Tag: zomerschool 2014

  • Zomerschool van het CWI. Commissie over feminisme en socialisme

    Verslag door Emily (Namen)

    Femmes_contre_la_criseVeel mensen met diverse standpunten beroepen zich op de term feminisme. Volgens ons is enkel het socialisme in staat om de materiële basis te vormen waarop een einde aan seksisme kan gemaakt worden.

    Tien jaar geleden werd nog over post-feminisme gesproken. Vanuit een puur juridisch standpunt hebben vrouwen effectief een wettelijke gelijkheid bekomen. Maar de economische crisis van de afgelopen jaren heeft opnieuw bevestigd dat deze gelijkheid enkel op papier bestaat. De groepen in de samenleving die het hardste onderdrukt worden – zoals vrouwen – voelen de gevolgen van de crisis veel harder. Zelfs indien er vandaag geen brede vrouwenbeweging is, voelen velen zich betrokken door deze kwestie en is er een bereidheid tot actie. Het ontbreekt vooral aan methoden en perspectieven om er richting aan te geven.

    Marxisten komen op voor echte gelijkheid die zich niet tot het virtuele domein beperkt. Daartoe is het eerst en vooral belangrijk om vrouwen van revolutionaire socialistische standpunten te overtuigen. Anderzijds is het nodig om de strijd te voeren waarmee een nieuwe samenleving kan uitgebouwd worden, een samenleving waarin de materiële basis voor onderdrukking van vrouwen is verdwenen, kortom een socialistische samenleving.

    We kunnen niet ontkennen dat er ook in de arbeidersklasse seksisme aanwezig is. Deze onderdrukking is ouder dan het kapitalistische systeem. Het dateert van de eerste klassensamenlevingen en is sindsdien verder ontwikkeld. Het is dan ook een constante strijd om vrouwen te organiseren en te ontwikkelen als revolutionaire kaders.

    Het patriarchaat heeft niet altijd bestaan. In de primitief communistische samenlevingen was er een zekere taakverdeling tussen mannen en vrouwen, maar niet op basis van een hiërarchie tussen de geslachten. Het overleven van de groep was enkel mogelijk op basis van een perfecte samenwerking tussen iedereen. De komst van een productieoverschot legde de materiële basis voor de onderdrukking op klassenbasis en ook de onderdrukking van vrouwen. Het ging samen met de notie van privaat eigendom dat van generatie op generatie overgaat. Dit leidde tot de opkomst van een hiërarchie tussen de rol van productie en deze van reproductie. Er waren verschillende vormen van klassensamenlevingen, maar de onderdrukking van vrouwen was een weerkerend fenomeen in al deze vormen. Enkel door een einde te maken aan de klassensamenleving is het mogelijk om een einde te maken aan seksisme. Daartoe is de eenheid van mannen en vrouwen van onze klasse doorheen onze strijd onmisbaar.

    We moeten daarbij opmerken dat niet alleen vrouwen uit de arbeidersklasse onderdrukt worden. Zo is er in alle lagen van de bevolking geweld tegen vrouwen, maar voor vrouwen uit beter begoede lagen is het doorgaans wel gemakkelijker om een gewelddadige situatie te verlaten zonder hierdoor meteen in armoede en ellende terecht te komen. De Amerikaanse presidentsvrouw Michelle Obama mag dan wel een zwarte vrouw zijn, ze wordt uiteraard niet op eenzelfde wijze onderdrukt als een vrouw in de fastfoodsector en ook minder dan een man die in deze sector werkt. Alle vrouwen worden onderdrukt, maar arbeidersvrouwen worden dubbel onderdrukt. Als vrouwen van de heersende klasse echt tegen seksisme willen ingaan, moeten ze breken met hun klasse om samen met de arbeidersklasse tegen het kapitalisme te strijden. Klassenonderdrukking gaat voor andere vormen van onderdrukking. Enkel door de klassensamenlevingen af te schaffen, is het mogelijk om seksisme en andere vormen van onderdrukking aan te pakken.

    Wij verwerpen het burgerlijke feminisme dat mannen tegen vrouwen plaatst – en er soms zelfs vanuit gaat dat vrouwen enkel en alleen omwille van hun geslacht wel gelijk moeten hebben. Het volstaat niet om vrouwen hoger in de maatschappelijke hiërarchie te laten doorklimmen, vrouwelijke managers veranderen het karakter van de klassenonderdrukking niet. Verworvenheden die bekomen zijn, kregen we niet door enkele uitzonderlijke vrouwen in de parlementen. Het is geen individuele kwestie, er is nood aan een globale visie. De ervaring van iedereen kan anders zijn, maar een begrip van de verschillende standpunten op basis van solidariteit en eenheid is nodig.

    Het algemeen stemrecht, gelijkheid in het burgerlijk huwelijk, het recht om te scheiden, recht op veilige abortus, moederschapsverlof, kinderopvang, collectieve restaurants,… zijn verworvenheden die tijdens periodes van intensieve strijd door de volledige arbeidersklasse zijn afgedwongen. Dat zagen we onder meer met de Russische revolutie van 1917 waarmee enkele decennia voorsprong werden genomen op de rest van de wereld. Het is door massastrijd dat de dubbele taak van vrouwen in een klassensamenleving kan aangepakt worden.  Met die dubbele taak wijzen we op zowel het productieve werk in het kader van het normale arbeidsproces als het werk in het huishouden dat op de kap van vrouwen terecht komt. Vrouwen uit de hogere klassen kunnen daar personeel voor inhuren.

    Het is eveneens op basis van massastrijd op syndicaal vlak dat het principe van gelijk loon voor gelijk werk werd gevestigd. Desondanks blijft er tot op vandaag een kloof bestaan tussen de lonen van mannen en vrouwen. Naargelang de krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal is die kloof kleiner of groter. De Wereldbank stelt dat de loonkloof varieert tussen 10 en 30%. Er is daarbij overigens geen opmerkelijk verschil tussen de zogenaamde rijke en arme landen, onder de werkenden met de laagste lonen is het verschil wel opmerkelijk groter.

    Met de besparingen die momenteel wereldwijd worden doorgevoerd, komt de kwestie van de dubbele dagtaak opnieuw prominenter op de agenda. De eerste aanvallen zijn vaak gericht op de zorgsector (kinderopvang, bejaardenzorg, gezondheidszorg, onderwijs, opvanghuizen voor vrouwen,…). Steeds meer wordt zorg opnieuw overgeheveld naar de familie. Het werk komt vaak bij vrouwen terecht in de vorm van individuele verantwoordelijkheden in plaats van collectieve zorg door de samenleving. Tegelijk worden de arbeidsvoorwaarden onder vuur genomen, werklozen vervolgd,… Het besparingsbeleid werpt een groot aantal vrouwen in onzekerheid en ellende. Het doet de onderdrukking van vrouwen toenemen en zet hun materiële levensvoorwaarden onder druk.

    We moeten opkomen voor een socialistische samenleving waarin de basis gelegd wordt voor echte gelijkheid. Zo kan de opvang van kinderen door de gemeenschap georganiseerd worden terwijl een ouder tegelijk het recht heeft om thuis te blijven om kinderen op te voeden en daar niet meteen financieel voor afgestraft wordt. Het is enkel dan dat er een echte vrije keuze mogelijk is. Dat kan echter enkel op basis van een democratisch beheer van de economie.

    Tegenover zo een diep gewortelde onderdrukking als seksisme is het nodig om diepgaand te werken. We moeten een constante aandacht hebben voor de integratie van vrouwen in elke strijdbeweging en tegelijk in de arbeidersbeweging de discussie over de strijd tegen seksisme blijven aangaan. Om eenheid te bekomen moeten we onze strategie en methoden uitleggen. Maar zelfs in die omstandigheden zullen we nooit volledig vrij van seksisme zijn.

    Als we campagnes voeren rond thema’s die meer specifiek op vrouwen gericht zijn (bvb rond abortus, opvang voor vrouwen die het slachtoffer van geweld binnen het gezin zijn,…) moeten we een flexibele benadering hanteren. We hebben met het CWI in verschillende landen campagnes opgezet, maar wij zijn slechts een beperkte factor die ingaat tegen omvangrijke problemen. Maar onze ‘vrouwenwerking’ staat niet los van de rest van onze werking, het is een integraal en noodzakelijk onderdeel van onze gezamenlijke strijd voor socialisme.

     

  • Zomerschool van het CWI. Latijns-Amerika begint gevolgen wereldcrisis te voelen

    Verslag door Claire Laker-Mansfield (Socialist Party Engeland en Wales)

    dimitriOp de zomerschool van het CWI was er dit jaar een commissie over de politieke ontwikkelingen in Latijns-Amerika en de rol die de marxistische krachten van het CWI op het continent spelen. De inleiding gebeurde door Dimitri uit Brazilië. Hij wees erop dat de economische crisis pas laat in Latijns-Amerika toesloeg, althans in vergelijking met Europa en de VS. Maar nu begint de crisis op volle toeren te draaien en worden de gevolgen op sociaal en politiek vlak duidelijk doorheen het continent.

    De discussie kwam er na een plenaire discussie over de protestbewegingen in Brazilië, die ook de achtergrond vormden voor deze commissie. De regering van Dilma Roussef in Brazilië of die van Bachelet in Chili verliezen snel aan steun. Beide landen exporteren vooral grondstoffen – een van de belangrijkste factoren achter de groei in Latijns-Amerika – en de consumptie op basis van krediet botste de afgelopen jaren op zijn grenzen. Dit heeft geleid tot crises en splitsingen in de grote kapitalistische partijen en tot politieke herschikkingen, zowel ter rechterzijde als ter linkerzijde.

    In Brazilië is een begrip van de enorme beweging in juni 2013 essentieel om de huidige bewegingen te kunnen inschatten. Het CWI in Brazilië, LSR, nam deel aan die protesten in 2013 en riep de vakbonden op om er in tussen te komen – niet alleen door de beweging in woorden te steunen, maar door massale stakingsacties te organiseren. Er waren korte werkonderbrekingen die met het protest samenvielen, maar dit was ‘te weinig en te laat’. Het betekende dat de arbeidersbeweging er niet in slaagde om haar stempel op deze belangrijke massabeweging te drukken.

    De PSOL, een brede linkse formatie waarin LSR actief is, kwam evenmin op een degelijke wijze tussen in de beweging. Wellicht vreesden sommigen de afkeer tegenover partijen onder de betogers, een begrijpelijke reactie van die betogers op het verraad van de PT. Het toenemende autoritaire en bureaucratische karakter van de leiding van PSOL moet bestreden worden om ervoor te zorgen dat de partij een rol kan spelen in de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij in het land. Op dit ogenblik blijft de partij een aantrekkingskracht voor de politiek meest bewuste arbeiders. Wij komen binnen PSOL op voor een democratische organisatie en een radicaal socialistisch programma. We hebben kandidaten op de lijsten van PSOL voor de komende verkiezingen.

    In Argentinië is de crisis bijzonder uitgesproken. Op het ogenblik van de zomerschool stond het land op de rand van een (inmiddels gerealiseerd) bankroet. Dit zal verregaande gevolgen hebben voor de regering-Kirchner, zeker omdat de dynastie-Kirchner algemeen werd gezien als diegenen die het land in 2002 uit de schuldencrisis hielpen. Het land staat op de rand van een economische ineenstorting. De inflatie loopt hoog op, ondanks de pogingen van Kirchner om het probleem alvast op papier op te lossen met frauduleuze cijfers.  Een gemiddelde huurprijs ging het afgelopen jaar met 36% de hoogte in. Er is een sterke toename van armoede die leidt tot een sociale crisis. Dat is des te acuter omdat Argentinië op een bepaald ogenblik een levensstandaard had die vergelijkbaar was met de Europese.

    Zoals Tony Saunois, de algemeen secretaris van het CWI, en Danny Byrne van het CWI in hun bijdragen uitlegden, heeft dit ertoe geleid dat steeds meer werkenden een politieke breuk met de regering maken. Dit blijkt erg duidelijk op syndicaal vlak, waarbij delen van de vakbonden die meer dan 40% van de leden organiseren ook formeel met de regering hebben gebroken. Bij de recente stakingen was er ook een van de politiediensten. De verschillende stakingsacties hebben het land plat gelegd.

    Het is in deze context dat de radicale linkerzijde opmerkelijke vooruitgang kon realiseren. De alliantie FIT, een alliantie van trotskistische organisaties, haalde in de laatste verkiezingen een mooi resultaat van meer dan 1,2 miljoen stemmen. Hierdoor haalde de FIT drie nationale zetels en provinciale verkozenen in 7 regio’s. Het wijst op de enorme mogelijkheden om links van de regering steun uit te bouwen. Wij dringen erop aan dat de FIT een rol speelt in het opzetten van een nieuwe massale kracht met een breder karakter, waardoor dit kan ontwikkelen tot een organisatie van een echt massale omvang in de toekomst.

    Er was ook discussie over de ontwikkelingen in Venezuela en Bolivia, twee landen die voorheen vaak naar voor werden geschoven als symbool van hoop doorheen het continent en de wereld. De regering-Morales is in Bolivia evenwel sterk naar rechts opgeschoven. Dit bleek onder meer in de nieuwe recente wet die kinderen vanaf 10 jaar toelaat om te werken. Er is nood aan nieuwe organisaties die met een linkse kritiek tegen de regering ingaan.

    In Venezuela heeft de verkiezing van Maduro voor een nieuwe situatie gezorgd. De dood van Chavez heeft de rechterzijde zelfvertrouwen gegeven. Het land wordt geconfronteerd met grote economische problemen, waaronder kapitaalvlucht en inflatie. Het ‘Chavismo’ zonder Chavez is problematisch en leidt tot spanningen binnen zijn partij. De verworvenheden voor de arbeiders en armen onder het regime van Chavez zijn bedreigd. Enkel strijd kan ervoor zorgen dat deze vooruitgang wordt behouden. Het zal mogelijk ook nodig zijn om te strijden tegen de hervormingen en de contra-revolutie die onder de vlag van het ‘Chavismo’ wordt uitgevoerd. De meest dringende taak is de uitbouw van een revolutionair blok, een taak waar onze kleine afdeling in het land mee bezig is.

    Zoals Danny opmerkte probeert de regering-Bachelet in Chili om de explosieve politieke situatie in het land onder controle te houden. Er was massale strijd, waaronder een grote studentenbeweging. Er is een algemene radicalisering in de Chileense samenleving. Dit wordt deels weerspiegeld in de beloften van alle grote partijen om de oude grondwet uit de tijd van Pinochet te herzien. Bachelet voerde ook een aantal beperkte belastinghervormingen door en een beperkte vorm van gratis onderwijs, maar de studenten eisten meer en willen een stopzetting van de vermarkting van het onderwijs.

    Doorheen het continent werken we aan de opbouw van marxistische krachten die kunnen inspelen op de enorme kansen en mogelijkheden om een rol te spelen in de ontwikkeling van massastrijd. Zoals Tony Saunois opmerkte, toont Latijns-Amerika hoe snelle veranderingen in het ritme van de strijd mogelijk zijn. Zoals in 2000-2002 staat Latijns-Amerika opnieuw vooraan in de ontwikkeling van arbeidersstrijd. Het is een continent dat rijk is aan tradities van de arbeidersbeweging en dat rijp is voor socialistische verandering. Het CWI doet er alles aan om mee te bouwen aan een beweging die in staat is om dat te realiseren.

  • Zomerschool van het CWI. Honderd jaar na de grote slachting

    Verslag door Stefanie (Charleroi)

    Naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de eerste wereldoorlog, werd één van de commissies van de zomerschool gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. De commissie toonde hoe marxisten naar deze periode kijken, in contrast met de officiële geschiedschrijving en herdenkingen rond de oorlog.  We maakten een analyse van de internationale economische spanningen in de periode voor de oorlog, maar ook van de kracht van de arbeidersbeweging, en het verraad van de leiding van die arbeidersbeweging. We probeerden te verklaren waarom deze oorlog er gekomen is, en hoe de oorlog eindigde, om de lessen te trekken voor de arbeidersbeweging vandaag.

    Op 28 juli 1914 begon de eerste wereldoorlog met de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije tegen Servië. Deze verjaardag is een goede gelegenheid om terug te kijken en lessen te trekken voor de arbeidersbeweging. Voor revolutionairen was dit een moeilijke periode van isolatie en heropbouw, maar het zou ook de periode zijn waarin de fundamenten werden gelegd voor de enorme vooruitgang op het einde van de oorlog, met de revolutionaire golf, waaronder natuurlijk de Russische revolutie. Het is onmogelijk het succes van de Russische revolutie te begrijpen zonder de moeilijkheden en discussies tijdens de oorlogsperiode te begrijpen.

    De oorlog herdenken

    Wij zijn niet de enigen die de oorlog herdenken. De burgemeester van Ieper, Jan Durnez, kondigde trots aan dat de herdenking een succes is voor de toeristische sector in zijn stad, met veel meer dan de verwachte half miljoen toeristen dit jaar. De herdenking een voor hem pure kwestie van citymarketing waarin de stad en haar verschrikkelijke oorlogsverleden niets meer zijn dan een product om te verkopen. Burgerlijke politici als Jan Durnez willen deze gelegendheid vooral niet gebruiken om over politiek of imperialisme te praten, want dit zou het feest verstoren.

    In Groot-Brittannië klaagde de voormalige minister van onderwijs, Michael Gove, dat ‘linkse academici’ de Blackadder show durfden gebruiken als propaganda in hun lessen om bepaalde ‘mythes’ over de oorlog te verspreiden. Blackadder zou “neerkijken op patriottisme en moed, en de oorlog voorstellen als een onzalige warboel”. Deze academici worden bekritiseerd omdat ze de oorlog niet verdedigen waarin meer dan 700 000 Britse oorlog het leven verloren. Het is veelzeggend dat een komische show zoals Blackadder een juister beeld geeft van de realiteit dan de burgerlijke minster van oorlogspropaganda.

    Marxisten kijken naar de geschiedenis om de omstandigheden te analyseren waarin evementen zich afspelen. We willen ervaringen van sociale bewegingen verzamelen om eruit te leren. In tegenstelling tot de officiële herdenkingen, baseren we onze analyse op de positie van de arbeidersklasse, en we houden rekening met de elementen die door de officiële geschiedenisschrijvers niet worden vermeld.

    De oorzaken van de oorlog

    Verschillende officiële historici noemen de oorlog absurd en zeggen dat niemand deze oorlog had gewild. Voor hen is het moeilijk te begrijpen waar deze oorlog vandaan kwam.

    Trotski schreef in 1914 over de redenen van de oorlog in ‘Oorlog en de Internationale’: “De oorlog van 1914 is de grootste ineenstorting, die de geschiedenis kent, van een economisch systeem, dat aan zijn eigen tegenstrijdigheden ten gronde gaat.” Hij stelde nog: “Alle historische machten, wier taak het was, de burgerlijke maatschappij te leiden, uit haar naam te spreken, en haar uit te buiten, zij allen hebben door de oorlog van 1914, hun eigen rotheid uitgesproken. Zij beschermen het kapitalisme als het systeem van menselijke cultuur en de uit dat systeem geboren catastrofe is in de eerste plaats hun catastrofe. De eerste stroom van gebeurtenissen verhief de nationale regeringen en legers tot een nooit gekende hoogte, voor een ogenblik stonden de naties om hen heen geschaard; maar te vreselijker zal de val van de regeringen zijn, als de volkeren, die nu door het kanongebulder verdoofd zijn, zullen gaan beseffen wat de betekenis van de gebeurtenissen is, als ze de waarheid in al haar verschrikking zullen zien.”

    Officiële burgerlijke geschiedenisboeken zijn niet in staat de oorlog echt te begrijpen. Ze beperken zich vooral tot het beschrijven van de horror en/of brengen een morele boodschap dat we zo’n oorlog nooit meer moeten toelaten. Alsof het gewone volk deze oorlog had gewild. Ondanks een brede steun bij het begin van de oorlog na een intense propagandacampagne, verdween de aanvankelijke steun gauw. Dit was geen oorlog gewild door de werkende bevolking, zij dienden vooral als slachtoffers van de oorlog.

    Geschiedenisboeken neigen ook kleine feiten te benadrukken en erover door te gaan zonder te verklaren waarom deze op zich beperkte feiten zo’n belang kregen, zoals de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914. Dit was een belangrijke gebeurtenis, maar voor de oorlog was het eerder een excuus. De oorlog ging fundamenteel niet om de Oostenrijkse aartshertog, maar was een enorme strijd om economische belangen, markten, politieke macht en prestige.

    Voor 1914 waren er confrontaties tussen koloniale machten, in Afrika of in China. De wereld werd te klein voor de nieuwe opkomende imperialistische machten, in het bijzonder Duitsland dat heel wat later op het toneel kwam. Hierdoor kon Duitsland sneller ontwikkelen en productiever zijn, vooral in vergelijking met de oudste kapitalistische machten zoals Groot-Brittannië. Maar ook Frankrijk was verzwakt. Zoals Trotski stelde: “De kern van de tegenwoordige oorlog is de opstand van de productiekrachten, die het kapitalisme gevormd hebben, tegen de in nationale staten opgesloten uitbuitingsvorm.” En nog: “De politiek van het imperialisme is een bewijs, dat de oude nationale staat, die tot stand kwam tijdens de revoluties en oorlogen van 1789-1815, 1848-1859, 1864-1866 en 1870, uitgeleefd is en nu een onverdraaglijke belemmering voor de ontwikkeling van de productiekrachten geworden is. De oorlog van 1914 betekent in de eerste plaats de verbrijzeling van de nationale staat als zelfstandig productiegebied.”

    De wereldwijde integratie van de economie heeft geen einde gemaakt aan de verschillende historische, economische, politieke en strategische belangen van de nationale heersende klassen. De eerste wereldoorlog was een tragische uitdrukking hiervan. We zien ook vandaag hoe de globalisering de interimperialistische spanningen niet heeft beëindigd, integendeel.

    De Franse socialist Jean Jaurès vatte de verantwoordlijkheid en oorzaken van de eerste wereldoorlog en andere oorlogen sindsdien samen: “Kapitalisme draagt oorlog in zich zoals de wolken regen in zich dragen”. Je kan de oorlog niet stoppen zonder tegen het kapitalistisch systeem te vechten.

    De macht van de arbeidersbeweging

    De arbeiders waren nooit zo georganiseerd geweest als bij het begin van de eerste wereldoorlog. In een relatief korte periode van 30 – 40 jaar waren machtige massaorganisaties opgebouwd. De Duitse SPD was pas legaal sinds 1890.  23 jaar later, in 1913, telde de SPD meer dan een miljoen leden (op een bevolking van 68 miljoen). In 1912 behaalde de partij 4,25 miljoen stemmen, of 34,7%. En het waren niet enkel leden op papier. De partij had 90 dagbladen, 267 voltijdse journalisten, 3000 die voltijds voor de partij werkten. 110 verkozenen in de Reichstag en 220 in de regionale parlementen, bijna 3000 gemeenteraadsleden. In de vakbonden gelinkt aan de SPD werkten minstens 15 000 voltijdsen.

    In de jaren voor de oorlog waren de leden van de SPD en andere socialistische partijen in Europa betrokken in enorme anti-oorlogacties. Deze partijen werden gezien als de drijvende kracht achter de anti-oorlogsbeweging. En deze beweging was enorm met betogingen van bijvoorbeeld een half miljoen in Berlijn. De Tweede Internationale hield een anti-oorlogsconferentie in Bazel, Zwitserland, in november 1912 met meer dan 500 afgevaardigden uit 23 landen, ondanks het feit dat de uitnodiging slechts een maand voor de conferentie verzonden was.

    Zelfs in 1914 waren er grote acties. De Duitse SPD organiseerde een week van activiteiten tegen de oorlog (25 tot 30 juli 1914) met in totaal meer dan 750 000 deelnemers. Slechts een paar dagen later, op 4 augustus, stemden bijna alle verkozenen van de SPD voor de oorlogskredieten. In Frankrijk waren er 90 000 betogers tussen 25 juli en 1 augustus.

    In woorden was het verzet tegen de oorlog belangrijk voor de Internationale. Dit was reeds het geval in 1889 bij de oprichting van de Internationale: “De oorlog is een onvermijdelijk gevolg van de huidige economische relaties en zal enkel verdwijnen wanneer het kapitalisme zelf verdwenen is.”

    Het congres in Stuttgart in 1907 stemde voor een amendement gesteund door Rosa Luxemburg, Lenin en Martov: “Als ondanks alles – ondanks het verzet van de werkende bevolking – een oorlog losbreekt, dan is het onze plicht deze oorlog te stoppen, en er alles aan doen om de economische en politieke crisis die de oorlog heeft gecreëerd te gebruiken om onder de hele bevolking te agiteren om bij te dragen tot de val van de kapitalistische overheersing.”

    Het congres in Bazel in 1912 verklaarde: “Voor de werkende bevolking is het een misdaad elkaar te vermoorden in naam van de winsten van de kapitalisten, de ambities van monarchiën en de glorie van geheime diplomatische verdragen.”

    Woorden en daden

    Deze scherpe woorden waren een uitdrukking van de druk van de basis. Maar de leiding was reeds langere tijd onduidelijk. Wanneer het internationaal congres in Kopenhagen in 1910 het idee bediscussieerde van een algemene staking in het geval van een oorlog (een idee gesteund door de Fransen en de Britten), zei de Duitse socialistische autoriteit Bebel: “Jullie moeten beslissen en jullie mogen beslissen wat jullie willen, maar wij Duitsers doen niet mee.”

    Lenin was zich bewust van dit verschil tussen woorden en daden. Volgens Zinoviev reageerde hij op het manifest van Bazel in 1912: “Ze hebben een enorme belofte gemaakt. Laat ons nu zien hoe ze dit gaan realiseren.”

    De leiding was niet voorbereid op de oorlog. De snelle groei van de arbeidersorganisaties leidde tot de illusie dat een verdere lineaire groei mogelijk was en uiteindelijk tot het socialisme zou leiden. Men begreep de ontwikkelingen en vooral de complicaties van de periode niet.

    Het congres in Bazel in 1912 stelde dat de socialistische kiezers in Duitsland “de beste garantie  op vrede tussen de volkeren” waren. Dit was correct, maar niet met de leiding die ze toen hadden. De Internationale bewees niet in staat te zijn de kracht van de arbeidersklasse te gebruiken om de oorlog te stoppen.

    De verschillende socialistische partijen begonnen hun eigen nationale burgerij te steunen. Zoals Rosa Luxemburg het stelde, was de slogan “proletariërs aller landen verenigt u” veranderd in “proletariërs aller landen, verenigt u in vredestijd, maar vermoordt elkaar in oorlogstijd”.

    Zelfs op 29 juli 1914 kwam het internationaal socialistisch Bureau samen in Brussel en kwam niet verder dan een oproep om druk te zetten op de regeringen tegen de oorlog. Met het falen van de tactiek van compromissen, schonk de sociaaldemocratie haar diensten aan de burgerij aan. Duitse socialistische leiders (Scheidemann, Sündekun of Parvus) gingen hun ‘zusterpartijen’ in neutrale landen bezoeken om hen te overtuigen van de politiek van de Duitse keizer. Vakbondsleiders annuleerden alle stakingsacties en kondigden aan dat er geen erkende stakingsacties zouden komen, ongeacht de redenen van de staking.

    De enorme autoriteit en de massaorganisaties die opgebouwd waren in de vorige decennia, werden niet gebruikt om een socialistisch alternatief te bouwen, maar om het kapitalisme te verdedigen, inclusief de barbaarse kapitalistische oorlog. De SPD zat officieel in de oppositie, maar besprak haar oppositie met de regering vooraleer publiek te gaan. Het was pas in oktober 1918 dat de SPD officieel de regering vervoegde, toen dit nodig was om de revolutie te stoppen.

    En dit was niet alleen het geval in Duitsland. In Frankrijk steunden de socialisten en de syndicalisten een ‘heilige alliantie’ van alle partijen om het vaderland te verdedigen. In België werd Emile Vandervelde lid van het oorlogskabinet rond de koning.

    Verzet tegen de oorlog groeit

    Met de groei van het verzet tegen de oorlog, groeide ook de minderheid tegen de oorlog binnen de sociaaldemocratie. In 1914 sprak alleen Liebknecht zich uit tegen de oorlogskredieten (en in december 1914 was hij de eerste die tegen de oorlogskredieten stemde), in 1915 stemden al 20 SPD verkozenen tegen. Dit zou de basis zijn van de latere Onafhankelijke SPD (USPD), die de basis zou zijn van de latere Communistische Partij. Zowel in de SPD als in de Internationale was een splisting onvermijdelijk.

    De Zwitserse en Italiaanse socialisten, samen met de Russische socialisten in ballingschap, kwamen samen in Zimmerwald (1915) en Kienthal (1916). Dit was een belangrijke stap in het verenigen van de krachten die tegen de oorlog waren, maar niet iedereen maakt een duidelijke breuk met de sociaal-patriotten. De enige correcte positie werd verdedigd door Lenin, Trotski, Luxemburg en anderen.  Zij baseerden zich op een militante klassenstrijd en op de erkenning dat de belangrijkste vijand zich in eigen land bevindt (zoals Karl Liebknecht had gezegd).

    De desillusie in de oorlog leidde tot strijd. Niet alleen in Rusland in 1917 maar ook elders was er strijd of oppositie tijdens de oorlog. Reeds op Kerstdag 1914 – er waren dan al meer dan een miljoen doden – drukten de soldaten uit dat ze genoeg hadden van de oorlog. Op het initiatief van de Duitsers hadden ze vrede voor een dag met kerstbomen in het no-man’s-land. Soldaten begonnen met elkaar te spreken en merkten hoe ze dezelfde belangen deelden. De legerleiding werd nerveus en dreigde met zware boetes tegen deze vrede van onderuit. Op de derde dag herbegon het schieten langzaam.

    Klassenstrijd en protest bleven bestaan tijdens de oorlogsperiode, zelfs indien het moeilijker was door het gebrek aan organisatie door het verraad van de leiders van de arbeidersorganisaties. Er was de ‘Easter Uprising’ in Ierland in 1916. In 1917 was er een grote muiterij van Franse soldaten in Noord-Frankrijk (3400 soldaten moesten voor de rechtbank verschijnen, 544 werden ter dood veroordeeld – meer dan 90% van de straffen werd omgezet). In Italië waren er protesten in 1917, met stakingen in fabrieken en het stilleggen van het openbaar vervoer. In Turijn stierven 50 mensen en 1000 werden gearresteerd om naar het front te worden gestuurd.

    Na de Russische revolutie werd het aantal bewegingen en protesten nog groter. Wanneer de tijd rijp is voor een idee, zal het een uitdrukking vinden.

    Naar een einde

    Bij het begin van de oorlog werden een hele reeks excuses gebruikt om de oorlog te rechtvaardigen. Duitsland zei dat Frankrijk zou aanvallen, het spel van ‘wie is begonnen’. Maar na een bewapeningswedloop in de voorbije jaren en de oorlogsvoorbereidingen aan beide kanten, is dit argument nietszeggend.

    In Engeland zei men ‘Poor little Belgium’ te willen verdedigen. Het was inderdaad een klein landje, maar zeker niet arm… Het was de vierde grootste handelsmacht in de wereld, de haven van Antwerpen was de grootste van Europa en slechts tweede na New York. Belgische bedrijven waren actief in de bouw van spoorwegen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje, Rusland en China. Op basis van brutale koloniale politiek in Congo – sinds 1908 een officiële kolonie en niet langer privébezit van Leopold II – verzamelden de grote bedrijven een enorme rijkdom.

    De vaderlandslievende propaganda had een impact, maar was snel ondermijnd door het aantal doden en gewonden die terugkwamen met verhalen van de horror in de loopgraven, met zelfs experimenten met chemische wapens. De horror was enorm. In de slag van de Somme alleen stierven 1,1 miljoen soldaten. Tijdens de oorlog werd 11% van de Franse bevolking gedood of gewond, 8% van de Britse bevolking, 9% van de Duitse bevolking. Bij de geallieerden stierven 5,4 miljoen personen, 7 miljoen raakten gewond. In het ander kamp waren er 4 miljoen doden en 8,3 miljoen gewonden.

    Dit had een hoge prijs. De productie van granaten kostte ongeveer een miljard euro. De slag van Verdun was goed voor 50 miljoen granaten. Ongeveer 1,3 miljoen ton staal werd gebruikt. Tot 1916 betaalden de Britten een groot deel van de oorlogskosten van de Entente. In totaal kostte de oorlog voor de Britten 47 miljard dollar en voor de Duitsers 45 miljard dollar. De Britten moesten geld lenen aan de Verenigde Staten, die de grootste imperialistische macht in de wereld werd.

    Maar het beslissende element die een einde maakte aan de oorlog was niet de vreselijke menselijke prijs, niet de enorme financiële kost, maar het was de klassenstrijd – waarvan de leiders van de Tweede Internationale net dachten dat dit niet aan de orde was in oorlogstijden. De Russische revolutie was de enige die leidde tot een blijvende breuk met het kapitalisme, maar elders was er ook een revolutionaire golf met de Duitse revolutie van 1918-’19, de Hongaarse Radenrepubliek van 1919 en andere voorbeelden. Zelfs in bezet Brussel waaide de rode vlag aan het stadhuis. Het Belgische establishment werd bang en zag zich gedwongen toegevingen te doen zoals het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen. En zelfs dat was niet genoeg om de revolutionaire sfeer te stoppen. In 1919 gingen 160 000 mensen in staking en in 1920 zelfs 290 000. De werkdag werd verminderd tot 8 uren per dag en aan het einde van 1920 was de koopkracht hersteld op het niveau van voor de oorlog.

    Indien de oorlog slechts 4 jaar heeft geduurd, dan is dit enkel door de dreiging van de arbeidersklasse en dit in alle landen die bij de oorlog waren betrokken en zelfs in sommige andere. De Russische revolutie was een baken van hoop en leidde tot enthousiasme onder arbeiders wereldwijd. Maar het falen van de Duitse revolutie en de verkeerde politiek van de Duitse arbeiderspartijen maakten de weg vrij voor de overwinning van de fascisten rond Hitler en uiteindelijk een nieuwe wereldoorlog. Het falen van de socialistische revolutie in Duitsland en de rest van Europa leidde tot de isolering van socialistisch Rusland. Dit zou een belangrijk element zijn in de degeneratie van de Sovjet-Unie en de opkomst van het bureaucratische Stalinistische regime.

    Lessen voor vandaag

    Kapitalisme leidt tot oorlog. Vechten voor vrede is niet hetzelfde als vechten voor liberaal pacifisme. We baseren ons niet op een moreel standpunt, maar op de positie van de arbeidersklasse. Een nieuwe open wereldoorlog staat vandaag niet op de agenda, maar in een periode van kapitalistische crisis en de strijd om de beperkte rijkdommen en markten staan regionale conflicten en oorlog wel op de agenda. En in de strijd tussen socialisme en barbarij zijn de socialistische krachten en de arbeidersklasse niet de enige speler. We zullen moeten vechten voor onze toekomst. En het zal niet volstaan de kapitalisten te bedreigen, zoals de leiders van de Tweede Internationale deden voor de oorlog. Massaal protest tegen oorlogsplannen zijn belangrijk, maar om een oorlog te stoppen moet de arbeidersklasse meer beslissende acties ondernemen, zoals stakingen.

    De Tweede Internationale verzette zich in woorden tegen de oorlog en besprak wat er moest gedaan worden tegen de oorlog. Maar eens de oorlog begon, steunden ze deze oorlog. Dit weerspiegelde de zwakke positie van de bureaucratische leiding die zich aanpaste aan het kapitalisme, onder andere door de zwakte van haar politiek programma. Er werd geen brug gemaakt tussen het minimumprogramma van onmiddellijke hervormingen en het maximumprogramma van revolutie. Hierdoor werd het socialisme gezien als iets voor een verre toekomst. De dagelijkse strijd werd niet gelinkt aan het breder doel om een bewuste beweging te creëren die een einde kon maken aan het kapitalisme. Ook vandaag zien we dat sommigen zich beperken tot onmiddellijke hervormingen zonder een diepere analyse te maken. Velen onder hen beperken zich uiteindelijk tot het proberen vermijden van aanvallen, en worden geabsorbeerd door het systeem. Dit is het geval voor veel van de vakbondsleiders.

    De horror van de oorlog – Syrië, Irak, Gaza en elders – toont de bloedige gevolgen van het kapitalisme vandaag. Dit kan niet worden vermeden als we het kapitalisme niet omverwerpen. De nood aan massale onafhankelijke arbeiderspartijen die vechten voor een internationaal socialistisch alternatief op het kapitalisme is nog steeds cruciaal. Enkel een socialistische wereld met een democratische geplande economie kan een alternatief bieden op de onvermijdelijke strijd voor markten en economische belangen onder het kapitalisme en die steeds tot conflicten zal leiden. Zoals Rosa Luxemburg stelde, is het ‘socialisme of barbarij’.

  • Zomerschool van het CWI. Brazilië op de voorgrond van de klassenstrijd

    Verslag door Mathias (Antwerpen)

    De zomerschool van het CWI werd dit jaar geopend met een verslag van de situatie in Brazilië. Sinds de massale protesten in 2013 tegen de verhoging van de prijzen van het openbaar vervoer is er een nieuwe fase in de klassenstrijd aangebroken. Er gaat geen dag voorbij zonder stakingen, betogingen of andere vormen van protest. Door de toenemende economische problemen, een dreigend water tekort in São Paulo en de verkiezingen in oktober belooft het een stormachtig najaar te worden.

    De enorme groei van de Chinese industrie en haar onstilbare vraag naar grondstoffen zorgde in een aantal landen, waaronder Brazilië, voor een snelle groei van de economie. De heersende PT-regering beweerde dat het als gevolg van die boom goed leven was in Brazilië. De meerderheid van de jongeren en werkenden werd met een andere realiteit geconfronteerd: precaire en slecht betaalde jobs, een tekort aan betaalbare woningen, privatiseringen,…

    De afgelopen jaren gingen de werkenden steeds vaker in strijd. 2012 was een recordjaar wat het aantal stakingsdagen betreft. Dat jaar was er ook een historische staking in de openbare sector waar 300.000 mensen aan deelnamen. De juniprotesten van 2013 vielen m.a.w. niet zomaar uit de lucht.

    In Brazilië is het openbaar vervoer het belangrijkste transportmiddel. De verhoging van de ticketprijzen betekende bijgevolg een openlijke oorlogsverklaring van de regering aan de meerderheid van de bevolking. Het resultaat was een ongeziene sociale explosie. Op het hoogtepunt van deze beweging kwamen er in 500 steden in totaal twee miljoen mensen op straat.

    De regering bleef aanvankelijk vasthouden aan de prijsverhoging en probeerde de beweging door middel van brute repressie te breken. Gelijktijdig met de junibeweging vond de Confederations Cup plaats. Tijdens één van de protesten werd er zoveel traangas gebruikt dat de spelers in het stadion er last van hadden. Het gewelddadig optreden van de staat bereikte echter niet het doel dat ze voor ogen had. Integendeel, bij elke mobilisatie nam het aantal actievoerders toe.

    Het was duidelijk dat de regering de controle over de situatie was verloren. Onder druk van het protest was ze genoodzaakt om de prijsverhoging in de meeste steden ongedaan te maken. Maar deze toegeving was niet genoeg. De mensen wilden meer zoals betere lonen, huisvesting en gezondheidszorg. De overwinning van de juniprotesten was een mijlpaal in Brazilië en luidde een nieuwe periode van verhevigde klassenstrijd in.

    De junimobilisaties maakten het terrein vrij voor de georganiseerde arbeidersbeweging om op het strijdtoneel te verschijnen. De straatvegers in Rio de Janeiro gingen in staking tijdens carnaval. Iets wat voor de juniprotesten ondenkbaar zou zijn geweest. Ze moesten daarbij niet alleen hevige repressie doorstaan, zo’n 300 stakers werden ontslagen, maar moesten ook hun eigen vakbondsbureaucratie trotseren. Uiteindelijk behaalden de straatvegers een overwinning, alle ontslagen stakers werden terug aangenomen en ze kregen een loonsverhoging van 30%. Hun voorbeeld maakte duidelijk dat strijd loont en het kreeg al snel navolging in verschillende sectoren in heel het land.

    De voorbereidingen voor het WK voetbal maakten nog eens duidelijk wiens belangen de staat verdedigde. Er werden miljarden uitgegeven aan gigantische prestigeprojecten die de vooral de winsten van de FIFA, de projectontwikkelaars en de speculanten ten goede kwam. De beweging van de dakloze arbeiders (MTST) speelde een centrale rol in de protesten. Op 3 mei bezette deze beweging een stuk land vlakbij het belangrijkste voetbalstadion van São Paulo. Aan de bezetting, ook wel de “People’s Cup” genoemd, namen 4000 gezinnen deel. De PT-regering waarschuwde voor een bloedbad wanneer ze het stuk land zou ontruimen. Maar kort na een solidariteitsbetoging met 25.000 deelnemers probeerde de regering onderhandelingen aan te knopen en gaf aan dat ze de eisen van de MTST zou inwilligen. Deze overwinning zal als voorbeeld dienen voor andere sociale bewegingen om in strijd te gaan.

    De regering probeert opnieuw de controle te verwerven over de situatie. Toen de metrowerkers en de leerkrachten vlak voor het WK in staking gingen, werd er opnieuw harde repressie toegepast. 42 metrowerkers werden ontslagen, verschillende leerkrachten worden rechterlijk vervolgd en de regering probeerde, zonder veel succes, de publieke opinie tegen de metrostaking te mobiliseren. Hoewel beide stakingen naar aanleiding van het WK tijdelijk werden gestopt, is verdere strijd onvermijdelijk.

    De politieke situatie is door het aanhoudend protest volledig veranderd. Voor de juniprotesten gaven peilingen aan dat 60% van de bevolking positief was over Dilma, de huidige presidente. Nu blijft daar niet eens meer de helft van over. Haar herverkiezing is hierdoor geen zekerheid meer. De PT, de regerende partij, is in crisis. De P-Sol, een linkse partij, zal hoogstwaarschijnlijk het aantal stemmen en zetels verdubbelen. Deze verkiezingen levert de linkerzijde binnen die partij de presidentskandidaat. Het kan een belangrijke stap zijn in de uitbouw van links in Brazilië.

    Het WK heeft voor een tijdelijke pauze in de massastrijd gezorgd maar het najaar belooft alles behalve rustig te worden. De economische situatie is merkbaar aan het verslechteren. De groei vertraagt tot 1,2 à 1,6% terwijl de inflatie hoge toppen blijft scheren met 6 à 7%. De tewerkstelling stijgt niet meer en in een heleboel sectoren kondigt zich een ontslaggolf aan. Vooral de industriële sector ziet de productie achteruit gaan en wordt geconfronteerd met lage vraag. Zo zijn er 400.000 wagens die niet verkocht raken. Een confrontatie tussen de patroons en de arbeidersklasse is onvermijdelijk.

    In de grote steden zoals São Paulo dreigt er een heuse watercrisis. Men gaat er van uit dat eind dit jaar de waterbevoorrading totaal in elkaar stort en miljoenen mensen zonder water komen te zitten. In Bolivia leidde een soortgelijke situatie al tot intens massaprotest, in Brazilië zal dat niet anders zijn. De LSR, onze zusterorganisatie, organiseert nu al debatten, bijeenkomsten en comités in de wijken om samen met de wijkbewoners te bediscussiëren hoe ze in strijd zullen gaan. Aan de basis van de nakende crisis ligt de privatisering van de waterdistributie. De LSR pleit daarom voor om de hernationalisatie van die sector als centrale eis naar voren te schuiven in het protest.

    De grootste uitdagingen waar de arbeidersklasse in Brazilië voor staat, is om de verschillende strijdbewegingen nationaal te verenigen. De LSR roept op voor een nationale conferentie om zo tot een eengemaakt platform te komen maar ook om van onderuit te bouwen naar een algemene 24-uren staking. Zulke eengemaakte strijd zou een fundamentele stap vooruit betekenen voor het protest in Brazilië.

  • Zomerschool van het CWI. De opbouw van een politiek alternatief in Zuid-Afrika

    Artikel door Koerian (Gent) onder meer gebaseerd op de discussie over Zuid-Afrika op de zomerschool van het CWI.

    Weizmann Hamilton van de Workers and Socialist Party (WASP) op de internationale zomerschool van het CWI
    Weizmann Hamilton van de Workers and Socialist Party (WASP) op de internationale zomerschool van het CWI.
    Foto: PPICS

    Op 7 mei waren er verkiezingen in Zuid-Afrika. De Workers’ and Socialist Party, WASP, een brede linkse partij voor arbeiders, socialisten en vakbondsactivisten die was ontstaan op initiatief van onafhankelijke stakerscomités en onze zusterpartij Democratic Socialist Movement, nam ook deel.

    Gesticht na het bloedige neerslaan van een mijnwerkersstaking in Marikana, genoot WASP vooral een grote autoriteit bij mijnwerkers. Maar door vele interventies en acties had zij ook de steun van fabrieksarbeiders en straatverkopers. Na jaren van neoliberaal beleid door het ANC en de SACP (Zuid-Afrikaanse ‘Communistische’ Partij) waren de Zuid-Afrikanen de armoede en werkloosheid beu. Er ontstond, met het drama van Marikana als katalysator, voor het eerst sinds het einde van de apartheid een golf van georganiseerd politiek protest tegen de heersende klasse en hun parlementaire vertegenwoordigers. WASP stond in het voorfront hiervan.

    Vooraf waren de verwachtingen dan ook hoog gespannen. WASP werd vervoegd door vakbondsboegbeeld Moses Mayekiso en transportvakbond MTN, een afscheuring van vakbondsfederatie COSATU, leidende figuren als Liv Shange hadden een gigantisch publiek profiel in Zuid-Afrika en na een dispuut met de vakbondsbureaucratie van COSATU (die al sinds 1994 het ANC steunt) verbrak metaalvakbond NUMSA de banden met het ANC. De WASP had heel wat steun verworven onder de vakbondsvertegenwoordigers van deze NUMSA. Er werd minstens één parlementszetel voorspeld.

    Met 8331 stemmen over heel het land scoorde WASP ver onder de verwachtingen. Geen enkele zetel werd behaald, noch provinciaal, noch nationaal. Dat terwijl Economic Freedom Fighters, de links populistische partij van de corrupte ANC-banneling Julius Malema met 6,35% van de stemmen nationaal de derde grootste partij werd. Wat zijn de oorzaken hiervan?

    Ten eerste werd WASP in de aanloop naar de verkiezingen afgesneden van haar basis in de mijnen door de vakbond AMCU. De Association of Mineworkers and Construction Union wierp zich in 2012 in de mijnen van Marikana op als alternatief voor de National Union of Mineworkers. Deze laatste, gelieerd aan COSATU, was medeplichtig aan de slachting van 34 mijnwerkers op 12 augustus aldaar. Met steun van WASP-militanten verwierf ze al snel een grote aanhang en verving ze NUM als grootste vakbond in de hele mijnregio. Vorig jaar begon ze zich echter tegen WASP te keren.

    Vakbondsleider en demagoog Joseph Mathunjwa begon een heksenjacht binnen zijn rangen tegen WASP en sprak zich publiekelijk uit tegen de arbeiderspartij. Dit viel samen met een sterk vergrote controle van de leiding op de vakbondsleden, geen enkele vorm van “dissidentie” werd of wordt nog geduld. De vakbond begint steeds meer dezelfde corrupte en autoritaire trekken te vertonen waarvoor haar leden NUM verlieten.

    Dit betekende dat WASP voor een groot deel werd afgesneden van haar geboortegrond en grootste steunpilaar. Mijnwerkers konden en mochten onder controle van AMCU niet meer militeren met of hun steun betuigen voor WASP. Zeker gezien de staking in de platinumsector die op het moment van de verkiezingen al ongeveer drie en een halve maand aan de gang was (en nog tot 25 juni heeft voortgeduurd) was dit een cruciale factor.

    Ten tweede werd de steun van NUMSA, die leefde onder een deel van de vertegenwoordigers en die geïmpliceerd werd door haar nieuwe programma, niet omgezet in daadwerkelijke steun. Het lanceren van een arbeiderspartij werd uitgesteld tot 2016. NUMSA weigerde kleur te bekennen en haar programma in daden om te zetten. Zo werd een cruciale stap in de Zuid-Afrikaanse klassenstrijd uitgesteld. Bovendien spraken een aantal individuele leiders van de metaalvakbond zich in het openbaar uit tegen WASP.

    De energie en tijd die in de noodzakelijke oriëntatie op NUMSA werd gestoken, betekende enerzijds dat WASP zoals gezegd een factor van betekenis werd onder haar leden. Verder heeft de druk die WASP uitoefende de vakbond in de radicale richting gedwongen waarin ze zich nu bevindt. De eis van een brede arbeiderspartij is door ons op tafel gelegd en kan niet meer uit de hoofden van de arbeiders worden gewist. Anderzijds heeft de keuze om tijd en energie hieraan te besteden ervoor gezorgd dat groepen van mijnwerkers en arbeiders, de basis van WASP, niet voldoende werden geconsolideerd. Daarvoor werd een prijs betaald in het stemhokje.

    Er zijn in deze situatie een aantal factoren die het EFF een electoraal voordeel gaven. Zo kreeg deze partij een gigantische kapitaalinjectie van verscheidene sponsors van onbekende oorsprong. Zeker is dat het een verkiezingscampagne van ongeziene proporties kon opzetten, met billboards in alle grote Zuid-Afrikaanse steden. WASP steunde enkel op ledenbijdragen en internationale solidariteit van het Committee for a Workers’ International. Zo blijft ze onafhankelijk van elk ander belang dan dat van de arbeidersklasse, maar krijgt ze ook niet de miljoenen bij elkaar die het EFF binnen rijfde. Deze bedrijfssponsoring hangt samen met het ambigue karakter van het EFF. Het partijprogramma kent een aantal linkse elementen maar barst ook van nationalistische punten. Daarenboven lijkt de partij meer in de richting van een nieuwe zwarte kapitalistische klasse te bewegen en te ageren dan in de richting van democratisch socialisme. Zolang er echter geen nieuwe arbeiderspartij wordt opgericht en er een vacuüm bestaat op links zullen mensen op het EFF blijven stemmen.

    Hoewel de socio-economische omstandigheden gunstig waren, heeft een samenspel van politieke factoren het electoraal potentieel van WASP de das omgedaan. Het verraad van de leiding van AMCU, het populisme van EFF en het talmen van NUMSA zorgden voor een onverwachte opdoffer in het stemhokje. Dit betekent echter niet dat alle inspanningen tevergeefs waren. Perspectieven opmaken is niet hetzelfde als in een glazen bol kijken, de kwestie van een zoektocht naar een politiek alternatief bleek effectief uit het resultaat van EFF en dit blijft op de agenda staan. Het laten voorbijgaan van de kansen zonder een poging te doen om er op in te spelen, zou fout geweest zijn.

    Bovendien heeft WASP sterk gewogen op het politiek debat. Dat eisen als het onder arbeiderscontrole plaatsen van de sleutelsectoren en het oprichten van een nieuwe arbeiderspartij voor het eerst sinds jaren weer op tafel liggen, is de verdienste van WASP. Het publiek profiel van WASP is enorm. Het is nu zaak de strijd verder te voeren. Het is zaak de basis die op 53 verschillende onderwijsinstellingen verspreid over het hele land is uitgebouwd te consolideren, het is zaak de talloze nieuwe militanten die vanuit alle hoeken van Zuid-Afrika aansluiting zoeken bij WASP te organiseren. De staking in de platinumsector eindigde met een overwinning en ook de daarop volgende staking in de metaalsector behaalde na vier weken een zege. Elementen van een prerevolutionair klimaat zijn aanwezig. Om een duurzame en brede politieke overwinning te boeken is er nood aan een alternatief, een arbeiderspartij, en hierin kan WASP een cruciale rol spelen.

  • Zomerschool van het CWI. Europese kapitalisme kent geen herstel

    Verslag door Sarah Sachs-Eldridge, Socialist Party (Engeland en Wales)

    Tony Saunois

    Op de Europese zomerschool van het CWI waren er meer dan 300 aanwezigen uit 26 landen. Er was een ernstige en nuchtere discussie om de situatie in te schatten en een weg vooruit voor de klassenstrijd en de opbouw van het revolutionaire socialisme aan te geven. Er waren plenaire discussies over de wereldsituatie, Europa en de opbouw van het CWI. Daarnaast waren er meer dan tien commissies waarbij verschillende regio’s werden besproken (Latijns-Amerika, Zuid-Afrika, Midden-Oosten) alsook verschillende thema’s (zoals de overgangsmethode, de nationale kwestie,…). Hieronder een verslag van de plenaire discussie over Europa.

    Zes jaar na het begin van een van de meest vernietigende crises uit de naoorlogse periode werd in de discussie op de zomerschool teruggekeken naar de gebeurtenissen sindsdien en gingen we in op de meest waarschijnlijke ontwikkelingen.

    In de nasleep van de crisis was er paniek onder de Europese heersende klasse. Ze waren bang dat de economische verwoestingen zouden leiden tot het opbreken van de Europese Unie, het project van de heersende klasse om de uitbuiting van de arbeidersklasse doorheen Europa te coördineren. Er werden miljarden in de banken gepompt. En we zagen de hardste besparingsmaatregelen sinds decennia.

    Dit leidde in land na land doorheen Europa tot massale acties van de arbeidersbeweging. Er was een moedige strijd om de arbeids- en levensvoorwaarden te verdedigen. Maar de leiders van de arbeidersbeweging waren niet tegen hun taak opgewassen. Het ontbrak bovendien aan democratische structuren of massale strijdbare organisaties, zowel vakbonden als partijen, om de leiders te vervangen door meer strijdbare figuren van onderuit.

    De bewegingen hadden wel gevolgen. Sinds het begin van de eurocrisis zijn twaalf regeringen gevallen. Dat wijst op de woede en het verzet tegen hun besparingsbeleid.

    In de discussie brachten onze militanten een nuchter beeld van de situatie. We proberen de huidige omstandigheden en mogelijke ontwikkelingen te analyseren, waarbij we vertrouwen hebben dat de arbeidersklasse de aanvallen zal beantwoorden. De bewering van de heersende klasse dat ze de situatie in de nasleep van de crisis heeft gestabiliseerd, is overroepen. Zoals Tony Saunois, de algemeen secretaris van het CWI, in zijn inleiding stelde: “Hun propaganda stelt dat ze vrede en rust bekomen hebben, maar het enige wat ze deden is het blikje verder in de straat schoppen.”

    Niall Mulholland
    Niall Mulholland

    In de afronding van de discussie stelde Niall Mulholland, van het Internationaal Secretariaat van het CWI, dat socialisten een economisch herstel zouden verwelkomen als het zou leiden tot een verbetering van de omstandigheden waarin de werkende bevolking leeft en, niet in het minst, omdat dit het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse in de mogelijkheid van strijd zou versterken. Maar de onderliggende oorzaken van de economische, sociale en politieke crisis zijn niet opgelost. Dat is belangrijk voor onze perspectieven voor de komende periode.

    Armoede

    De cijfers bevestigen dit. Niall wees erop dat 120 miljoen Europeanen in armoede leven of een hoog armoederisico kennen. De tweede grootste economie van het continent, de Franse, kende dit jaar slechts een nulgroei. Portugal werd ooit als toonbeeld voor een besparingsbeleid naar voor geschoven, maar het kende een negatieve groei van –0,7% en de dreiging van een nieuwe bankencrisis is er nog steeds aanwezig. Bulgarije is slechts een van de andere landen die Tony omschreef als een “mijnenveld vol nog niet ontplofte bommen”.

    In de discussie beschreef Paul uit Polen dat dit land als groot succesverhaal van kapitalistische omvorming werd omschreven, maar dit zeker niet is. De scheepswerven van Gdansk, de bakermat van de beweging Solidarnosc, zijn zo goed als volledig van de kaart geveegd. Het aantal arbeiders is van 17.000 teruggevallen tot amper nog duizend. Paul legde uit dat het ‘succes’ van Polen gebaseerd is op outsourcing, off-shoring en onderaanneming.

    De sociale crisis heeft diepgaande en vernietigende gevolgen in verschillende landen. Zo zijn er in Griekenland naar schatting een miljoen werkenden die geen loon krijgen. De helft van de Griekse ziekenhuisbedden zijn tijdens deze crisis verdwenen. In Italië, de tweede grootste industriële macht van Europa na Duitsland, gingen 32.000 bedrijven failliet.

    Het is dan ook niet verwonderlijk dat er heel wat wantrouwen is in de EU, alle instellingen van de EU en de regeringen die aan het EU-beleid deelnemen. Bij de Europese verkiezingen van mei was er een erg lage opkomst, zeker in Oost-Europa. Het opbreken van de eurozone staat niet onmiddellijk op de agenda, maar zit wel inherent in deze situatie. Zo wees Niall in de afronding van de discussie op het gevaar van deflatie in heel wat Europese landen.

    De barsten tonen zich op andere manieren. Europese regeringen proberen de eigen kapitalistische klasse te verdedigen, wat tot verdeeldheid op internationaal vlak leidt. Zo was er geen eensgezindheid over sancties tegen Rusland naar aanleiding van de ontwikkelingen in Oekraïne.

    Partijen

    De steun voor de gevestigde partijen is drastisch afgenomen, ook die van de voormalige sociaaldemocratische partijen die een besparingsbeleid verdedigen en doorvoeren. Zo is Pasok in Griekenland bijna volledig van de kaart geveegd. De Ierse Labour Party kreeg in de verkiezingen van mei een erg zware opdoffer en ook de Franse PS van president Hollande staat op historische dieptepunten in de peilingen en verkiezingen.

    De gevestigde partijen kennen een crisis inzake legitimiteit. Dat wordt versterkt door de toenemende corruptie. De Britse schandalen van seksueel misbruik door parlementsleden gaan recht tot in het hart van het establishment. Dit kan een onderdeel zijn in de verdeeldheid binnen de heersende klasse.

    Voor de arbeiders en armen zijn er verschrikkelijke aanvallen doorgevoerd, waardoor we steeds meer Latijns-Amerikaanse toestanden kennen. Meer dan de helft van de Spaanse en Griekse jongeren vindt geen werk. De kloof tussen arm en rijk is bijzonder groot. Niet alleen de laagst betaalde en meest kwetsbare lagen werden geraakt. Zelfs de middenlagen worden getroffen.

    Europa is echter geen homogeen blok waar alle gevolgen van besparingen en crisis tegelijk met eenzelfde ritme gevoeld worden. Bij de Europese verkiezingen was er in het algemeen een verwerping van het besparingsbeleid, maar er waren ook enkele landen waar dit anders lag. Zo blijft de Duitse kanselier Merkel hoog scoren in de populariteitspeilingen.

    Op basis van een relatief gezonde Duitse economie, die wel nog onder de pieken van voor de crisis presteert, werden er zelfs beperkte toegevingen gedaan in de vorm van een verlaging van de pensioenleeftijd voor bepaalde groepen arbeiders en de invoering van een minimumloon vanaf volgend jaar, ook al zijn er veel uitzonderingen voorzien.

    De Italiaanse premier Renzi (Democratische Partij) kon nog van zijn wittebroodsweken genieten en scoorde goed in de Europese verkiezingen. De arbeiders hopen op een uitweg uit de nooit geziene crisis, maar Renzi zal enkel de belangen van de kapitalisten verdedigen. Aan de ene kant smeert hij wat stroop om de mond van de werkenden met beperkte toegevingen, maar aan de andere kant plant hij meteen een hard besparingsproject. De afwezigheid van een verzet van de arbeidersbeweging kan evenwel niet blijven duren. In lokale strijd zien we de actiebereidheid en de vastberadenheid van de arbeiders als ze over een efficiënte leiding beschikken. Dat was onder meer het geval in Genua waar een wilde staking van het personeel een privatiseringsproject kon stoppen. Het verzet tegen Renzi kan ertoe leiden dat dergelijke strijdbewegingen zich nationaal met elkaar verbinden.

    De Vijfsterrenbeweging van Beppe Grillo biedt geen enkele steun aan arbeiders die terugvechten. De beweging kent zelf een crisis. En het dubieuze karakter van de beweging bleek toen ze in het Europees Parlement toetrad tot de fractie rond de rechts-populistische UKIP.

    Alternatieven?

    De afkeer tegenover de gevestigde partijen is sinds de crisis van 2008-9 enkel maar toegenomen. Maar het heeft nog niet geleid tot massale deelname aan de opbouw van politieke alternatieven vanuit de arbeidersklasse. Tony legde uit dat dit deels het gevolg is van eerdere ervaringen van de arbeidersbeweging, in het bijzonder de val van de Sovjet-Unie en het idee dat het kapitalisme triomfeerde op de geplande economie. Die ideeën waren dominant in de jaren 1990 en versterkten de weinig strijdbare opstelling van heel wat vakbondsleiders die mee in de logica van het systeem gevangen zitten.

    Dit betekent echter niet dat er geen stappen gezet zijn in de richting van nieuwe arbeiderspartijen. Maar de nieuwe formaties die doorheen de crisis gevormd of gegroeid zijn, hebben doorgaans een leiding die niet opgewassen is tegen het harde besparingsbeleid. Er wordt al gauw naar rechts opgeschoven. Dat zien we in verschillende mate binnen Syriza (Griekenland), het Links Blok (Portugal) en Verenigd Links (Spanje). Dit kan de strijd tijdelijk blokkeren omdat de arbeidersklasse zowel op syndicaal als politiek vlak vast zit. Maar de Europese verkiezingen gaven wel aan dat gezocht wordt naar manieren om het ongenoegen te uiten.

    De vooruitgang van rechtse populisten en van extreemrechtse partijen toonde een andere kant in de ontwikkeling. Het feit dat de strijd wat vastzit, leidt tot elementen van een milde reactie. Zoals Tony uitlegde, moeten we dit niet overdrijven. Het is geen bloedige reactie en zeker geen reactie die arbeidersklasse de kop heeft ingedrukt. Maar waar de arbeidersbeweging vastzit, kunnen andere krachten op de voorgrond treden, waaronder ook de populistische rechterzijde.

    De perspectieven voor het kapitalisme houden evenwel in dat de arbeidersklasse opnieuw in actie zal komen en dat kan leiden tot sterke bewegingen waarbij ervaring wordt opgedaan en de arbeidersbeweging in staat is om de ellende van het kapitalisme te beantwoorden.

    Een aantal vormen van de reactie zijn erg gevaarlijk en moeten direct beantwoord worden, denk maar aan de 10% steun voor de openlijke neonazi’s van Gouden Dageraad in Griekenland. In Griekenland en heel wat andere landen staat onze organisatie vooraan in de strijd tegen racisme. We benadrukken daarbij dat eengemaakte arbeidersstrijd het beste antwoord vormt op zowel racisme als besparingen. Raymond van de Zweedse afdeling wees erop dat het extreemrechtse SD (Zweedse Democraten) vooruitgang boekte, maar dat tegelijk ook radicale straatvechters provoceerden. Het extreemrechtse geweld leidde tot massaal antiracistisch protest waarin onze organisatie een cruciale rol speelde.

    Rechts populisme

    In heel wat landen zijn het de extreemrechtse partijen die profiteerden van het politieke vacuüm dat door de arbeidersbeweging open wordt gelaten. Dat is bijvoorbeeld het geval met UKIP in Groot-Brittannië. Paula Mitchell beschreef enkele van de schijnbare tegenstellingen in dat land. Terwijl een week voor de zomerschool nog meer dan een miljoen personeelsleden uit de publieke sector in staking gingen, blijft UKIP in de peilingen hoge toppen scheren. Nochtans is UKIP tegen stakingen en zelfs voorstander van meer besparingen.

    In feite staan de kiezers van UKIP links van die partij en ook links van het beleid van de gevestigde partijen. Zo is er een brede steun voor de hernationalisatie van openbare diensten. De Trade Unionist and Socialist Coalition (TUSC), waar de Socialist Party aan deelneemt naast onder meer de vakbond RMT (die meer dan een eeuw geleden ook aan de basis van de inmiddels pro-kapitalistische Labour partij lag), kan een belangrijke rol spelen in het verzet tegen zowel racisme als besparingen.

    In Frankrijk is terecht bezorgdheid over de hoge scores van het Front National, maar dit moet gezien worden tegen de achtergrond van een ineenstorting van de steun voor Hollande en het falen van het Front de Gauche van Mélenchon om in het vacuüm te treden op basis van een consequent arbeidersverzet tegen alle besparingen.

    Maar er was ook vooruitgang voor links in de Europese verkiezingen. In Spanje zijn de gezamenlijke resultaten van de regerende rechtse PP en de sociaaldemocratische oppositiepartij PSOE voor het eerst onder de 50% gevallen. Voorheen daalde dit nooit onder de 80%. De snelle opkomst van Podemos was opmerkelijk. Vanuit het niets haalde deze linkse formatie 8%. Samen met Verenigd Links (IU) en de linkse nationalisten komt de radicale linkerzijde in Spanje op 25% van de stemmen.

    De ontwikkeling van Podemos is interessant. Rob uit Spanje legde uit dat het een weerspiegeling is van de discussies onder werkenden en jongeren en het feit dat lessen worden getrokken uit eerdere ervaringen. De indignados-beweging haalde inspiratie uit de revoluties die Moebarak en Ben Ali ten val brachten in Egypte en Tunesië. De beweging keerde zich tegen alle partijen en was eerder anti-politiek en anti-verkiezingen. Maar de afwezigheid op het politieke toneel maakte een overwinning van de PP mogelijk. Sommigen in de beweging trokken daar conclusies uit. Maar zonder duidelijk programma of democratische structuren, is de verdere ontwikkeling van Podemos onzeker. Socialisten moeten een rol spelen door deel te nemen, op te roepen tot een verenigd front van de linkerzijde rond een programma dat ook de vakbondsbasis kan meetrekken, bewegingen kan ontwikkelen en de basis kan vormen voor een breed front van verzet tegen alle besparingen.

    Sonja uit Oostenrijk sprak over de diepgaande crisis in Oost-Europa die ook leidt tot nieuwe ontwikkelingen ter linkerzijde. In Bosnië-Herzegovina en Slovenië waren er opmerkelijke ontwikkelingen ter linkerzijde, maar dit potentieel bestaat ook in andere landen.

    Migratie

    Anderzijds wees Cécile uit Frankrijk erop dat de hoge electorale scores van het FN vertrouwen gaven aan gewelddadige extreemrechtse groepen om migranten en antifascisten aan te vallen. Het falen van links om daar een programma en een antwoord op te bieden, versterkt de mogelijkheden van fascistisch geweld.

    De linkerzijde moet een principiële houding innemen over migratie en racisme. Migratie komt voort uit een groeiende humanitaire ramp. Naar schatting 600.000 wanhopige mensen wachten aan de kust van Noord-Afrika om met bootjes de horror van Afrika achter zich te laten. Hoge hekkens en zelfs grenspolitie die met scherp schiet. Het volstaat niet om de wanhopige mensen te stoppen. De arbeidersbeweging moet de rechten van migranten verdedigen en tegelijk ook de rechten van de huidige werkenden en jongeren in Europa verdedigen.

    Hannah Sell uit Engeland en Wales legde uit dat kapitalisten in tijden van crisis soms gebruik maken van racisme om de beperkte steun die ze krijgen wat op te krikken. Met racisme, nationale of antimigrantenstandpunten lukt dat in beperkte mate. Alle grote Britse partijen maken er gebruik van, maar zorgen er tegelijk voor dat aan de vraag van de kapitalisten naar goedkope migranten wordt voldaan.

    SP wint in Ierland

    De ontwikkeling van een volgroeide nieuwe massale arbeiderspartij is niet gemakkelijk en gebeurt ook niet rechtlijnig. Maar dit betekent niet dat de heersende klassen doorheen Europa een wandeling door het bos kunnen maken. In Ierland bijvoorbeeld was er samen met de Europese verkiezingen een tussentijdse verkiezing voor een zetel in het Ierse parlement. Die zetel werd gewonnen door Ruth Coppinger die ook op de zomerschool van het CWI aanwezig was.

    Er is een groeiende concurrentie om gezien te worden als anti-besparingspartij. Niet alleen proberen sommige rechtse populisten op dit terrein te komen, in Ierland poogt het nationalistische Sinn Fein om zich als de belangrijkste antibesparingspartij voor te doen. Zoals Fiona uit Ierland uitlegde, heeft die partij echter geen vertrouwen in de strijd van de werkende bevolking. Sinn Fein brengt geen duidelijke strategie naar voor op basis van massaal verzet tegen de besparingen.

    Kevin McLoughin
    Kevin McLoughin

    Kevin uit Ierland had het over het potentieel van de Anti Austerity Alliance (AAA). Honderden arbeiders en jongeren zijn actief betrokken bij die alliantie, veel van hen zijn nog geen lid van een politieke partij. Bij de laatste verkiezingen namen naar schatting 800 tot 900 mensen deel aan de verspreiding van pamfletten.

    In de discussie werd benadrukt dat onze tactieken tegenover nieuwe politieke formaties bepaald worden door de concrete voorwaarden in elk land. Op een ogenblik van politieke instabiliteit en volatiliteit is een flexibele benadering nodig, terwijl we tegelijk de ideeën en organisaties van het CWI in stand houden. Andros Payiatsos stelde dat politieke duidelijkheid het enige is waarop we kunnen vertrouwen als de situatie erg moeilijk wordt, zoals het geval is in Griekenland. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen haalden we in Griekenland drie verkozenen op basis van drie verschillende soorten lijsten.

    Er tekent zich een sociale ramp af in Griekenland dat een hele tijd het epicentrum van de strijd in Europa vormde. Er waren meer dan 30 algemene stakingen. Maar vandaag is er amper sprake van een veralgemeende beweging. Syriza haalde goede resultaten bij de laatste verkiezingen, maar de helft van de kiezers ging niet stemmen. De helft van de bevolking vindt dat geen enkele partij een antwoord op haar bekommernissen en eisen heeft.

    Wij zijn trots op onze zusterorganisatie in Griekenland. Een van de cruciale elementen die deze organisatie overeind hield terwijl de rest van de linkerzijde gekenmerkt wordt door crisis, afsplitsingen of depressies, is de capaciteit om een programma naar voor te schuiven dat vertrekt van een eerlijke en open analyse van de situatie op elk ogenblik. Het betekent dat we ook uitleggen dat er nederlagen worden geleden en proberen na te gaan waarom dit het geval is.

    Andros Payiatsos
    Andros Payiatsos

    Een sociale uitbarsting is nog steeds mogelijk in Griekenland. Indien Syriza de volgende verkiezingen wint, ondanks het beperkte programma en de bereidheid om met krachten van buiten de arbeidersbeweging samen te werken, dan kan dit de kwestie van strijd terug op de agenda zetten. Syriza-leider Tsipras zal wellicht niet naar de verkiezingen trekken met het idee om de besparingsplannen allemaal opzij te schuiven, maar onder druk van onderuit is het mogelijk dat hij weinig ruimte zal krijgen om niet tegen de besparingen in te gaan.

    Nationale kwestie

    Een van de breuklijnen waarmee de crisis tot uiting komt, is de nationale kwestie. Dat is zeker het geval in Schotland en Spanje, maar ook elders speelt dit een rol. Het resultaat van het referendum over Schotse onafhankelijkheid zal verregaande gevolgen hebben voor zowel de arbeidersbeweging als de Britse heersende klasse. Het is evenwel duidelijk dat dit referendum niet het einde van het proces is.

    Luke uit Schotland beschreef de enorm goede reacties die we krijgen op het idee van een onafhankelijk socialistisch Schotland. Op grote publieke meetings verdedigen onze leden de noodzaak om een onafhankelijk Schotland te baseren op het publiek bezit van de sleutelsectoren van de economie zodat de behoeften van de meerderheid van de bevolking kunnen ingelost worden. Er was een tournee met 60 meetings waarop gemiddeld meer dan 200 aanwezigen waren en telkens 20 tot 40 mensen onze socialistische krant kochten. Dat wijst op de honger naar ideeën.

    Het referendum kan ook een impact hebben in Noord-Ierland. Daniel uit Noord-Ierland sprak over het falen van het ‘vredesproces’. Meer dan 20% van de jongeren verwacht de komende tien jaar een volledige terugkeer van het sectaire geweld. De Socialist Party wees er van het begin op dat het vredesproces de sectaire verdeeldheid slechts institutionaliseerde maar niet oploste. Samen met de vrees voor een terugkeer van het sectaire geweld is er ook een bereidheid om voor verandering op te komen. Zo was er recent een betoging met 4000 aanwezigen tegen racisme, homofobie en seksisme. De rol van de georganiseerde arbeidersklasse zal beslissend zijn voor de verdere ontwikkelingen.

    In zijn inleiding stelde Tony dat er bij wijze van spreken overal benzine ligt doorheen Europa waarbij de minste vonk kan leiden tot massale explosies. We zagen dit eerder in Brazilië waar de verhoging van de tarieven voor het openbaar vervoer leidden tot massaprotest of in Turkije waar er eveneens een massabeweging was.

    De heersende klasse doorheen Europa bereidt zich voor op het verzet van de arbeidersklasse. De antivakbondswetten of algemene repressieve maatregelen kennen een opmars. Dat is geen toeval, het is hun voorbereiding op de confrontaties die er komen. Ook wij moeten voorbereid zijn op scherpe veranderingen in de situatie. We moeten onze krachten inzake aantal en kwaliteit uitbouwen, kansen creëren en grijpen en onze organisaties versterken met een begrip van de processen die plaatsvinden.

    Op deze basis zal het CWI beter gepositioneerd zijn om massale strijdbewegingen de nodige ideeën aan te bieden waarmee een einde kan gemaakt worden aan de uitbuiting, onderdrukking en verdeeldheid van het kapitalisme, zodat dit systeem kan vervangen worden door een democratisch geplande economie op basis waarvan een echt verenigd Europa mogelijk wordt.

  • Video over het CWI vanop onze zomerschool

    De laatste discussie op de internationale zomerschool van de ALS en het CWI afgelopen week in Leuven ging over de opbouw van onze organisatie. Om die discussie voor te bereiden, werd bij aanvang een video getoond met enkele beelden van activiteiten doorheen de wereld in de loop van de voorbije maanden.

  • Een wereld tussen revolutie en contrarevolutie

    Verslag van de discussie over wereldperspectieven op de internationale zomerschool van het CWI. Verslag door Peter Delsing

    De discussie werd ingeleid door Peter Taaffe van het Internationaal Secretariaat van het CWI. Foto: PPICS
    De discussie werd ingeleid door Peter Taaffe van het Internationaal Secretariaat van het CWI. Foto: PPICS

    Op de zomerschool van het CWI werd op zondag en maandag gesproken over de processen van revolutie en contrarevolutie op wereldvlak. De massabeweging van werkenden en jongeren kende – door het ontbreken van een arbeidersleiding – nederlagen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Oude dictaturen konden zich daardoor opnieuw in het zadel hijsen. In Latijns Amerika raken de illusies in het linkse populisme in Venezuela, Bolivië en tot op zekere hoogte de PT in Brazilië uitgeput. De woede van de massa van de bevolking is er niet minder om. Zelfs de Wereldbeker was daar niet imuun voor. Telkens toen Dilma – presidente van Brazilië – in beeld kwam, ontstak er een luid fluitconcert onder de Brazilianen in het stadion.

    In Azië verliest de economische motor van China stoom, wat effecten heeft op de regio maar ook de rest van de wereld kan raken. De opstoot van nationalisme en militarisme bij China en de bevriende regimes van de VS dreigt de oude evenwichten te verstoren. De mislukkingen in Irak, Syrië, Libië,… tonen de zware problemen en de onmacht van het imperialisme. De crisis in Oekraïne weerspiegelt op zijn beurt de toegenomen spanningen tussen de imperialistische machten. In een fase van economische stagnatie of crisis wordt de strijd om invloedssferen en het veilig stellen van markten heviger.

    Door het gebrek aan massapartijen met een links en revolutionair programma kunnen delen van de maatschappij in barbarij wegglijden. Dat zien we met de crisis en oorlog in Gaza, de oorlog in Oekraïne, de nieuwe dictatuur in Egypte, de burgeroorlog in Libië en Syrië, de opkomst van islam-fundamentalistische groepen zoals Isis in Irak,… De situatie in Irak bevestigt helaas de perspectieven die het CWI vooraf naar voren bracht: een imperialistische interventie zou leiden tot twee of drie nieuwe Saddams in de regio en zou een voedingsbodem bieden voor het islamfundamentalisme.

    Maar er waren ook overwinningen voor de massa’s en socialisten: in Brazilië konden de massale betogingen van juni vorig jaar de prijsverhogingen voor transport zo goed als ongedaan maken. In Zuid-Afrika zorgde de uitloper van de mijnwerkersstrijd voor een bredere heropleving van de klassenstrijd, waarbij een belangrijke vakbond als Numsa met het ANC brak en voor een nieuwe arbeiderspartij pleitte. In Seattle, in de VS, werd voor het eerst in 100 jaar een revolutionaire socialist in de gemeenteraad verkozen, Kshama Sawant van onze zusterorganisatie Socialist Alternative. Onder impuls van die doorbraak werd het hoogste minimumloon in de VS ingevoerd. Deze overwinning zal 100.000 werknemers de komende jaren uit de armoede tillen. De 15 Now-campagne kan een rolmodel worden voor andere strijdbewegingen in de VS, en is nu reeds een belangrijke bron voor de versterking van het marxisme in het bastion van het wereldkapitalisme. Deze strijdbeweging voor een reëel minimumloon geeft de cynici ongelijk. Verandering en positieve sociale hervormingen zijn mogelijk. Maar enkel – gezien de vervallen staat van het kapitalisme – op basis van een revolutionaire strategie en door massamobilisatie en massale druk op de heersende klasse en haar politici.

    Kapitalistische economie: de “kalmte voor de storm”

    Op economisch vlak weten de kapitalisten niet waar ze zijn en waar ze naartoe gaan. De groei die de wereld kende na de crisis van 2007-2008 was op schulden gebaseerd. Wereldwijd liggen de schulden vandaag 30% hoger dan voor de crisis, stelde Per-Ake uit Zweden. Volgens een rapport van de Bank of International Settlements (BIS) zijn de beurzen vandaag losgekoppeld van de realiteit en leven we in de “kalmte voor de storm”.

    De kapitalistische klasse probeert nog maar zelden ver vooruit te blikken in de toekomst van haar systeem. In een recent rapport van de OESO – een club van rijkere landen – gebeurde dat wel. Volgens dit rapport zal de economische groei de komende 45 jaar nog maar 2/3e van de groei uitmaken van de afgelopen periode. Volgens diezelfde OESO is het aantal werklozen in de ontwikkelde landen sinds de crisis van 2008 al gegroeid van 32 naar 38 miljoen. Ze schatten dat de komende 45 jaar er 50 miljoen vluchtelingen naar zowel Europa als de VS zullen trekken op zoek naar een beter leven. Rond het klimaat en de opwarming van de aarde stelt het rapport dat we ons in diezelfde periode aan een verdubbeling van de uitstoot van CO2-gassen mogen verwachten. In een erkenning van het eigen sociale failliet moeten we ons volgens de OESO de idee van Detroit inbeelden – de bankroete en sociaal ineengestuikte Amerikaanse stad – maar dan, binnen enkele decennia, in steden als Parijs of Stockholm. De waarzeggers van het kapitalisme hadden evengoed naar het huidige Athene kunnen verwijzen.

    Maar zowel de BIS als de OESO blijven de oude recepten prediken. Ze houden vast aan het kapitalisme en een politiek van besparingen, wat enkel tot een nog diepere depressie kan leiden. Toch is er een besef bij de meer vooruitziende delen van de burgerij dat het zo niet verder kan. Bijvoorbeeld met de inkomensongelijkheid die de stabiliteit van het systeem ondermijnt en de woede tegenover de arrogante superrijken aanwakkert. Of zoals een miljardair uit Seattle het gevat uitdrukte: “Als het zo doorgaat, zullen de middengroepen verdwijnen en zitten we weer in Frankrijk op het einde van de 18e eeuw. We kunnen ons opnieuw aan rieken voor de poort verwachten”.

    De kapitalistische klasse kampt met een volledige ondermijning van haar legitimiteit en die van haar instellingen. In de VS komt die bijzonder scherp tot uiting, waarbij een andere miljardair die al jarenlang miljoenen dollars in politieke kandidaten pompt, in de Financial Times stelde dat hij probeert om een Republikein te vinden die “niet volledig gek is” – volgens de FT “een moeilijkere opdracht dan het lijkt”. Maar ook in Obama zijn de illusies grotendeels vervlogen. Obama vervolgde meer klokkenluiders dan Bush, wees meer vluchtelingen uit dan ooit, en wist als vertegenwoordiger van big business geen reële verandering te brengen.

    De kapitalisten boeken opnieuw mooie winsten, maar potten die op of speculeren ermee op de beurs. Volgens Larry Summers, raadgever van het VS-establishment, zijn er “onvoldoende investeringsmogelijkheden om de gespaarde middelen in te zetten”, wat een definitie van kapitalistische overaccumulatie zou kunnen zijn. In de eurozone is er amper groei en vreest de elite deflatie, prijsdalingen omdat de markten ondermijnd zijn en de kapitalisten nauwelijks investeren. We kunnen ons verwachten aan nieuwe bankencrisissen en een verderzetting van de onconventionele politiek van de Europese Centrale Bank. Dit zal bestaande zeepbellen verder opblazen en de basis leggen voor ergere financieel-economische crisissen dan in 2007-2008.

    Het voorbeeld van Argentinië toont overigens aan dat het de kapitalisten menens is. In de VS trok 7% van de investeerders naar de rechtbank, na de niet-terugbetaling van haar schulden door de Argentijnse regering. Dit als uitloper van de economische crisis begin de jaren 2000. De speculanten kregen van de rechter in de VS gelijk. Als Argentinië geen geld op tafel legt, kan het van de financiële markten worden uitgesloten, wat een revolutionaire situatie in het land kan uitlokken. De burgerij wil hiermee internationaal een voorbeeld stellen: probeer niet om je schulden niet af te betalen, of er zullen wurgende sancties volgen. Het CWI staat voor de kwijtschelding van de schulden aan financiële aasgieren en speculanten, de nationalisatie onder democratische controle van de banksector, en het runnen van de economie onder controle van de werkende bevolking.

    Contrarevolutie door ontbreken massaal links alternatief

    De ene kant van de medaille bestaat uit een terugval in het revolutionaire proces, onder meer in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In Egypte vond vorig jaar wellicht de grootste betoging in de geschiedenis plaats: 20 miljoen betogers die de afzetting van president Morsi eisten. Bij gebrek aan onafhankelijke massaorganisaties van werkenden en jongeren kwam het leger terug aan de macht, onder leiding van generaal Sisi. Het leger ontketende een bloedige repressie tegen de fundamentalisten van de Moslimbroeders, met 2500 doden en 16.000 gewonden tot gevolg. Zoals het CWI waarschuwde zouden deze methodes ook tegen de arbeidersbeweging worden ingezet. In maart werden 22 strijdbare vakbondsmilitanten opgepakt in een porseleinfabriek en beschuldigd van “lidmaatschap” van de Moslimbroeders.

    Sisi kwam in mei als winnaar uit de stembusgang, maar slechts met een opkomst van 46%. Hij beloofde de werkloosheid aan te pakken met infrastructuurwerken, maar daarvoor is het Egyptische kapitalisme veel te zwak. Enkele maanden na zijn verkiezing braken er opnieuw stakingen los in verschillende sectoren. Sisi beloofde de helft van zijn loon in te leveren, maar er zijn grenzen aan zijn bonapartistische politiek van het balanceren tussen de klassen. Als hij de subsidies voor brood of benzine verder aanpakt, kan dit leiden tot nieuwe massabewegingen. In ’78 viel de regering van Sadat na het optrekken van de broodprijzen.

    In Gaza wordt een hoge prijs betaald voor het niet doortrekken van de revoluties en massabewegingen in Tunesië, Egypte, Libië,… – die onder een socialistische arbeidersleiding de hele regio hadden kunnen transformeren. Op het moment van de zomerschool waren er 480 doden gevallen, waarvan 1/4e kinderen. Slechts 52% van de Israëli meent dat een militair offensief een oplossing kan bieden. Maar uit veiligheidsoverwegingen steunt nog altijd een meerderheid de aanvallen op Gaza. De Hamasraketten van hun kant zijn groter en reiken dieper in Israël. Dit toont de uitzichtloosheid van militaire middelen om het conflict te beëindigen.

    De CWI-sectie in Israël-Palestina neemt een principieel klassenstandpunt in. De kapitalistische regering van Netanyahu is met haar politiek van staatsterreur de grootste agressor. Door de onderdrukking van de Palestijnen is de steun voor het fundamentalistische Hamas in Gaza nog toegenomen. Maar een bezetting van Gaza zou voor de Israëlische regering een nachtmerriescenario zijn. Netanyahu zegt ook dat het niet zijn bedoeling is om Hamas omver te werpen. De betogingen in Israël tegen de oorlog zijn nog relatief klein, met o.a. 10.000 mensen die op straat kwamen in Tel Aviv. In Londen betoogden er maar liefst 50.000 mensen, ook in Brussel en andere steden waren er belangrijke protestacties. Rond dit soort internationaal thema kan er een grote protestbeweging ontstaan. Wij komen op voor een onafhankelijk socialistische Palestina en een socialistisch Israël, met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad en de verdediging van de rechten van alle minderheden. Op kapitalistische basis is er geen uitkomst voor zowel de Palestijnse als Israëlische bevolking.

    In Irak zien we een verder uiteenvallen van de kapitalistische staat. Net als in Libië dat in een Mad Max-scenario beheersd wordt door krijgsheren. In Irak zagen we de opkomst van Isis, de fundamentalistische groep die nu haar kans schoon ziet om haar middeleeuwse filosofie in de praktijk te brengen. Isis telt een 15.000-tal strijders waarvan naar schatting 2000 tot 7000 uit Europa. Het economische model van Isis is er een van plundering en smokkel, van onder andere olie. In een deel van Syrië bestaat er een stilzwijgend akkoord tussen Isis, dat oliebronnen controleert, en de Syrische regering van Assad, die voorziet in de distributie, waarbij de winsten worden gedeeld. Delen van de Sadoedische elite steunen Isis financieel, als soennitische kracht tegen Iran en wellicht ook om ze uit te kopen. Maar ze zijn er ook voor bevreesd, omwille van de barbarij en het feit dat Isis zich ook kan richten op de val van het Saoedische regime. Een deel van de wortels van terreurgroepen als Isis zijn sociaal, in het failliet van het kapitalisme en imperialisme om een leefbare toekomst te bieden. Der Spiegel bracht een artikel over een Isis-strijder uit een achtergebleven buurt in Istanboel, Turkije. Bij Isis krijgen de strijders 400 dollar per maand en nog andere materiële voordelen.

    Isis presenteert zich als een goed gerunde terreurgroep aan haar investeerders en doet dat vrij openlijk. Maar in Irak kon ze enkel een kans krijgen door te steunen op soennitische elementen die compleet vervreemd zijn van de regering, steun van soennitische stamhoofden en ex-Baathisten (de partij van Saddam). Zelfs veel sjiieten zijn niet bereid om te vechten voor de corrupte regering Maliki. Isis mag dan deels steunen op de meest wanhopige en onderdrukte lagen van de regio en daarbuiten, ze voert een volledig reactionaire politiek die enkel de arbeiders, boeren en jongeren uit de regio tegen elkaar opzet en verdeelt.

    In Azië verschuiven economisch en militair de tectonische platen van een continent. Het VS-imperialisme probeert via haar bondgenoten – Japan, Australië, de Filipijnen,… – om de opstomende macht China te beheersen. Ze stimuleren de militarisering in deze landen om voor zichzelf de kost zo laag mogelijk te houden. In Japan werd de grondwet aangepast, zodat het leger ook in het buitenland kan worden ingezet. Premier Abe stelt dat hij het niet erg vindt om als “rechtse militarist” te worden neergezet. Dit opgeklopte nationalisme en het militariseren van de regio leidde al tot conflicten tussen Japan, de Filipijnen en China. Maar het stimuleren van extreemrechtse nationalistische krachten in Japan kan op een bepaald moment ook aan de controle van de VS ontsnappen. In Vietnam waren er anti-Chinese rellen in verschillende bedrijven, georganiseerd door de officiële vakbonden en betaald door de overheid. Dit weerspiegelde ook een element van sociaal protest, wat socialisten begrijpen, maar we pleiten voor onafhankelijke organen van de klasse en gedisciplineerde acties, niet voor de contraproductieve methode van rellen.

    Wereldwijd is de arbeidersklasse van de ontwikkelde landen een rem op directe militaire conflicten tussen de grootmachten. Maar regionale spanningen en oorlogen zijn mogelijk. Door het aanporren van haar lokale vazallen draagt het VS imperialisme bij tot de destabilisatie van Azië. Dit kan ook zorgen voor een toename van staatsgrepen, gefaalde staten,… Indirect zouden deze spanningen en conflicten ook de wereldeconomie serieus ondermijnen, gezien het groeiende belang van Azië in het wereld BBP.

    In Oekraïne vindt reeds een van die proxy-oorlogen plaats tussen de verschillende imperialistische machten. De Maidanbeweging werd er gekaapt door rechtse en extreemrechtse krachten. Een groot deel van de Oekraïense bevolking had illusies in de EU, omdat ze de rol daarvan nog niet zien, en wou zich onafhankelijker tegenover Rusland opstellen. Poetin dacht echter dat hij een ongeschreven akkoord had met het westen rond Oekraïne. Rusland ondervond reeds een toegenomen invloed van de VS in Irak, rond Syrië en andere staten uit de voormalige Sovjet invloedsfeer. Het Russische imperialisme is niet zo sterk als andere grootmachten, maar kan zeer agressief uit de hoek komen. In Oekraïne spelen voor Poetin verschillende economische en militaire belangen: de doorgang verzekeren van Russisch gas naar Europa, haar marinebasis in de Krim verdedigen, de banden tussen de militaire industrie in oostelijk Oekraïne en die in Rusland verzekeren,…

    De meerderheid van de linkerzijde in Rusland is gedesoriënteerd door de nationalistische propaganda van de Russische oligarchie. Ze zien geen onafhankelijke rol voor de arbeidersklasse in de regio – de enige kracht die oorlogen blijvend kan stoppen. Poetin en de Russische media beweren dat ze een “fascistische junta” in Kiev bestrijden. De regering in Kiev is nationalistisch en extreemrechtse krachten zijn er een onderdeel van. Maar ze zijn niet de beslissende kracht.

    Het CWI verdedigt het recht op zelfbeschikking, maar niet op basis van vreemde bajonetten. De arbeidersklasse moet daar zelf over kunnen beslissen. Veel arbeiders, onder andere de Russisch sprekende arbeiders, in de Krim of oostelijk Oekraïne zijn voor meer autonomie, maar de gewelddadige separatistische groepen worden zeker niet enthousiast ondersteund. Het referendum in de Krim was ook niet echt democratisch. Het ging meer over een overname door het Russische imperialisme. Wij staan voor de opbouw van onafhankelijke massaorganisaties – vakbonden en partijen – in de regio. We benadrukken de gemeenschappelijke belangen van de werkenden en jongeren. Zowel tegen het gangsterkapitalisme van Poetin als tegen de Oekraïense oligarchen, waarvan de regering in Kiev de belangen verdedigt.

    Krachten van de revolutie: nieuwe massabewegingen onvermijdelijk

    In Europa zagen we na een golf van stakingen, vooral in Zuid-Europa, een nieuwe fase van meer afwachten en het verwerken van de voorgaande periode. Door het gebrek aan leiding en perspectief vanuit de vakbondsleiders en de inertie bij veel nieuwe linkse formaties (Syriza in Griekenland, Links Blok en Communistische Partij in Portugal, IU in Spanje, Front de Gauche in Frankrijk,…) zitten we in een periode van milde reactie. Er werden nederlagen geleden, hoewel lokaal ook overwinningen mogelijk bleken, maar nog geen verpletterende, bloedige nederlaag zoals destijds met het fascisme. De arbeidersklasse behoudt haar immense potentieel van verzet en strijd tegen besparingen en kapitalistisch verval. In Europa weegt de erfenis van de val van het stalinisme, het verraad van de sociaaldemocratie en van de stalinistische partijen, de effecten hiervan op het bewustzijn,… zwaarder dan in de VS. In de VS is momenteel een ernstige radicalisatie bezig, mede gekanaliseerd en uitgedrukt in de sterke groei van de Amerikaanse sectie van het CWI en de succesvolle strijd in Seattle voor een verhoging van het minimumloon.

    In Brazilië komen we in het najaar mogelijk in een nieuwe fase van klassenstrijd. Vorig jaar zorgden de junibetogingen voor een breuk in de situatie. De prijsverhoging van het openbaar transport werd zo goed als ongedaan gemaakt. Maar het potentieel van de beweging was groter dan deze realisatie – met ook eisen rond gezondheidszorg, onderwijs,… De Braziliaanse sectie van het CWI nam actief deel aan de betogingen. Andere linkse groepen wisten aanvankelijk niet welke positie in te nemen, omwille van de aanwezigheid van verschillende klassen (ook protesterende werkgevers en rechtse groepen) in het verzet.

    Met onze sectie brachten we eisen vanuit de arbeidersklasse naar voren om de beweging tegen de besparingen en de crisis van het systeem te richten. Na de junibeweging trad de regering van de PT dikwijls repressief op tegen stakingsbewegingen. Zo werden tientallen metroarbeiders vlak voor de Wereldbeker gecriminaliseerd, gearresteerd en soms ontslagen na een staking. De straatvegers staakten tijden het Braziliaanse carnaval, een staking die een keerpunt betekende en een inspiratie vormde voor veel andere groepen van arbeiders. De regering moest het ontslag van 300 stakende arbeiders, tijdens de acties, weer ongedaan maken.

    De woede en het ongenoegen van de Braziliaanse arbeiders en jongeren bereikt stilaan een kookpunt, wat ook op en rond de Wereldbeker duidelijk werd. Tegen het einde van het jaar dreigt er een crisis van de waterdistributie in Rio, waarbij sommige arbeiderswijken nu al gedurende enkele uren per dag gerantsoeneerd zijn. Deze desorganisatie is een gevolg van de privatisering van het water. Als er een crisis losbarst rond dit thema kan dit verregaande gevolgen hebben en tot nieuwe massabewegingen leiden. De Braziliaanse CWI-sectie eist de hernationalisatie van de waterdistributie.

    Alle tekenen wijzen op een opleving van klassenstrijd in de komende periode. Het is duidelijk dat de PT en president Dilma de bevolking niet meer tot kalmte kunnen aanzetten. Nieuwe explosies en bewegingen zijn ingebakken in de situatie. In het najaar nemen onze leden en sommige dichte sympathisanten deel aan de verkiezingen met de linkse partij PSol. In Rio bestaat er een kans dat een dichte sympathisant van onze afdeling wordt verkozen, wat een nieuwe fase zou inluiden voor onze organisatie in Brazilië.

    De doorbraak in de VS van Socialist Alternative veranderde de positie van onze afdeling volledig. Van een relatief kleine en onbekende organisatie zijn we uitgegroeid tot de belangrijkste radicaal linkse kracht in de VS. Tegen het einde van dit jaar kan dat ook numeriek, qua aantal leden, het geval zijn. Er zijn contacten voor Socialist Alternative in tientallen steden, op basis van de verkiezing van ons lid Kshama Sawant in de gemeenteraad van Seattle en de geruchtmakende en geslaagde campagne voor een minimumloon van 15 dollar.

    Verschillende nieuwe afdelingen zijn in opbouw. Gedurende het afgelopen jaar werd niet alleen de eerste revolutionaire socialist verkozen sinds lang in een Amerikaanse gemeenteraad, Socialist Alternative dwong samen met de beweging het hoogste minimumloon in de VS af, we onderhandelden en zetten de vertegenwoordigers van het kapitaal in een belangrijke Amerikaanse stad onder druk, legden hen een paar keer de terugtocht op, vormden front en braken op strategische momenten met de bureaucratische vakbondsleiders. Dit was alleen maar mogelijk door de mogelijkheden op voorhand te analyseren en gedurfd tussen te komen, waar de rest van de Amerikaanse linkerzijde vooral de eigen onmacht rationaliseert. Het was mogelijk door de directe eisen te koppelen aan een democratisch-centralististische organisatie die op basis van een overgangsmethode op elk maneuver en elke wending van de tegenstander – het kapitaal met haar politici en media – kon reageren. Een socialistische organisatie die de beweging in elk stadium, door een voortdurende dialoog, van de gebruikte tactieken, strategie, eisen en programma kon overtuigen.

    De beweging voor het minimumloon – 15 Now – moet nu in de rest van de VS worden uitgebreid en gevestigd, met lokale acties en campagnes. In Seattle telt 15 Now 11 lokale actiegroepen in de wijken, waar de activisten kunnen deelnemen aan de discussie en zelf initiatieven kunnen nemen. Op collectieve conferenties werden de centrale strategische keuzes en eisen van de beweging bediscussieerd. Dat leidde soms tot heftige discussies. Dat de vakbondsleidingen met de voeten zouden slepen, alles op de onderhandelingen en niets op verdere actie zouden zetten, viel te verwachten. Maar zelfs in de top van de vakbonden moesten sommigen erkennen dat 15 Now en Socialist Alternative beter waren in het betrekken van de basis dan sommige vakbonden zelf. Een deel van het middenkader van de vakbonden, een laag van wijkactivisten,… wisten we van onze strategie te overtuigen.

    In de loop van de campagne kwamen prangende vragen op. In de commissie over de invoering van het minimumloon – georganiseerd door de stad – probeerden big business en de Democraten die bij hen aanleunden, langs alle kanten het voorstel van een stevige 15 dollar voor alle arbeiders uit te hollen. 15 Now en Sawant argumenteerden – een tactische toegeving aan het bredere bewustzijn – dat kleinere bedrijven (minder dan 500 werknemers) drie jaar de tijd kregen om naar 15 dollar te gaan. De campagne van de rechterzijde en de burgerlijke media hamerde immers op de “dreiging” van een faillissement van kleine bedrijven bij invoering van een degelijk minimumloon. Sommige andere linkse groepen bekritiseerden ons hiervoor. Maar het is een zaak om langs de zijlijn kritiek te leveren en een andere om een reële strijd te winnen op basis van een correcte inschatting van de krachtsverhoudingen.

    Als de vakbondsleiders duidelijk de strijd waren aangegaan voor een directe 15 dollar voor iedereen was allicht meer mogelijk geweest. We riepen voortdurend op naar de vakbondsleiding om een onafhankelijke klassenpositie in te nemen en in te gaan tegen de leugens van de burgerlijke media. Socialist Alternative heeft op een behendige manier – ook erkend door tegenstanders onder de burgerij – het kapitaal een slag toegebracht. 15 dollar minimumloon zal over de komende jaren 3 miljard dollar uit de zakken van het kapitaal slaan. Tienduizende werknemers zullen uit de armoede worden getild in Seattle. CNN.com stelde: “In laatste instantie toont de overwinning in Seattle wat de geschiedenis al meermaals heeft aangetoond: als arbeiders georganiseerd zijn kunnen ze big business doen betalen”.

    Na de Occupy beweging riep Socialist Alternative op om met de beweging “200 Occupy kandidaten” in de verkiezingen te lanceren. Deze oproep deden we om te laten zien wat mogelijk was. Uiteindelijk hebben we die oproep om de strijd op het politieke terrein te versterken enkel zelf volledig kunnen realiseren. Kshama Sawant werd met bijna 100.000 stemmen verkozen in Seattle – de burgerij was verrast en had dit niet ingeschat. Vervolgens kwam een nieuwe overwinning, met de campagne die de 15 dollar in Seattle afdwong. Op de uiteindelijke stemming in de gemeenteraad dwongen Sawant en 15 Now de Democratische gemeenteraadsleden om zich stuk voor stuk individueel te verantwoorden voor hun pro big business standpunten. Tot het laatste moment vocht Socialist Alternative met de activisten tegen elke afzwakking van het voorstel, om uiteindelijk ook het doorvoeren van het minimumloon als overwinning van de beweging in de verf te zetten.

    De burgerij en haar instellingen hebben zich in Seattle twee keer laten verrassen, maar een derde keer zal onwaarschijnlijk zijn. In de campagne voor de verkiezing van Jess Spear probeert haar tegenkandidaat Frank Chopp van de Democraten zich voor te doen als progressiever dan hij is, en wordt druk gezet op vakbondsleidingen en andere grass roots organisaties om zich niet voor Spear uit te spreken. Het populaire blad the Stranger, dat zich in het verleden voor Sawant uitsprak, heeft een bocht gemaakt en staat nu achter Chopp. Maar een deel van de redactie was daar niet mee akkoord, wat de nodige polemiek opleverde in het blad. Een overwinning voor Spear is niet het meest waarschijnlijke vooruitzicht, maar een solide stem zou aantonen dat de verkiezing van Sawant geen eenmalige gebeurtenis hoeft te zijn. Socialist Alternative wordt nu door delen van de kapitalistische media al gepresenteerd als de officiële oppositie in Seattle.

    In Zuid-Afrika zorgde de mijnwerkersstrijd en het drama van Marikana – waar de ANC regering op protesterende arbeiders liet schieten – voor een trendbreuk. Toen de vakbond Numsa zich uitsprak voor een nieuwe partij van de arbeiders, gebaseerd op socialistische ideeën, was dat een zeer belangrijke ontwikkeling. Helaas riep Numsa niet op om voor de nieuwe linkse partij WASP te stemmen, en het bescheiden resultaat van WASP in de verkiezingen kan het proces om zelf politieke stappen te zetten wat vertragen.

    Op het moment van de zomerschool waren er 230.000 metaalarbeiders in staking voor hogere lonen. Een voorstel van een verhoging met 13% werd reeds verworpen. Deze stakingen van de Numsa werden door een commentator beschreven als “het mogelijke begin van een arbeidersrevolutie”. Zuid-Afrika blijft een van de landen waar de strijdbewegingen, maar ook de elementen van een breder socialistisch bewustzijn, reeds een hoger en meer explosief niveau hebben bereikt.

    Zuid-Afrika moet een van de weinige landen zijn waar een resultaat van meer dan 60% in verkiezingen, voor het regerende ANC, als een nederlaag wordt gezien. Het ANC verloor daarmee meer dan 200.000 stemmen en zakte 11,3%. Van de stemgerechtigde bevolking stemde nog maar 32% voor het ANC, ondanks het uitdelen van voedselpakketten en het openlijk steunen op het staatsapparaat om de uitslag bij te spijkeren. Bovendien is de burgerij er niet in geslaagd om een alternatief op het ANC te ontwikkelen. Bij de rechtse oppositie, de Democratische Alliantie, is er een interne crisis losgebarsten tussen de zwarte kandidaten op de lijsten en de blanke elite die hen trachtte vooruit te schuiven tegen het ANC. En dit ondanks de vooruitgang in stemmen tijdens de verkiezingen. Met de oprichting van Wasp menen onze leden in Zuid-Afrika dat ze hebben bijgedragen aan de differentiatie op politiek vlak en in de vakbond Numsa. Dit proces zal in de komende periode verder worden uitgediept op basis van strijd en de conclusies die de massa’s daaruit zullen trekken.

    In China zorgt de economische vertraging voor zenuwachtige reacties bij de partijbureaucratie. In het bijzonder de pro-democratie beweging in Hong Kong wordt met argusogen gevolgd. De stalinistische leiding in Peking vreest dat de beweging zich kan uitbreiden naar het vasteland. Veel arbeiders en jongeren gebruiken de sociale media om de massabeweging in Hong Kong te volgen. In China zelf is er een verharding van het sociale klimaat. Stakingen duren langer en het aantal sociale conflicten neemt sterk toe. Er zijn geen onafhankelijke vakbonden in China, maar syndicale militanten vormen meer netwerken om elkaar bij te staan in de strijd. Een economische crisis in China zal niet enkel op economisch vlak de wereld schokken. De Chinese arbeidersklasse is een groeiende kracht, met een revolutionair potentieel waarvan ook het wereldkapitalisme de schokgolven zou kunnen gewaar worden.

  • Foto’s van onze zomerschool

    Zes intense dagen vol politieke discussie en uitwisseling van ervaringen. Dat was wat de jaarlijkse internationale zomerschool van het CWI bood aan 300 tot 350 aanwezigen uit tal van Europese landen en enkele landen daarbuiten. De komende dagen zullen we verslagen van de discussies brengen, maar beginnen doen we met een reeks foto’s door PPICS.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop