActivista
    Betoging van ACOD eind maart in Antwerpen. Foto: MediActivista

    Van het ACV-congres in Oostende heeft de pers vooral onthouden dat de vakbond het stakingswapen wil inruilen voor andere actievormen. Bij het ABVV zou de animo om er alleen voor te gaan ook niet al te groot zijn, zeker niet in Vlaanderen. Is dat zo of spelen de vakbondsleiders met vuur?

    Artikel door Eric Byl, lid Uitvoerend Bureau LSP, uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Dat de beweging dit voorjaar in een dipje is beland, erkennen we. Dat komt niet omdat de regering plots aan populariteit gewonnen heeft, noch omdat men heeft vastgesteld dat er niets tegen te beginnen valt. Integendeel, afgelopen najaar heeft voor velen herbevestigd dat de arbeidersbeweging wel degelijk nog bestaat, dat ze de motor voor verandering is en alle lagen van de maatschappij in beweging kan zetten. Het ontbrak slechts aan een klein duwtje om de regering ten val te brengen, maar dat duwtje is er niet gekomen.

    Velen waren – bij wijze van spreken – dronken van het succes van de beweging in het najaar, maar daardoor ook onvoorbereid voor de onvermijdelijke complicaties, dit voorjaar geïllustreerd door het desastreuse effect van een leiding zonder daadkracht en zonder alternatief. Juist omdat we er zo dicht bij waren om de regering ten val te brengen, is de ontgoocheling nog zo groot. Regering en patronaat willen dat aanwenden om ons te demoraliseren. De vakbonden tegen elkaar opstoken en de verschillen tussen Vlamingen en Franstaligen uitvergroten zijn beproefde methodes.

    In zijn slottoespraak op het ACV-congres negeerde Leemans dat het congres bij de discussie over nieuwe actievormen expliciet liet inschrijven dat “we uiteraard nog steeds gebruik zullen maken van het stakingswapen als dat nodig is”. “Voor medebeheer is de organisatie nog niet rijp”, zei hij. Leemans zou best op zijn tellen passen. In januari behaalde hij met de hakken over de sloot een historisch nipte meerderheid over het loonakkoord. Vertegenwoordigers van beroepscentrales wilden hem toen niet publiekelijk te kijk zetten. Maar als hij hen zo blijft schofferen, zou dat voortaan anders kunnen uitdraaien, deze keer niet alleen bij de bediendencentrales.

    In de pers gaat men er prat op dat ‘slechts’ 35% van het federale comité van het ABVV zich uitsprak voor een algemene staking op 12 mei. Wij lezen dat anders: na de slecht georganiseerde actieweek van april en de staking van de openbare diensten vreesden wij en vele anderen dat een algemene staking zo kort voor de zomer slechts een opgestoken middenvinger zou betekenen die eerder de zwakte dan de sterkte van de beweging zou illustreren. Dat er toch nog zoveel voor stemden, is een uiting van protest tegen het gebrek aan een daadkrachtige strategie van de ABVV-top, een protest dat ook door heel wat van de 65% tegenstemmers gedeeld wordt, wiens tegenstem niet ingegeven was door steun aan de top, maar door vrees voor een mislukking op 12 mei.

    Wie denkt dat het sociaal verzet ‘over and out’ is, vergist zich. Deze regering is nog maar pas begonnen. Na zes maanden zal ze niet op haar lauweren gaan rusten. Het patronaat zal na de eerste successen ook meer willen. We weten nu hoe een actieplan een krachtsverhouding kan opleveren en wat er schort aan de leiding. De arbeiders hebben de eerste veldslag na een beloftevolle wending uiteindelijk nog verloren. Het patronaat en deze rechtse regering zijn echter niet uit op een veldslag, maar op een heuse klassenoorlog waarbij alles op de schop moet.

  • Naar een tweede actieplan zoals dat van eind 2014?

    17559607385_e6fa9031ce_z[dropcap]E[/dropcap]ind april kwam het federaal comité van het ABVV samen. Het federaal comité is verantwoordelijk voor het algemeen bestuur en is samengesteld uit vrijgestelden maar ook afgevaardigden van de verschillende centrales. Eind april werd gediscussieerd over een mogelijke staking op 12 mei.

    Artikel door een ABVV-militant uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Op de bijeenkomst werd het voorstel van een algemene staking op 12 mei door meer dan tweederde van de aanwezigen verworpen. Wel werden verschillende acties gepland om de strijd voor een “rechtvaardig en sociaal beleid” kracht bij te zetten. Op 28 mei werd deelgenomen aan de actiedag rond fiscale rechtvaardigheid en hierna volgen op 4 juni een actie rond vrouwenrechten, op 15 juni een actiedag van gepensioneerden en eind juni komt er een Europese actie. Op 12 mei, op de eerste actie die inging tegen de gevolgen van het besparingsbeleid voor jongeren, kondigde Marc Goblet, algemeen secretaris van het ABVV, aan dat er na de zomer een tweede actieplan komt naar het model van het actieplan eind 2014.

    Het resultaat van de stemming in het federaal comité kan de indruk wekken dat het idee van een algemene staking bijna unaniem werd weggestemd, maar dit betekent niet dat er geen druk van de basis is. Heel wat militanten klaagden dat ze niet gehoord werden. Er werd ook gesteld dat de beweging van eind 2014 veel meer potentieel had dan gewoon wat stoom aflaten om vervolgens terug over te gaan naar business as usual.

    Het enthousiasme dat opgebouwd werd tijdens het actieplan eind 2014, ging opnieuw verloren door de lange periode waarin de vakbondsleidingen de “onderhandelingen een kans wilden geven”. En dat terwijl de regering de aanvallen steeds verder opvoerde en geen enkele twijfel liet bestaan over de plannen om het model van sociaal overleg te ondermijnen. Ondertussen blijven de verworvenheden en lessen van de beweging wel overeind. Velen namen voor het eerst deel aan een vakbondsactie, de ervaring van het actieplan herstelde het vertrouwen van de werkende bevolking in haar kracht en aantal. Er werden vaak ook banden aangegaan met werkenden van andere bedrijven en we konden andere lagen zoals jongeren of de socioculturele sector meetrekken in ons verzet.

    Het ongenoegen is nog steeds aanwezig en de beweging kan terug opgebouwd worden naarmate de asociale maatregelen van de regering-Michel I concreter worden. De aanvallen zullen niet stoppen en we zullen bovendien steeds meer de gevolgen voelen van besparingen op alle niveau’s.

    Een algemene staking organiseer je niet op een geïmproviseerde manier. Het voorstel van een algemene staking op 12 mei liet wel heel weinig tijd om een nieuwe dynamiek op te starten nadat het enthousiasme maandenlang afgeremd werd. Dat is wellicht een gedeeltelijke verklaring voor de verwerping van het voorstel van een staking op 12 mei. Daarnaast zijn er onderhandelingen in de sectoren opgestart en hopen de vakbonden om via die weg een aantal zaken af te dwingen. Dat zal ongetwijfeld niet gemakkelijk zijn als we zien hoe het patronaat zich gesterkt weet door het beleid van de vrienden in de regering van de rijken.

    Het valt te vrezen dat de voorgestelde acties in verspreide slagorde op basis van thema’s die bovendien vaak door regionaal beleid ingevuld worden, weinig effect zullen hebben en geen hernieuwde dynamiek zullen brengen.

    De werkende bevolking heeft nood aan een eigen arbeiderspartij die de verschillende linkse stromingen kan verenigen met respect voor elkaars eigenheid. Het zou ons toelaten om werkenden over sectoren heen bijeen te brengen en te organiseren rond een programma dat de verschillende eisen opneemt. Het zou een breuk betekenen met het besparingsbeleid en een dergelijke arbeiderspartij zou uiteindelijk gaan voor een alternatief op het bestaande beleid. Een politiek instrument zou strijdbare syndicalisten sterken in het verzet tegen de afbouw van onze verworvenheden en de afbraak van onze openbare diensten.

  • Meeting ABVV Brussel toont roep naar tweede actieplan

    [box type=”info” align=”aligncenter” ]Vandaag zitten de nationale instanties van de vakbonden samen en zou er bovendien overleg zijn tussen de top van ABVV en ACV. Een voorstel dat naar verluidt circuleert, is om een tweede actieplan op te starten met eerst een informatiecampagne en een militantenconcentratie begin maart, gevolgd door een nationale betoging eind maart en een nieuwe stakingsactie eind april. Wellicht volgt vandaag of morgen meer informatie hierover. [/box]

    abvvbxl9Afgelopen donderdag verzamelden ongeveer 200 syndicale militanten op een algemene vergadering van ABVV Brussel. Eerst stelden Rudy De Leeuw en Marc Goblet de voorstellen van de Groep van 10 voor.

    Verslag door Maud, foto’s door Rachid

    Nadat werd uitgelegd welke voorstellen door de Groep van 10 werden gedaan en waarom dit onaanvaardbaar is, lieten de ABVV-leiders het woord aan de zaal. De basis kreeg de mogelijkheid om een standpunt in het debat in te nemen.

    Er was een strijdbare sfeer waarbij de aanwezige militanten die het woord namen allemaal nadruk legden op het belang om ons niet neer te leggen bij het isolement waarin het ABVV werd geduwd en waarom we ons moeten blijven verzetten tegen het asociale beleid van de regering.

    De noodzaak van eenheid in het ABVV en de heropbouw van een gemeenschappelijk vakbondsfront met het ACV werd meermaals naar voor gebracht in de tussenkomsten. Ook waren er verschillende sprekers die het hadden over de solidariteit van de openbare diensten.

    De levendige bijeenkomst maakte vooral duidelijk dat er een sterke vraag is naar een tweede actieplan dat bijvoorbeeld kan beginnen met een militantenconcentratie, waarbij ook een oproep wordt gedaan naar de basis van het ACV om de beweging te vervoegen.

    De verschillende raadplegingen die deze week volgen, zullen een beter beeld schetsen van hoe een tweede actieplan er zal uitzien.

  • Strijdbare ABVV-meeting in Gent

    Verslagje: Thomas B, Foto’s: Jean-Marie Versyp

    Gisteravond vond ook in Gent een militantenconcentratie plaats ter voorbereiding van 6 november, 1 december en 15 december. De zaal zat en stond afgeladen vol. Er werd begonnen met een inleiding door Katrien Neyt over wat deze rechtse regeringen nu juist voor ons in petto hebben. Hierna was er slechts kort tijd voor tussenkomsten uit de zaal, maar de teneur was duidelijk: hoe krijgen we deze regering weg? Wat is ons alternatief op deze rechtse regering? De strijdvaardigheid onder de militanten werd op het einde nog eens onderlijnd door het zingen van de Internationale.

  • Brochure Charleroi. Wat was het ABVV-programma van 1945?

    Brochure Charleroi

    Het ABVV van Charerloi en Zuid-Henegouwen bracht een brochure uit onder de titel “8 vragen in verband met de oproep van één mei 2012 van het FGTB /ABVV Charleroi-Sud Hainaut”. De brochure is nu ook in het Nederlands te verkrijgen. Een pdf vind je op onze website, de brochure kan je ook via onze redactie bekomen. In dit dossier belichten we een aspect dat in de brochure aan bod komt: de historische achtergrond van het ABVV-programma van 1945.

    Dossier door Eric Byl uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’. PDF van de brochure van ABVV Charleroi Zuid-Henegouwen

    De band tussen het ABVV en de sociaaldemocratie staat net zoals die tussen het ACV en de christendemocratie onder druk. Zelfs de vakbondstop pleit niet langer voor enthousiaste campagnes voor de ‘politieke partners’, maar houdt het op een defensieve oproep voor “het minste kwaad”. Zonder alternatief ter linkerzijde komt ze daarmee weg. Maar dat begint te kantelen. Het ABVV-gewest Charleroi en Zuid-Henegouwen tracht de druk aan de basis om de politieke oriëntatie van het ABVV in vraag te stellen, te vertalen naar een bundeling van alle formaties die zich links van de sociaaldemocratie en de groenen opstellen.

    Beginselen van het ABVV

    Het gewest richtte daartoe een steuncomité op met haar uitvoerend bestuur, vertegenwoordigers van radicaal links en een waarnemer van de gewestelijke christelijke bediendenbond. Dat comité organiseerde op 27 april een eerste meeting met 400 aanwezigen. Sindsdien publiceerde het ABVV-gewest een brochure waarin ook de beginselverklaring van het ABVV uit 1945 is opgenomen. Dat is geen vodje papier, maar bevat de besluiten van de toenmalige syndicalisten uit de periode van de Grote Depressie in het begin van de jaren ’30 tot het einde van WO II. Sinds het begin van de Grote Recessie in 2008 is ze opnieuw brandend actueel.

    De beginselverklaring bestaat uit niet meer dan 15 punten. De kloof tussen wat daarin staat en wat onze vakbondsleiders vertellen op congressen en bijeenkomsten, laat staan in de media, kan nauwelijks dieper. Het is nochtans tot op vandaag het officiële beginsel van het ABVV en wordt in lidmaatschapsboekjes, als die er nog zijn, opgenomen. Maar voor de vakbondstop is het niet meer dan een museumstuk waaraan verder geen aandacht besteed wordt. Helaas zijn ook veel leden en militanten het gaandeweg beginnen beschouwen als een ideaal waarvan men nauwelijks gelooft in de realiseerbaarheid.

    Een paar decennia welvaartsstaat, maar vooral de val van de socialistische karikaturen in de stalinistische oostbloklanden, hebben tot vandaag het vertrouwen in een alternatief op de kapitalistische uitbuiting aangetast. Dat was in 1945 nog anders. De beginselverklaring pleit al in punt 1 voor een klassenloze maatschappij en het verdwijnen van loonarbeid via een totale omvorming van de maatschappij. De illusie in een socialer kapitalisme, met blijvende verworvenheden voor de arbeiders, was in de 15 jaren die aan 1945 vooraf gingen immers vakkundig gesloopt door de agressie van het patronaat en harde politierepressie.

    Toegevingen op basis van strijd

    De periode tussen de twee wereldoorlogen was nochtans beloftevol ingezet. Eisen waarvoor tientallen jaren strijd was geleverd, werden toen ingewilligd. De internationale revolutionaire golf die volgde op de Russische Revolutie was niet vreemd aan die plotse inschikkelijkheid van de burgerij. Het leverde in 1919 het algemeen mannenstemrecht op, in 1920 een index van kleinhandelsprijzen, in 1921 de afschaffing van artikel 310 uit de strafwet inzake laakbare feiten bij stakingen en verder de ‘vrijheid van vereniging’, waardoor men niet langer ontslagen kon worden omdat men lid was van een vakbond. Datzelfde jaar werden de achturendag en de 48-urenweek bij wet bekrachtigd.

    Het standpunt van de leiders van de BWP en van de syndicale commissie die ze in 1898 hadden opgericht, van rust en kalmte en geleidelijke verbetering via de parlementaire weg, won hierdoor eigenaardig genoeg aan geloofwaardigheid. De hele geschiedenis van de vereniging van arbeiders in vakbonden wordt gekenmerkt door de afwisseling van periodes van openlijke confrontaties met het kapitalisme, meestal tegen de wil van de vakbondsleiders in, met periodes van integratie van het vakbondsapparaat in het systeem. Om de stakingsbewegingen die volgden op WO I te ontmijnen, werden in 1919 paritaire comités in het leven geroepen, overlegorganen van patroons en vakbonden. Collectieve arbeidersovereenkomsten verdrongen de gebruikelijke individuele arbeidsovereenkomsten.

    Pogingen om klok terug te draaien

    Zodra de burgerij van de schrik voor uitbreiding van de Russische Revolutie bekomen was, trachtte ze de toegevingen echter terug te draaien. Ruimte voor nieuwe sociale veroveringen werd in de loop van de jaren ’20 ingeperkt. Vanaf het begin van de Grote Depressie (1929) sloeg dat om naar een agressieve politiek van sociale afbraak. De mijnwerkers hadden sinds het begin van de crisis al 24% loon ingeleverd, maar begin juli 1932 kondigden de mijnbazen een verdere daling met 10% aan. Een spontane staking brak uit waarbij arbeiders in de Borinage feitelijk heer en meester werden. De staat van beleg, rijkswachtposten op alle wegen naar Brussel en aan openbare gebouwen, legervliegtuigen boven het Zwarte Land, konden het tij niet keren. De staking bleef uitbreiden, ook naar de Limburgse bekkens. Pas in september bloedde ze dood, deels door honger, maar ook omdat de mijnbazen hun plannen gedeeltelijk opborgen.

    De toon was gezet. De BWP moest op kerstdag 1933 met het Plan van de Arbeid een forse draai naar links maken. Het plan stond voor een gemengde economie, maar eiste wel de nationalisatie van de krediet-, de grondstoffen- en de energiesector, de socialisatie van de monopolistische grootindustrie en het onderwerpen van de productie aan het plan om de economie te oriënteren op algemeen welzijn i.p.v. winstbejag. Het enthousiasme rond het Plan strookte echter niet met de hypocrisie van de BWP-leiders. Die kwam aan het licht toen de Bank van de Arbeid in maart 1934 aan roekeloos speculeren ten onder ging en nogmaals toen De Man en Spaak in 1935 de regering van bankier Van Zeeland vervoegden en het Plan dumpten.

    In 1936 brak alweer spontaan een staking uit. Met 15 miljoen verloren arbeidsdagen werd het de grootste uit onze geschiedenis. Het leverde anderhalf miljoen arbeiders 6 dagen betaald verlof op, een loontoeslag van 8%, een minimumloon en de geleidelijke 40-urenweek in ongezonde, lastige of gevaarlijke bedrijfstakken. De ervaring met de BWP deed de vakbeweging zich onafhankelijker opstellen van de partij en de syndicale commissie werd in 1937 omgevormd naar het Belgisch Vakverbond (BVV). Punt 3 en 4 van de beginselverklaring van 1945, waarin de syndicale onafhankelijkheid benadrukt wordt, hebben onder andere daarmee te maken.

    Donkere oorlogsperiode

    Tijdens de Duitse bezetting (mei 1940) waren stakingen en protestacties verboden, het paritair overleg opgeschort en werd de vakbonden de uitbetaling van werklozensteun ontnomen. ACV en BVV vielen uiteen in delen die hun werking wilden verderzetten, aangepast aan de condities van de bezetter, en delen die zich aan de beslissing van 1938 hielden om de vakbondswerking te schorsen zodra het land bezet zou worden. Een meerderheid van het BVV-apparaat (12 van de 22 vakcentrales), vormde samen met bijna alle christelijke beroepscentrales en de liberale vakbond op 22 november de door de Duitse bezetter opgelegde ‘Unie van Hand en Geestesarbeiders’.

    De achterban was echter niet gevolgd. De Unie had in november 1940 250.000 leden, nog geen vierde van het vooroorlogse ledenaantal van de Belgische vakbonden. In 1942 was dat al terug gevallen tot 110.000, waarvan slechts 17.000 in Wallonië. De 9 BVV-centrales die niet bij de Unie aansloten, goed voor 38% van de leden, trachtten vooral de hergroepering na de oorlog voor te bereiden. De arbeiders konden zich echter niet veroorloven om daarop te wachten. Al vanaf september 1940 braken stakingen uit en werd er onder het oog van de bezetter betoogd. De bezetter moest soms de eigen voedselvoorraad uitdelen om de arbeiders te bedaren. In mei 1941 dwong een week staking, die “de staking van de honderdduizend” werd genoemd, zelfs een loonsverhoging van 8% af. Vanuit Duitsland was aangedrongen op concessies uit vrees voor de uitbreiding ervan.

    Oprichting ABVV

    Dat verzet werd dikwijls geleid door de Syndicale Strijdkomitees (SSK – later Eenheidsvakbonden – BVES) van de KPB, de Mouvement Syndical Unifié (MSU) van André Renard, het Algemeen Syndicaat der Openbare Diensten (ASOD) en de Fédération de Lutte des Mineurs de Charleroi onder invloed van trotskisten. Met steun van BSP-minister van arbeid Achille Van Acker die de BVES zorgvuldig uit de paritaire comités hield en door de werklozensteun toe te vertrouwen aan de vooroorlogse werkloosheidskassen, kon de BVV haar positie enigzins herstellen na de bevrijding. Met haar 248.259 leden moest ze niettemin rekening houden met de sterkte van de Eenheidsvakbonden (165.968 leden), de MSU (59.535) en de SGUSP (Syndicat Général Unifié des Services Publics – 51.789) die samen meer dan de helft van het ledental van het nieuwe ABVV uitmaakten. Het ACV verkoos afzijdig te blijven omdat ze vasthield aan het syndicaal pluralisme, maar ook en vooral omdat ze geen goed oog had op de doctrine, het programma en de actiemethoden van “bepaalde vakbonden”.

    De principeverklaring van het ABVV in 1945 weerspiegelt de verhoudingen van net na WO II. Het bevat radicale elementen, maar ook formules die onder druk van de BVV bewust vaag werden gehouden. LSP is van oordeel dat de crisis de syndicale politiek van integratie opnieuw onder druk zal zetten en openlijke confrontaties met het kapitalisme op termijn opnieuw onvermijdelijk zullen worden. Van de kant van de patroons en de regering werd die confrontatiepolitiek al ingezet.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop