Tag: Zomerschool 2016

  • Zomerschool. Economische instabiliteit, interimperialistische spanningen, arbeidersstrijd en politieke aardschokken

    Verslag van de discussie over wereldperspectieven op onze zomerschool

    Zomerschool. Foto: Natalia Medina
    Zomerschool. Foto: Natalia Medina

    De politieke aardbevingen van de Brexit en de mislukte militaire staatsgreep in Turkije vormden de achtergrond voor de discussie over de wereldverhoudingen op de recente zomerschool van het CWI, georganiseerd door de Actief Linkse Studenten. Robert Bechert van het Internationaal Secretariaat leidde de discussie in. Hij toonde aan dat deze gebeurtenissen uitdrukkingen zijn van de verdeeldheid onder de heersende klasse als gevolg van de precaire positie van het wereldwijde kapitalisme vandaag.

    Verslag door James McCabe, Socialist Party (Ierland)

    Toenemende armoede, economische stagnatie en historische ongelijkheid hebben de steun voor de gevestigde politieke orde ondermijnd en leiden tot strijd van werkenden in heel wat landen. Deze strijd wordt echter beperkt door de afwezigheid van massale arbeidersorganisaties met een socialistische visie voor een andere samenleving. Robert benadrukte dat de economische crisis op zich niet tot strijd leidt, maar de massa’s wel kan aanzetten tot meer politieke conclusies en de zoektocht naar een alternatief op het kapitalisme. De aanhoudende oorlogen, economische crisis en klimaatramp ondermijnen ook het vertrouwen van de kapitalistische klasse in de toekomst van hun eigen systeem. Robert merkte op dat mei 2016 de dertiende opeenvolgende maand was waarin de gemiddelde temperatuur op aarde toenam.

    De oorlogen in het Midden-Oosten, de inter-imperialistische spanningen in de Chinese Zuidzee en ook aan de grenzen van Europa tussen Oekraïne en Rusland leiden tot een massale toename van militaire uitgaven.

    Wereldeconomie

    De investeringen in wapens, vernieling en dood nemen toe. De investeringen in de productiekrachten zijn echter gestagneerd sinds het begin van de crisis in 2008. Gedurende lange tijd kon de groei van de wereldeconomie de spanningen tussen verschillende natiestaten temperen, maar nu is er een nieuwe situatie aan het ontstaan. Er was een vertraging van de handel in goederen tussen de grote economieën en er is sinds januari 2015 geen toename van de handel meer geweest. Er is een tegenstelling met enerzijds enorme middelen en anderzijds een weigering om te investeren. Omwille van deze weigering om te investeren in productie voerden een aantal centrale banken negatieve rentevoeten in om commerciële banken aan te zetten tot het verlenen van kredieten. Robert merkte op dat erin juni maar liefst 12.000 miljard dollar geïnvesteerd was in obligaties met negatieve rentevoeten. Tegelijk is er een massale toename van schulden. Er wordt geschat de wereldwijde schuld overeenstemt met 280% van de jaarlijkse wereldwijde productie, het wereldwijde BBP. Het kapitalisme beschikt dus over miljarden dollars die niet geïnvesteerd worden en toenemende schulden, maar het weigert om in productie te investeren uit vrees dat er geen winstgevende opbrengst zal zijn.

    De vertraging van de Chinese economie, de grootste fabrikant ter wereld sinds 2010, toont dat de angst van het internationale kapitalisme voor een nieuwe grote neergang in de komende periode terecht is. De Chinese economie heeft het wereldkapitalisme voor een groot deel overeind gehouden sinds de crisis van 2008. De Amerikaanse economie groeide alles samen met 8% sinds 2007, maar de Chinese economie groeide in dezelfde periode met 78%. In het afgelopen jaar is de snelle groei tot stilstand gekomen met de traagste economische groei in meer dan 25 jaar. De economie omvat ook enorme schuldenbergen. Vincent Kolo merkte op dat de verhouding tussen schulden en het BBP tussen 2008 en 2015 steeg van 154 naar 249%. Een verslag van Goldman Sachs stelde dat enkel landen die net uit een oorlog kwamen een gelijkaardige verhouding kenden. Het regime kondigde aan dat het tot zes miljoen werkenden in de steenkool- en staalsectoren wil afdanken als gevolg van de dalende vraag naar Chinese export.

    Veel economieën die groeiden door grondstoffen naar China te exporteren, staan nu onder druk. Brazilië en Nigeria zijn slechts twee van de landen met enorme politieke instabiliteit als gevolg van economische vertraging. In Brazilië is er politieke, sociale en economische onrust. Zelfs Australië wordt getroffen en kende de afgelopen zes jaar maar liefst vijf verschillende premiers. Kat uit Australië verwees naar de miljardair Gerry Harvey die wanhopig reageerde op de aarzelingen van de regering bij het opvoeren van het besparingsbeleid. Harvey stelde: “De enige oplossing is om een dictator zoals in China of iets gelijkaardig aan te stellen. Onze democratie werkt momenteel toch niet.”

    Programma en strategie in de Verenigde Staten

    De politieke onrust en drama in de VS nam een belangrijke plaats in de discussie in. Het is immers een van de belangrijkste ontwikkelingen voor de internationale arbeidersklasse. De steun en openingen voor socialistische ideeën in de VS vormen een grote stap vooruit voor de arbeidersklasse. Het kan bijdragen aan een internationale heropleving van steun voor het socialisme.

    Decennia van economische stagnatie, desindustrialisering en dalende levensstandaarden hebben geleid tot een diepgaande vervreemding van het politieke establishment. Tal van peilingen wijzen op een historisch gebrek aan vertrouwen in alle belangrijke instellingen van de VS, waaronder de media, de regering en de politie. Er is een groeiend wantrouwen en afkeer tegen de grote bedrijven, zeker onder de jongeren is dit het geval. Het idee van de ‘Amerikaanse droom’ had in de naoorlogse periode van groei een impact op vooral de blanke werkenden, maar dit idee is ondermijnd door de realiteit van lage lonen en onzekere jobs. Een recent verslag gaf aan dat een op de tien studenten die dit jaar begint te studeren, naar verwachting zal deelnemen aan protestacties en dat deze generatie die in een recessie opgroeit de grootste tegenstander kan zijn van militaire interventies in het buitenland.

    Philip Locker van Socialist Alternative legde uit dat Clinton en Trump de twee meest onpopulaire kandidaten uit de laatste tien presidentsverkiezingen zijn. De jongeren stonden vooraan in de campagne van Bernie Sanders. Socialist Alternative had een flexibele benadering op tactisch vlak terwijl het tegelijk vastberaden bleef op vlak van principes. De massabeweging van steun aan Sanders was een bijzonder positieve ontwikkeling waar Socialist Alternative actief in tussenkwam.

    Socialist Alternative erkende het revolutionaire potentieel van het enthousiasme van de aanhangers van Sanders, een enthousiasme dat versterkt werd door de oproep voor een politieke revolutie tegen de klasse van miljardairs. Socialist Alternative erkende ook de groeiende openheid voor socialistische ideeën. Tegelijk brachten we kritiek op het feit dat Sanders weigerde om de eis van publiek bezit van de sleutelsectoren naar voor te brengen, onderdelen van zijn buitenlands beleid en zijn betrokkenheid bij de Democraten. Leden van Socialist Alternative begrijpen dat de toenemende steun voor socialisme nog niet leidt tot een solide en breed verspreide steun voor een uitgewerkt revolutionair socialistisch programma, maar er is een significante openheid voor de strijd voor een alternatief en een anti-kapitalistische kijk.

    Socialist Alternative bouwde aan een onafhankelijke campagne om Sanders te steunen, maar legde duidelijk en geduldig aan zijn aanhangers uit dat er moet gebouwd worden aan een nieuwe partij van de 99% die los staat van de twee partijen van de grote bedrijven. De beweging rond Sanders toonde het potentieel voor een nieuwe massale arbeiderspartij. Tweeëneenhalf miljoen mensen gaven financiële steun aan zijn champagne die 230 miljoen dollar ophaalde. Dit toont aan dat geld geen obstakel is in de opbouw van een onafhankelijk socialistisch politiek project. Socialist Alternative heeft de aanhangers van Sanders nu opgeroepen om Jill Stein, de groene kandidate, te steunen. Het kan niet uitgesloten worden dat Trump het haalt in de presidentsverkiezingen, maar wellicht kan Clinton winnen omdat veel vrouwen, kleurlingen en jongeren voor haar zullen stemmen om de racistische asociale Trump te stoppen. Wie het ook haalt, er zal ongetwijfeld geen lange periode van wittebroodsweken zijn. Er komen ongetwijfeld nog significante bewegingen van de arbeidersklasse. Socialist Alternative is goed gepositioneerd om in de komende periode de marxistische krachten in de VS verder te versterken.

    Brazilië

    Brazilië is een belangrijk exportland van grondstoffen voor China. De vertraging in China heeft een significant effect op Brazilië dat zijn ergste recessie in meer dan 100 jaar kent. Het Braziliaanse kapitalisme wil een grote aanval inzetten op de openbare diensten en de arbeidsvoorwaarden om zo de winstgevendheid op te krikken. Dit was de reden voor de parlementaire coup tegen de onpopulaire besparingsgezinde regering van Dilma Rousseff (PT). Ondanks de besparingen en de corruptieschandalen van deze regering, is er weinig steun onder de werkenden en de middenklasse voor een regering geleid door de traditionele rechterzijde van Temer. Tienduizenden mensen kwamen op straat tegen de afzetting van Rousseff. Ze zagen het als een aanval op de democratie en waren er zich tenvolle van bewust dat de nieuwe regering een neoliberale schok wilde organiseren.

    De aanhangers van het CWI in Brazilië – ‘Liberdade, Socialismo e Revolução’ (LSR, Vrijheid, Socialisme en Revolutie) – kwamen in de massaprotesten tegen de regering-Temer tussen. Om in te spelen op de woede tegen de nieuwe regering bracht LSR de slogan “Weg met Temer! Voor algemene verkiezingen op democratische basis” naar voor. Er wordt ook opgeroepen tot mobilisaties van de arbeidersklasse: “Algemene staking tegen de aanvallen van rechts. Voor een eenheidsfront van de socialistische linkerzijde!” LSR heeft geen illusies in de PT en werkt als revolutionaire marxistische stroming binnen de partij PSOL (Partido Socialismo e Liberadade). Maria Clara van LSR legde uit dat de publieke vertegenwoordigers van PSOL zich in het parlement lieten opmerken door zowel in te gaan tegen het asociale beleid van de PT als tegen de afzetting van Rousseff. Verschillende publieke figuren konden wel meer gedaan hebben om zich te distantiëren van het beleid van Rousseff en de PT. Onze leden zullen er alles aan doen om socialistische verkozenen vanuit de arbeidersklasse verkozen te krijgen op de PSOL-lijsten in de locale verkiezingen van oktober. We pleiten ook tegen allianties met de PT. De PT is zelf verantwoordelijk voor haar neergang, dit is verbonden aan de methode van klassenverzoening en de weigering om met het kapitalisme te breken.

    Het falen van de regering-Maduro in Venezuela toont het resultaat van een weigering om met het kapitalisme te breken. De inflatie loopt er op tot meer dan 500% en er zijn tekorten aan basisproducten zoals voedsel (rijst en bonen). De regering heeft bespaard op de gezondheidszorg en het programma van sociale huisvesting dat onder Chavez werd ingevoerd. De dalende olieprijzen, economische sabotage door de kapitalistische klasse en de top-down bureaucratische methoden van de regering zetten de deur open voor de contrarevolutionaire krachten.

    Afrika

    Een hoogtepunt van de zomerschool was het aantal vertegenwoordigers uit Afrikaanse landen, waaronder Nigeria, Zuid-Afrika, Ivoorkust en andere landen. De bijdragen van deze kameraden hebben de discussie verrijkt. De recente strijd van jongeren en werkenden terwijl het ANC een crisis kent, die ongetwijfeld ook zal blijken in de lokale verkiezingen in augustus, kwamen aan bod in de tussenkomst van Trevor uit Zuid-Afrika.

    Nigeria is een van de vele landen die getroffen wordt door de dalende grondstoffenprijzen. Een van de effecten van de dalende olieprijzen is dat de lonen in de publieke sector in 27 van de 36 federale staten van Nigeria niet meer uitbetaald worden. De waarde van de lonen stond al onder druk door de stijgende inflatie en de recente devaluatie van de munt. Chinedu uit Nigeria merkte op dat de etnische en religieuze spanningen en conflicten in het land toenemen. Er zijn ook onafhankelijkheidsbewegingen in verschillende staten. Deze bewegingen stellen zich straffer op na het Brexit-referendum. Zo is er onder meer de Biafra Independence Movement die samen met andere groepen opkomt voor een referendum over een afscheiding van de zuidoostelijke regio. De Democratic Socialist Movement (DSM) verdedigt het recht van de Igbo-bevolking en anderen om democratisch te beslissen of ze van Nigeria willen afscheiden of niet. We voegen er echter meteen aan toe dat een onafhankelijk Biafra binnen de beperkingen van het kapitalisme de problemen van de lokale Igbo-bevolking niet zal oplossen. Dat zagen we onder meer met de recente ervaring van de afscheiding van Zuid-Soedan. DSM stelt dat de dominantie van het imperialisme en kapitalisme over de werkende bevolking van alle etnische groepen in het land moet gebroken worden om plaats te maken voor socialisme.

    Arbeidersklasse vecht terug

    Er werden in de discussie veel voorbeelden gegeven van de kracht van de arbeidersklasse in actie. Zo berichtte Venkatesh uit India over de 150 miljoen werkenden in de algemene staking tegen de chauvinistische regering-Modi afgelopen september. De opkomst was hoger dan verwacht door de organisatoren en toont het potentieel indien massale arbeidersorganisaties een militante positie innemen. Het was de grootste nationale staking in India sinds de onafhankelijkheid en het einde van de directe koloniale overheersing.

    Deirdre uit Québec had het over de enorme algemene staking van 400.000 personeelsleden uit de publieke sector afgelopen december. Een half miljoen werkenden schokten de regering toen ze betoogden tegen het besparingsbeleid. De opkomst is des te opmerkelijker als je weet dat Québec in totaal 8 miljoen inwoners telt.

    Ook in China was er de voorbije vier jaar een toename van wat het regime ‘arbeidsincidenten’ noemt. Volgens het China Labour Bulletin (CLB) waren er in 2011 ongeveer 185 stakingen in China. In 2015 waren dit er 2.944 of ongeveer 16 keer zoveel. Jaco uit Hong Kong sprak over de huidige activiteiten van de nieuwe Walmart Chinese Workers Assocation (WCWA) dat in China acties organiseert waar zowat 20.000 van de 100.000 personeelsleden van Walmart aan deelnamen in de maand juli. WCWA werd in 2014 opgezet en staat volledig onafhankelijk van de staatsvakbonden. Het organiseerde stakingen en bouwde een organisatie op via onder meer ‘WeChat’ mobiele berichten. Er werden meer dan 40 WeChat-groepen opgezet. Het wijst op het begin van de herorganisatie van de Chinese arbeidersklasse en het is slechts een voorsmaakje van de enorme sociale explosies die er in China zullen komen. Het regime probeert angstvallig in te gaan tegen een bewuste ontwikkeling van de grootste arbeidersklasse ter wereld.

    Robert wees er in zijn inleiding op dat de klassenstrijd zich nooit in een rechte lijn ontwikkelt. “Dat is onmogelijk,” merkte op. Robert had het over de ontwikkelingen van contrarevolutie in delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten met het opbreken van Libië, Syrië en Irak. Ondanks de vreselijke oorlogen in deze regio is er ook nog steeds een significante arbeidersklasse. Zelfs onder het autoritaire regime in Egypte was er in de eerste vier maanden van dit jaar een toename met 25% van het aantal stakingen. De arbeidersklasse in Egypte en daarbuiten zal opnieuw tot actie komen, maar dat volstaat niet. De kwestie van programma en ideeën voor de acties stelt zich.

    Als er na de revolutionaire golf in het Midden-Oosten en Noord-Afrika vanaf 2011 nu stappen achteruit gezet worden, is dit niet zozeer het resultaat van inherente zwaktes in die revoluties. Zeker in Egypte was er een tijdlang het potentieel om de macht van het kapitalisme volledig te breken. Robert merkte op dat het niet alleen ontbrak aan een socialistische leiding maar ook aan een breed gedragen socialistisch bewustzijn binnen de arbeidersklasse en duidelijkheid over wat er moest gebeuren. De leiders van de zogenaamde onafhankelijke vakbonden in Egypte die tot de eerste regeringen toetraden, dragen een verantwoordelijkheid voor de nederlaag. Maar het feit dat dit optreden van de leiders aanvankelijk op slechts beperkt protest van onderuit botste, is ook een uitdrukking van het bewustzijn onder de Egyptische arbeidersklasse op dat ogenblik. Voor ons zijn de ervaringen van strijd en revoluties de sleutel. De kwestie is hoe we dit verbinden aan de ontwikkeling van een socialistisch bewustzijn en een georganiseerde beweging die de basis kan leggen om een meerderheid van de werkenden voor dat programma te winnen. De groeiende interesse voor socialisme in de VS is een belangrijk signaal van hoe dit bewustzijn kan ontwikkelen.

    In de afronding van de discussie door Tony Saunois van het Internationaal Secretariaat van het CWI werd nadruk gelegd op het feit dat de onrust, conflicten en crisis van het globale kapitalisme niet zomaar zullen stoppen. Het vooruitzicht van het kapitalisme om terug te gaan naar de stabiliteit in de periode na de Tweede Wereldoorlog stelt zich niet meer. In de huidige situatie zitten elementen van zowel revolutie als contrarevolutie vervat. Veel van deze strijdbewegingen en veel humanitaire rampen tonen op verschillende vlakken zowel het slechtste als het beste van de mensheid.

    Tony benadrukte opnieuw het belang van de gebeurtenissen in de VS. De politieke crisis in de VS zal niet stoppen na de verkiezingen in november. De diepte van de crisis wordt weerspiegeld in elementen van ‘stadsguerrilla’ zoals de recente schietpartijen in de VS. Wie er ook de presidentsverkiezingen zal winnen, er komt een regering die gekenmerkt wordt door crisis. Ondanks de capitulatie van Bernie Sanders zal de kwestie van een nieuwe partij voor de werkende bevolking zich blijven stellen in de Amerikaanse samenleving.

    De schijnbare overwinning van de rechterzijde in Latijns-Amerika bij recente regeringswissels op het continent is geen uitdrukking van een bocht naar rechts in Latijns-Amerika. De rechterzijde won verkiezingen als een proteststemt tegen het falen van ‘centrum-linkse’ en ‘linkse’ regeringen zoals die van Rousseff in Brazilië en Chavez in Venezuela. Deze partijen en regeringen hebben niet dezelfde sociale basis als in het verleden. Een openlijk neoliberaal programma blijft onpopulair doorheen het continent. De massale beweging van de Chileense jongeren bevestigt dit. Het falen van de ‘linkse’ regeringen die niet met het kapitalisme gebroken hebben, is ook een waarschuwing voor de linkerzijde in Europa die als ze aan de macht komt moet breken met dit systeem. Venezuela heeft nu elementen van een gefaalde staat.

    Tony ging ook in op de vooruitzichten voor oorlog die aan bod kwamen in de discussie. Regionale conflicten ontwikkelen en blijven ontstaan, maar de krachtsverhoudingen en dreiging van wederzijdse vernietiging bij een nucleaire oorlog beperken de omvang die deze conflicten kunnen aannemen. Zelfs in de Chinese Zuidzee waar China een oorlogszuchtige positie inneemt, moet het regime toch wat voorzicht zijn. Een openlijk conflict met het VS-imperialisme zou leiden tot een nederlaag voor het Chinese regime met mogelijk de val van het huidige regime.

    De gebeurtenissen in China zijn cruciaal. Het vooruitzicht van massale sociale strijd stelt zich. Het regime hanteert momenteel een beleid van brutale repressie. Maar als antwoord op de dreiging van een revolutionaire opstand kan het verplicht zijn om gedeeltelijk toe te geven en een “democratische” opening toe te laten.

    Onze taak is de opbouw van organisaties die wereldwijd opkomen voor een socialistisch alternatief zodat het beste in de mensheid in staat is om een einde te maken aan de rampspoed van ellende en oorlog om doorheen de strijd van de werkende klasse voor een socialistische wereld op te komen en een einde te maken aan kapitalisme en imperialisme.

  • Zomerschool. Strijden tegen racisme en extreemrechts!

    Protest tegen racisme in Oostenrijk. Foto: SLP, onze Oostenrijkse zusterorganisatie
    Protest tegen racisme in Oostenrijk. Foto: SLP, onze Oostenrijkse zusterorganisatie

    Europa wordt gekenmerkt door toenemend racisme en een hernieuwde opkomst van extreemrechts als gevolg van het falen van de regeringen en de Europese Unie om antwoorden te bieden op de kapitalistische crisis en de grootste vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog.

    Verslag door Scott Jones, Socialist Party (Engeland en Wales)

    De voorbije maanden stond Oostenrijk opnieuw vooraan in de opmars van extreemrechts. De ‘Vrijheidspartij’ FPÖ en haar kandidaat Norbert Hofer haalden het nipt niet in de recente presidentsverkiezingen. In de eerste ronde haalde de kandidaat van de FPÖ 35,5% en in de tweede ronde op 22 mei maar liefst 49,6% of 31.000 stemmen te weinig om te winnen.

    Het was dan ook gepast om deze discussie op de zomerschool te laten inleiden door Sonja Grusch van de Sozialistische Linkspartei, de Oostenrijkse afdeling van het CWI. Sonja wees erop dat er de presidentsverkiezingen worden overgedaan wegens technische fouten in het kiesproces, zoals het voortijdig openen van stembrieven die per post waren opgestuurd. Het is de eerste keer dat verkiezingen in een ontwikkeld kapitalistisch land op deze manier moeten overgedaan worden. Het is bovendien absoluut onduidelijk wie zal winnen.

    Historisch was Oostenrijk een van de eerste landen met een fascistisch regime, dat van Dollfuss in 1933. En uiteraard was Hitler zelf ook van Oostenrijk afkomstig.

    In tal van Europese landen is er vandaag een toename van extreemrechts en van fascistische organisaties. Groepjes fascisten komen op straat in Zweden, in Hongarije is er Jobbik en in Oost-Europa en de Balkan zijn er openlijke herdenkingen van de nazi’s en collaborateurs van tijdens de Tweede Wereldoorlog. Soms krijgen die herdenkingen zelfs steun van de regering.

    Er was de opkomst van nieuwe vormen van extreemrechtse krachten, zoals Pegida in Duitsland. Er zijn meer aanvallen op vluchtelingen en moskeeën, onder meer nadat peilingen aangeven dat vluchtelingen steeds meer verantwoordelijk geacht worden voor verkrachtingen en terrorisme. Peilingen geven aan dat 76% van de mensen in Hongarije, 71% in Polen en 61% in Duitsland bezorgd zijn dat de vluchtelingen zullen zorgen voor meer terrorisme.

    Het vreselijke seksuele geweld in Keulen op oudejaarsavond heeft geleid tot racistische laster tegen Noord-Afrikanen met de stelling dat vluchtelingen “sneller overgaan tot seksueel geweld op vrouwen.” Maar uiteraard vormt racisme geen antwoord op seksisme.

    Ook op vlak van verkiezingen doen extreemrechtse en rechtse populistische partijen het goed. Marine Le Pen en het Front National kunnen de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen halen en staan op kop in de peilingen. Geert Wilders van de PVV staat in Nederland eveneens op de eerste plaats in de peilingen. De minister voor migratie in Noorwegen is een lid van de rechtse ‘Vooruitgangspartij’. Het Britse UKIP heeft verkozenen in het parlement en in Polen is de rechtse PiS aan de macht.

    Gevestigde partijen doorheen Europa zijn bezorgd omwille van deze opkomst, ook al dragen hun beleid en retoriek hieraan bij.

    Een belangrijke vraag voor socialisten is hoe we de strijd tegen extreemrechts en tegen racisme kunnen voeren. Welke methoden gebruiken we en welke eisen brengen we naar voor? Het belangrijkste aspect is natuurlijk een politieke strategie. Zoals Sonja opmerkte: “Een goede dokter kijkt eerst naar de oorzaken van een ziekte en beperkt zich niet tot de symptomen.”

    We vertrekken van een analyse van de huidige periode, de rol van de staat, de crisis van het kapitalisme en de afnemende steun voor de gevestigde partijen. Er zijn toenemende elementen van bonapartisme, zoals in Frankrijk waar de noodtoestand wordt gebruikt. Maar dit staat ver van de situatie waarin extreemrechtse partijen een brug naar het fascisme van de jaren 1930 vormden. De organisaties waar we vandaag mee te maken hebben, zijn van een ander karakter. Er zijn openlijk fascistische groepen, maar er zijn ook nieuwere vormen van bewegingen zoals de identitairen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en elders.

    Zij stellen dat ze ‘niet racistisch’ zijn en dat alle rassen en etniën gelijk zijn, maar dat ze wel ‘moeten blijven waar ze zijn.’ Er wordt gebruik gemaakt van sociale media en stunts om te groeien tegen de achtergrond van de vluchtelingencrisis. Het gaat nog steeds om erg kleine groepen die niet met het klassieke fascisme kunnen gelijkgesteld worden.

    Sonja merkte op dat de heersende klasse er geen belang bij heeft om het fascisme vandaag aan de macht te brengen. Het fascisme is een systeem gericht op de belangen van het kapitalisme, maar het is moeilijk te controleren en het komt neer op het ‘reguleren’ van het kapitalisme. Extreemrechtse groepen vandaag moeten vervellen om aan de macht te komen. Als ze dat doen, is het om mee besparingen door te voeren en de belangen van de grote bedrijven te dienen.

    Het Franse FN heeft moeten schipperen rond de hervorming van de arbeidswet. Zelfs Jobbik in Hongarije heeft elementen van zijn anti-semitisme laten vallen in de hoop tot een regering te kunnen toetreden. Jobbik heeft ook zijn verzet tegen de EU opgegeven. Vaak werpen extreemrechtse partijen zich op als neoliberalen.

    Naast de groei voor extreemrechts is er ook een grote solidariteitsbeweging met vluchtelingen. In de discussie wees Holger uit Duitsland op de enorme golf van solidariteit in Duitsland enkele maanden geleden, waarbij één op de twee volwassenen ofwel geld gaf ofwel dagelijkse hulp voor vluchtelingen had ondersteund. In Oostenrijk werd op basis van zelforganisatie voorzien in voedsel, kledij en transport voor vluchtelingen.

    Het volstaat echter niet om ons te beperken tot het standpunt dat vluchtelingen welkom zijn. We moeten ook ingaan op de kwesties van besparingen, jobs en huisvesting. Waarom stemmen mensen voor extreemrechts? In Oostenrijk stelde slechts 12% dat de kwestie van migratie de voornaamste reden was om voor Hofer te kiezen. 71%  van de gewone werkenden die voor hem stemden, deed dit omdat ze verwachten dat hun levensstandaard er verder op achteruit zal gaan. Racisme kan beantwoord worden met strijd vanuit de arbeidersbeweging.

    Dit werd ook benadrukt in de interventie van Heather uit Groot-Brittannië tijdens de discussie. Zij beschreef hoe een eengemaakte strijd van de werkenden rond gezondheidszorg en andere thema’s ervoor zorgde dat de extreemrechtse groep Britain First van de straten van Leicester werd verdreven vlak na het Brexit-referendum. Bij dat referendum trokken de officiële campagnes voor zowel Leave als Remain de kaart van migratie. Rene uit Duitsland wees op de sociale samenstelling van extreemrechts daar, met een zekere steun onder de meest achtergestelde lagen van de bevolking, lagen die ook voor een socialistisch programma kunnen gewonnen worden.

    In Noord-Ierland waren er enkele extreme gevallen van geweld met huizen van migranten die in brand werden gestoken. Gerry had het over hoe de Socialist Party mee het voortouw nam in het organiseren van verzet hiertegen, onder meer door een tegenbetoging te houden toen extreemrechts tegen vluchtelingen wilde betogen. Door aan de verkiezingen deel te nemen met eigen kandidaten onder de naam ‘Labour Alternative’ legden we ook een basis voor een sterkere strijd tegen racisme, sectaire tegenstellingen en kapitalisme.

    In Griekenland is de strijd tegen Gouden Dageraad een belangrijk onderdeel van de werking van Xekinima, stelde Marilou. Gouden Dageraad is een van de meest succesvolle extreemrechtse organisaties van de afgelopen jaren. We richten ons daarbij op de 72% van de Grieken die bezorgd zijn over de dalende levensstandaard maar ook op het feit dat er veel solidariteit is met vluchtelingen, zo zijn er maar liefst 5 miljoen Grieken betrokken bij solidariteitsacties.

    Buiten Europa ligt de nadruk nog meer op solidariteit met vluchtelingen. Zo lagen we in Hong Kong aan de basis van een vluchtelingenvakbond met ondertussen 2.000 leden. Vincent Kolo beschreef ook hoe we een bezettingsactie hielpen organiseren waarbij zes maanden actie werd gevoerd waarna er toegevingen kwamen op vlak van voedselbedeling en hulp aan vluchtelingen. In Zuid-Afrika waren er recent verschillende racistische incidenten, vooral tegen zwarten maar ook op basis van xenofobie tegen migranten uit andere Afrikaanse landen. Trevor stelde dat WASP, het CWI in Zuid-Afrika, daar actief tegen in gaat.

    Om de werkenden in Europa en de rest van de wereld te bereiken, moeten we een duidelijk verband maken tussen de kapitalistische crisis en racisme. We vertrekken vanuit duidelijke klassenstandpunten, niet vanuit het verdoezelen van de klassentegenstellingen. Antiracisme waarin de sociale thema’s niet opgenomen worden, zal niet succesvol zijn. Zoals de Oostenrijkse dichter Erich Fried opmerkte: “Een fascist die niets anders is dan een fascist, blijft een fascist. Maar een antifascist die niets anders is dan een antifascist, is geen antifascist.” We moeten sociale rechten en rechten van migranten verbinden in een gezamenlijke strijd.

    Vakbonden kunnen daar een krachtig wapen toe zijn. Zo gaf Pietro uit België het voorbeeld van hoe mensen-zonder-papieren deelnamen aan de stakingsacties en betogingen waarbij ze mee georganiseerd worden door de vakbonden, ook in de strijd tegen de extreme uitbuiting waar ze als ‘illegalen’ vaak het slachtoffer van zijn.

    De discussie werd afgerond door Kristofer uit Zweden. Hij stelde dat eengemaakte actie extreemrechts geweld in Göteborg kon stoppen na verschillende aanvallen, onder meer op leden van onze organisatie die in het ziekenhuis werden opgenomen of op het lokale kantoor van onze organisatie. Onze strijd tegen racisme en extreemrechts is van groot belang en een essentieel onderdeel van de strijd tegen de gevolgen van het kapitalisme en neoliberalisme, waarvan verdeeldheid een logisch onderdeel is.

  • Europa: instabiliteit, stagnatie en scherpere klassenstrijd

    28511244455_13a3a6d0e5_oDe stem voor een Brexit was een enorme schok voor de neoliberale EU. Na de Griekse schuldencrisis en de vluchtelingenkwestie blijven de heersende elites zich van crisis naar crisis slepen. Het continent gaat gebukt onder economische vertraging en stagnatie. Miljoenen werknemers kregen de laatste 10 jaar geen enkele loonopslag. Een belangrijk deel, vooral onder de jongeren, zag zijn lonen en levensstandaard er aanzienlijk op achteruitgaan. Dit is de economische basis voor de enorme instabiliteit en klasserevolte – voorlopig zonder duidelijke leiding – die in referenda en stakingen tot uiting komt. Een verslag door Peter Delsing van de discussie over Europa op onze zomerschool.

    Als je de burgerlijke media mag geloven, hebben vooral racisten en “dommeriken” in Engeland voor de Brexit gestemd. Bepaalde lagen hebben zeker uit racistische motieven tegen de EU gestemd, maar het was overweldigend een revolte op klassenbasis. Zelfs de Bank of America stelde dat deze uitslag “de grootste verwerping van ongelijkheid totnutoe was”. In 86% van de voormalige Engelse industriegebieden stemden de arbeiders voor Leave. Het argument dat ze daaraan economisch zouden verliezen werd schouderophalend beantwoord met: “wat hebben wij nog te verliezen”. De officiële Brexit-discussie werd gedomineerd door de rechtse Leave en Remain kampen en het antimigratiethema. Als Corbyn namens Labour zou hebben opgeroepen voor een hernationalisatie van het spoor en andere industrieën, voor een degelijk minimumloon en een socialistische exit, dan zou hij het rechtse UKIP enorm in de problemen hebben gebracht. Met deze aanpak zou hij ook jongere kiezers die tegen het racisme van de officiële Leave campagne wilden stemmen, hebben kunnen overtuigen. Corbyn greep echter niet terug naar zijn vroegere verzet tegen de EU. Hij liet zich door de rechterzijde gijzelen in het Remain kamp.

    De meeste vakbondsleiders in Engeland voerden ook campagne voor Remain. Daarmee moesten ze de neoliberale EU als “socialer” afschilderen dan die in werkelijkheid is. Enkel een handvol vakbonden zoals de linkse spoorbond RMT en de bakkersvakbond spraken zich uit voor een exit. De overkoepelende TUC en de vakbondsbureaucratie gooiden het op een akkoord met de Tories, die met nieuwe antistakingsmaatregelen dreigden. Zo stelden ze dat 50% diende akkoord te zijn met een staking in een bedrijf om die legaal te kunnen organiseren. Anderzijds wilden de Tories het automatisch afhouden van vakbondslidgeld van het loon afschaffen. De rechtse TUC-leiding beloofde steun aan de pro-EU campagne als de regering deze laatste maatregel zou laten vallen. Zo zouden ze wel hun geld krijgen, maar zouden ze minder “gehinderd” worden door stakingen. Achteraf toonden de bureaucratische vakbondsleiders zich “ontgoocheld” over de Brexitstem. Daarmee staan ze lijnrecht tegenover grote delen van hun basis. Daar waar er door vakbonden tegensprekelijke discussies op de werkvloer werden georganiseerd, haalde de Leave stem het meestal.

    Economie in het slop en toenemend euroscepticisme

    Als economisch project zit de EU en de eurozone zwaar in de problemen. Het kapitalistische Europa lijkt de werkenden en jongeren enkel zeer lage groei en besparingen op te leveren. Het BBP per hoofd van de bevolking in cruciale landen als Frankrijk en Italië tuimelde tot meer dan 10% onder het niveau van 2008. Ondanks de lage rente en de massale stimulansplannen van de Europese Centrale Bank wordt er amper geïnvesteerd door de kapitalisten.

    De Italiaanse en andere banken kunnen nog steeds een nieuwe crisis veroorzaken. De Italiaanse banksector is verrot met slechte, niet terugbetaalbare leningen die tot 20% van het BBP oplopen. De overheidsschuld staat op 135% van het BBP en de werkgelegenheid onder volwassenen ligt op het laagste niveau in de EU. De oudste bank ter wereld werd al twee keer gered, maar moet mogelijk nog eens worden gered. De EU en het Duitse kapitaal willen echter verbieden dat de banksector met staatshulp overeind wordt gehouden. Als het verzwakte Italië uit de eurozone zou vallen, zou dat het einde van een “eengemaakt” kapitalistisch Europa betekenen.

    Wat de politieke crisis in Italië betreft: de Democratische Partij van Renzi moest o.a. in Rome de duimen leggen voor de populistische Vijfsterrenbeweging, die zelf meer en meer in een neoliberale richting evolueert. Renzi kreeg de hervorming van de arbeidswet er makkelijker door dan de Franse regering. Zonder serieus verzet van de vakbonden schandalig genoeg. Mogelijk slaagt Renzi erin om rond de banksector de problemen nog wat voor zich uit te duwen. Maar hij kan ook door een politieke crisis – rond de hervorming van de senaat en een referendum hierrond – ten val worden gebracht.

    De besparingen en vervreemding van de massa van de bevolking leiden tot een groeiend euroscepticisme. In 10 belangrijke EU-landen – die 80% van de bevolking en 82% van het BBP uitmaken – ging het aantal mensen met een positieve houding tegenover de EU er de laatste jaren op achteruit. In Frankrijk en Spanje is de meerderheid eurosceptisch. In Griekenland is het anti-EU gevoel veruit het sterkst: 71% is tegen. Maar liefst 92% van de Grieken verwerpt de manier waarop de EU haar economisch beleid voert! Voor de passage van de neoliberale trojka was een meerderheid in Griekenland pro-EU. De recente Brexitstem werd door veel werkenden en jongeren in Griekenland gezien als een enorme stimulans voor hun strijd tegen de neoliberale EU. Dit toont aan hoe internationale gebeurtenissen een snel en bijna automatisch effect kunnen hebben op het bewustzijn van de arbeidersklasse.

    Verdeeldheid aan top maatschappij

    De burgerij en haar strategen zijn verdeeld over de weg vooruit. In Engeland kwam dat het prangendst tot uitdrukking. De Tories zijn verdeeld tussen een vleugel die pro-EU is en een andere strekking die zich wil baseren op de natiestaat. Premier Cameron moest de smadelijke nederlaag in het referendum betalen met zijn aftreden. Maar ook bij de rechtse Leave leiders was het verwarring troef: UKIP-leider Farage bood zijn ontslag aan en Boris Johnson weigerde mee te dingen naar het voorzitterschap van de Conservatieve Partij!

    In Duitsland komt de coalitie van Merkels CDU en de SPD niet meer aan 50% in de peilingen. Merkel boette in aan populariteit. Binnen haar partij woedt een strijd over de aanpak van de asielkwestie. Het extreemrechtse AFD bestookt de rechterflank van de CDU. Ondertussen zakte de sociaaldemocratische SPD weg onder de 20% in de peilingen: de prijs voor haar deelname aan een burgerlijke coalitie.

    Binnen de EU zien we dat de vluchtelingenkwestie tot tegenstellingen leidt binnen de heersende klasse. Het aantal vluchtelingen dat naar Europa komt is een kleine minderheid van de vluchtelingen wereldwijd. Het gaat om 1 tot 1,5 miljoen mensen op 500 miljoen Europeanen, maar het verzwakte kapitalisme kan hierop geen antwoord bieden. De crisis dreigt zelfs te leiden tot het opbreken van Schengen en de herinvoering van grenscontroles. Wij pleiten voor het recht op asiel voor de slachtoffers van kapitalistische oorlogen en uitbuiting, maar plaatsen de gezamenlijke strijd tegen besparingen, voor meer middelen en jobs, tegen oorlog en voor socialistische oplossingen voor de crisis centraal.

    De opgang van terrorisme toont de barbarij van een maatschappij in verval. Op momenten van crisis komen deze elementen sterker naar voren, zolang de massa’s en de arbeidersbeweging geen uitweg tonen. De reactionairen versterken elkaar in een opbod van blind geweld en de versterking van het repressieve karakter van de burgerlijke staat.

    De staatsgreep in Turkije is een strijd tussen twee vleugels binnen de staat. Een laag van militairen beweert in te gaan tegen de groeiende machtsaanspraken van Erdogan en de AKP, in naam van een “seculiere staat”. Onder de massa van de bevolking is er geen enkele sympathie voor deze staatsgreep. Na een oproep van Erdogan kwamen duizenden van zijn aanhangers en rechtse islamisten op straat tegen de coup. Maar ze vormen ook een bedreiging voor de linkse oppositie, vakbondsactivisten en Koerdische militanten. De zuivering van duizenden rechters, militairen, onderwijzers, etc. is ook gericht tegen alle vormen van oppositie tegen Erdogan. De arbeidersklasse kan geen steun geven aan een van deze kampen. Ze moet zich verzetten tegen de neoliberale politiek, tegen de aanval op de democratische rechten en vrijheden en tegen de onderdrukking van de Koerden.

    Binnen de EU is er ook een groeiende spanning met Oost-Europese regimes, zoals in Polen en Hongarije, die een rechts, nationalistisch beleid voeren met elementen van bonapartisme. Polen stond lang model als de neoliberale voorbeeldleerling van het post-stalinistische tijdperk. Maar daar is sinds het aantreden van de rechts-conservatieve regering niet veel meer van te merken. Journalisten werden weggezuiverd uit de staatsomroep. Het regime probeert op basis van rechts populisme de positie van het eigen kapitaal te versterken. Zo pleit het voor Poolse banken onder “Poolse controle”. Het wil belastingen heffen op buitenlandse kapitalisten om de eigen kapitalisten te beschermen. Er is sprake van een Orbanisering zoals in Hongarije. Ook met een aantal afwijkingen op het neoliberalisme, zoals opnieuw de verlaging van de pensioenleeftijd in Polen. De regering verhoogt er ook de kinderbijslag door middel van een schuldenpolitiek, die op zijn beurt tot een nieuwe crisis kan leiden. In Polen is er een begin van verzet van de arbeidersbeweging, zoals in de ondergefinancierde gezondheidszorg. Er groeit ook een een beweging tegen het uitbannen van abortus, die op Facebook al snel 100.000 volgelingen telde en op een dag tijd 7000 mensen op de been bracht voor het parlement.

    De elementen van bonapartisme blijven niet beperkt tot Oost-Europa of Turkije. In Frankrijk kon de regering-Hollande de zwaar betwiste arbeidswet enkel doordrukken door het parlement opzij te zetten. Voor het eerst sinds 1936 worden er in Frankrijk zo openlijk vakbondsmilitanten gearresteerd in sociale conflicten. In verschillende landen, zoals in België, proberen de heersende klassen het stakingsrecht te beperken om de krachtsverhouding met de arbeidersklasse fundamenteel te wijzigen en een hardere verarmingspolitiek door te drukken.

    De instabiliteit en het wegvallen van de steun voor de traditionele partijen leidt tot meer ongewone constructies. Bijvoorbeeld tot minderheidsregeringen in sommige landen, met steun van een oppositiepartij in het parlement. In Spanje waren er op korte tijd twee verkiezingen. Ofwel komt er een minderheidsregering van de rechtse PP, gesteund vanuit de oppositie, ofwel een grote coalitie met de sociaaldemocratische PSOE. Het is echter niet uitgesloten dat er in het najaar opnieuw verkiezingen komen.

    In Oostenrijk waren er zelfs presidentsverkiezingen zonder een kandidaat van de christendemocratie of de sociaaldemocratie! De burgerlijke democratie zit er in een diepe crisis. De strijd ging tussen de extreemrechtse FPO en de Groenen. Als de FPO aan de macht zou komen, zou dat – aangezien de potentiële kracht van de arbeidersbeweging nog intact is – niet onmiddellijk de vestiging van een “fascistische dictatuur” betekenen. Zo’n ontwikkeling zou wel extreemrechts geweld op straat aanmoedigen tegen migranten en linksen. De vakbonden en linkse organisaties zouden massale campagnes moeten opzetten om fascistisch geweld te isoleren en de kop in te drukken.

    Nieuwe linkse formaties en klassenstrijd

    In een aantal landen zagen we stakingen en algemene stakingen ontwikkelen. In België herontdekte de arbeidersbeweging de idee van een actieplan. In Frankrijk gingen miljoenen in actie tegen de hervorming van de arbeidswet. Soms leefde er echter de opinie bij de meest strijdbare lagen – zoals de dokwerkers of de chemiearbeiders – dat hun actie voldoende zou zijn om de regering te stoppen. Hierdoor werd de slogan van de algemene staking te weinig gebruikt om de reële kracht op te bouwen om Hollande te stoppen. In Engeland zagen we dat nieuwe lagen de methodes van de arbeidersbeweging opnamen, zoals met de doktersstaking.

    De meest frapante ontwikkeling ter linkerzijde vandaag is ongetwijfeld de strijd binnen Labour tussen de linkse Corbyn en de rechterzijde van carrièrepolitici. Het was een historisch accident dat de wel zeer minieme linkerzijde binnen Labour op deze manier de deur kon openwrikken voor een toestroom van linkse en jonge leden. Het waren rechtse Labour leden die meenden dat Corbyn wel kandidaat mocht zijn voor het voorzitterschap, om de kiesstrijd wat spannender te maken. Dat is het wel geworden! Er kwam een instroom van nieuwe leden op basis van Corbyns linkse standpunten rond een minimumloon, toegankelijk onderwijs, de strijd tegen ongelijkheid en de rijkste 1%, tegen privatiseringen, etc.

    Corbyn won glansrijk de voorzittersverkiezingen en wordt sindsdien gesaboteerd door de rechtse Labour parlementairen. Die willen de carrièremachine die Labour was geworden helemaal niet omvormen tot een democratisch instrument van werkenden en jongeren in strijd. Jammer genoeg nam Corbyn aanvankelijk een verzoenende houding aan tegenover de rechterzijde, die vanuit het “schaduwkabinet” en elders complotteerde om zijn val te bewerkstelligen.

    Corbyn reageerde aanvankelijk zwak op die aanvallen. Onder druk van de rechterzijde stapte hij af van zijn verzet tegen de EU, sprak zich niet uit tegen Labour gemeenteraden die besparingen doorvoerden en verzette hij zich tegen de herselectie van Labour parlementairen door hun eigen afdeling. Een fundamenteel democratisch recht, als die parlementairen zich niet houden aan de door een meerderheid besliste koers. Keer op keer bleek uit discussies met de beweging rond Corbyn, Momentum, dat deze trend de rechterzijde zogenaamd niet wilde provoceren. Dit vanuit de idee dat de parlementsverkiezingen in 2020 moesten worden gewonnen en dat dit niet kon met een verdeelde of uit elkaar vallende partij.

    Dat was echter gerekend zonder de beslistheid van de rechterzijde en hun echo’s in de burgerlijke media. De Brexitstem werd het signaal voor een openlijke couppoging van de rechtse parlementaire Labour fractie, uit schrik voor vervroegde verkiezingen die Corbyn wel eens zou kunnen winnen. Ondanks de retoriek dat Corbyn “niet verkiesbaar” zou zijn – dat meenden ze eerst van de man zelf ook in de voorzittersverkiezingen – is dat immers de grote vrees van de rechterzijde. Door hun continue sabotage en weinig inhoudelijke kritiek hopen ze van electoraal verlies een zelfvervullende voorspelling te maken. Het gaat om een onverzoenlijke strijd tussen de neoliberale trend en de linkse fractie rond Corbyn. Er bevinden zich twee partijen in dezelfde Labour Party.

    De zusterpartij van LSP in Engeland, de Socialist Party, bepleitte van meet af aan een grote conferentie om Labour als open, inclusieve en federale partij te herlanceren. Een massapartij die openstaat voor elke trend en elk individu die zich tegen de besparingen verzet. Dat zou een enorm enthousiasme teweegbrengen. Zelfs als de rechterzijde zou afsplitsen en er in het parlement een 30- of 40-tal linkse vertegenwoordigers zouden overblijven, zou dat een uitstekende basis zijn voor een nieuwe massapartij van de arbeidersklasse. Vandaag met de couppoging van rechts begrijpt een bredere laag de nood van ons standpunt rond herselectie.

    Corbyn wordt door een nieuwe instroom van leden en protest op straat meer naar links geduwd. Hij kan de voorzittersverkiezingen opnieuw winnen. Maar zijn positie zal pas veilig zijn voor de rechtse aanvallen als er een duidelijke breuk komt met de rechterzijde en er een nieuw soort, meer democratische arbeiderspartij wordt opgebouwd. Ondertussen zien we door die strijd een grotere interesse in de analyses van de Socialist Party, bij een laag die merkt dat onze benadering ernstig is, een verschil kan maken en gemakkelijker de stap zet om lid te worden.

    Zoals het CWI voorspelde is de basis voor nieuwe linkse figuren of formaties veel instabieler dan in de naoorlogse periode van economische groei. De keuze tussen kapitalisme en democratisch socialisme wordt – gezien de stagnatie en neergang van het systeem – veel sneller gesteld. Ideologische en politieke onduidelijkheid wordt onmiddellijk afgestraft. Het “linkse” Syriza en Alexis Tsipras kozen voor het kapitalisme. Ze voeren vandaag neoliberale besparingen door waar de vorige Griekse regeringen enkel van konden dromen. Dit leidde in Griekenland tot een tijdelijke terugval van de beweging en de opkomst van de nazi’s van Gouden Dageraad als derde partij in de peilingen.

    Podemos en het linkse IU kwamen in Spanje recent in een kartel op. Ze drukken de hoop op verandering uit voor een laag van werkenden en armen. De 5 miljoen stemmen voor het kartel drukt een potentieel uit. Maar het is wel een miljoen stemmen minder voor deze linkse partijen. Podemos nam aanvankelijk een aantal nationalisaties op in haar programma, van communicatie, energie en transport. De laatste periode is hier echter geen sprake meer van of werden de eisen verwaterd. De leiding zwoer teveel bij internetdemocratie en bracht te weinig echte discussie op gang in de partij. De verkiezingsslogans werden vager en nietszeggender. Deels drukt het verlies aan stemmen mogelijk ook een zeker economisch herstel uit in Spanje. Onze leden oriënteren zich in Spanje op de linkse formaties en bepleiten een benadering van betrokkenheid in strijd van onderuit, principiële linkse eenheidsfronten (IU sluit een coalitie met de neoliberale PSOE niet uit) en komen op voor een socialistische breuk met het zieke kapitalisme.

    In Duitsland schoof Die Linke helaas op naar rechts. Het wil in coalities stappen met burgerlijke partijen om het kapitalisme te beheren. Daardoor wordt de partij door velen niet meer gezien als protestpartij. Op een aantal plaatsen is er echter wel nog links oppositiewerk mogelijk binnen Die Linke. Een lid van onze Duitse zusterorganisatie SAV – Lucy Redler – werd verkozen in het nationaal comité van Die Linke. Ze brengt er de idee naar voren dat de partij zich moet ontwikkelen op basis van strijd en niet enkel via electoraal werk. Er is een oriëntatie nodig op de arbeidersbeweging en een echt socialistisch programma.

    Ook de SP in Nederland en de PVDA in België streven helaas naar coalities met partijen die het neoliberalisme niet duidelijk verwerpen, zoals de sociaaldemocratie en de groenen. Aan stakingspiketten wordt de idee van een electorale versterking van de partij naar voren gebracht. Jammer genoeg wordt niet de idee dat de arbeidersbeweging zelf de regering kan doen vallen verdedigd, op basis van een oplopend actieplan van goed voorbereide stakingen. De werkenden kunnen een programma en eisen beginnen uitwerken vanuit de beweging zelf, in de richting van een democratische nationalisatie en planning van de productie. Dat is de benadering die LSP en het CWI zouden verdedigen.

    In Ierland nam onze zusterpartij, de Socialist Party, soms de taken op die een bredere strijdpartij op zich zou nemen. We leidden er de massale strijd tegen de waterbelasting, die eindigde met een overwinning: de opschorting van de belasting. In het parlement heeft de Socialist Party nu 3 vertegenwoordigers, wat aantoont dat je je politieke profiel als marxistische partij niet hoeft te verlagen om verkozen te worden in het parlement. Die positie werd opgebouwd doorheen de rol die onze zusterpartij speelde in verschillende strijdbewegingen.

    Sommige nieuwe linkse formaties schoven naar links na de capitulatie van Syriza, in het bijzonder rond de benadering van de EU. Het Links Blok uit Portugal en IU uit Spanje menen nu dat de EU niet te hervormen valt. Maar dat stelt de vraag naar een alternatief. Voor het CWI kan dat alleen maar van de arbeidersbeweging komen en streven naar een vrijwillige federatie van socialistische staten. Strijd breekt eerst nationaal uit, maar enkel economische samenwerking tussen arbeidersregeringen kan de maatschappij op een hoger niveau ontwikkelen dan het aftakelende kapitalisme. We denken niet – zoals de leiding van Die Linke en Mélenchon van het Franse Front de Gauche – dat er simpelweg “andere verdragen” nodig zijn om de EU “heruit te vinden”. De EU was van meet af aan een kapitalistisch project. We hebben democratie op de werkplaatsen nodig en – op die basis – democratisch verkozen comités van de arbeidersklasse op regionaal en nationaal niveau. Zo’n socialistische regeringen zouden ook internationaal met elkaar samenwerken en Europa economisch en politiek meer harmonieus laten ontwikkelen.

    Rechts populisme en neofascisme

    Bij gebrek aan strijdbare partijen van de arbeidersklasse met een inplanting in de wijken en bedrijven, kan rechts populisme, racisme en neofascisme groeien als schimmels op een wegterend systeem. Vandaag zien we dat partijen als het FN in Frankrijk, de FPÖ in Oostenrijk, … een pseudo-sociale retoriek hanteren in een poging om stemmen te halen bij de werkende klasse. Dat vacuüm wordt gelaten door de verburgerlijking van de sociaaldemocratie. Delen van het FN in Frankrijk zijn voor de neoliberale hervorming van de arbeidswet, waartegen miljoenen werknemers en jongeren op straat kwamen. Marine Le Pen zwijgt er liefst zoveel mogelijk over. Ook de FPÖ stelt zich voor als “partij van de gewone man en vrouw”.

    Het is mogelijk dat Marine Le Pen in de presidentiële verkiezingen volgend jaar in de tweede ronde uitkomt tegen de rechtse Sarkozy of Juppé. Dit zou een “derde ronde” van verzet op straat noodzakelijk maken vanwege de arbeidersbeweging en de jongeren.

    Bij de basis van deze partijen vind je nog steeds neonazi’s maar de dominante methode is die van het rechts populisme bij de meer electoraal succesvolle extreemrechtse formaties. Het feit dat de FPÖ naar electorale aanvaardbaarheid streeft, geeft meer openlijke neonazi’s in Oostenrijk de kans om zich meer op straat te manifesteren. In Duitsland namen de haatmarsen van Pegida af en ook in België oogstte het neofascistische Vlaams Belang geen bredere aanhang op straat, integendeel. Volgehouden en succesvolle tegenmobilisaties kunnen extreemrechts terugdringen, als ze tegelijk een antwoord bieden op de sociale voedingsbodem voor racisme en extreemrechts.

    Neen aan neergang en barbarij – voor een socialistische wereld

    Het kapitalisme zit in een periode van snelle en abrupte veranderingen. Economisch biedt het geen enkele vooruitgang meer aan de massa van de bevolking. Tegelijk zorgde de post-stalinistische periode voor een terugval in het socialistisch bewustzijn. De idee dat een alternatief mogelijk was op de kapitalistische markt werd ondermijnd. Dit had een effect op de doelstellingen van bredere arbeidersstrijd en op nieuwe linkse formaties. De nieuwe links-reformistische stromingen zijn ideologisch veel zwakker dan die uit de jaren ’70 of ’80, door de periode waar we uitkomen.

    Nieuwe partijen en leidingen zullen veel sneller worden uitgetest en verlaten als ze niet voldoen. Dit vereist taktische flexibiliteit maar vasthoudendheid wat het programma betreft. Voor de marxistische stroming die het CWI vertegenwoordigt, komt het erop aan om zowel de brede beweging te helpen uitbouwen als de revolutionaire trend. We willen bouwen aan een internationale van massapartijen met een socialistisch programma, om een einde te kunnen stellen aan een kapitalisme dat enkel nog sociale neergang, miserie en barbarij te bieden heeft.

  • Zomerschool. Video bij de discussie over opbouw van onze organisatie

    De laatste dag van onze jaarlijkse zomerschool staat telkens in het teken van de opbouw van onze organisatie. Verslagen van elke nationale afdeling kunnen niet meer in het tijdschema ingepast worden, met aanwezigen uit 34 landen spreekt dat voor zich. In de voormiddag waren er een zestal commissies, in de namiddag was er een algemene inleiding gevolgd door zes tussenkomsten en een afronding van de school. Voor het begin van deze namiddagsessie werd een video getoond met beelden van verschillende tussenkomsten van leden. Het geeft een idee van onze internationale verspreiding.

  • Zomerschool. Historische voorbeelden tonen potentieel van massastrijd

    Maar ook nood aan organisatie en tactieken om tot overwinningen te komen!

    Op de jaarlijkse zomerschool van onze internationale organisatie, georganiseerd door de Actief Linkse Studenten, is er telkens een meeting voorzien waarin enkele centrale rode lijnen van de zomerschool kernachtig worden gebracht. Dit jaar was er veel aandacht voor de wereldwijde instabiliteit maar ook voor enkele historische gebeurtenissen: 100 jaar geleden was er de Ierse Paasopstand en 80 jaar geleden waren er de revolutionaire ontwikkelingen in Spanje maar ook in Frankrijk. Op de CWI-meeting werden enkele centrale lessen hieruit getrokken. Een verslag door Geert Cool.

    zomerschoolfoto
    Foto door Kristofer (Zweden)

    80 jaar Spaanse revolutie

    De eerste spreker was Viki van onze Spaanse afdeling. Zij kwam terug op enkele grote lijnen van de Spaanse revolutie in de jaren 1930 met 1936-37 als hoogtepunt. In 1931 wonnen anti-monarchisten de verkiezingen en deed de koning troonsafstand. Het republikeinse bewind loste de verwachtingen van landhervormingen en een betere levensstandaard niet in. Dit leidde tot radicalere strijd, met onder meer de Asturische commune en stakingsbewegingen die heel Spanje platleggen. In 1936 brengen de verkiezingen het Volksfront aan de macht. De massa’s wachten niet op beslissingen van bovenaf om verandering door te voeren, ze beginnen er zelf aan. Zo bezetten arbeiders de fabrieken. Toen duidelijk werd dat het Volksfront de arbeiders en arme boeren weigerde te bewapenen tegen de fascistische dreiging, bewapenden ze zichzelf.

    Het Volksfront was een eenheidsinitiatief dat van bovenaf werd opgezet door de Communistische Partij, de sociaaldemocratie en diverse liberale krachten, in het geval van Spanje niet zozeer ‘progressieve elementen’ van de burgerij maar de schaduw van de burgerij. Een dergelijke eenheid werd mogelijk na de bocht van de stalinistische Communistische Internationale die na een ultralinkse kritiek op alle anderen, inclusief de massabasis van de sociaaldemocratische partijen, naar een tegenovergesteld standpunt overging. Voortaan werd eenheid gezocht met de leiding van niet alleen de sociaaldemocratie, maar ook die van allerhande liberale krachten. Dit paste volgens de Communistische Partijen in de eerste fase van strijd: eerst moest het fascisme verslagen worden, pas nadien zou een tweede fase van strijd voor socialisme op de agenda staan. Het zou ertoe leiden dat het Volksfront zich tegen de revolutionaire strijd van onderuit zou keren.

    De opstand van Franco en de fascisten tegen de revolutionaire massa’s kon uiteindelijk overwinnen, maar had daar jaren voor nodig. Zonder de heldhaftige strijd van de arbeiders en hun internationale steun, had Franco wellicht direct kunnen winnen. De arbeiders zetten eigen milities op en organiseerden zelf hun gezondheidszorg. Barcelona werd op 24 uur tijd ingenomen door deze milities die optraden als een leger van sociale bevrijding, wat leidde tot een situatie van dubbelmacht. De arbeidersklasse had het potentieel om deze machtsovername verder door te trekken, maar moest daarbij opbotsen tegen de Volksfront-regeringen die zich binnen het kader van het kapitalisme wilden houden. Daartoe ging de regering over tot het breken van de milities en werden strategische punten heroverd op de arbeiders, zo is de bloedige verovering van de telefooncentrale van Barcelona in mei 1937 een keerpunt. Deze telefooncentrale werd beheerd door de arbeiders met een sterke invloed van de anarchistische CNT.

    De situatie vandaag is natuurlijk anders. Maar we moeten toch de les trekken dat allianties en coalities met kapitalistische partijen gebruikt worden om de belangen van de burgerij te verdedigen tegen die van de arbeidersklasse in. Coalities van linkse krachten met besparingspartijen om zelf uiteindelijk mee besparingen door te voeren, zijn rampzalig voor de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking en ze kunnen extreemrechts niet stoppen, integendeel. Anderzijds moeten we uit de Spaanse ervaring van 80 jaar geleden ook wijzen op de fenomenale kracht van de arbeidersklasse. Deze organiseren en op die basis een politiek alternatief uitbouwen, is wat ook nu nog op de agenda staat.

    100 jaar Ierse Paasopstand

    De tweede spreker was Paul Murphy, Iers parlementslid en een van de centrale voortrekkers van de campagne tegen de waterbelasting. Ierse krantencommentatoren stelden hem wegens zijn verzet tegen het Europa van het kapitaal voor als de Ierse versie van Boris Johnson, uiteraard een compleet verkeerde vergelijking tussen die reactionaire populist uit Londen en een consequente verdediger van de belangen van de arbeidersklasse. Paul sprak op de meeting over de Ierse Paasopstand.

    De Ierse Paasopstand van 1916 was een revolte tegen het Britse imperialisme, maar kon volgens de socialistische voorman James Connolly ook het vuur aan de lont van een Europese revolte tegen oorlog vormen om de barbaarse heersende klasse omver te werpen. De correctheid van dat perspectief zou echter pas een jaar later blijken toen de Russische gebeurtenissen leidden tot een revolutionaire golf doorheen Europa. Ook in Ierland was er een enorme steun voor de Russische revolutie met massameetings, fabrieksbezettingen en een revolutionaire periode die tot 1923 zou duren.

    Jammer genoeg was de Paasopstand van 1916 prematuur en was de basis ervoor te beperkt om tot een overwinning te komen. Het resultaat was de executie van verschillende leiders ervan, waaronder James Connolly die hierdoor geen richting kon geven aan de revolutionaire periode na 1917. Connolly en zijn medestanders waren bijzonder ongeduldig. Ze namen geen politiek onafhankelijk standpunt vanuit de arbeidersklasse in, maar steunden integendeel een burgerlijke nationalistische verklaring. Connolly was dan wel voorzitter van de grootste vakbond, maar hij deed geen oproep tot een algemene staking omdat hij wist dat hij geïsoleerd zou staan. Als Connolly zo reageerde, was dit deels uit wanhoop maar ook desillusie in de Tweede Internationale die mee in de barbarij van de Wereldoorlog was gestapt.

    Het bevestigt op negatieve wijze het belang van een collectieve leiding van een revolutionaire partij en de nood aan een revolutionair internationalisme. Connolly stond binnen de Tweede Internationale aan de kant van Lenin en co, maar had na 1914 geen banden met medestanders in andere landen. Hij behoorde nochtans tot die kleine minderheid van linkse leiders die geen verraad pleegden en zich tegen de oorlog verzette. Andere dergelijke leiders waren onder meer Lenin, Luxemburg, Liebknecht en de Schotse socialist John MacLean. Eerder sprak Connolly zich uit tegen het toetreden van socialisten tot kapitalistische regeringen. Op het congres van de Tweede Internationale in 1900 was er discussie over de regeringsdeelname van de Franse sociaaldemocraten vanaf 1898. Voor Kautsky was dit een tactische en geen principiële kwestie. Hij werd van antwoord gediend door Connolly die opmerkte dat de revolutionaire massa’s “geen regeringsfuncties moeten aanvaarden die ze niet met eigen macht bekwamen.”

    Die onafhankelijke positie van de arbeidersklasse is een principiële kwestie die van belang is om strijdbewegingen te kunnen winnen. Dit zagen we recent nog in de strijd tegen de Ierse waterbelasting. Terwijl anderen een eenheid aan de top probeerden te bekomen en delen van het establishment mee in bad wilden trekken, pleitten wij voor de radicale methode om van onderuit het verschil te maken in een niet-betalingscampagne geleid door lokale activisten. Met momenteel 73% die de waterbelasting niet betaalt, wordt duidelijk dat de oproep en organisatie van die boycot van groot belang was. Het opschorten van de waterbelasting is een grote nederlaag voor de regering en versterkt het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse. Het vestigt het idee dat we kunnen winnen. Dit zal van pas komen rond andere thema’s, zoals de groeiende roep naar het legaliseren van abortus in Ierland.

    Burgerlijke commentatoren merkten op dat “een kleine kliek trotskisten die openlijk opkomen voor het omverwerpen van het politieke systeem erin slaagt om de politieke agenda te bepalen.” Voor de heersende klasse is ons standpunt inderdaad angstaanjagend. Vandaar de repressie tegen activisten die zich tegen de waterbelasting verzetten. Vanaf april zal het proces tegen de activisten van Jobstown gevoerd worden. Deze activisten, waaronder Paul Murphy zelf en twee lokale gemeenteraadsleden van de Anti-Austerity Alliance, worden beschuldigd van “vrijheidsberoving” van vicepremier Joan Burton wiens auto twee uur vastzat wegens een spontane protestactie. Eén maand na onze overwinning in een tussentijdse parlementsverkiezing gaf het establishment een signaal: “zo ver niet verder.” In het proces dat in april start en waar we maximaal een levenslange gevangenisstraf riskeren, zullen we hun repressie terechtstellen. We zullen een nationale en internationale campagne voeren. Zoals Connolly opmerkte over de vervolging van wie zich tegen de Wereldoorlog verzette: “We moeten de heersende klasse waarschuwen: je kan ons opsluiten of vermoorden. Maar vanuit de gevangenis of het kerkhof zullen we een kracht uitstralen waarmee jullie neergehaald worden.”

    80 jaar Franse massabeweging voor verandering

    In 1936 was het bijzonder onrustig in Frankrijk met een periode van revolutie en contrarevolutie, zo merkte Leila van Gauche Révolutionnaire op tijdens de meeting op onze zomerschool. Frankrijk was later getroffen door de crisis en kende een groot aantal werklozen. Maar liefst één miljoen Fransen werd werkloos en dit leidde tot acties zoals grote werklozenmarsen.

    In 1934 was er een poging van fascistische milities om samen met rechtse groepen de macht over te nemen. Ze marcheerden op het parlement wat gepaard ging met rellen en doden. De contrarevolutionaire schudden de arbeidersbeweging wakker en het kwam tot een beweging tegen het fascisme. De roep naar een sterk antwoord tegen de fascistische dreiging werd gebruikt om een Volksfront te vormen door de sociaaldemocratische en communistische partijleidingen samen met de burgerlijke Radicale Partij.

    Het Volksfront had niet als doel om revolutionaire strijd voor een ander systeem te versterken, het doel was het redden van het kapitalistisch systeem en de burgerlijke staat. Toch voelden veel arbeiders zich gesterkt door het Volksfront en de regering van dit Volksfront. Er kwamen meer acties tegen de bazen. In mei 1936 was er een grote stakingsbeweging die in La Havre begon na de afdanking van twee arbeiders. In deze stakingsbeweging werd massaal actie gevoerd, ook door de laagbetaalde arbeiders. Zo gingen bijvoorbeeld ook de kelners in staking.

    Premier Blum erkende dat er toegevingen nodig waren, vooral omdat gevreesd werd dat de staking anders zou uitgroeien tot een revolutionaire beweging voor verandering waarop zelfs de vakbondsleiding geen greep meer had. De heersende elite was bang omdat ze de kracht van de arbeidersbeweging zag. De communistische en socialistische partijleidingen probeerden vanuit de regering de verdere ontwikkeling van de beweging te stoppen. Vanuit de Communistische Partij gebeurde dit met het argument dat revolutie niet op de agenda stond omdat eerst het fascisme moest bestreden worden.

    De dreiging van revolutie leidde tot belangrijke toegevingen zoals het betaald verlof, de 40-uren werkweek en de erkenning van vakbondsrechten. Het zou ook een bron van inspiratie zijn voor andere bewegingen, onder meer de revolutionaire algemene stakingsbeweging in België in mei-juni 1936. Er zat meer in de beweging van 1936, maar daarvoor was er nood aan een revolutionaire leiding die de inzet van de beweging begreep: de levensstandaard van de werkenden en armen verbeteren door te vechten om de macht uit handen van de burgerij te halen.

    Leren uit het verleden om te winnen in de toekomst

    De meeting werd afgesloten door Peter Taaffe van het Internationaal Secretariaat van het Committee for a Workers’ International. Hij merkte op dat we uit bewegingen in het verleden moeten leren om in alle geledingen van onze organisatie sterkere kaders te vormen die in staat zijn om strijd te winnen. In een turbulente periode zoals vandaag met de mislukte staatsgreep in Turkije en andere belangrijke ontwikkelingen, is dat geen overbodige luxe.

    Vandaag is het bewustzijn, ook onder de voorhoede van de arbeidersbeweging, teruggeslagen in vergelijking met de jaren 1930. Zo werd het vormen van een coalitie met burgerlijke partijen in de jaren 1930 meteen gelijkgesteld met verraad. Vandaag ligt dat anders en zien velen een coalitie als een stap vooruit, een mogelijkheid om een minstens gedeeltelijk progressief beleid te voeren. We moeten de historische ervaringen in hun context zien maar er ook lessen uit trekken voor vandaag.

    In Frankrijk en Spanje zagen we in 1936 dat de zaden van de revolutie aanwezig waren met enorme mogelijkheden. Trotski merkte op dat er in Spanje niet één maar minstens tien kansen op revolutionaire momenten waren in die periode. Het potentieel werd niet benut, onder meer door de tactiek van het Volksfront en andere factoren. Volgens Trotski deed het Volksfront dienst als een stakingsbreker om een verdere radicalisering van de beweging te stoppen. Het onvoltooide karakter van de revoluties van 1936 zorgde ervoor dat de geschiedenis anders zou verlopen met onder meer het bloedbad van Wereldoorlog Twee.

    Een belangrijke reden voor dat onvoltooide karakter was het opleggen van een Volksfront van bovenaf. De machtsovername door de nazi’s in Duitsland was een schok voor de arbeidersbeweging en leidde tot een roep naar eenheid. Trotski herhaalde zijn oproep voor een eenheidsfront van onderuit: apart marcheren, maar samen toeslaan. Anders gezegd: eenheid in actie met behoud van eigen programma’s en voorstellen. In plaats daarvan pleitten de Communistische Partijen voor een karikatuur van eenheid, onder meer met de Franse Radicalen waar de massa’s terecht helemaal geen vertrouwen in hadden.

    De bewegingen van 1936 werden mee gestimuleerd door de schok van het naziregime in Duitsland, maar ook door de economische achtergrond. Zo daalde het loon van de Franse arbeiders tussen 1931 en 1936 met 30%. In 1936 haalden de partijen van het Volksfront 5,5 miljoen stemmen tegenover 4,5 miljoen voor rechts. De Radicalen verloren een half miljoen stemmen terwijl de Communistische Partij zijn resultaat verdubbelde.

    De massabeweging in Frankrijk was enorm. Zo waren er 500.000 aanwezigen op een betoging om de Franse commune te herdenken. In de stakingsbeweging van mei en juni waren er 3 miljoen werkenden betrokken, dat is meer dan er vakbondsleden waren. Media merkten op dat zelfs de redders op de Seine staakten. Premier Blum kwam in een moeilijke positie te staan. Zelf merkte hij op dat hij vergeleken werd met Kerenski in Rusland en dat de situatie zou leiden tot het opstaan van een Franse Lenin.

    De beweging had een internationale impact, zelfs in Duitsland. Daar werd aanvankelijk bericht over de “chaos” van de Franse stakingen. Maar toen de arbeiders daar vertrouwen uit putten en er acties dreigden in Duitsland, werd alle nieuws tegengehouden. Een maand later zou de beweging in Spanje de kwestie van de macht stellen. Een overwinning in beide landen had de basis kunnen leggen voor een socialistische federatie die doorheen Europa een impact zou hebben.

    Er was de mogelijkheid om op een relatief vreedzame wijze de macht te grijpen met de arbeidersbeweging. Indien dit niet gebeurde, kwam dit door de opstelling van de leiding van de arbeidersbeweging. De Communistische Partij merkte toen al op dat je moet weten hoe je een staking moet beëindigen, in 1968 zou dit herhaald worden. Toch werden belangrijke toegevingen afgedwongen, ook al werden die door inflatie snel ondermijnd. Tegen 1938 verdween de sociaaldemocratie uit de regering.

    De leiders van de arbeidersbeweging trokken na de Tweede Wereldoorlog amper lessen uit de Spaanse en Franse gebeurtenissen. In Chili 1973 werden dezelfde fouten herhaald met bloedige gevolgen. Wij proberen een consequent standpunt in te nemen op vlak van coalities en tegen besparingen. Coalities met burgerlijke partijen leiden tot een verhouding als die tussen een paard en de rijder ervan: de burgerij zit in het zadel en bepaalt de koers. Maar we moeten uiteraard steeds op een tactische wijze onze houding tegenover regeringen met linkse elementen naar voor brengen, denk maar aan de wijze waarop Lenin slogans naar voor bracht tegen de Voorlopige regering in Rusland 1917.

    In de huidige nieuwe periode van wereldwijde instabiliteit en zoektocht naar alternatieven staat de arbeidersbeweging voor enorme uitdagingen. Gesterkt door ervaringen uit het recente en iets verdere verleden kunnen we deze uitdagingen aangaan en als onderdeel van de strijd tactieken en een programma ontwikkelen waarmee we kunnen winnen.

  • Zomerschool. Foto’s van een geslaagde politieke bijeenkomst

    zomerschool2

    De voorbije week kwamen zowat 330 linkse socialisten uit 34 landen in Leuven samen voor 6 dagen van politieke discussie en uitwisseling van ervaringen. Deze zomerschool wordt traditioneel georganiseerd op uitnodiging van de Actief Linkse Studenten. Er waren activisten uit heel Europa, maar ook uit Sri Lanka, India, Maleisië, Australië, Hong Kong, Taiwan, Israël/Palestina, Turkije, Soedan, Ivoorkust, Nigeria, Zuid-Afrika, VS, Brazilië, Canada en Québec. Ondanks die diverse afkomsten was er een grote solidariteit vanuit die gemeenschappelijke strijd voor socialistische verandering.

    De zomerschool werd uiteraard gekenmerkt door discussie over de snelle veranderingen in zowel de objectieve situatie als op het vlak van bewustzijn van brede lagen van de bevolking. We willen daarop voorbereid zijn en mee richting geven aan de woede van de massa’s om dit te organiseren in krachten die tot socialistische verandering in staat zijn. We zullen de komende weken nog terugkomen op verschillende discussies. Hieronder een reeks foto’s door diverse kameraden.

    Ecole d'été du CIO - 2016

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop