Tag: vrouwenstrijd

  • Half miljoen betogers op Zwitserse ‘vrouwenstaking’. Krachtige solidariteit en strijd!

    Meer dan 500.000 vrouwen, werkenden en jongeren kwamen op 14 juni in heel Zwitserland op straat in het kader van een nationale vrouwenstaking.

    Artikel door Valerie Leary, activist van campagne ROSA en de Socialist Party (Ierland)

    De omvang van de betogingen vormde reeds een duidelijk signaal dat alles gewoon laten zoals het is onaanvaardbaar is. Er waren in Zürich alleen maar liefst 160.000 betogers. Aan het parlement in Bern waren er 40.000 betogers, in Lausanne en Bazel telkens 40.000 tot 50.000, in Genève 25.000, in Fribourg en Sion 12.000. In heel wat kleinere steden, zoals Neuchatel, St Gallen en Délemont, waren er tussen de 4.000 en 10.000 betogers.

    Geen betekenisvolle verandering

    Deze historische actiedag is de grootste mobilisatie uit de recente geschiedenis van het land. Het komt bijna 30 jaar na de nationale vrouwenstaking van 1991, waarbij ook meer dan 500.000 vrouwen op nationaal niveau op straat zijn gekomen. Dat dwong de doorvoering af wetgeving inzake gelijkheid, met inbegrip van gelijke lonen en de invoering van zwangerschapsverlof. Gelijkheid was een decennium eerder, in 1981, in de grondwet opgenomen, maar er was weinig gedaan om dit in wetgeving om te zetten en de mobilisatie van 1991 was nodig om het establishment tot handelen te dwingen.

    Dertig jaar later zijn de eisen niet echt veranderd. Vrouwen in Zwitserland verdienen nog steeds gemiddeld 20% minder dan hun mannelijke collega’s, hebben een grotere kans op onzekere en laagbetaalde banen, hebben lagere pensioenen en verrichten jaarlijks 282 miljoen uren onbetaald werk thuis of in de vorm van vrijwilligerswerk (het equivalent van 148.000 voltijdse banen). Onlangs stemde het parlement tegen twee voorstellen om vaderschapsverlof in te voeren.

    De stakers eisen gelijke beloning voor gelijk werk en een einde van onzekere werkomstandigheden, fatsoenlijke pensioenen in combinatie met een verlaging van de pensioenleeftijd, een herwaardering van huishoudelijk werk en zorgwerk, een verkorting van de arbeidstijd zonder loonverlies, de socialisatie van kinderopvang en zorg die vrouwen in het algemeen thuis verrichten, het recht om te kiezen en het recht op lichamelijke autonomie, of het nu gaat om abortus, seksualiteit of genderidentiteit, een einde aan gendergebaseerd, homofoob en transfoob geweld en intimidatie, rechten voor migranten, inclusieve en alomvattende seksuele voorlichting op scholen, internationale solidariteit en een einde aan racisme!

    Zich organiseren

    De eerste oproep voor de vakbond kwam van vrouwen in de vakbonden. Zij kregen op het Zwitserse congres van vakbonden in juni vorig jaar een resolutie erdoor waarin werd opgeroepen tot een staking op 14 juni 2019. Onmiddellijk daarna werd een vergadering bijeengeroepen en bijgewoond door zo’n 150 afgevaardigden uit elk kanton. Sindsdien zijn er in elke regio en stad vrouwencollectieven opgericht, met vakbondsactivisten, gewone werkenden, maar ook heel wat studenten en jongeren. Geïnspireerd door de recente golf van feministische bewegingen en de wereldwijde strijd, waaronder de massale staking op Internationale Vrouwendag 2018 in de Spaanse staat en de recente studentenbeweging tegen de klimaatramp, organiseerden de collectieven in maart een vergadering om formeel op te roepen tot de staking van 14 juni. Dit bracht meer dan 500 vrouwen uit het hele land bijeen.

    Het afgelopen jaar hebben de collectieven evenementen en acties georganiseerd en deelgenomen aan protesten, burgerlijke ongehoorzaamheid, de betoging tegen klimaatverandering, acties op de Internationale Vrouwendag en betogingen op 1 mei. Andere acties voor de staking van de afgelopen maanden waren onder meer verschillende interventies en kunstvoorstellingen in de openbare ruimte, het uitrollen van grote spandoeken op dammen en het opzetten van een feministisch radiostation. De staking kreeg brede steun onder de bevolking met peilingen waaruit bleek dat enkele dagen voor de staking reeds 63% van de bevolking de staking steunde en dat één op de vijf vrouwen van plan was om eraan deel te nemen. Zowel #frauenstreik2019 als #2019grevefeministe waren trending op de sociale media.

    14 juni – Dag van de protesten en piketten

    De protesten op 14 juni begonnen om 1 uur ‘s morgens met acties in veel steden, waaronder marsen tegen gendergerelateerd geweld, spandoeken op monumenten, luidruchtige “potten en pannen”-protesten en vreugdevuren. Vanaf de ochtend werden op veel werkplekken, met name buiten ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen, piketten georganiseerd met solidariteitsacties en bijeenkomsten van schoonmakers, vuilnismannen en andere traditioneel mannelijke beroepen.

    In elke stad werd piket-ontbijten georganiseerd om de stakers te ondersteunen. Deze ochtendacties werden door meer dan 100.000 mensen uit het hele land bijgewoond. De hele dag door waren er evenementen: van geïmproviseerde workshops in scholen of op straat, picknicks, toespraken en feministische koren tot het hoogtepunt van de middagbetogingen in alle steden en gemeenten.

    De werkgeversorganisaties veroordeelden de staking en noemden deze illegaal. Ze spraken zich ook scherp uit tegen de eisen van de stakers. De beweging en de druk waren echter van dien aard dat veel werkgevers zich genoodzaakt zagen een verzoenende houding aan te nemen waarbij ze het personeel toelieten om aan de actie deel te nemen.

    Traditionele rechtse partijen zoals de PLR (Liberale Radicale Partij), ministers van de regering en vooraanstaande rechtse politici kwamen ook onder druk te staan om enige vorm van steun aan de actie te betuigen. De UDC (Democratic Centre Union), een uiterst rechtse conservatieve kapitalistische partij, verzette zich weinig verrassend tegen de staking en vrouwelijke partijleden organiseerden een ‘liefdadigheidslunch’ om geld in te zamelen voor een antikeuze-organisatie!

    Partij van de werkenden nodig

    De Groenen en PS (Parti Socialiste) hebben zich bewust naar voren geschoven in deze beweging. Zij vormen echter geen alternatief. Ze zitten al tientallen jaren in de regering, zowel op federaal als op kantonniveau, en ze zijn draaien voortdurend naar rechts om een besparingsbeleid te steunen dat de vrouwen en de arbeidersklasse het hardst treft. Ze komen zelfs in woorden niet verder dan fel afgezwakte hervormingen.

    Hoewel vakbondsactivisten de ruggengraat van deze beweging vormden en hun eisen duidelijk zijn, is de beweging politiek zeer breed en verward, zonder duidelijk antikapitalistische visie en met de aanwezigheid van elementen van liberaal feminisme.

    Dit wijst op de noodzaak van een duidelijk links en socialistisch alternatief voor de arbeidersklasse in Zwitserland, een alternatief dat in staat is om de eisen van de beweging te verdedigen. Net als in de rest van Europa liggen de arbeidsvoorwaarden in Zwitserland onder vuur, maar geen enkele partij vertegenwoordigt de belangen van de werkende klasse op nationale schaal. De opbouw van een dergelijk alternatief zou een grote stap voorwaarts betekenen voor werkenden en jongeren.

    Een nieuwe generatie wordt actief

    Het momentum dat de beweging de afgelopen maanden kreeg, is inspirerend en heeft veel jonge vrouwen, werkenden en studenten voor het eerst politiek actief gemaakt. De actiedag heeft ook het idee van stakingsacties gepopulariseerd als methode om verandering af te dwingen en om eisen die de arbeidersklasse als geheel ten goede komen te verdedigen.

    Er is een oproep gedaan aan de collectieven om op 2 juli bijeen te komen om een verdere strategie te bespreken, maar de strijd moet worden voortgezet na deze staking en er moeten eisen aan de vakbonden gesteld worden om tot vervolgacties te komen, met inbegrip van stakingsacties waarbij alle werkenden betrokken zijn.

    Om tegemoet te komen aan de eisen van de honderdduizenden mensen die de straat op gingen, moet er een einde komen aan het kapitalistisch systeem dat ongelijkheid en discriminatie in de hand werkt, en dat gebaseerd is op uitbuiting en onderdrukking. Er moet een socialistisch alternatief komen dat alle werknemers en jongeren verenigt in een strijd om de rijkdom en middelen van de samenleving in beslag te nemen en ze in democratisch publiek bezit te brengen.

  • Interview: groeiende massastrijd voor vrouwenrechten in Spanje

    De voorbije maanden was er een hernieuwde massastrijd voor vrouwenrechten. De acties in de Spaanse staat vielen op door hun omvang: op 8 maart staakten miljoenen vrouwen én mannen. Nadien was er massaal protest tegen de lichte bestraffing van een groep verkrachters, ‘la manada’ (de meute). De rechter oordeelde begin mei dat er geen verkrachting was omdat het slachtoffer verlamd door angst zich niet verzette. Eind juni werden de daders al vrijgelaten, wat opnieuw tot protest leidde. We spraken met Ana Garcia van Libres y Combativas, de tegenhanger van ROSA in de Spaanse staat.

    Waarom is er zoveel protest tegen een gerechtelijke uitspraak?

    “Er was een duizelingwekkende beweging van werkenden en jongeren tegen de schandalige uitspraak in de zaak van ‘de meute’: een gerechtelijke beslissing om daders van een groepsverkrachting de lichtst mogelijke straf op te leggen. Onder de daders leden van Guardia Civil (rijkswacht, een politiedienst met militair statuut) en een soldaat. Het ergste is dat deze uitspraak in de praktijk een verkrachting wettelijk mogelijk maakt door het misdrijf juridisch te beperken tot louter ‘misbruik’ waar de daders van seksueel geweld mee wegkomen.

    “Er kwam meteen protest. Op de dag van de uitspraak waren er spontane betogingen in heel het land. De betogers gaven aan dat de kapitalistische justitie geen garantie biedt om vrouwenrechten te verdedigen. Strijd op straat is het enige middel waarover we beschikken om geweld op vrouwen te veroordelen en te bestrijden.

    “Libres y Combativas, het socialistisch feministisch platform van Izquierda Revolucionaria, speelde een grote rol in de massamobilisaties: we riepen op tot jongerenbetogingen op 10 mei. Het onderwijs lag plat en er waren meer dan 60 grote betogingen. Dit was een erg sterk antwoord op een uitspraak die een slag was in het gezicht van de miljoenen vrouwen die op 8 maart protesteerden.”

    Hoe verklaar je dat de protestbeweging tegen vrouwenonderdrukking zo lang standhoudt?

    “Die hernieuwde opmars van feministische strijd is nauw verbonden met de effecten van de crisis en de sociale revolte die de Spaanse staat de afgelopen jaren schokten. De werkenden, werklozen, gepensioneerden, migranten en jonge vrouwen lijden het hardst onder de besparingen en voelen de gevolgen ervan in alle aspecten van hun dagelijks leven. Die realiteit toont nogmaals aan hoe het kapitalisme een fundamentele rol speelt in de onderdrukking van vrouwen. De keerzijde van de medaille is dat duizenden vrouwen bereid zijn om de strijd aan te gaan en zich politiek organiseren.

    “Bij strijd tegen uithuiszettingen, tegen de enorme precariteit in sterk vrouwelijke sectoren (zoals de schoonmaak) of voor de verdediging van openbare diensten staan vrouwen vooraan. De nieuwe dynamiek van de feministische beweging komt voort uit die mobilisaties waarin de meest onderdrukte vrouwen aantoonden dat ze zich niet bij de huidige situatie neerleggen en dat emancipatie afgedwongen wordt door onze strijd en organisaties.”

    Hoe groot waren de acties en welke eisen werden naar voren gebracht?

    “Vorig jaar was er een internationale oproep onder de noemer ‘Ni una menos’ (‘niet één minder’: een beweging tegen feminicide, gestart in Argentinië). Er was een oproep om gedurende een uur het werk neer te leggen en te betogen op 8 maart. Dit jaar werd een stap verder gegaan met een oproep tot een historische algemene stakingsdag. Jongeren speelden daar een erg dynamische rol in: klaslokalen en campussen liepen leeg na een oproep van Libres y Combativas, dat honderdduizenden pamfletten verdeelde en honderden algemene vergaderingen in de scholen en faculteiten hield.

    “De eisen van de staking droegen bij tot de massale deelname. Zo werd gratis toegang tot veilige abortus geëist. Er werd ingegaan tegen de medeplichtigheid van het gerecht bij het instandhouden van de verkrachtingscultuur. Het protest richtte zich ook tegen de wijze waarop vrouwenlichamen als objecten worden gebruikt. Tenslotte werd ingegaan tegen het gewicht van huishoudelijk werk, wat versterkt wordt door het besparingsbeleid.

    “Libres y Combativas benadrukt de materiële, economische en ideologische aspecten waarop onze onderdrukking gebaseerd is. We moeten een einde maken aan het patriarchale gerecht en investeren in bescherming en opvang van slachtoffers van geweld en hun kinderen. Elke vorm van uitbuiting van ons lichaam moet stoppen: wij zijn geen lustobject. Er zijn degelijke levensvoorwaarden nodig, zonder precariteit en zonder het loden gewicht van huishoudelijk werk. Enkel dan kunnen vrouwen helemaal onafhankelijk zijn. De ketenen waarmee we vastgehouden worden in onze uitbuiting zijn erg concreet. De strijd van de feministische beweging vereist een verzet tegen het kapitalisme, de burgerlijke regeringen en gevestigde instanties.

    “In deze beweging stelt Libres y Combativas dat het feminisme in de strijd voor echte bevrijding nood heeft aan een klassenbenadering die revolutionair en antikapitalistisch is.”

  • Bedreigt #MeToo de seksuele vrijheid of promoot ze die juist?

    Foto: Liesbeth

    Op 9 januari publiceerde Le Monde een vrije tribune ondertekend door 100 vrouwen, onder wie de bekendste Catherine Deneuve is. De tekst stelt dat #MeToo, in Frankrijk #BalanceTonPorc, is ontwikkeld tot een heksenjacht die de seksuele vrijheid bedreigt en een terugkeer aankondigt van een moralistisch en puriteins ideeëngoed. De controverse breekt meteen in alle kracht los.

    Dossier door Anja Deschoemacker

    Het opiniestuk schuwt de overdrijving niet. #MeToo zou geleid hebben tot een “waterval”van “verklikkingen” en ontslagen, waarbij mannen in hun professionele bezigheden worden geraakt “voor het aanraken van een knie”. Bij nader inzien blijkt uit de verschillende antwoorden op het opiniestuk dat “de waterval” in Frankrijk slechts een tiental mannen betreft van wie de naam circuleert op de sociale media en nog minder die effectief ontslagen zijn (en al helemaal niemand voor het aanraken van een knie).

     “We verdedigen de vrijheid om lastig te vallen, wat onmisbaar is voor de seksuele vrijheid,” stellen de 100 in Le Monde. En ook: “Verkrachting is een misdaad. Maar het hardnekkig of onhandig flirten is dat niet.” Zelf beschouwen ze zich als “voldoende scherpzinnig om het onderscheid te maken tussen onhandig geflirt en seksuele agressie.”We moeten er blijkbaar van uitgaan dat de vrouwen die zich uiten via #MeToo en #BalanceTonPorc dat niet zijn.

    De discussie in Frankrijk gaat op het moment van het verschijnen van dit opiniestuk vooral over de seksuele pesterijen in het openbaar vervoer, waarbij o.a. de “frotteurs” onder vuur worden genomen. Beschouwen Deneuve en co dit soort gedrag als onhandig flirtgedrag? Is er iemand die denkt dat een vrouw succesvol versierd kan worden door ongevraagd je geslachtsdelen tegen hen aan te wrijven op een plaats waar ze moeilijk weg kan komen, zoals op een overvolle metro? Zijn mannen die vrouwen op straat opmerkingen geven over de vorm van hun billen of borsten aan het flirten? Hoegenaamd niet!

    “De ondertekenaars van de tribune vermengen bewust verleiding, gebaseerd op respect en plezier, met geweldsdaden,” stelt o.a. Caroline De Haas in één van vele boze reacties (site France Info, 10 januari) van Franse feministen. “Ze vergissen zich. Er is geen gradueel verschil tussen flirtgedrag en pesterijen, maar een verschil in natuur. Geweld is geen ‘verhoogde verleiding’.”

    Ze stelt bovendien aan de kaak dat “heel wat ondertekenaars vaak het seksisme veroordelen wanneer dat vanuit mannen uit de volkse wijken komt. Maar de hand op de kont, als dat van mannen uit hun milieu komt, moet kunnen vanuit het ‘recht om lastig te vallen’.”

    Hetzelfde zagen we hier ook in België in de eerste reacties op de affaire Bart De Pauw, waarbij vooral werd gezegd dat ‘het allemaal zo erg niet was’ en ‘binnenkort mogen mannen niets meer zeggen,’ terwijl diezelfde journalisten over mannen uit moslimlanden die hetzelfde gedrag vertonen – vrouwen als seksobjecten behandelen en dus de gelijkheid van man en vrouw ontkennen – stellen dat ze heropgevoed moeten worden of het land uitgezet.

    De gelijkstelling van flirten en seksuele vrijheid met wat dat door vrouwen via #MeToo en #BalanceTonPorc wordt aangeklaagd, namelijk seksuele pesterijen, verbergt volgens Caroline De Haas en co de realiteit. “In Frankrijk zijn elke dag honderdduizenden vrouwen slachtoffer van pesterijen. Tienduizenden van seksuele agressie. Honderden van verkrachting. Elke dag.”

    In verschillende reacties wordt gewezen op een zeker generatieconflict. #MeToo en #BalanceTonPorc komen vooral voort vanuit jonge vrouwen, terwijl de ondertekenaars van de tribune vooral oudere vrouwen zijn. Dit is te gemakkelijk en bij nader inzien bevinden zich vrouwen van alle generaties in beide kampen. Maar het is ongetwijfeld een factor. Wat aan de basis van de huidige opgang van feminisme onder jonge vrouwen ligt, is het verschil tussen de officiële ideologie van gelijkheid van man en vrouw in de westerse samenleving en de realiteit van een blijvende tweederangspositie van vrouwen.

    #MeToo is geen pleidooi voor puritanisme

    Wat door heel wat oudere vrouwen nog “normaal” werd gevonden, wordt vandaag door grote groepen vrouwen betwist. Dat groeiende bewustzijn wordt op verschillende plaatsen op verschillende continenten aangespoord door de beweging zelf. En niet enkel onder jonge vrouwen, vrouwen van oudere generaties beginnen te beseffen wat we in de voorbije decennia van constante besparingen al zijn kwijtgeraakt en wat dat voor hun leven betekent.

    De impuls voor #MeToo heeft niets te maken met een zogenaamd “ethisch reveil” zoals we zien bij de “pro-lifebeweging” of de bewegingen tegen het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht, of de verdediging van “katholieke waarden” tegenover ongelovigen en andersgelovigen. Het gaat er hem ook niet om zogenaamde “politieke correctheid” te verdedigen tegen de vrijheid van meningsuiting in, maar om het eisen van respect voor vrouwen, wat ook een einde aan de objectivering inhoudt.

    Het gaat he evenmin om een “mannenhatend” feminisme, in tegenstelling tot wat de tribune van Deneuve en co beweert. Hoewel er ongetwijfeld ook dergelijke voorbeelden te vinden zijn, is in de huidige beweging het besef sterk aanwezig dat het om een maatschappelijke visie op vrouwen gaat en om machtsstructuren in de maatschappij. Ook worden op de acties heel wat mannen gemobiliseerd die de beweging ondersteunen.

    Een van de mooiste antwoorden op de Tribune, was die van romanschrijfster Leila Slimani, “Un porc, tu nais?” (12 januari).

    “In de straat lopen. ’s Avonds de metro nemen. Een minirok dragen met een decolleté en hoge hakken. (…) In die momenten van het leven, dagelijks en banaal, eis ik het recht op niet lastig te worden gevallen. Het recht om er zelfs niet aan te denken.(…) Ik wil niet alleen een innerlijke vrijheid. Ik wil de vrijheid om buiten te leven, in de vrije lucht, in een wereld die ook een beetje van mij is.

    “Ik ben geen klein fragiel dingetje. Ik eis niet beschermd te worden, maar ik wil mijn recht op veiligheid en respect doen gelden. En de mannen zijn niet, en verre van, allemaal varkens. Met hoeveel zijn ze niet, deze laatste weken, die me hebben verbaasd en verrukt door hun capaciteit om te begrijpen wat er gaande is. (…) Want aan de basis bevindt zich achter die zogenaamde vrijheid om lastig te vallen een zeer deterministische kijk op mannelijkheid: als varken word je geboren. (…) De mannen die ik ken, walgen van deze reactionaire visie op viriliteit. Mijn zoon zal, hoop ik, een vrije man zijn. Vrij, niet om lastig te vallen, maar vrij om zich anders te definiëren dat een roofdier dat geleid wordt door niet controleerbare impulsen. Een man die kan verleiden door de duizend prachtige manieren waarover mannen beschikken om ons te verleiden.

    “Ik ben geen slachtoffer. Maar miljoenen vrouwen zijn het wel. Dat is een feit en geen moreel oordeel (…)

    “Ik hoop dat er een dag komt dat mijn dochter ’s nachts in de straat zal lopen met een minirok en een décolleté, dat ze alleen een reis om de wereld doet, dat ze de metro neemt om middernacht zonder bang te zijn, zonder er zelfs aan te denken. De wereld waarin ze dan leeft, zou geen puriteinse wereld zijn. Het zou, ik ben er zeker van, een rechtvaardiger wereld zijn, waar de ruimte voor liefde, genot, het spel van verleiding enkel nog mooier en uitgebreider zal zijn. Tot op een punt dat we het ons nog zelfs niet kunnen inbeelden.”

    Vrouwenonderdrukking zal uit de wereld verdwijnen samen met alle vormen van onderdrukking – of helemaal niet

    We delen die hoop dat er een tijdperk komt van vrijheid in alle menselijke relaties, een tijdperk waarin de mens niet door de mens wordt onderdrukt en uitgebuit. Een tijdperk waarin alle relaties, inbegrepen seksuele relaties, gebaseerd zijn op onderling verlangen, genot en respect en niet geperverteerd zijn door de maatschappelijke rollen en posities die mannen en vrouwen in het huidige systeem worden toebedeeld.

    We denken ook dat dit geen utopie is, geen niet te verwezenlijken ideaal. Maar het moet duidelijk zijn dat een ernstige strijd nodig zal zijn om hem te verwezenlijken, een strijd die de fundamenten van het kapitalisme omver gooit. Een strijd die er niet één is van vrouwen tegen mannen, maar van alle onderdrukten tegen de onderdrukkende en uitbuitende heersende klasse.

    Het is de tribune van de 100 die volledig voorbij gaat aan de kwestie van wie de macht heeft in de samenleving. Het gaat ook voorbij aan de vraag van reële wederzijdse toestemming die enkel gegeven kan worden tussen gelijkwaardige partners. Zeer veel vrouwen bevinden zich in een afhankelijke positie, niet omdat het “tengere kleine dingetjes” zijn die niet in staat zijn zichzelf recht te houden, maar omdat ons het soort jobs en contracten, degelijke uitkeringen en sociale politiek op vlak van huisvesting en diensten ter ondersteuning van de combinatie werk en gezin worden ontzegd die een dergelijke onafhankelijkheid garanderen.

    Veel deeltijds werkende moeders die moeten instaan voor de zorg voor hun gezin, de hele dag werken maar ondertussen wel een te laag loon krijgen om zelfstandig een degelijke woonst te huren, zullen er niet zijn geweest onder de 100 ondertekenaars. Het zijn zij die de ongewenste intimiteiten van hun baas of overste of van de klanten van hun bedrijf niet kunnen weigeren en het gewoon moeten ondergaan uit angst hun job te verliezen. Het zijn zij die nu wereldwijd hun protest uiten in de nasleep van de Weinstein-affaire, die zich dan wel afspeelde in Hollywood tussen mensen die allemaal bevoorrecht zijn, maar evengoed het klassieke verhaal van de macht vertelt: mannen met macht nemen wat ze kunnen krijgen, het systeem biedt hen er alle kansen toe.

    We verwerpen het kapitalistisch systeem waarin racisme, seksisme, homofobie en alle mogelijke vormen van uitbuiting, onderdrukking en discriminatie welig tieren op een ondergrond van klassenonderdrukking door een minieme minderheid van kapitalisten over de rest van de wereldbevolking. Onderdrukking zit gewoon ingebakken in dit systeem: het is aanwezig in alle aspecten ervan.

    We vechten voor een reële emancipatie van vrouwen, wat voor ons betekent dat geen enkele vrouw nog afhankelijk is van een mannelijke partner of van de verkoop van “seksuele diensten” om in haar levensonderhoud te voorzien. Onder het kapitalisme vandaag is dat een strijd tegen het besparingsbeleid en voor een arbeidsmarkt gebaseerd op werkbare voltijdse jobs met vaste contracten en degelijke lonen voor iedereen. Het is een strijd die enkel samen met de arbeidersbeweging tot overwinningen kan leiden.

    Maar socialisme is meer dan enkel de strijd voor ons dagelijks brood. We moeten de strijd van alle onderdrukte groepen verenigen tegen onze gemeenschappelijke onderdrukker. Dat kan enkel indien we niet enkel de economische verzuchtingen ter harte nemen, maar ook de strijd voeren tegen de specifieke onderdrukking van verschillende groepen, o.a. vrouwen, maar ook LGBTQI+, onderdrukte minderheden, migranten, vluchtelingen en sans-papiers, … Het socialisme maakt niet alleen een einde aan het kapitalisme, maar ook aan de klassensamenleving zelf, een systeem dat de geschiedenis van de mensheid domineert sinds de antieke oudheid en alle vormen van ongelijkheid en onderdrukking heeft voortgebracht.

     

  • [1917] Vrouwen van de revolutie

    Het waren vrouwelijke arbeiders die de Russische Revolutie in februari 1917 op gang trokken. Een groeiend aantal vrouwen werd in de loop van dat revolutionaire jaar lid van de Bolsjewistische partij. Heather Rawling beschrijft hoe vrouwen hun plaats op het historische toneel opeisten, een inspirerend voorbeeld voor vrouwen die ook vandaag strijden tegen onderdrukking.

    Honderd jaar na de Russische Revolutie zien we wereldwijd vrouwenbewegingen tegen besparingen, aanvallen op de reproductieve rechten van vrouwen, seksueel en fysiek geweld, en tegen een toename van misogynie, onder meer aangevuurd door de verkiezing van Donald Trump als Amerikaans president. Vrouwen zoeken oplossingen voor hun dubbele onderdrukking onder het kapitalisme. De feministische beweging omvat verschillende stromingen. Sommigen stellen dat mannen de oorzaak zijn van de mindere positie van vrouwen. Voor hen is de omverwerping van het kapitalisme geen noodzaak om tot gelijkheid te komen. Marxistische feministen daarentegen begrijpen dat het kapitalisme de kern van de onderdrukking van vrouwen vormt en dat een socialistisch geplande economie noodzakelijk is om tot echte gelijkheid te komen en om alle vormen van onderdrukking te stoppen.

    Vrouwen in Rusland hadden honderd jaar geleden gelijkaardige discussies en debatten. Deze kwamen voort uit hun ervaringen in de fabrieken, in de landbouw, aan de universiteiten, … We kunnen inspiratie halen en leren uit de ervaringen van Russische vrouwen, de rol van vrouwen in de Bolsjewistische partij en hun bijdrage aan de revolutie.

    Feministische academici en anderen hebben deze periode bestudeerd en geven vaak kritiek op de Bolsjewieken omdat ze het belang van vrouwen voor de revolutionaire beweging niet erkenden. Sommige historici deden de Bolsjewieken af als meedogenloze mannen die vrouwen slechts een rol van tweede rang lieten spelen. Nochtans waren heel wat vrouwen cruciaal in dat revolutionaire jaar 1917. De Bolsjewieken besteedden meer aandacht aan de specifieke noden van vrouwelijke arbeiders en staken meer energie en middelen om hun strijd te ondersteunen dan zowel de rechtse socialistische Mensjewieken of de op de plattelandsbevolking gebaseerde Sociaal-Revolutionairen. De Bolsjewieken telden dan ook meer vrouwelijke leden in leidinggevende posities.

    De Bolsjewieken waren de eersten om banden te smeden met werkende vrouwen. Er waren discussies binnen de partij over hoe dit het best gebeurde. Sommigen waren bang dat aparte vrouwenorganisaties de aandacht van de socialistische strijd zou afleiden. Anderen stelden dat vrouwen niet massaal konden gewonnen worden voor de Bolsjewieken als er geen rekening werd gehouden met de specifieke obstakels waarop werkenden vrouwen botsen als ze actieve revolutionairen worden. Er waren weinig andere publieke vergaderplaatsen dan cafés, op dat ogenblik een uitgesproken mannelijke omgeving (behalve voor de vrouwen die er werkten). Het onder vrouwen breed verspreide analfabetisme maakte dat de meesten geen pamfletten konden lezen. Er was dus een andere benadering nodig.

    De vrouwenkringen waren cruciaal om vrouwelijke arbeiders als revolutionair te ontwikkelen. Ze leerden er lezen en schrijven, maar ook om marxistische ideeën te verspreiden in het repressieve tsaristische Rusland. Nadezjda Kroepskaja begon haar politieke leven door vorming te geven aan deze groepen. Ze schreef over de dubbele onderdrukking van vrouwen in ‘De vrouwelijke arbeider’, gepubliceerd in 1901. Kroepskaja legde uit dat de tewerkstelling van vrouwen in de steden hen een zekere economische onafhankelijkheid en een klassenbewustzijn gaf. De brochure werd besproken in de vrouwenkringen.

    De Eerste Wereldoorlog

    De ervaringen van de werkende en meer bevoorrechte vrouwen waren erg verschillend tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het leidde tot tegengestelde standpunten. Aanvankelijk steunden de meeste vrouwen en mannen de oorlog op patriottische wijze. Veel feministen dachten dat vrouwen moesten aantonen dat ze verantwoordelijke burgers waren die volledige seksuele gelijkheid waard waren. Ze steunden de oorlog volkomen. Sommigen sloten aan bij het leger om te vechten en de belangen van de heersende klasse te verdedigen.

    De Britse suffragette Emmeline Pankhurst ontmoette feministische leiders in Rusland en haalde geld op voor het vrouwenbataljon. Ze dacht dat de moed van de vrouwen een goed instrument was om mannelijke desertie te stoppen. De mannen zouden te beschaamd zijn om te deserteren als ze de vrouwen bezig zagen. Bij haar terugkeer uit Rusland adviseerde Pankhurst de Britse premier David Lloyd George om tussen te komen en een Bolsjewistische machtsovername te verhinderen.

    Voor vrouwen uit de werkende klasse en op het platteland vergrootte de oorlog de ellende, het harde labeur en de armoede. De oorlog leidde tot enorme voedseltekorten. Tegen eind 1916 stonden werkende vrouwen gemiddeld 40 uur per week in de rijk in de hoop wat schaars en slecht voedsel te vinden. Vrouwen brachten uren met elkaar door, vaak in vreselijk weer. Ze bespraken de oorlog, de oorzaken ervan en de gevolgen, het lijden van de soldaten en hun gezinnen.

    Het is gemakkelijk om te zien hoe het politieke en klassenbewustzijn zou ontwikkelen. De klassentegenstellingen waren evident: enkel arme werkende vrouwen stonden in de rij te wachten. Rijke vrouwen hadden personeel om voor hen in de rij te staan. Het potentiële gevaar hiervan was ook het tsaristisch regime niet ontgaan. De geheime politie noteerde dat de vrouwen ‘god en tsaar vervloekten’, maar toch vooral de tsaar verantwoordelijk achtten voor hun ellende.

    Vrouwen op de werkvloer

    Er kwamen nieuwe jobs voor vrouwen. Het aandeel van vrouwen in de industrie nam toe van 26,6% in 1914 tot 43,4% in 1917. In 1914 waren vrouwelijke arbeiders goed voor 3% van de metaalsector, tegen 1917 was dit 18% (Jane McDermid en Anna Hillyar, ‘Midwives of the Revolution’, 1999). Voor de oorlog werd werk op de trams in de steden als onaangepast voor vrouwen gezien. Tegen 1915 waren er 179 vrouwen in Moskou actief als chauffeur, operator, boodschapper, telefonist of bezorger op de trams.

    Een tramchauffeur, AE Rodionova, beschrijft hoe ze politiek bewust werd door haar job en de ervaringen van oorlog en revolutie. Op de trams zag ze het contrast tussen de eeltige handen van de metaalarbeiders van Poetilov-fabriek en de goed geklede dames die in de rijkere buurten opstapten. Rodionava werkte shiften van 12 en 14 uur zonder pauze en tegen een laag loon. Tegen 1916 ging ze met andere collega’s in staking voor hogere lonen.

    In 1915 waren 60% van de bedienden in het telegraafkantoor van Moskou vrouwen. Sommigen werden operator en zouden een belangrijke rol spelen in de nederlaag van de contrarevolutionaire poging tot staatsgreep door generaal Kornilov in augustus 1917. “De spoorwegarbeiders namen de rails weg en versperden de baan om de troepen van Kornilov op te houden. (…) De post- en telegrafiebeambten vingen de telegrammen en bevelen uit het hoofdkwartier op en zonden deze, of kopieën ervan, naar het comité. De generaals hadden er zich in de oorlogsjaren aan gewend de spoorwegen en de post als louter uit technisch oogpunt van belang te beschouwen. Zij konden er zich nu van overtuigen dat zij ook politieke betekenis hadden.” (Leon Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, 1930)

    Er was het gevaar van verdeeldheid tussen mannelijke en vrouwelijke werkenden op basis van de grote loonverschillen. In december 1916 kwamen 996 van de 1.293 vrouwelijke arbeiders in de opslagplaatsen voor munitie in Petrograd buiten na de middagpauze om loonopslag te eisen. Ze weigerden terug aan de slag te gaan tot de lonen waren opgetrokken. Deze vrouwen vormden een minderheid onder de 5.000 personeelsleden en deze staking leidde niet tot een overwinning, deels door een gebrek aan steun van de mannelijke collega’s.

    Maar er waren heel wat andere gevallen van solidariteit rond kwesties als boetes of verplicht overwerk. Een van de langste stakingen was die van vrouwelijke textielarbeiders in het district Viborg in Petrograd. De staking duurde meer dan een maand. Het begin in januari 1917 rond de lonen en arbeidsvoorwaarden. In die harde winter met enorme tekorten en honger – terwijl de rijken nog steeds elke dag verse producten hadden – kreeg de eis van de vrouwen voor brood een politieke betekenis.

    Februarireveolutie

    Nikolai Soechanov, een sociaaldemocraat en tegenstander van de Bolsjewieken, beschreef het algemeen gevoel van onrust aan de vooravond van de Februarirevolutie. Hij hoorde hoe twee typistes met elkaar spraken over het voedseltekort en de zoektocht naar eten. Ze hadden het over onrust in de lange rijen en zeiden dat dit het begin van een revolutie was. Soechanov was helemaal ontdaan. “Deze meisjes begrepen niet wat een revolutie was. Ik geloofde hen niet. Revolutie? Dat is hoogst onwaarschijnlijk.” Deze ‘meisjes’ hadden de sfeer onder de vrouwen en de massa’s beter gevat dan de geleerde heer.

    Tegen 1917 waren vrouwen goed voor 47% van de werkenden in Petrograd. De Februarirevolutie begon van onderuit en oversteeg het verzet van de eigen revolutionaire organisaties. De broodrijen vormden de directe aanleiding. Op de Internationale Vrouwendag, 23 februari (volgens de toenmalige kalender in Rusland, 8 maart in onze huidige kalender), gingen textielarbeidsters in staking. Tegen het einde van de dag waren er 90.000 vrouwen en mannen in staking. Rodionova, de tramchauffeur, schreef hoe er een dag eerder gewapende soldaten aan de depot stonden. Tegen het einde van die dag, 23 februari, sloten ze zich aan bij het personeel binnen.

    Bij het begin van de Februarirevolutie hadden de Bolsjewieken Nina Agadjanova en Maria Vidrina massameetings van vrouwen van arbeiders en soldaten georganiseerd. Dat leidde tot stakingen en massabetogingen, er werden wapens gezocht om de betogers te bewapenen. Politieke gevangenen werden bevrijd en er werd eerste hulp bijstand georganiseerd. Anastasia Devjatkina, toen reeds 13 jaar actief bij de Bolsjewieken, leidde één van de betogingen op 23 februari. Op die dag staakte 20% van de werkenden in Petrograd. In de voornamelijk vrouwelijke textielindustrie was dit 30%. Tegen 25 februari waren iets meer dan de helft van de arbeiders in de stad in staking, onder het textielpersoneel was dat 71%. De eis van brood werd al gauw uitgebreid tot politieke slogans: “Weg met de autocratie! Weg met de tsaar!”

    Gevangenen warden bevrijd door de betogers. Onder hen ook Zhenia Egorova, de partijsecretaris van de Bolsjewieken in het district Viborg. Zij werd samen met andere vrouwen bevrijd. Ze sloten aan bij het straatprotest. In plaats van weg te lopen van de soldaten, omsingelden de vrouwen hen om politieke eisen naar voor te brengen. Egorova riep de soldaten op om de orders van de officieren niet te gehoorzamen en om niet op de betogers te schieten. Ze probeerden een wig te drijven tussen de gewone soldaten en hun officieren. Dit gebeurde met agitatie over wie voordeel haalde uit de oorlog terwijl de kameraden van de soldaten genadeloos afgeslacht werden aan het front. De vrouwen haalden het. De soldaten lieten hun geweer zakken en weigerden om te schieten.

    Anna Jelizarova-Oeljanov was niet alleen Lenin’s zuster, maar ook een politieke medestander die jarenlang actief was in de illegale propaganda en agitatie. Ook hun zus Maria was een voltijdse revolutionaire. Na februari hielpen Maria en Anna bij het schrijven en produceren van de Pravda, het centrale orgaan van de Bolsjewieken. Ze waren beiden lid van het Centraal Comité en werkten mee aan het vrouwenblad Rabotnitsa.

    Werkende vrouwen vonden dat hun situatie na de Februarirevolutie weinig veranderde. Dat verklaart waarom er tegen de zomer van 1917 een forse toename van het aantal stakingen was, zeker in de dienstensector. Vrouwelijke Bolsjewieken waren erg actief in het organiseren van werkenden, vrouwen van soldaten en jonge vrouwen. Steeds meer vrouwen legden de verantwoordelijkheid voor de broodrijen en de lage lonen bij de oorlogsinspanningen.

    Rodionova was getuige van heel wat sociale onrust. De trams liepen vertraging op door troepenbewegingen naar het front. Arbeiderswijken waren erg druk met mensen die discussieerden en protesteerden op meetings en in rijen. Ze merkte op: “Zelfs iemand met weinig formeel onderwijs begrijpt dat intens sociaal en materieel ongenoegen politieke gevolgen heeft. De roep op straat was niet enkel om brood, maar ook om rechtvaardigheid en vrijheid.”

    Politieke obstakels

    Ondanks hun rol in de acties waren vrouwen ondervertegenwoordigd in de verkiezingen voor de sovjet van Petrograd en de fabriekscomités. Het was moeilijk voor vrouwen om een leidinggevende rol te spelen. Hun verantwoordelijkheid in het gezin en het voedseltekort speelden mee. Maar de Februarirevolutie sprak wel tot de verbeelding van jonge vrouwen zoals de 19-jarige naaister PG Glizer. Toen ze hoorde dat de tsaar omvergeworpen was, maakte ze een rood spandoek met de slogan: “Leve de vrijheid.”

    De omstandigheden werden niet beter. Op de werkplaats van PG Glizer werd om warm water gevraagd voor tijdens de lunch en voor een ventilator. De eisen werden afgewezen en het personeel zocht naar een vakbond. Glizer kwam in contact met Sakharova, een vakbondssecretaris en Bolsjewieke. Zij stuurde een vertegenwoordiger van de vakbond. Met hulp van de vakbond werd onderhandeld met de eigenaars en tegen het einde van de dag waren de eisen ingewilligd. Het personeel werd lid van de vakbond en Glizer sloot aan bij de Bolsjewieken. Ze werd lid van haar lokale sovjet.

    De vrouwen van de soldaten (Soldatki) waren er vaak het ergst aan toe. De Bolsjewieken hielpen hen te organiseren. Anastasia Deviatkina zetten een vakbond van soldatenvrouwen op na de Februarirevolutie. De Soldatki protesteerden tegen het gebrek aan verbetering van hun situatie. Ze organiseerden een betoging naar het hoofdkwartier van de Voorlopige Regering op 11 april. De sovjetleider en Mensjewiek, Dan, steunde de oorlog en ging in tegen de vrouwen. Hij zei dat ze in oorlogstijd geen geld moesten vragen en hij weigerde het woord te geven aan de leidinggevende Bolsjewieke Alexandra Kollontai. Ze sprak toch en drong er bij de Soldatki op aan om eigen vertegenwoordigers voor de sovjet te verkiezen. Vrouwelijke Bolsjewieken hielpen de hongerige, ontgoochelde en uitgeputte vrouwen om zich te organiseren en om te strijden.

    Kroepskaja nam het beheer van het lokale comité voor hulp aan soldatenvrouwen over. Nina Gerd, een oude studentenvriendin en collega in de zondagscholen begin jaren 1890 die het marxisme verlaten had voor het liberalisme, merkte aan Kroepskaja op: “De soldatenvrouwen vertrouwen ons niet, ze zijn ontevreden met alles wat we doen, ze vertrouwen enkel de Bolsjewieken.” Van waar kwam dit vertrouwen in de Bolsjewieken? De Bolsjewieken waren consequent in hun programma en in het verzet tegen de oorlog, naast strijd rond economische thema’s.

    Op 21 april betoogde een groep van voornamelijk vrouwelijke textielarbeiders tegen de regering. Het aantal stakingen nam in de zomermaanden toe. Veertigduizend wasvrouwen staakten in de maand mei rond lonen en arbeidsvoorwaarden. Kollontai werkte met de wasvrouwen, waaronder een aantal Bolsjewieken, in deze politiek belangrijke staking, de eerste onder de coalitieregering. Het ging om wasvrouwen die verspreid waren in duizenden wasserijen van verschillende omvang. De Bolsjewieke Sofia Goncharskaja ging naar de wasserijen om anderen te overtuigen om mee te doen. De eisen gingen over betere arbeidsvoorwaarden, een werkdag van acht uur, een minimumloon, een uitkering bij ziekte en jaarlijks verlof. De staking was een succes. De Bolsjewieken zagen het als een voorbeeld van militante strijd en publiceerden heel wat verslagen van de strijd. Artikels toonden een groeiende betrokkenheid van vrouwelijke arbeiders in stakingen en protestacties.

    Strijd tegen de reactie

    Enkel de Bolsjewieken beseften het politieke belang van de stakingen in mei. Het nieuws van de vrouwenstakingen en -acties kregen veel aandacht in alle Bolsjewistische bladen, in het bijzonder in Rabotnitsa. Dat was een krant gericht op vrouwelijke arbeiders. Het eerste nummer verscheen in 1914, maar dan werd het verboden wegens verzet tegen de oorlog. In mei 1917 werd Rabotnitsa herstart.

    Rodionova gaf drie daglonen steun om Rabotnitsa terug uit te brengen. Ze deed dit op een bijeenkomst waar 800 Roebels werden opgehaald. Ze nam het geld mee naar het Bolsjewistische hoofdkwartier waar ze exemplaren van de krant en pamfletten ophaalde voor haar depot. Rodionova kon amper lezen en schrijven, maar ze werd toch aangemoedigd om voor Rabotnitsa te schrijven en haar eigen ervaringen te vertellen. Tegen de zomer van 1917 sloot ze bij de Bolsjewistische partij aan. Er kwam een vrouwenbureau, Zhenotdel, om het werk van de Bolsjewieken onder vrouwen te coördineren.

    Kroepskaja merkte bij haar terugkeer in Rusland in april 1917 op dat er sinds de eerste Russische Revolutie van 1905 een belangrijke ontwikkeling in het politieke bewustzijn van werkende vrouwen was. De Bolsjewieken voerden campagne om vrouwen vertegenwoordigd te krijgen in de fabriekscomités in de sectoren waar veel vrouwen werkten en ze eisten respect voor vrouwen. Er waren voorbeelden van mannelijke metaalarbeiders in Petrograd die geen vrouwen als fabrieksafgevaardigden wilden. Vanaf juni probeerden mannelijke vertegenwoordigers jobs te beschermen ten koste van vrouwen. Bolsjewieken in de metaalvakbond gingen tegen deze verdeeldheid in en pleitten voor solidariteit onder de werkende klasse.

    In de julidagen, toen de regeringspropaganda de Bolsjewieken er valselijk van beschuldigde Duitse agenten te zijn, keerden veel arbeiders zich tegen hen. Ze werden fysiek en verbaal aangevallen. De Bolsjewieke E Tarasova werd bekogeld met bouten en moeren door vrouwelijke arbeiders die haar toeriepen dat ze een Duitse spionne was. Nadien hielpen ze wel om haar bloedende gezicht en handen schoon te maken, ze zeiden dat een Mensjewistische vrouw tegen haar had gestookt. Pilaeva, een jongerenorganisatrice van de Bolsjewieken, hield zich met twee andere vrouwelijke Bolsjewieken schuil in het Peter-en-Paul fort om zich gewapend te verzetten tegen de regering. Ze hadden partijdocumenten en heel wat geld bij. Het fort werd belegerd maar verkleed als verpleegsters konden de vrouwen ontsnappen.

    Rodionova hield 42 geweren en andere wapens verborgen in haar depot toen de Voorlopige Regering tijdens de Julidagen de arbeiders probeerde te ontwapenen. In juli waren de Bolsjewieken een tijdje volledig afhankelijk van Rabotnitsa aangezien de Pravda verboden was door de regering. Toen de politie de kantoren van Rabotnitsa binnenviel, kwam ze te laat. De vrouwen hadden ’s nachts de krant al verdeeld in de fabrieken.

    Ter verdediging van de revolutie

    Kroepskaja, Kollontai, Konkordiia Samoilova, LN Stal, Nikolaeva en PF Kudelli hadden een grote verantwoordelijkheid in heel Petrograd tijdens de Oktoberrevolutie. Vera Sloetskaja speelde een sleutelrol in het organiseren van de opstand in een district van Petrograd. De jongerenorganisatoren Pilaeva en Evgeniia Gerr waren lid van de Rode Garde. Legioenen van Bolsjewistische vrouwen leverden een essentiële bijdrage aan de revolutie op vlak van communicatie, als boodschappers, en in de medische brigades.

    E Alekseeva kwam van een familie van textielarbeiders en stond op de uitkijk tijdens de vergadering waar de plannen voor de opstand gefinaliseerd werden. In oktober was Rodionova verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat twee trams die gewapend waren met machinegeweren het depot verlieten om deel te nemen aan de bestorming van het Winterpaleis. Ze zorgde ervoor dat de trams reden in de nacht van 25 op 26 oktober om bij te dragen aan de machtsovername en om Rode Gardes in heel de stad te positioneren.

    Bolsjewistische vrouwen vervoerden wapens en vochten in de Rode Gardes. Serafima Zaitseva sloot in 1915 op 20-jarige leeftijd bij de Bolsjewieken aan. Ze was een metaalarbeidster en sloot op haar fabriek bij de Rode Garde aan. Ze was deel van de groep die het postkantoor in oktober bestormde en ze vocht tegen contrarevolutionairen aan de rand van de stad. Veel vrouwen verdedigden de revolutie tijdens de burgeroorlog. Volgens Kollontai werden 1.850 van de 66.000 vrouwelijke medewerkers van het Rode Leger gedood of gevangen genomen. Er vochten meer vrouwen in de burgeroorlog dan in de Eerste Wereldoorlog. De reden is eenvoudig: nu was er iets om voor te vechten.

    Het is opmerkelijk dat de ideeën en organisatorische methoden van de Bolsjewieken zoveel gelijkenissen vertonen met die van linkse socialisten vandaag. Of het nu intelligentsia of vrouwen uit de arbeidersklasse waren, Bolsjewistische vrouwen werden professionele revolutionairen door een combinatie van factoren zoals persoonlijke ervaringen met onderdrukking, invloeden uit de familie, in studiegroepen, avondklassen of doorheen hoger onderwijs. De omstandigheden voor vrouwen waren erg moeilijk in het repressieve semi-feodale Rusland. Gezien die context is het opmerkelijk dat zoveel vrouwen een actieve en cruciale rol speelden.

    Dit waren gewone vrouwen die ongewone en heldhaftige daden stelden en stoutmoedig op het toneel van de geschiedenis kwamen. Ze verdienen onze bewondering en we kunnen er veel uit leren, maar ook vandaag kunnen werkende vrouwen even heldhaftig zijn en een cruciale rol spelen in onze eigen socialistische revolutie waarmee we onszelf en de wereld bevrijden van armoede en uitbuiting.

  • 50 jaar geleden begon de staking bij FN-Herstal: “Gelijk loon voor gelijk werk”

    greve_femmes_FN_02
    Exact 50 jaar geleden begon de staking van vrouwelijke arbeiders in FN-Herstal, in de buurt van Luik. Ze staakten van 16 februari tot 8 mei onder de slogan: “Gelijk loon voor gelijk werk.” Het was de eerste grote mobilisatie voor loongelijkheid in Europa. De slogan was 50 jaar geleden belangrijk, maar blijft ook vandaag actueel. Vrouwen verdienen nog steeds gemiddeld minder dan mannen, discriminatie blijft schering en inslag, zowel op het werk als daarbuiten. De beste manier om de heldhaftige staking van de arbeiders van FN-Herstal te herdenken, is door de strijd voor volledige gelijkheid vandaag verder te zetten als onderdeel van de strijd tegen het kapitalisme. Hieronder een dossier door Jean Peltier dat we tien jaar geleden publiceerden bij de 40ste verjaardag van deze staking.

    greve_femmes_FN_01Op 16 februari 1966 brak een staking uit die historisch zou worden: die van 3000 arbeidsters van de wapenfabriek FN-Herstal. Deze staking werd een historische staking omwille van twee redenen:

    1. Stakingen van vrouwen zijn zeldzaam. Die van FN was de belangrijkste uit onze geschiedenis: ze duurde 12 weken, werd massaal opgevolgd van het begin tot het einde en vond haar concrete uitdrukking in de slogan “gelijk loon voor gelijk werk”, een eis die opgenomen kon worden door alle werkende vrouwen. De staking leidde ook tot een overwinning (zelfs indien dat slechts een gedeeltelijke overwinning was.)

    2. De staking kwam op een scharniermoment: vijf jaar na de grote staking in de winter van 1960-’61 tegen de Eenheidswet (1 miljoen arbeiders op het hoogtepunt van de staking) en twee jaar voor mei ’68, dat een heropleving van de feministische beweging teweegbracht onder de jeugd. De staking van FN werd dus gekenmerkt door de strijdbaarheid van ’60-’61 en diende als referentiepunt voor alle vrouwen die hun rechten wilden verdedigen en uitbreiden in de jaren die erop volgden.

    De eis “gelijk loon voor gelijk werk” en de arbeidersbeweging

    Tijdens de eerste fase van ontwikkeling van het industrieel kapitalisme in België (1800-1870) werden vrouwen en kinderen massaal geïntegreerd in de productie, met name in de niet-geschoolde jobs. Ze leden onder een superuitbuiting en hadden geen rechten. Tegen 1860 vertegenwoordigden vrouwen 35% van de niet-geschoolde en zeer laagbetaalde handarbeid: het loon van een arbeidster was gemiddeld de helft van een volwassen mannelijke handarbeider. In 1900, nadat de burgerij beslist had de arbeidersfamilie “herop te bouwen”, vertegenwoordigden vrouwen nog 26% van de handarbeiders.

    Gedurende de 19e eeuw had de meerderheid van mannen – uit de burgerij, maar ook bij de arbeiders – een diepgaand sexistische visie, getekend door religie : vrouwen werden verondersteld minderwaardig te zijn aan mannen, hun zwakheid werd gezien als natuurlijk, hun plaats was thuis en hun taak lag in de verzorging van de familie en de kinderen.

    De oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP, voorloper van SP.A/PS) vertegenwoordigde een grote stap voorwaarts: het Charter van Quaregnon bevestigt dat “de arbeiderspartij de vertegenwoordiger is van niet enkel de arbeidersklasse, maar van alle onderdrukten zonder onderscheid van nationaliteit, religie, ras of sekse”. De BWP vecht dus voor burgerlijke gelijkheid en stemrecht voor iedereen. Desondanks blijft de dominante positie in de partij dat de natuurlijke plaats van vrouwen aan de haard om zich bezig te houden met het huishouden en de kinderen. Maar omdat we nog ver van deze ideale situatie (!) zijn en vrouwen moeten werken, is het rechtvaardig dat ze voor gelijk werk ook een gelijk loon ontvangen. Het centrale streefdoel blijft daarbij dat het loon van mannen voldoende is opdat vrouwen niet moeten werken en het zich kunnen veroorloven thuis te blijven.

    Na de eerste wereldoorlog ontwikkelt het werk van vrouwen zich in de vorm van bediendenwerk in de fabrieken en de administratie. De sociale agitatie neemt toe, de arbeiders bekomen de 8-urendag en loonsverhogingen. Vrouwen nemen deel aan de stakingsbewegingen en de eerste vrouwenstakingen vinden plaats, met name die van de metaalpolijststers in Luik en Herstal in 1920, van de verkoopsters uit de grootwarenhuizen eveneens in 1920 en, in 1922, die van de textielarbeidsters in Verviers (die vijf maanden zou duren!).

    De vakbondsbeweging (die volledig gedomineerd werd door mannen) eist « gelijk loon voor gelijk werk », maar doet slechts weinig inspanningen om die eis reëel te bekomen. Het patronaat aanvaardt uiteindelijk – in theorie – deze stelling, maar gaat die tevens tegen in de praktijk door kleine verschillen tussen de werkposten van mannen en vrouwen op te leggen die maken dat er bijna nooit sprake is van “gelijk” werk… en dus ook niet van gelijk loon!

    Na de tweede wereldoorlog schrijven nieuwe internationale instellingen zoals de VN en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) het idee “gelijk loon voor gelijk werk” in hun principes. In 1957 herneemt ook het Verdrag van Rome, dat de Eenheidsmarkt (voorloper van de EU) creëert tussen zes landen waaronder België, dat principe in artikel 119. Voor een goed begrip: dat principe wordt nergens ten uitvoer gebracht, maar de toepassing van artikel 119 wordt later de centrale eis van de stakende arbeidsters van FN.

    Voor het Belgisch patronaat is de eis van gelijkheid van loon tussen mannen en vrouwen « een onmogelijke luxe ». De argumenten om dit te rechtvaardigen, waren dezelfde als die men vandaag kan horen: de internationale concurrentie is te sterk, het opzetten van de gezamenlijke markt maakt dat “zottigheden” onmogelijk zijn. Voor het patronaat blijft het vrouwenloon een bijpassing en werkende vrouwen zijn te onstabiel en te vaak afwezig (ziektes, zwangerschappen, kinderzorg) om hen op dezelfde manier te beschouwen als mannen.

    Vrouwen spelen een actieve rol in alle grote stakingsbewegingen in België – in 1936, in 1950 rond de Koningskwestie en in ’60-’61 – maar ze blijven marginaal in de vakbondsbeweging (zowel bij het ABVV als bij het ACV) en in de BWP.

    FN-Herstal

    FN is sinds 1886 een parel van de Luikse industrie. Ze heeft een gevarieerde productie: vooral wapens, maar ook motorfietsen en zelfs gedurende enige tijd auto’s. In 1966 stelt ze 13.000 arbeiders tewerk. Het is een bloeiend bedrijf dat zich dus kan permitteren om hoge lonen te betalen. 3.900 vrouwen werken in FN, zo’n 30% van het personeel. Onder hen 350 bedienden en 3.500 arbeidsters.

    In FN bevinden de arbeidsters zich op alle vlakken onderaan de ladder :

    – Ze worden aangeworven als gespecialiseerde handarbeiders (de laagste graad): ze doen het grove werk op de stukken, waarna die doorgegeven worden aan de geschoolde arbeiders (mannen) die de afwerking verzekeren.

    – Ze hebben geen voorbereidende studies gedaan en leren het beroep dus in het bedrijf.

    – Hun werk vindt plaats in de meest afgrijselijke condities, die zeer goed worden duidelijk gemaakt in de VRT-reportage (olie, lawaai, gebrek aan hygiëne, ontbreken van beschermende kledij,…).

    – Ze worden “machinevrouwen” genoemd (ze zijn het verlengstuk van de machine die het werkritme oplegt).

    – Het kader is volledig mannelijk, van de grote baas, over de ingenieurs en ploegbazen, tot degene die de machines regelt.

    – Ze hebben geen enkel vooruitzicht op promotie: FN organiseert vormingen die officieel open zijn voor iedereen, maar in feite enkel gevolgd kunnen worden door die arbeiders die in school technische lessen mechanica hebben gevolgd (wat op dat moment geen enkele vrouw had gedaan).

    – De loonongelijkheid is schrijnend: de minst gekwalificeerde arbeider die FN binnenkomt, begint onmiddellijk in loonklasse 4 en kan geregeld stappen omhoog zetten. Vrouwen beginnen daarentegen in de loonklasses 1 tot 3 en hebben geen enkele hoop hogerop te raken gezien ze niet kunnen deelnemen aan de interne vormingen.

    – Tenslotte blijven vrouwen ondervertegenwoordigd in het vakbondsleven in het bedrijf: waar ze 30% van de handarbeiders uitmaken, zijn slechts 6,5% van de ABVV-delegees vrouwen en 9% bij het ACV.

    Chronologie van de vrouwenstaking bij FN

    greve_femmes_FN_038 november ‘65: begin van de discussies op nationaal niveau voor een nieuwe arbeidsovereenkomst die de loonverschillen tussen mannen en vrouwen in de metaalsector moet verminderen. Het patronaat rekt de onderhandelingen. In FN weigert de directie iedere onderhandeling in het bedrijf zolang een nationaal akkoord niet getekend is.

    Januari ‘66: in het bedrijf vinden talrijke vakbondsvergaderingen plaats rond het thema « gelijk loon voor gelijk werk ». Het ongenoegen groeit.

    9 februari: spontane werkonderbreking van vrouwen. Na een vergadering waar de syndicale delegaties beloven om druk te zetten op de bedrijfsdirectie aanvaarden ze het werk te hernemen.

    16 februari: na een vakbondsvergadering waar de delegees aankondigen dat de directie niet van wijken wil weten, vertrekken de vrouwen spontaan in staking tegen het advies van de delegees in. De mannelijke handarbeiders (de laagst betaalde) verdienen 32 fr. per uur en vrouwen 25 fr.; ze eisen met hun staking een loonsverhoging van 5 fr/uur. De vrouwen die aanwezig waren op de vergadering doen een ronde in het bedrijf om de beweging te lanceren. 3000 vrouwen gaan in staking.

    17 februari: eerste algemene vergadering van de staking. 3000 vrouwen vertrekken in betoging van het bedrijf naar de vergaderplaats. De vakbondsverantwoordelijken vragen de opschorting van de staking, maar de vrouwen weigeren. Op dat moment zijn al 1000 arbeiders werkloos.

    18 februari: een nationaal akkoord wordt getekend, het voorziet in slechts 1fr/u. loonsverhoging.

    19 februari: de FN-directie weigert verder te gaan dan het nationaal akkoord.

    21 februari: tweede algemene vergadering. De vakbondsleidingen beginnen de beweging in handen te nemen. Ze erkennen de staking en stellen de aanwezigheid aan de kaak van “ongewenste elementen die niets te zien hebben met FN”, sprekend over de militanten van buitenuit het bedrijf van de Kommunistische Partij van België (PCB, de officiële KP, pro-sovjet), van de Waalse Kommunistische Partij (PCW, een afsplitsing van de KP, pro-Mao) en van de Waalse Arbeiderspartij (PWT, linkse afsplitsing van de BSP, de nieuwe naam van de na de tweede wereldoorlog heropgerichte BWP, waarin de trotskisten militeren). De arbeidsters van ACEC in Herstal en Schreder in Ans beginnen een solidariteitsstaking. Na de algemene vergadering zetten de meest strijdbare arbeidsters die het meeste wantrouwen hebben tegenover het syndicale apparaat een Actiecomité op om de staking uit te breiden en tot solidariteit op te roepen.

    28 februari: derde algemene vergadering. De vakbondsleidingen versterken hun controle over de staking. Ze laten de creatie van een Stakinscomité van 24 vrouwen (18 ABVV en 6 ACV) stemmen, niet zozeer om de staking te leiden (het zijn de vakbondsverantwoordelijken en de nationale vakbondsinstanties die het merendeel van de contacten met de FN-directie verzekeren), maar veeleer om de meer linkse invloed zoals van het Actiecomité te elimineren. 3000 arbeiders zijn werkloos geworden. De eerste solidariteitsstortingen voor de staking komen toe.

    Begin maart: een solidariteitspetitie van de mannen voor de vrouwen in staking circuleert. De meerderheid van de arbeiders in het bedrijf – nog aan het werk of werkloos – tekenen deze petitie. De vakbonden en de vrouwenbewegingen (gelieerd aan de BSP, de KP en het ACW) populariseren de staking. De sociaal bemiddelaar doet een voorstel voor een loonsverhoging van 3 fr/u. in verschillende stappen.

    3 maart: vierde algemene vergadering. 2500 arbeidsters verwerpen het voorstel van de bemiddelaar en stemmen de voortzetting van de staking. Het Stakingscomité wordt gevraagd de financiële solidariteit van buitenuit te beheren en wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van de onderhandelingen door de vakbonden. Het aantal leden ervan wordt opgedreven tot 29 en neemt ook leden op van het Actiecomité dat haar invloed meer en meer ziet verminderen.

    9 maart: vijfde algemene vergadering. De directie geeft niet toe, de staking wordt verdergezet. Op de tribune volgen solidariteitsinterventies van de vrouwenbewegingen en bedrijfsdelegaties elkaar op. De eerste solidariteitsberichten uit het buitenland worden voorgelezen.

    Maart: de financiële moeilijkheden nemen toe, maar de solidariteit wordt steeds beter georganiseerd. Handelaren bieden producten aan, delegaties en vakbondscentrales organiseren collectes zo’n beetje overal in het land, linkse dagbladen lanceren steunintekeningen, donaties komen toe van vakbonden uit andere Europese landen. Het Stakingscomité komt iedere dag samen om de uitreiking van het geld te organiseren, evenals leefpaketten voor de stakende arbeidsters en de werklozen in moeilijkheden. De arbeidsters van ACEC-Herstal vertrekken ook in staking. In een andere fabriek in de regio waar de arbeidsters in staking zijn gegaan, staat de directie een substantiële loonsverhoging aan de vrouwen toe.

    21 maart: zesde algemene vergadering. De FN-directie weigert nog steeds te onderhandelen over loonsverhogingen die hoger zijn dan het nationaal akkoord. De staking wordt verdergezet. Het aantal arbeiders dat werkloos is bedraagt nu al 4.000 en hele onderdelen vna het bedrijf liggen stil. Op de vergadering ontvangt een vertegenwoordigster van de Franse vakbond CGT een staande ovatie en 2500 arbeidsters zingen de Marseillaise. Het TV-journaal van de RTB spreekt voor de eerste maal over de staking (dat na vijf weken!).

    24 maart: een delegatie van de Actiecomités van de vrouwen van FN en van ACEC-Herstal begeven zich naar ACEC-Charleroi op de arbeidsters op te roepen in staking te gaan (de vergaderingen van de arbeidsters van ACEC-Charleroi vragen reeds weken een staking aan, maar worden geblokkeerd door de vakbonsverantwoordelijken); honderden arbeidsters van ACEC gaan in werkonderbreking en vertrekken naar de vakbondsvestigingen om de verantwoordelijken op hun nummer te zetten.

    28 maart: zevende algemene vergadering. De Luikse vakbondsleiders stellen op de tribune de pogingen van de directie aan de kaak om de staking te breken door leugenachtige informatie in de pers… en veroordelen publiekelijk de acties van de Actiecomités in Charleroi. Om de spanningen te doen zakken, kondigen de vakbonden een betoging in Herstal aan voor 7 april. De staking gaat door bij ACEC-Herstal en Schreder in Ans. In Charleroi leggen de vakbondsverantwoordelijken een nieuw uitstel op vooraleer in staking kan worden gegaan.

    Eind maart: intense activiteit in de parlementaire debatten en in de wandelgangen van het parlement rond de staking van FN en de eisen voor loongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Maar niets gaat vooruit.

    7 april: na 51 dagen staking vindt een betoging plaats in Herstal met aanwezigheid van de Luikse vakbondsleiders en enkele linkse parlementairen. De gevallen van uiterste miserie vermenigvuldigen zich (in veel gevallen werkten verschillende gezinsleden in FN) terwijl de solidariteit blijft aanzwengelen.

    12 april: ondanks de tegenstand van het vakbondsapparaat gaan de arbeidsters van ACEC-Charleroi in staking. Een Actiecomité van arbeidsters van ACEC-Charleroi wordt opgezet op het initiatief van de PCW.

    15 april : achtste algemene vergadering. De onderhandelingen met de directie worden hernomen, maar niets gaat vooruit. De staking wordt dan ook opnieuw voortgezet.

    19 en 23 april: de staking bij ACEC loopt ten einde, eerst in Charleroi en dan in Herstal. De vrouwen verkrijgen er een loonsverhoging van 2 fr. en beloftes om de classificaties te herzien.

    25 april: 5000 mensen betogen in Luik met de slogan “gelijk loon voor gelijk werk”. de vrouwen van FN maken het grootste deel van de betoging uit, maar er zijn ook bedrijfsdelegaties van het hele land aanwezig, evenals delegaties uit Nederland en Frankrijk.

    Eind april: negende algemene vergadering. De patronale voorstellen worden verworpen als onvoldoende. Bijna 5000 arbeiders zijn nu in technische werkloosheid.

    4 mei: vakbonden en directie bekomen een akkoord : 2 fr/u loonsverhoging bij het hernemen van het werk en 0,75 fr. op 1 januari 1967.

    5 mei: tiende algemene vergadering. De vakbondsbureaucratie werpt haar gewicht in de balans om het akkoord te laten aanvaarden in een haastig bijeengeroepen algemene vergadering, waarop veel minder mensen aanwezig waren dan gewoonlijk. Het akkoord wordt uiteindelijk aanvaard via een geheime stemming waarbij 1320 voor-stemmen en 205 tegenstemmen worden geteld. Veel vrouwen aanvaarden het akkoord omdat het water hen aan de lippen staat: ze zijn financieel uitgeput, maar vinden het akkoord onbevredigend.

    Na de staking: zelfs als de herintreding pijnlijk is en veel arbeidsters teleurgesteld zijn, staat de strijdbaarheid van de vrouwen toe om later nieuwe loonsverhogingen af te dwingen van de FN-directie, loonverhogingen die hoger zijn voor de vrouwen dan voor de mannen. Een nieuwe staking van drie weken in ’74 leidt ertoe dan vrouwen toegelaten worden tot een 60-tal functies die voordien voor hen afgesloten waren. Ze bekomen eveneens een pak verbeteringen van hygiënische aard en betere arbeidsomstandigheden.

    Kenmerken en lessen uit de vrouwenstaking bij FN

    Op 5 maart organiseert LSP een nationale meeting in het kader van de internationale vrouwendag. Een van de thema's op deze dag is de herdenking van de strijd bij FN-Herstal. Facebook evenement voor 5 maart
    Op 5 maart organiseert LSP een nationale meeting in het kader van de internationale vrouwendag. Een van de thema’s op deze dag is de herdenking van de strijd bij FN-Herstal. Facebook evenement voor 5 maart

    1. Van in het begin was de beweging massaal en verenigd. De staking was zodanig vanzelfsprekend voor iedereen dat het niet nodig was een piket te zetten om de staking te doen respecteren – en dat gedurende 12 weken!

    2. In de eerste fase was de beweging spontaan en radicaal. De vakbondsapparaten werden overrompeld en geplaatst tegenover het voldongen feit van de staking. De extreemlinkse militanten en militantes (PCB, PCW, PWT) speelden een belangrijke rol in het losbreken van de staking en in het aanzetten tot solidariteit. Vanaf de eerste dag bracht een Actiecomité de meest radicale militantes samen om te vermijden dat de vakbonden deze door hen ongewenste staking zouden begraven.

    3. Overrompeld door het uitbreken van de staking heeft de vakbondsbureaucratie een grote tactische intelligentie getoond. Ze erkenden de staking na enkele dagen (ze konden overigens niet anders) en zetten alles in het werk om de staking te recuperen via de creatie van een officieel Stakingscomité om de invloed van het Actiecomité te verminderen.

    4. De mannen stonden stevig aan de kant van de vrouwen van in het begin van de staking (de steunpetitie voor de vrouwen werd massaal ondertekend en geen enkele man speelde de rol van stakingbreker door het aanvaarden van het werk van de vrouwen in het bedrijf). En ze zijn solidair gebleven, zelfs toen de helft van hen terechtkwam in de technische werkloosheid. Het seksisme was niet verdwenen, maar trok zich sterk terug tegenover de moed en de vastberadenheid van de vrouwelijke stakers.

    5. De solidariteit vanwege de arbeidersklasse was enorm: collectes door vakbondsdelegaties op diverse bedrijven, donaties van vakbondscentrales, collectes door de linkse partijen (delen van de BSP, PCB, PCW, PWT) en de vrouwenbewegingen die verbonden waren met de vakbonden en de linkse partijen,… De solidariteit kwam zelfs van de lokale handelaars en de vrije beroepen in Herstal en de brede regio, een bewijs dat de arbeidersklasse de volkse lagen van de bevolking achter zich kan scharen indien ze op een besliste manier vecht. Tenslotte was er ook een belangrijke buitenlandse solidariteit (vanuit Frankrijk, Nederland, Duitsland, Italië) vanwege dezelfde soort bewegingen (vakbonden, linkse partijen en vrouwenbewegingen) als in België.

    6. Onder druk van de strijdbaarheid van de vrouwen en ondanks hun zwakke vertegenwoordiging in de vakbonden (in FN en elders) werd de staking op een gedeeltelijk democratische manier georganiseerd. De belangrijkste positieve punten waren: de wekelijks algemene vergaderingen waar het voortzetten van de staking steeds opnieuw werd bediscussieerd en gestemd en waar solidariteitstussenkomsten van bedrijfsdelegaties, vakbondscentrales, vrouwenbewegingen plaatsvonden; de verkiezing van een Stakingscomité,… Maar die organisatie botste op de limieten die werden aangebracht door de reële conttrole die werd uitgeoefend door de vakbondsbureaucratie: de algemene vergaderingen werden geleid door de vakbondsvrijgestelden (van het bedrijf en van het gewest), de nationale onderhandelingen en die met de FN-directie bleven het privilege van de vakbondsleiders, het Stakingscomité leidde de staking niet, maar werd vooral belast met het beheer van alle sociale problemen (een essentiële, maar tevens beperkte taak),…

    7. De uitbreiding van de beweging werd niet vergemakkelijkt door de vakbondsapparaten. Het beste middel om druk te zetten op regering en patronaat zou het uitbreiden van de beweging zijn geweest met een stakingsoproep in andere bedrijven met een grote tewerkstelling van vrouwen. De Luikse vakbondsbureaucratieën volgden niet deze oriëntatie. Erger nog, de metaalbond van het ABVV in Charleroi (volgzaam tegenover de BSP) heeft er alles aan gedaan om de staking in ACEC-Charleroi tegen te gaan (en haar te breken eens ze begonnen was). De arbeidsters van FN bevonden zich dus zeer alleen in een conflict dat ongetwijfeld geen 12 weken had moeten duren indien de vakbonden waren overgegaan naar een snelle uitbreiding van de staking.

    8. De twee betogingen kwamen zeer laat: die in Herstal na 7 weken staking en die in Luik na 10 weken! Bovendien hebben de vakbonden de betoging in Herstal pas georganiseerd toen de meest strijdbare vrouwen reeds probeerden om zelf de beweging uit te breiden (door het sturen van delegaties naar Charleroi) en omdat het nodig was om de energie van de arbeidsters af te leiden naar iets dat minder gevaarlijk was voor de bureaucratie. Daarbovenop hebben de vakbonden niet geprobeerd om massaal voor die twee betogingen te mobiliseren (5000 mensen in Luik voor een solidariteitsbetoging voor een staking die reeds 10 weken duurt – dat is zeer weinig).

    9. De vrouwenbewegingen hebben een positieve rol gespeeld door het uitbreiden van de solidariteit en door het voeren van een zeer welkome ideologische campagne tegen reactionaire ideeën als “de plaats van de vrouw is aan de haard, niet in de fabriek” of “het loon van vrouwen is slechts een bijpassing bij dat van mannen”, ideeën die in die periode leefden bij de mannen (en zelfs bij een deel van de vrouwen!). Maar de vrouwenbewegingen, die nauw verbonden waren met de BSP en de vakbonden, hebben de leiding van de vakbondsburocratieën niet in vraag gesteld of willen stellen.

    10. De “kleine” partijen van radicaal links (enkele honderden leden van PCW en PWT, meer leden en zeker meer arbeiders dan vandaag bij PvdA en LSP) hebben een actieve en positieve rol gespeeld om de solidariteit te ontwikkelen, maar ook om het autonome initiatief van de vrouwen te stimuleren. Het stalinistische sectarisme van de PCW heeft haar echter in de actie geïsoleerd.

    11. De strijdbaarheid van de FN-vrouwen was uitzonderlijk en de solidariteit van een grote laag van de arbeidersklasse toonde dat zij zich herkenden in die vrouwen en bereid waren hen te ondersteunen. Wat ontbrak voor een klinkende overwinning in plaats van een gedeeltelijke overwinning was, zoals vaak, het bestaan van een strijdbare syndicale stroming die voldoende stevig was georganiseerd en het bestaan van een revolutionaire partij die was ingeplant in de bedrijven, die kon helpen om het reformisme in de vorm van de stevige controle van de syndicale bureaucratie en de PS tegen te gaan

  • Geslaagd debat in Brussel over strijd tegen seksisme

    Verslag door Marisa, foto’s door Boubaker

    vrouwenbxl9Op 6 mei hielden de Brusselse afdelingen van LSP een debat over seksisme en over de feministische strijd. Er waren een 30-tal aanwezigen. Anja Deschoemacker leidde de discussie in en had het onder meer over verschillende vormen van verzet tegen het dagelijkse seksisme, zoals de reacties die we zagen op #wijoverdrijvenniet. In Turkije en India zagen we de afgelopen maanden grote bewegingen tegen verkrachtingen en seksueel geweld. In de Angelsaksische wereld is er een hernieuwde aandacht voor feminisme. Het geeft aan dat de vrouwenstrijd actueel blijft.

    Tegelijk raakt het besparingsbeleid de vrouwen bijzonder hard. Na jaren van onderfinanciering van het onderwijs neemt het aantal studentes dat zich moet prostitueren om studies en leven te financieren toe. Zogenaamde vrouwelijke jobs zijn doorgaans slecht betaald en deeltijds. Samenwonende werklozen hebben amper nog rechten.

    In de discussie was er veel aandacht voor de vraag hoe we onze strijd moeten organiseren en welke eisen daartoe nodig zijn. Verschillende aanwezigen stelden dat seksisme een breed probleem is dat aanwezig is in de volledige samenleving. Er werd ook benadrukt dat we onze eisen niet mogen beperken tot wettelijke rechten, maar bijvoorbeeld ook moeten antwoorden op het probleem van de financiële afhankelijkheid van vrouwen.

    Onze beste bondgenoten in de strijd tegen seksisme zijn diegenen die mee opkomen tegen onzekere contracten, besparingen op openbare diensten, degelijke jobs voor iedereen en voor een collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen. Het burgerlijke feminisme is niet bereid om dergelijke eisen op te nemen, voor hen zijn niet de 1% rijksten verantwoordelijk voor onderdrukking maar de mannen, ook diegenen die onderdrukt worden door dit systeem. Onderdrukking van vrouwen is geen kwestie van biologie, het is structureel verbonden met de kapitalistische samenleving. De echte emancipatie van de vrouw vereist een verandering van samenleving. Vrouwen en mannen uit de arbeidersbeweging moeten samen strijden voor zo’n fundamentele verandering!

  • Over de oorsprong van Internationale Vrouwendag

    Vandaag is het 8 maart: de Internationale Vrouwendag. In het kader van die dag herpubliceren we een artikel uit onze archieven waarin de oorsprong van Internationale Vrouwendag wordt uitgelegd. In dit dossier door ANJA DESCHOEMACKER uit 2008 wordt ook op de actualiteit van vrouwenstrijd gewezen. Met het uitbreken van de economische crisis vanaf 2008 is dit des te relevanter geworden, met onder meer de aanvallen op alle openbare diensten en alle sociale verworvenheden. In dat kader verwijzen we ook naar de brochure ‘Pleidooi voor een socialistisch anti-crisisprogramma voor werkende vrouwen’ die we in 2009 uitbrachten.

    [divider]

    Artikel uit 2008 naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Internationale Vrouwendag

    De oorsprong van Internationale Vrouwendag lag in een staking van vrouwelijke arbeiders uit de kleding- en textielindustrie in New York, op 8 maart 1908, voor een 8-urige werkdag, betere arbeidsomstandigheden en kiesrecht voor vrouwen. Het jaar nadien leidde een oproep van de Socialist Party tot een wekenlange strijd, waarin 30.000 vrouwelijke arbeiders waren betrokken, voor hogere lonen en betere condities. Het bleef lang een dag die werd gevierd en waarop strijd werd gevoerd door de vrouwenorganisaties van de arbeidersbeweging, hoewel de mobilisatie steeds verder afzwakte. De nieuwe golf van feministische activiteit nam die oude traditie echter terug op en ook dit jaar worden op 8 maart overal ter wereld activiteiten georganiseerd, hoewel het geen massa’s meer mobiliseert.

    De ontstaansgeschiedenis van Internationale Vrouwendag lijkt veel op die van 1 mei, die ook teruggaat op acties in de Verenigde Staten om nadien te worden opgenomen door de internationaal georganiseerde arbeidersbeweging. De eerste internationale viering, in die zin de échte eerste Internationale Vrouwendag, kwam er in 1911. De meest tumultueuze en meest bekende Vrouwendag, en ook degene met de grootste gevolgen, was degene op 8 maart 1917 (23 februari in Rusland), die het begin aankondigde van de Februarirevolutie. Pas in 1922, toen de Communistische Internationale daarvoor begon op te roepen, werd de dag vastgelegd op een vaste datum die overal werd gehanteerd: 8 maart.

    Arbeidersvrouwen hebben gevochten voor de aanvaarding van hun eisen binnen de arbeidersbeweging

    De aanvaarding van vooral de eis voor vrouwenstemrecht was niet evident binnen de Tweede Internationale, zoals de hele strijd voor vrouwenrechten dat niet was. Belangrijke voorgeschiedenis is dan ook de organisatie, in 1907, door Clara Zetkin en de Duitse socialistische vrouwen, van een internationale vrouwenconferentie, die bijeenkwam een dag voor de Conferentie van de Tweede Internationale. Daar werd een motie aangenomen waarin de aangesloten partijen zich verplichtten om zowel voor mannenkiesrecht als voor vrouwenkiesrecht te strijden.

    Clara Zetkin was een belangrijke figuur binnen de Duitse socialistische partij, een overtuigde socialiste en een harde voorvechtster van vrouwenrechten, maar ook een harde tegenstandster van burgerlijk feminisme. Al op de bijeenkomst waar werd beslist tot de oprichting van de Tweede Internationale (1889) betoogde ze op die vergadering dat socialisme zonder vrouwen niet zou kunnen bestaan, dat mannen samen met vrouwen ook voor vrouwenrechten moesten strijden, dat die strijd onderdeel uitmaakt van de klassenstrijd. De weinig aanmoedigende respons maakte dat ze het initiatief nam tot een socialistische vrouwenbeweging, die invloed zou kunnen uitoefenen op de socialistische partijen. Die invloed trachtte ze in Duitsland te verwerven en uit te breiden met het socialistische vrouwenblad Die Gleichheit, waarvan ze redactrice was.

    Maar ondanks de aanname van de resolutie, was het enthousiasme voor het vrouwenkiesrecht in de meeste socialistische partijen lauw te noemen. Om daarin verandering te brengen en om vrouwen meer te betrekken in de strijd, besliste de tweede Internationale Socialistische Vrouwenconferentie om ieder jaar een internationale vrouwendag te houden, een dag waarop zou worden betoogd, propaganda gemaakt,… In 1911 werd de Internationale Vrouwendag dan gevierd in Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Zwitserland en de Verenigde Staten. De lijst van landen breidde zich uit tot aan de Eerste Wereldoorlog.

    Die oorlog betekende niet alleen een massaslachting, maar ook het uiteenvallen van de Tweede Internationale. De steun aan de oorlog vanwege als eerste de Duitse sociaaldemocratie, maar later zowat alle partijen van de Tweede Internationale, betekende dat binnen die organisatie de steun aan de eigen burgerij in het kader van een reformistisch socialisme voorrang haalde op hun internationalisme, op de weigering om de “eigen” arbeiders te laten schieten op andere arbeiders, en dat ten dienste van de eigen oorlogszuchtige burgerij. De enige partij die trouw bleef aan de internationalistische principes van het socialisme was de Russische partij, waarvan de meerderheid (bolsjevieken) onder leiding stond van Lenin, daarin gevolgd door een deel van de linkerzijde van de sociaaldemocratische Internationale.

    De internationale vrouwenorganisatie bleef bestaan en schaarde zich in het anti-oorlogskamp. De Duitse Socialistische Vrouwen, in tegenstelling tot de leiding van de Duitse sociaaldemocratische partij, bleven ook mobiliseren tegen de oorlog en tegen staatsrepressie, o.a. in 1914 tegen de aanstormende oorlog en tegen de arrestatie van Rosa Luxemburg, samen met Zetkin in de leiding van de linkse groepen binnen de SPD.

    Protesten op Internationale Vrouwendag leidden de Russische Februarirevolutie in

    Gedurende de Eerste Wereldoorlog blijven de socialistische vrouwen protesteren op Internationale Vrouwendag, hoewel de datum varieerde van 23 februari tot 18 maart. De protesten zijn sterk gecentreerd op de enorme tekorten aan voedsel en de hoge prijzen ervan als gevolg van de oorlog en op verzet tegen de oorlog zelf.

    Zo brachten de socialistische vrouwen in de Italiaanse stad Turijn een poster uit, geadresseerd aan de vrouwen in de arbeiderswijken. De achtergrond van de propaganda waren de prijsstijgingen van basisvoedsel, zoals bloem (de prijs was tegen januari 1917 gestegen met 88% tegenover 1910) en aardappelen (+ 134%). De posters stelden het volgende: “Is er niet genoeg geleden vanwege deze oorlog? Nu begint het voedsel dat nodig is voor onze kinderen ook al te verdwijnen.”… “Wij schreeuwen: weg met de wapens! We behoren tot dezelfde familie. We willen vrede. We moeten tonen dat vrouwen bescherming kunnen bieden aan zij die van hen afhangen.”

    Maar de meest dramatische protesten vinden plaats op de viering van Internationale Vrouwendag in 1917 in Rusland. Onder leiding van Alexandra Kollontai trokken de Russische vrouwen de straat op. Centraal in hun eisen waren de slechter wordende levenscondities. De huurprijs voor een woning in Sint-Petersburg was verdubbeld tussen 1905 en 1915. Voedselprijzen, en dan vooral die van bloem en brood, namen toe met 80 tot 120% in de meeste Europese steden. De prijs per pond roggebrood, de basis van de voeding van arbeidersfamilies in Sint-Petersburg, was toegenomen van drie kopeken in 1913 tot 18 kopeken in 1916. Zelfs de prijs van zeep was met 245% gestegen. Er bestond een hevige speculatie en een zwarte markt in voedsel en brandstof, terwijl het ene na het andere bedrijf sloot bij gebrek aan brandstof. De vrouwen en mannen die werden ontslagen, gingen vaak in staking. Tussen januari en februari 1917 gingen meer dan een half miljoen Russische arbeiders in staking, vooral in Sint-Petersburg. Vrouwen maakten, zoals in de andere oorlogsvoerende landen, een groot deel uit van die arbeiders, gezien door de oorlog veel mannelijke arbeiders naar het front werden gestuurd.

    Met de aanleiding van Internationale Vrouwendag (23 februari is 8 maart op de Russische kalender) leidden vrouwelijke arbeiders een betoging langs de fabrieken. Veel mannelijke metaalarbeiders vervoegden deze actie. Op 25 februari, twee dagen na het begin van de vrouwenopstand, beveelt de tsaar het leger om te schieten op de massa’s en de beweging te stoppen. En zo begon de Februarirevolutie, die tegen 12 maart de tsaar tot aftreden dwong. De Voorlopige Regering die toen aan de macht kwam, was de eerste regering van een grootmacht die vrouwen stemrecht gaf.

    Maar verder bleek die regering absoluut niet in staat én niet bereid om de levensstandaard van de massa’s te verbeteren. De tsaar was weg, maar voor de rest bleven grootgrondbezitters en kapitalisten de massa’s uitbuiten en de rijkdom afromen. Naast die Voorlopige Regering was echter ook een andere macht gegroeid, de verkozen raden (sovjets) van arbeiders, boeren en soldaten, die met de Voorlopige Regering in concurrentie stonden voor wie in het land de macht in handen had. De regering weigerde ook een einde te maken aan de oorlog, een eis die ook door de onaflatende campagne van de bolsjewieken steeds meer aanhang won.

    De dubbelmacht met enerzijds een Voorlopige Regering en anderzijds de sovjets kon niet blijven duren. Met de Oktoberrevolutie namen de sovjets, de gekozen vertegenwoordigers van de werkende massa’s, de macht in handen, daartoe opgeroepen door de bolsjevieken. Deze gebeurtenissen hebben de datum van IVD in Rusland en Europa vastgelegd op 8 maart. De Derde Internationale, opgezet door Lenin en Trotski, leiders van de Russische Revolutie, legden in 1922 IVD vast als een Communistische feestdag.

    De degeneratie van de revolutionaire communistische beweging loopt samen met die van Internationale Vrouwendag

    De arbeidersstaat die door de Russische revolutie aan de macht werd gebracht, bracht arbeidersvrouwen verwezenlijking waar de westerse vrouwen slechts konden van dromen. Naast de gelijkheid voor de wet, werd hen niet alleen het recht op werk geboden en speciale werkregimes (inkorting van de werkuren, verbod op nachtarbeid, zwangerschapsverlof,…) die rekening hielden met de sociale functie van moeders naast de arbeid buitenshuis, maar op vlak van huisvesting en basisdiensten was de arbeidersstaat ook de eerste die reëel haar verantwoordelijkheid opnam tegenover de massa’s van de bevolking. De rijkdom geproduceerd door de werkende bevolking werd voor het eerst ook ingezet om de belangen van de massa’s te dienen, via een planeconomie waarin de behoeftes van de massa’s centraal stonden en die, in een eerste periode, ook democratisch werden opgesteld via de sovjets, de raden van arbeiders, boeren en soldaten.

    Maar de jonge arbeidersstaat deed veel meer. De onderdrukking van vrouwen is immers gecompliceerder dan enkel de kwestie van inkomen en lonen. Het recht op abortus, een gemakkelijke echtscheiding, het verdwijnen van de “rechten” die mannen in het huwelijk hadden over hun vrouwen,… behoren allemaal tot de verwezenlijkingen van de Russische arbeidersvrouwen – verwezenlijkingen waarop de westerse vrouwen nog lang zouden moeten op wachten. Er werd ook grootschalig vormingswerk opgezet, dat vrouwen wilde helpen en stimuleren om zich te engageren in de samenleving, om hen weg te halen van hun haard, waaronder alfabetiseringscampagnes op het platteland en vormingswerk om het algemene culturele peil op te trekken. Socialistische vrouwen trokken het immense land door om vrouwen uit te leggen over welke rechten ze beschikten.

    Maar de Russische Revolutie kon niet recht blijven en ontwikkelen naar een socialistische samenleving in de volledige isolatie waarin het land terechtkwam na het mislukken van de revolutionaire bewegingen in Europa, vooral in Duitsland. Mislukkingen die er vooral komen door het verraad van de leiding van de arbeiderspartijen van de Tweede Internationale. De Russische samenleving botste op een tekort aan technische ontwikkeling, op culturele achterlijkheid in grote landelijke gebieden,… en werd bovendien in een continue oorlog gezogen. De buitenlandse kapitalistische machten deden er immers alles aan om de Russische heersende elite steun te bieden in de vorm van handelsblokkades e.d., maar ook in de vorm van buitenlandse legers, waarvan er 21 over het grondgebied van Rusland raasden. De voortzetting van de oorlog die de Russische samenleving werd opgelegd, leidde tot hongersnoden in verschillende plaatsen in het land.

    De steun – open en concreet – die door alle partijen behalve de bolsjewieken werd gegeven aan de contrarevolutie, leidde er steeds meer toe dat partijen buiten de wet werden gesteld. Dit oorlogscommunisme wordt ook vandaag nog door een pak communistische partijen als een “model” gezien, terwijl het een concrete en noodzakelijke aanpassing was aan de oorlog die de jonge arbeidersstaat werd ingesteld. Veel burgerlijke denkers brengen dat aan om te tonen hoe “ondemocratisch” het “communisme” wel is, terwijl ook in de kapitalistische landen de democratie wordt opgeschort in oorlogstijden en dat in een nog grotere mate dan in Rusland.

    Maar het mislukken van de revoluties in West-Europa en de interne economische moeilijkheden van het door de oorlog verwoeste land maakten wel dat in Rusland een bureaucratie steeds meer macht naar zich kon trekken. Die bureaucratie, onder leiding van Stalin, heeft sindsdien alle verzet gewurgd en de democratische running van de planeconomie vervangen door de almacht van de bureaucratie zelf. Onderdeel van deze machtsovername was de geleidelijke aanpassing van het vrouwenprogramma van de Russische Communistische Partij, waarbij steeds meer werd vergleden tot een aanbidding van het moederschap en het kerngezin met de moeder als de centrale zorgende figuur.

    Steeds meer wordt ook de Communistische, (de Derde) Internationale overal ter wereld een instrument van die Russische bureaucratie, die de buitenlandse belangen van Sovjet-Rusland vooropstelde op de belangen van de arbeidersklasse in de rest van wereld. En zo begon een ketting van verraad, van de eerste Chinese revolutie in de jaren ‘20, waarin de communistische partij de burgerlijk nationalistische Kuomintang aan de macht helpt; over de Spaanse burgeroorlog (waar de communistische partij o.a. haar invloed gebruikt om de arbeidersvrouwen de wapens te ontnemen om hen aan het front enkel nog in te zetten als koks en verpleegsters), waarin de belangen van de Spaanse arbeiders en boeren minder belangrijk worden geacht dan de overeenkomsten die Stalin met verschillende kapitalistische landen had afgesloten, leidend tot de overwinning van Franco; tot de Iraanse revolutie, waarin de Communistische Partij weigert een onafhankelijke rol te spelen en zelf leiding te geven, steun geeft aan Khomeini en de Iraanse vrouwen totaal aan hun lot overlaat. Binnen dit kader verandert Internationale Vrouwendag in de stalinistische landen in een soort moederdag of Valentijn, waarop vrouwen bloemen en cadeautjes krijgen.

    Heropleving van de vrouwenstrijd in de jaren ‘60

    In de rest van de wereld raakt Internationale Vrouwendag steeds meer in de vergetelheid om in de late jaren ’60 opnieuw opgenomen te worden door de feministische beweging, de zogenaamde tweede golf (na een “eerste golf” voor stemrecht). Dit is ook de periode waarin andere emancipatiebewegingen, zoals de homobeweging, een grote bloei kennen.

    In de jaren ’60 zien we een grote toevloed van vrouwen op de arbeidsmarkt. Een zeer lage werkloosheid maakte dat vrouwen werden aangemoedigd om er hun plaats op te eisen. De nieuwe golf komt er dus op basis van deze economisch gunstige voorwaarden. In België wordt de nieuwe opgang van de beweging ingeluid door de vrouwen van de Waalse fabriek FN met hun staking voor “gelijk loon voor gelijk werk” die 12 weken aanhield.

    Deze tweede feministische golf viel samen met andere emancipatiebewegingen, zoals die van de homoseksuelen. De doelen ervan waren economische zelfstandigheid en het doorbreken van het klassieke rollenpatroon, seksuele bevrijding, doorbreken van het “glazen plafond” die vrouwen weghield van hogere functies, ook in de politiek. In veel landen werden door die strijd belangrijke verworvenheden verkregen, o.a. op vlak van abortus en geboortepreventie, versoepeling van de echtscheidingswet,… Hun slogans waren o.a. het overbekende “baas in eigen buik” en “het persoonlijke is politiek”.

    In woorden werd ook de eis “gelijk loon voor gelijk werk” toegekend, evenals het verbod op beroepsdiscriminatie, maar op dat vlak moeten we vandaag vaststellen dat vrouwenlonen nog steeds gemiddeld zo’n 25% lager liggen dan mannen.

    Waarom Internationale Vrouwendag opnieuw op de agenda moet worden geplaatst

    Omdat ondanks de grote verworvenheden – toegang tot onderwijs en de arbeidsmarkt, abortus, vlotte echtscheidingsprocedures, gelijkheid voor de wet,… – van de vrouwen in de ontwikkelde kapitalistische landen, de problemen niet fundamenteel zijn opgelost. Integendeel, de laatste 20 à 30 jaar van antisociaal, neoliberaal beleid zijn een gans pak verworvenheden teruggeschroefd. Vrouwen zijn extra hard geraakt: ze vormden de absolute meerderheid van werklozen die hun uitkering verloren met het befaamde artikel 143/80 (over de samenwonende langdurig werklozen), de deeltijdse werkloosheidsuitkering voor onvrijwillig deeltijds werkenden werd afgebouwd, de afbouw van de zorg in o.a. ziekenhuizen (kortere verblijfperiodes) werd grotendeels op hun rug afgewenteld,…

    Veel vrouwen werken vandaag buitenshuis en slechts weinig meisjes en jonge vrouwen zien voor zichzelf een rol als huisvrouw weggelegd. Maar door het feit dat de samenleving de huishoudelijke en zorg-taken, voor kinderen en echtgenoot en – door de dure rusthuizen gecombineerd met lage pensioenen – ook steeds meer terug voor bejaarde ouders, niet als sociale taken ziet, waarvoor openbare diensten worden ingezet, worden vrouwen belast met een dubbele dagtaak. Die dubbele dagtaak, zeker in een situatie van een flexibele arbeidsmarkt, maakt dat veel vrouwen niet voldoende verdienen om financieel onafhankelijk te zijn. Lage lonen, deeltijds werk, periodes van niet-aanwezigheid op de arbeidsmarkt,… maken dat vrouwen ook op hogere leeftijd gemiddeld een pak armer zijn door de soms extreem lage pensioenen.

    Dit gebrek aan financiële onafhankelijkheid maakt dat vrouwen kwetsbaar zijn voor geweld. Zelfs indien ze uit een gewelddadige relatie willen ontsnappen, liggen daar allerlei obstakels op de weg. Hoe met de lage lonen die veel vrouwen verdienen in deeltijds werk, dienstencheques en andere “klusjes”,… en met de onzekerheid van een tijdelijk of interimcontract, een nieuwe woning vinden en voldoende inkomen om van te leven, zeker als er kinderen zijn?

    Geweld op vrouwen is inherent aan het kapitalisme, dat drijft op verdeeldheid en vooroordelen tegenover specifieke groepen om zo de meerderheid van de bevolking die door de burgerij wordt uitgebuit en onderdrukt te verdelen. Vrouwen worden in de publieke ruimte en op de scholen en werkplaatsen vaak geconfronteerd met seksuele pesterijen, in hun gezinnen vaak met fysiek en seksueel geweld. Vooroordelen over vrouwen maken vaak ook dat ze extra hard moeten werken om voor vol te worden aanzien. Seksisme installeert zeer reële beperkingen in het leven van vrouwen. Ondanks de enorme stappen vooruit en de grotere vrijheid die vrouwen vandaag hebben om hun leven te bepalen, blijft dat geweld voortduren: de grootste oorzaak voor dood en blijvende handicap van vrouwen tussen 16 en 44 jaar in Europa is partnergeweld.

    En ook nieuwe vormen van onderdrukking zien het licht, of beter gezegd oude vormen in een nieuwe verschijning. De groei van het internet werd door de seksmaffia aangegrepen voor een ongeziene uitbreiding van de seksindustrie – porno is een van de grootste internetsectoren. Daarbij is ook een verglijding zichtbaar naar steeds hardere porno, kinderporno enz. Porno is vandaag overal aanwezig en zet volgens diverse studies een ernstige druk op zeker jonge vrouwen ivm hun seksuele “prestaties”. De verhoudingen tussen de seksen is er dan ook in 97% van het pornomateriaal één van vrouwelijke gehoorzaamheid en volgzaamheid, het “altijd te pakken zijn”. Het grootste deel van het pornomateriaal stikt van de clichés zoals bijvoorbeeld dat vrouwen “ja” bedoelen als ze “neen” zeggen, enz.

    En voor veel jonge vrouwen die in die pornoindustrie betrokken raken – foto’s laten trekken is toch een “onschuldige” en gemakkelijke manier om aan geld te raken – is die pornoindustrie een opstapje naar de prostitutie. Hoewel we vandaag steeds meer horen dat dit een “keuze” is die vrouwen maken, is het opmerkelijk dat zelfs die vrouwen die zelf denken dat het hun “keuze” was op termijn gebruik moeten maken van drugs om die “job” aan te kunnen. Alle prostituees komen regelmatig met geweld en dwang in contact. Ondanks dat verschillende, ook zogenaamd progressieve organisaties prostitutie vandaag willen voorstellen als “een job als een ander”, is het dat helemaal niet. Het is ook voor de overgrote meerderheid van de prostituees geen “keuze”, maar pure economische noodzaak. Een behoorlijk deel van de prostitutiemarkt wordt bovendien aangevuld met wat men niet anders als seksslaven kan noemen, aangevoerd door netwerken van mensenhandel. Het is ook niet verwonderlijk dat de seksindustrie ten volle geprofiteerd heeft van het uiteenvallen van de stalinistische staten in Oost-Europa en Rusland en dat pakken vrouwen uit die landen de prostitutiemarkt overspoelen, wel of niet rechtstreeks gedwongen door mensenhandelaars.

    Een groter aandeel in de armoede, een overconcentratie in slechtbetaalde, tijdelijke en deeltijdse job, geweld, pesterijen en vooroordelen,… en nog beweren een groot deel van de politici dat vrouwen niet langer onderdrukt zijn of gediscrimineerd. In realiteit gaat de situatie er voor werkende vrouwen en vrouwen die afhankelijk zijn van een uitkering op achteruit in de laatste decennia. De economische afhankelijkheid maakt dat een hele reeks van rechten waarover vrouwen wettelijk beschikken in realiteit niet kunnen worden opgeëist.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop