Tag: vrouwenbeweging

  • Kapitalisme, vrouwenonderdrukking & de rol van het patriarchale gezin

    Dossier door Katia Hancke (Socialist Party, ISA in Ierland)

    In de afgelopen 10 jaar zijn gendergeweld en femicide termen geworden waarmee we maar al te vertrouwd zijn. Deze kwesties zijn uit de schaduw getreden doordat miljoenen vrouwen wereldwijd op straat zijn gekomen en eisen dat er iets aan dit geweld gedaan wordt. De media kunnen er niet meer aan voorbij en tonen hoe partnergeweld een schaduwpandemie is geworden. In Ierland is één op de vier vrouwen mishandeld door een huidige of voormalige partner.

    In 2020 heeft Women’s Aid alleen al bijna 30.000 oproepen om hulp behandeld. In februari 2022 bleek uit nieuw onderzoek dat drie op de vijf jongeren onder de 25 jaar al te maken had met misbruik binnen intieme relaties, of iemand kennen die het meemaakte. Dit is een wereldwijd verschijnsel: één op de drie vrouwen krijgt tijdens haar leven te maken met fysiek of seksueel geweld. Elke dag worden 137 vrouwen wereldwijd gedood door een partner of een lid van de eigen familie.

    Waarom gebeurt dit? Waarom worden zelfs de meest intieme relaties, in gezinnen, in huishoudens – de enige plaats waar we geleerd hebben veilig te zijn – getroffen door zulke verbazingwekkende niveaus van geweld? Onderzoeken waar het geweld vandaan komt, is niet geen academische of abstracte kwestie. Om iets effectief te kunnen bestrijden, moeten we weten wat de wortels ervan zijn.

    Populistisch-rechts begrijpt dit maar al te goed. Het weet hoe belangrijk het gezin is als instelling om vrouwen terug in huis te duwen en beperkende gendernormen te versterken. Het besteedt veel energie aan het ‘bewijzen’ dat mannelijke superioriteit en patriarchaat de natuurlijke orde der dingen zijn en schrikt er niet voor terug om hele takken van pseudo-wetenschap uit te vinden om zijn versie van de gebeurtenissen te staven. Zo is er Jordan Peterson die maar doorgaat over een kreeftensoort waarvan de mannelijke kreeften seksueel agressief zijn en hoe dat ‘bewijst’ dat het natuurlijk is dat mannen dominant zijn. Kreeften verstoppen zich ook de hele dag onder rotsen en kunnen alleen maar achteruit zwemmen, maar op de één of andere manier valt dat dan weer niet onder zijn begrip van ‘natuurlijk gedrag’.

    Dit is misschien een grof en enigszins lachwekkend voorbeeld, maar biologisch determinisme, sociobiologie en genetisch determinisme zijn allemaal populaire interpretaties van de wetenschap die worden gebruikt om een visie op menselijk gedrag te bevorderen die geweld en ongelijkheid rechtvaardigt. In wezen worden deze versies van de menselijke natuur gebruikt om het status quo te beschermen en de groeiende roep om fundamentele verandering te ondermijnen.

    De belangrijke inzichten van Engels

    In feite hoeven we de bodem van de oceaan niet af te speuren als de geschiedenis van menselijke samenlevingen ons ruim voldoende materiaal biedt om het punt te vinden waarop onze intieme relaties werden omgezet in een sociale instelling met regels en voorschriften. Gedurende 99% van de geschiedenis leefde de mensheid in een grote verscheidenheid van verwantschappen, in samenlevingen met weinig of geen onderscheid tussen privé- en publieke sferen. Deze vroegere samenlevingsvormen waren geen utopieën en vaak voerden de mensen een dagelijkse strijd om te overleven. Wat de meeste samenlevingen echter gemeen hadden, was dat zij zeer egalitair waren en gebaseerd op de herverdeling van goederen – van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte, terwijl overexploitatie van medemensen of van het milieu ongehoord was.  Archeologisch, historisch en antropologisch onderzoek tonen duidelijk aan dat pas met de ontwikkeling van nederzettingen, met name in de vroege agrarische samenlevingen, instellingen als de staat en het patriarchale gezin zijn ontstaan.

    Dit onderzoek bevestigt in grote lijnen wat Friedrich Engels al in 1884 poneerde in zijn boek ‘De oorsprong van het gezin, het privé-eigendom en de staat’. Op basis van het onderzoek waarover hij toen beschikte, traceerde Engels de ontwikkeling van de staat en het gezin tot in de vroege agrarische nederzettingen. Voor hem was het ontstaan van de klassenmaatschappij en het patriarchaat verbonden met de ontwikkeling van het privé-eigendom.

    De fundamentele verandering in productiemethoden in vroege neolithische landbouwsamenlevingen leidde tot tijden van gebrek, maar ook tot de mogelijkheid om aanzienlijke overschotten te produceren. Overschotten maakten het voor sommige leden van de samenleving mogelijk om niet langer rechtstreeks bij de productie betrokken te zijn. Dit zorgde voor het ontstaan van klassentegenstellingen, tussen toezichthouders/beheerders en diegenen die moesten werken. Overschotten stelden ook voor het eerst de kwestie van eigendom aan de orde, en met privébezit kwam de gelaagdheid van de maatschappij rond de “haves” en “have nots”, en de behoefte van de eersten – de bezittende klasse – om te beschermen wat ‘van hen’ was door de instelling van de staat in het openbare leven en het gezin in het privéleven. Het patriarchale gezin werd gebruikt om de dominante positie van een opkomende heersende klasse te garanderen door intieme relaties om te zetten in strategische huwelijken, monogamie (voor de vrouwen) voor erfenissen.

    De staat werd gebruikt om de belangen te verdedigen van hen die een steeds grotere hoeveelheid land, rijkdom en grondstoffen vergaarden. Engels’ beschrijving van de staat als in laatste instantie “een groep gewapende mannen”  benadrukt hoe de instandhouding van de staat gebaseerd is op het aanvaardbaar maken van geweld (door de politie, het leger en in oorlogvoering) in de publieke sfeer. De moderne culturele uitdrukking hiervan is machisme, een beeld van mannen als natuurlijke strijders en het dominante geslacht. Deze genderstereotypering en de starre verwachtingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid worden nog versterkt door het patriarchale gezin, aangezien de gezinssfeer wordt voorgesteld als onder mannelijk gezag vallend en privé. De klassenmaatschappij en het patriarchaat kweken gendergeweld, zowel in openbare verhoudingen als in intieme relaties.

    Het werk van Engels is niet alleen relevant als theoretisch kader voor antropologen en historici die gezinsverhoudingen onderzoeken. Het is ook een uiterst belangrijk referentiepunt voor elke activist die de strijd tegen gendergeweld wil opvoeren. In de eerste plaats bewijst het dat het niet altijd zo is geweest als vandaag. Als patriarchale verhoudingen niet altijd hebben bestaan, dan kunnen ze worden bestreden en afgeschaft.

    Ten tweede wijst Engels erop dat de verhoudingen en het bezit van productiekrachten bepalend zijn voor het soort maatschappij waarin wij leven, en dus ook voor de manier waarop ons openbare en privé-leven wordt ingeperkt. Hij geeft een overzicht van de verschillende vormen en functies die de instelling van het gezin heeft aangenomen en hoe deze enorm heeft gevarieerd afhankelijk van de historische context, de geografische ligging en de sociale klassen. Als privébezit de sleutel is tot de ontwikkeling van deze beperkingen, dan is het kapitalisme, als een vorm van maatschappelijke organisatie die privébezit (in de vorm van winst) boven alles vereert, een rem op de ontwikkeling van gelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Het werk van Engels wijst dus op de noodzaak om de strijd tegen de onderdrukking van vrouwen te koppelen aan de strijd tegen een systeem dat gebaseerd is op extreme ongelijkheid. Het koppelen van gendergerelateerd geweld en vrouwenonderdrukking aan het kapitalisme als systeem, is een oproep tot actie om een eengemaakte beweging op te bouwen om dit rotte systeem omver te werpen.

    De opkomst van het kapitalisme en de gevolgen ervan

    Engels benadrukt in zijn boek ook hoe het kapitalisme tegenstrijdige druk uitoefent op vrouwen en het instituut van het gezin. Onder het kapitalisme is het gezinshuis niet langer een belangrijke productie-eenheid: de productie wordt op beslissende wijze verplaatst naar de publieke sfeer in enorme fabrieken waarin arbeiders samenwerken om goederen te produceren. Dit historische proces heeft geleid tot de geboorte van een nieuwe klasse: de arbeidersklasse. De steeds toenemende behoefte aan arbeidskrachten naarmate het kapitalisme de wereld veroverde, dwong steeds meer mensen ertoe hun arbeidskracht voor geld te verkopen, ook vrouwen moesten dit doen. Vandaag werkt de meerderheid van de vrouwen in de wereld buitenshuis.

    Enerzijds is daardoor een situatie ontstaan waarin van vrouwen wordt verwacht dat zij twee jobs hebben: een betaalde op het werk en een onbetaalde thuis, waarmee zij de volgende generatie van arbeidskrachten voortbrengen die uit winstbejag wordt uitgebuit. Anderzijds maakt het buitenshuis werken dat vrouwen deel van een collectief zijn en als onderdeel van de arbeidersklasse zich veel effectiever kunnen organiseren tegen hun uitbuiting en onderdrukking.

    In de 250 jaar van kapitalistische ontwikkeling hebben we meerdere golven van vrouwenopstanden gezien. Als reactie daarop heeft het kapitalisme het instituut van het gezin op verschillende manieren moeten ‘heruitvinden’ (of aanzienlijk aanpassen). Het zeer persoonlijke menselijke verlangen om een thuis te scheppen dat veiligheid, steun en menselijke warmte biedt, hebben we allen gemeen. Onder het kapitalisme wordt dit omgevormd tot een reeks verwachtingen en maatschappelijke normen die eerder beantwoorden aan de specifieke behoeften van het systeem dan dat ze onze aspiraties weerspiegelen. Wat ons wordt voorgehouden als het “ideale gezin”, het soort persoonlijke relatie dat we zouden moeten nastreven, is onder het kapitalisme dan ook een vaststaand gegeven geworden – een ideologisch wapen van de heersende klasse.

    Engels’ boek werd geschreven op een bepaald moment in de geschiedenis dat samenviel met de opkomst van het Victoriaanse gezin, dat een verschuiving betekende van eerdere, meer openbare manieren van controle. Elementen van economische relaties gebaseerd op verwantschap overleefden zeer lang na de opkomst van privé-eigendom. Zelfs in de vroege ontwikkeling van het kapitalisme was het uitgebreide huishouden nog steeds een belangrijke eenheid van economische productie. Met de opkomst van de industriesteden probeerden de fabriekseigenaren aanvankelijk elk aspect van het leven van de arbeiders te beheersen: de collectieve huisvesting was eigendom van de kapitalist, gezinnen werden opgesplitst en kinderarbeid werd genormaliseerd. Armenhuizen werden gezien als een publieke verantwoordelijkheid.

    Toen het kapitalisme zich in de 19e eeuw uitbreidde met de ontwikkeling van het monopoliekapitalisme en het imperialisme, was dat niveau van betrokkenheid bij en controle over het privéleven van een steeds groeiende arbeidersklasse niet langer opportuun of mogelijk. De groei van de macht van de natiestaat in de publieke sfeer werd weerspiegeld door een versterking van het instituut van het gezin in de privésfeer.

    Veranderingen in het begin van de 20e eeuw

    De groeiende arbeidersbeweging organiseerde zich voor betere omstandigheden, meer loon en een kortere werkdag. Binnen de arbeidersbeweging bewees de socialistische linkerzijde dat vrouwelijke arbeiders zich konden organiseren en een belangrijke kracht konden worden in zowel de arbeidersbeweging als de vrouwenbeweging. Tegenover deze radicalisering van de vrouwen stond een ideologisch offensief: het beeld van het Victoriaanse gezin met gescheiden levens en invloedssferen voor mannen en vrouwen en een scheiding tussen het professionele beroep van de man en een focus op huishoudelijkheid/ouderschap en liefdadigheidswerk voor de vrouw. Deze scheiding tussen ‘aanvaardbaar’ werk voor mannen en vrouwen werd gebruikt om de genderinvulling van jobs en de lagere lonen van vrouwen te rechtvaardigen.

    Natuurlijk was dit beeld gebaseerd op hypocrisie en totaal onbereikbaar voor de arbeidersklasse. In feite is het aantal vrouwen dat als huispersoneel werkte in deze periode negen keer zo groot geworden. Het “belang van de kindertijd” strekte zich blijkbaar niet uit tot de miljoenen kinderen die door de industrialisatie gedwongen werden te werken in onvoorstelbaar barre omstandigheden. In de textielindustrie in het zuiden van de VS bestond 25% van de arbeiders uit kinderen. Op de plantages waren alleen jonge slaven vrijgesteld van arbeid. Frederick Douglas verklaarde dat hij zijn eigen moeder pas op zevenjarige leeftijd zag. Toch was dit ideologische beeld van het gezin zo wijdverbreid dat de arbeidersbeweging er zelf gebruik van maakte – in haar campagne tegen kinderarbeid haalden organisaties uit de arbeidersklasse de noodzaak aan van goed ouderschap en van spelen en onderwijs voor kinderen om belangrijke hervormingen te bewerkstelligen, zoals openbare scholen, wetgeving tegen kinderarbeid en speciale bescherming voor zwangere werkneemsters en jonge moeders.

    Na de enorme ontwrichting van het gezinsleven tijdens de Eerste Wereldoorlog en, in Ierland, de Onafhankelijkheidsoorlog en de revolutionaire stakingsgolf die daarmee gepaard ging, in combinatie met de grote invloed van de eerste golf van het feminisme en de impact van de socialistische revolutie in Rusland, veranderde het beeld van het gezin aanzienlijk. Het huwelijk uit liefde werd afgeschilderd als de sleutelrelatie tussen man en vrouw, en de opvoeding van kinderen werd steeds meer gezien als een verantwoordelijkheid van de gemeenschap. De enorme hoeveelheid literatuur waarin de liefde wordt geromantiseerd en emotionele arbeid als een vrouwelijke eigenschap wordt beschouwd, is slechts één voorbeeld van deze verschuiving. De Grote Depressie onderbrak deze romantische utopie ruw.

    In Ierland ontwikkelde een zwakke heersende klasse die steunde op een conservatieve katholieke kerk en een achtergebleven staat waarin onderwijs en gezondheidszorg werden overgelaten aan de controle van een misogyne clerus. De gevolgen daarvan ondervinden we tot op de dag van vandaag – kijk maar naar het voortdurende schandaal rond de eigendom van het nieuwe National Maternity Hospital of het gebrek aan toegang tot inclusieve seksuele voorlichting op onze scholen. Een zeer conservatief beeld van het gezin en het moederschap werd gebruikt om getrouwde vrouwen te ontmoedigen om te werken, met inbegrip van een verbod voor getrouwde vrouwen om in de openbare sector te werken.

    Het kwam de heersende klasse goed uit dat dit ook betekende dat er niet werd geïnvesteerd in openbare kinderopvang en zorg voor de kwetsbaren en de ouderen, omdat al die verantwoordelijkheden op de schouders van de vrouwen binnen het gezin werden gelegd. De beschamende geschiedenis van de Mother and Baby instellingen (waar nonnen buitenechtelijk zwanger geraakte vrouwen wegstopten en waar duizenden kinderen omkwamen) en de industriële scholen tonen het enorme lijden dat dit veroorzaakte voor vrouwen en kinderen uit de werkende klasse. Tot op vandaag zijn de 25% van de gezinnen die door een alleenstaande ouder geleid worden die met grootste risico op armoede en marginalisatie. Het ideologische gebruik van gezinsrelaties door het Ierse establishment is een bijzonder scherp voorbeeld van hoe onrealistische gender- en relatienormen een langdurig effect hebben, in het bijzonder op vrouwen en gezinnen uit de arbeidersklasse.

    Naoorlogse tegenreactie

    Internationaal vond de belangrijkste ontwikkeling in de richting van (wat wij vandaag kennen als) het ‘kerngezin’ als norm plaats na de Tweede Wereldoorlog. Uit een onderzoek in de VS uit 1945 bleek dat 92% van de vrouwen die tijdens de oorlog in de industrie gingen werken, hun job niet wilden opgeven. Financiële stabiliteit in zekere en goede jobs was de belangrijkste reden die werd aangevoerd. Het was de kapitalistische klasse die vrouwen in lager betaalde ‘vrouwelijke’ jobs duwde. Om hiermee weg te komen, begon een groot ideologisch offensief, waarin het instituut van het gezin een sleutelrol speelde. Er werd een nieuw “normaal” gepropageerd – van het perfecte gezin in het huis in de buitenwijken met een omheining rond de tuin, een werkende vader, een liefhebbende moeder en de ongerepte tweeëneenhalf kinderen. Voorheen was het normaal om een uitgebreid gezinshuishouden te hebben, zodat de opvoeding van kinderen, de zorg en de huishoudelijke taken konden worden gespreid. Deze nieuwe opvatting van het gezin maakte een einde aan die ondersteuning, wat vooral op vrouwen een effect had.

    Populaire TV-shows als The Waltons en Little House on the Prairie (en de nationale equivalenten van deze familieshows over de hele wereld) gaven de indruk dat dit nieuwe ‘normaal’ de natuurlijke gang van zaken was. In feite waren in de jaren zestig de geboortecijfers hoger en trouwden vrouwen jonger dan ooit in de afgelopen 100 jaar. De deelname van vrouwen aan het onderwijs nam aanzienlijk af. Voor het eerst werd de verantwoordelijkheid van de vrouw in het gezin afgeschilderd als het zorgen voor elk aspect van de persoonlijke behoeften van elk gezinslid – een alles vergende taak. De productie van duurzame consumptiegoederen en de woningbouw namen een hoge vlucht, maar de tijd die vrouwen aan huishoudelijk werk besteedden, nam toe.

    Natuurlijk had dit alles een enorme politieke component – dit was op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, waarbij de heersende klasse probeerde de aanzienlijke kracht van de arbeidersbeweging te ondermijnen. Anticommunistische propaganda was wijdverbreid. Nixon’s keukendebat met Chroesjtsjov is een perfect voorbeeld van hoezeer deze ideologie van het gezinsleven werd gebruikt door de kapitalistische klasse. Nixon zat voor dit debat in een voorstedelijke middenklasse keuken en benadrukte tijdens het debat dat de huiselijke levensstijl van een Amerikaanse middenklasse vrouw (compleet met zelfgebakken koekjes, wasmachine en koelkast) de superioriteit van het kapitalisme bewees.

    Maar zelfs in de voorsteden van de middenklasse kon het kerngezin alleen worden verwezenlijkt dankzij enorme overheidssubsidies, sociale huisvesting, onderwijsuitkeringen en een gegarandeerd inkomen door vaste werkgelegenheid – allemaal verworvenheden die de arbeidersbeweging in de naoorlogse jaren in de wacht had gesleept. Bovendien stond dit beeld van het gezinsleven mijlenver af van de werkelijkheid voor veel arbeidersgezinnen, vooral in de VS. Een op de vier arbeiders leefde in armoede, en 40% van de zwarte vrouwen moest buitenshuis werken. Het tijdschrift Life benadrukte in 1957 dat “10.000 zwarte arbeiders bij Ford in Dearborn werken, maar er niet wonen.” Het blanke ‘suburbia’ (voorsteden) was een ideologisch wapen tegen arbeidersgezinnen, in plaats van een realiteit voor hen.

    Het kerngezin werd gebruikt om vrouwen terug te duwen naar huis (of naar laagbetaalde banen) en om hen het zwijgen op te leggen. Vrouwenmishandeling werd weer aanvaardbaar geacht (iets wat het feminisme van de eerste golf had bestreden), en wantrouwen en infantilisering van vrouwen werden aangemoedigd – vrouwen verloren de controle over de financiën van het gezin, konden geen contracten tekenen of creditcards hebben zonder toestemming van hun echtgenoten. Inrichtingen en elektroshockbehandeling van vrouwen die ‘niet pasten’ waren aan de orde van de dag. Dit alles leidde onvermijdelijk tot een opstand. Het feminisme van de tweede golf in de jaren ’60 en ’70 legde al deze uitwassen bloot en stelde het concept van het kerngezin ter discussie, organiseerde zich voor gelijke beloning en bracht miljoenen vrouwen over de hele wereld op straat en in activisme voor gelijkheid en tegen onderdrukking. De krachtige slogan “het persoonlijke is politiek” bracht alle kwesties die ooit met het privé-gezinsleven werden geassocieerd in het publieke debat – met inbegrip van gendergeweld, seksuele intimidatie, en onderdrukking binnen het gezin.

    Bij de opkomst van het neoliberalisme in de jaren ’70 en ’80 werd het gezin opnieuw gebruikt om besparingen en privatisering van essentiële diensten te rechtvaardigen. Thatcher’s beroemde toespraak, “Er is niet zoiets als de samenleving! Er zijn individuele mannen en vrouwen en er zijn gezinnen”, was een nauwelijks verhulde rechtvaardiging van de ontmanteling van belangrijke hervormingen die door de arbeidersbeweging waren gewonnen, zoals openbare kinderopvang, sociale huisvesting en de nationale gezondheidsdienst. Elke aanval op de openbare diensten ging gepaard met het in diskrediet brengen van het “feminisme” en het “socialisme”. Kosten noch moeite werden gespaard om de indruk te wekken dat ‘het politieke persoonlijk is’, d.w.z. dat individuele inspanning en verantwoordelijkheid alles zijn wat nodig is om ongelijkheid, uitbuiting en onderdrukking te overwinnen.

    De impact van de nieuwe feministische golf

    De laatste tien jaar is er een groeiende afwijzing van dat reactionaire verhaal. Op straat ontwikkelt zich opnieuw een beweging die niet alleen gendergeweld en -onderdrukking in al haar vormen aan de kaak stelt en bestrijdt, maar die ook een verband legt met de werking van het systeem in zijn geheel. In de publieke sfeer worden het rechtssysteem, de politie en de kapitalistische staat in de beklaagdenbank gezet als verantwoordelijke voor de versterking van gendergeweld – waarbij de slachtoffers de schuld krijgen en het geweld en het status quo worden bestendigd. We zien dat het ideologische wapen van de gezinsinstelling een parallelle rol speelt in ons privéleven: het vervormt de verwachtingen van relaties en het gezinsleven om het systeem te dienen in plaats van onze uiteenlopende behoeften en aspiraties te vervullen.

    Tegenwoordig is het gezin economisch gezien niet meer zo centraal als vroeger, toen het een belangrijke productie-eenheid was. Maar het vervult nog steeds een belangrijke functie in het kapitalisme, met jaarlijks triljoenen dollars aan onbetaalde arbeid. Wereldwijd zijn arbeidersvrouwen en arme vrouwen nog steeds van vitaal belang voor het kapitalisme bij de reproductie van de beroepsbevolking. Het kapitalistisch systeem maakt op deze manier gebruik van gender-gebaseerde onderdrukking die geworteld is in de huiselijke en gezinssfeer. Voor hun winsten hebben ze dit onbetaalde werk van de werkende klasse nodig. Het overgrote deel van dit werk wordt verricht door vrouwen, hetzij via onbetaald werk in huis, hetzij als onderbetaalde zorgverleners. Het complexe verband tussen uitbuiting (als onderbetaalde arbeidskrachten) en onderdrukking (als vrouwen) is duidelijk te zien.

    Het gezin zal onvermijdelijk opnieuw vorm krijgen door de huidige tendensen in het kapitalisme. Jongeren kunnen het zich steeds minder veroorloven een gezin te stichten of kinderen te krijgen, zelfs als ze dat willen, vanwege de huisvestingscrisis die in zoveel landen heerst, de toename van onzeker werk en de algemene economische onzekerheid die het kapitalisme nu met zich meebrengt. Er is ook een sterke toename van eenzaamheid en isolement

    Het is geen toeval dat we in deze context in veel landen een reactionair offensief zien om te proberen de traditionele gendernormen en “gezinswaarden” opnieuw te doen gelden. In Noord-Amerika en Europa vallen populistisch-rechts en anderen de ‘genderideologie’, abortusrechten en feminisme aan. Rechtse kwakzalvers als Peterson kunnen bij sommige jonge mannen gehoor vinden door nostalgie te verkopen over de zogenaamd gelukkiger tijden toen ‘traditionele’ gezinnen en genderrollen de boventoon voerden. In China maakt het regime zich steeds meer zorgen over het dalende geboortecijfer, wat gepaard gaat met een hernieuwde belastering van en repressie tegen feministen.

    Conclusie

    Het gezin waarin je geboren bent bepaalt nog steeds tot welke klasse je behoort – via het bezit van rijkdom en politieke macht. En dat blijkt op tal van manieren: gezinsachtergrond voorspelt tot 85% van de inkomens; het leren op school wordt meer beïnvloed door “gezinsmiddelen” dan door schoolmiddelen; echtscheiding is nog steeds de grootste afzonderlijke voorspeller van armoede voor vrouwen en kinderen.

    Het is belangrijk om na te gaan hoe het gezin de afgelopen 200 jaar is getransformeerd en gebruikt als ideologisch wapen, om te begrijpen welke rol het gezin heeft gespeeld bij de verspreiding van onderdrukkende, beperkende gendernormen – duidelijk voor vrouwen, maar met gevolgen voor mensen van alle genders. Voor mensen uit de arbeidersklasse vergroot de economische druk de kans om gevangen te raken in een liefdeloos gezinsleven. Deze economische realiteit geeft een scherpe klassendimensie aan elke strijd tegen gendergeweld. Maar ook de gezinsideologie speelt nog steeds een rol bij het scheppen van onrealistische genderverwachtingen en een vertekend beeld van privérelaties.

    Gendergeweld is een extreme uiting van de onderdrukking van vrouwen. De onderdrukking van vrouwen is onvermijdelijk in een systeem waarin de particuliere hebzucht koste wat kost wordt beschermd. Onder het kapitalisme is zelfs ons privéleven niet veilig voor uitbuiting en vervorming met het oog op winstbejag. Maar de middelen zijn er om ons van deze belemmering te bevrijden – als de enorme rijkdom, de grondstoffen en de belangrijkste hefbomen van de economie bevrijd worden uit de greep van de zeer kleine groep kapitalisten om democratisch gebruikt te worden door de overgrote meerderheid, kan aan de basisbehoeften van allen voldaan worden. Zulke economische zekerheid zou de basis leggen om ons privéleven werkelijk vrij te maken en ons gezinsleven te bevrijden van de beperkingen en verwachtingen die erop zijn gestapeld door een systeem dat nooit onze belangen voor ogen heeft gehad.

    In de woorden van Engels: “Wat zal er echter bijkomen? Dat zal beslist worden als er een nieuw geslacht zal zijn opgegroeid: een geslacht van mannen, wie het nooit in hun leven is overkomen, voor geld of andere sociale machtsmiddelen de prijsgeving van een vrouw te kopen, en van vrouwen, wie het nooit is overkomen zich om enige andere reden dan uit werkelijke liefde aan een man te geven, noch de geliefde de overgave te weigeren uit angst voor de economische gevolgen. Als zulke mensen er eenmaal zijn, zullen zij er zich in het minst niet om bekommeren wat men vandaag meent dat zij moeten doen; zij zullen zich hun eigen praktijk en een daarop berustende openbare mening over de praktijk van ieder individu zelf vormen — en daarmee basta.”

  • Ook hier heeft 8 maart duidelijk zijn comeback gemaakt als dag van strijd!

    Interview met Emily, nationaal organisator van de campagne ROSA

    De internationale dag van strijd voor vrouwenrechten heeft dit jaar veel meer mensen gemobiliseerd dan voorheen. Er is nog meer mogelijk. Dit vereist een zorgvuldige afweging van de eisen die we verdedigen maar ook van de manier waarop we dat doen. Een terugblik op deze actiedag die terug aanknoopt bij zijn strijdvaardige oorsprong.

    De betoging van 8 maart in Brussel was de grootste in jaren op internationale vrouwendag!

    Emily

    “Ja, we waren met meer dan 10.000! De campagne ROSA (Reageer tegen Onderdrukking, Seksisme & Asociaal beleid) nam deel aan de organisatie van deze betoging, die er kwam op initiatief van de Wereldvrouwenmars (WVM). Er waren ook acties en betogingen in andere steden, zoals in Luik waar een Cycloparade 1.700 mensen samenbracht op initiatief van verschillende feministische organisaties en vakbonden.

    “Voor het derde opeenvolgende jaar organiseerde de campagne ROSA een betoging in Gent met ongeveer 800 deelnemers en er was ook een eerste actie in Kortrijk met een vijftigtal mensen.

    “We hadden verder stands op een feministisch festival in Antwerpen, georganiseerd door het Collecti.e.f 8 maars, en in het kader van het NGO-dorp georganiseerd door hetzelfde collectief in Brussel, voor de aanvang van de betoging van de Wereldvrouwenmars.”

    Wat is er volgens jou veranderd ten opzichte van vorige jaren?

    “De historische feministische stakingen vorig jaar in Spanje waren aanstekelijk. Er is natuurlijk ook het protest tegen het asociale beleid van de regering bij ons. Waar de campagne ROSA vorig jaar een van de weinige organisaties was die initiatief nam voor strijdbare marsen tegen seksisme (in Brussel, Gent, Antwerpen, Luik en Namen), was er dit jaar ook een oproep van een nieuw collectief: het Collecti.e.f 8 maars. Dat zorgde voor een zeker enthousiasme om te staken.

    “Zo deelden een dertigtal personeelsleden van de Brusselse ziekenhuizen Brugmann en Sint-Pieter pamfletten uit aan de ingang om collega’s en patiënten bewust te maken van de werkomstandigheden in de sector en om het verband met seksisme uit te leggen. Hoe kan je immers zonder vast contract en zonder vast loon dat financiële onafhankelijkheid mogelijk maakt echt vrij zijn om ongewenste intimiteiten aan te klagen of bijvoorbeeld je partner te verlaten zonder de dreiging van extreme bestaansonzekerheid? Vakbondsafgevaardigden in de private ziekenhuizen in Brussel hielden een gelijkaardige actie met een sticker die gebruikt werd om in discussie te gaan.

    “Er waren werkonderbrekingen aan enkele universiteiten. In Gent was dit voor het derde opeenvolgende jaar het geval aan de UGent, onder impuls van onderzoekers en met de steun van de vakbondsdelegatie, waar leden van de campagne ROSA deel van uitmaken. Tijdens de avondbetoging in dezelfde stad was er voor het eerst geen enkel lid van het schepencollege aanwezig. Het gemeentebestuur weet dat de eisen van de werkenden en de jongeren het besparingsbeleid rechtstreeks in vraag stellen. We geloven niet dat het doel van betogingen en acties noodzakelijkerwijs is om zoveel mogelijk mensen bijeen te brengen: we willen vooral degenen samenbrengen die seksisme in de praktijk willen bestrijden. Niet zij die het enkel met mooie woorden doen en tegelijk een beleid voeren dat een negatieve impact heeft op het leven van vrouwen.”

    Op de acties en werkonderbrekingen waarover je hier sprak, waren er telkens ook mannen. Waarom legt ROSA zoveel nadruk op de noodzaak om samen in actie te gaan?

    “Als op een werkplek enkel de vrouwen staken, betekent dit in de praktijk dat de mannen dit moeten compenseren. Dit zagen we in een Brusselse supermarkt op 8 maart: de vrouwen staakten en werden vervangen door mannelijke collega’s, die een mouwband droegen als teken van solidariteit. Zo zullen we de grote aandeelhouders niet in hun portemonnee raken of de slogan ‘Wanneer vrouwen stoppen, stopt de wereld’ in de praktijk brengen. Wat ons verdeelt, verzwakt ons. ROSA vindt het belangrijk om vrouwelijke en mannelijke werkenden niet tegen elkaar uit te spelen.

    “Gezamenlijke strijd loont. We moeten niet ver in de tijd terug gaan om de efficiëntie van eengemaakte strijd te zien. In het Schotse Glasgow ging het gemeentepersoneel in de slechtst betaalde sectoren (waar vrouwen 90% van het personeel uitmaken) in staking in oktober vorig jaar. Ze kregen de steun van hun mannelijke collega’s uit andere gemeentediensten, ook al verdienen die 3 tot 4 pond per uur meer. De vastberaden strijd leidde tot een historische overwinning: het loonverschil verdwijnt en wordt zelfs met terugwerkende kracht weggeveegd. Dit kost de gemeente 567 miljoen euro. Een hoger loon stelt het gemeentepersoneel in staat om een waardig leven te leiden.”

    Op initiatief van het Collecti.e.f 8 maars is er in de pers veel gesproken over het staken van huishoudelijk werk en zorgtaken. Wat vind je daarvan?

    “Het collecti.e.f 8 maars kon naar aanleiding van de internationale vrouwendag op heel wat mediabelangstelling rekenen. Het maakte dat het debat over actiemethoden en eisen breder werd gevoerd dan enkel onder de ‘gebruikelijke’ activisten.

    “Vrouwen nemen nog steeds het grootste deel van het huishoudelijke werk voor hun rekening, vooral na de geboorte van een eerste kind. De dubbele dagtaak van vrouwen wordt in stand gehouden en gepromoot door het onderwijs of nog door stereotype speelgoed. Maar het is vooral het gebrek aan openbare diensten zoals kinderopvang, gezinshulp en zorg voor ouderen, strijkdiensten, … die hiervoor zorgen. Het maakt dat veel vrouwen effectief een tweede dagtaak hebben als ze thuis komen. Dit is nog zwaarder voor eenoudergezinnen.

    “Er zijn meer publieke middelen nodig voor openbare diensten en de non-profitsector. Dat is ook nodig om ervoor te zorgen dat er goede arbeidsvoorwaarden zijn en geen onzekere jobs die van dienstencheques afhangen. In die sectoren een staking organiseren, zou heel nuttig zijn. Een ‘staking van huishoudelijke taken’ op 8 maart kan ongetwijfeld op de problematiek wijzen. De vraag is echter: willen we onze strijd beperken tot meer solidariteit binnen het gezin, tussen mannen en vrouwen (als het gezin er zo uitziet)? Of willen we solidariteit opbouwen op het niveau van de hele samenleving? Wij verdedigen de tweede optie. Een dergelijke strijd voeren heeft overigens automatisch ook een effect op het eigen leven.”

    Wat vind je van de open brief van zes Franstalige vrouwelijke politici om van vrouwenrechten een maatschappelijke prioriteit te maken in alle partijen en op alle machtsniveaus?

    “Céline Frémault (Brussels minister voor cdH), Valérie De Bue (Waals minister voor MR), Cécile Jodogne (Brussels staatssecretaris voor Défi), Marie-Christine Marghem (federaal minister voor MR),

    Sophie Rohonyi (voorzitter van Défi Périphérie) en Opaline Meunier (gemeenteraadslid voor cdH) ondertekenden de open brief. Er valt niet veel van te verwachten.

    “De regering MR-NVA verklaarde dat “de grootste aandacht voor gender in werkgelegenheid een hoeksteen van dit kabinet zal zijn.” Als vrouwelijke politici echt een vrouwvriendelijk beleid willen voeren, moeten ze vakbondseisen overnemen zoals een minimum uurloon van 14 euro, de 30-urige werkweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen, de individualisering en verhoging van sociale uitkeringen boven de armoedegrens. Maar daar wordt in alle talen over gezwegen door die politici…”

    Wat is het specifieke nut van de ROSA-campagne? Zijn er niet al genoeg feministische organisaties?

    “De bewegingen voor vrouwenemancipatie groeien wereldwijd aan. Deze bewegingen verzetten zich tegen het seksisme dat overal in de samenleving aanwezig is. Maar waar komt seksisme vandaan? Hoe het te bestrijden? Hoe kunnen we verder gaan dan enkel het aanklagen ervan? Met welke methoden? De campagne ROSA wil aan dit debat deelnemen. Wij geloven niet dat de beweging versterkt kan worden door over meningsverschillen te zwijgen.

    “Ons feminisme is een feminisme dat niet tegen mannen is, maar tegen het kapitalisme. Wij nemen actief deel aan de ontwikkeling van de beweging en benadrukken de noodzaak om deze strijd te koppelen aan de kracht van de arbeidersbeweging. Dat is de enige kracht die in staat is om de hele samenleving te blokkeren met haar stakingsmethoden, zo de economische macht van de kapitalisten aan te vechten en vervolgens de maatschappij te reorganiseren op een nieuwe basis: door een einde te maken aan grote aandeelhouders, uitbuiting en discriminatie. Ons feminisme is een socialistisch feminisme.”

  • [Dossier] Internationale vrouwendag is terug van weggeweest

    Foto: Libres y Combativas

    Voor het tweede jaar op rij kwamen miljoenen vrouwen uit de werkende klasse wereldwijd op straat. Ze zijn deel van een beweging die aansluit bij een traditie die in de periode van het post-feminisme aan kracht verloor en bijna van de aardbol verdween. Onder druk van de kapitalistische crisis en nieuwe ontwikkelende strijd wint die traditie terug aan betekenis.

    dossier door Els Deschoemacker uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    100 jaar geleden staken vrouwelijke textielarbeidsters in de VS het vuur aan de lont. Ze kwamen op straat voor de 8-urendag, betere arbeidsvoorwaarden en stemrecht. De socialistische beweging riep op om er een internationale actiedag van te maken. Vandaag krijgt 8 maart opnieuw betekenis als internationale strijddag voor werkende vrouwen.

    Vorig jaar kwamen miljoenen vrouwen in de VS op straat tegen Trump en zijn seksistische, racistische, pro-rijken en kapitalistische agenda. Voor Trump aan de macht kwam, waren er al massale vrouwenacties (onder meer in India tegen verkrachtingen, in Latijns-Amerika tegen geweld op vrouwen, in Turkije tegen de ondermijning van vrouwenrechten onder Erdogan, in Ierland, Polen en Spanje voor het recht op abortus, …). Maar het aan de macht komen van Trump heeft dit groeiende bewustzijn geïnternationaliseerd en tot een hoger niveau getild in alle delen van de wereld. Dit maakte de weg vrij voor de getuigenissen die massaal naar buiten gebracht werden onder de noemer #metoo. Daarmee werd het idee dat seksisme slechts een marginaal verschijnsel is verbrijzeld.

    De voorwaarden voor een nieuwe actieve vrouwenbeweging, van vrouwen die niet tevreden zijn met wat het kapitalistische systeem hen te bieden heeft, zijn aanwezig. Het feit dat jongeren terug aanknopen – de acties op 8 maart dit jaar waren opmerkelijk jong – bij de traditie van 8 maart en er mee terug een wereldwijde actiedag voor vrouwenrechten en socialisme van maken, is een belangrijke ontwikkeling en een grote stap vooruit.

    Miljoenen staken in Spanje, “nu de strijd verderzetten”

    Vooral in Spanje nam de vrouwendag fenomenale proporties aan. De feministische staking bracht niet minder dan 6 miljoen vrouwen en mannen op de been. Nooit eerder in de geschiedenis van de klassenstrijd in de Spaanse staat vond zo’n diepgaande en massale mobilisatie plaats tegen de onderdrukking van vrouwen uit de werkende klasse, tegen ongelijkheid en geweld op vrouwen. De studentenstaking, waarvoor de studentenvakbond en Libres y Combativas (de evenknie van ROSA in Spanje) hadden opgeroepen, zette de toon voor een maandenlange voorbereiding in scholen en universiteiten en kreeg de steun van niet minder dan 90% van de scholieren en 80% van de studenten. In elke stad of dorp trokken betogingen door de straten. In Madrid waren er meer dan 1 miljoen betogers.

    Deze sterke beweging wordt aangedreven door het groeiende en opborrelende verzet tegen het Spaanse kapitalisme, en tegen het asociale en autoritaire regime van de rechtse regering-Rajoy. Na een periode van grote werkloosheid, dalende uitkeringen en lonen, afbouw van cruciale publieke diensten, … is er een enorm potentieel voor een feminisme dat de strijd aangaat tegen het verarmingsbeleid. Dat beleid treft de hele arbeidersklasse, maar het betekent vooral voor vrouwen een grote opdoffer. De acties vandaag zijn een voorbereiding op een grotere en bredere beweging van de hele arbeidersklasse tegen het kapitalisme, een systeem dat niet alleen vrouwen geen toekomst te bieden heeft maar voor de hele werkende bevolking achteruitgang betekent.

    Iers referendum op 24 mei – historische verandering op de agenda

    Onder druk van vijf jaar agitatie en massamobilisatie sinds de dood van Savita Halappanavar bij complicaties na= een geweigerde abortus in 2012 is het zover. Het referendum over de afschaffing van het grondwettelijk verbod op abortus kan op 24 mei tot historische verandering leiden.

    Dit referendum kwam er pas na lange strijd. Vorig jaar kwam Dublin op 8 maart tot stilstand met een studenten- en scholierenstaking gevolgd door een avondbetoging met 20.000 aanwezigen. Die betoging trok naar het parlement met de boodschap dat niet langer gewacht kan worden.

    De minderheidsregering onder leiding van Fine Gael probeerde de beweging te paaien. Er werd geprobeerd om de beweging van straat te halen door in aparte commissies het opheffen van het grondwettelijk verbod op abortus en de mogelijkheid van abortus op vraag tot 12 weken in de zwangerschap te onderzoeken. Zo hoopte de regering tot een voorstel te komen met zo weinig mogelijk inhoud. Maar dit mislukte. Beide commissies weerspiegelden de groeiende vraag naar verandering en de brede maatschappelijke steun voor het recht van vrouwen om zelf te beslissen.

    Deze steun werd door elke peiling bevestigd. Volgens de laatste in januari 2018 is 56% voorstander van het toekennen van het recht op abortus tot 12 weken, 29% is tegen en 15% weet het nog niet. Vooral onder jongeren is de steun ijzersterk. Zo zijn 75% van 18 tot 24-jarigen heel duidelijk pro-keuze.

    De strijd is echter nog niet gewonnen. Het zou gevaarlijk zijn om het referendum gewoon af te wachten en op de regering te vertrouwen om ons een echte pro-keuze optie te geven. ROSA Ierland speelde een beslissende rol in de campagnes voor abortusrechten, onder meer met spraakmakende acties met een abortuspiltrein en -bus. Deze acties en de campagne hebben de publieke opinie gekeerd. Nu roept ROSA Ierland op tot een massale en actieve YES-campagne zodat het referendum ook effectief een pro-keuze optie afdwingt.

    Zweden: #Metoo doet het systeem daveren

    Commentatoren omschreven #metoo niet voor niets als de belangrijkste politieke gebeurtenis van 2018. Er waren niet minder dan 65 verschillende petities en er waren meer dan 60.000 getuigenissen van personeel uit de gezondheidszorg, onderwijs, media, ingenieurs, advocaten, horeca, bouw, … Er ontstond tevens een Facebook-groep met 57.000 leden. De omvang van het fenomeen maakte dat de tegenstand tegen dergelijke petities overbrugd werd.

    Net als bij ons probeert het Zweedse establishment de beweging in haar voordeel te keren. Dat gebeurt onder meer door de aandacht af te leiden naar de ‘echte problemen’, zoals migratie, en door een grote nadruk op strengere wetten en straffen in plaats van meer publieke investeringen in huisvesting en onderwijs en in plaats van het probleem van seksisme op de werkvloer ernstig te nemen. Er waren oproepen aan de vakbonden om leiding te geven aan de strijd.

    Het fenomeen #metoo staat nu op een kruispunt. Zal de campagne wegdeemsteren of zal ze zich organiseren rond duidelijke eisen voor verandering? Ook het tegenkamp begint zich beter te organiseren. We moeten daarop antwoorden en de druk van onderuit hoog houden.

    De betogingen van 8 maart in Göteborg en Stockholm waren erg belangrijk. De linkse socialisten benadrukten er eisen rond de herverdeling van de maatschappelijke rijkdommen met hogere lonen, meer jobzekerheid, … zodat de economische en sociale positie van vrouwen versterkt wordt en zodat onderliggende oorzaken van onderdrukking en discriminatie ondermijnd worden. Op 25 maart werd een nieuwe campagne gelanceerd onder de naam ‘Socialistische Feministen.’ Die campagne komt op voor maatschappijverandering: socialisme kan de welvaart van de meerderheid van de werkende bevolking fundamenteel verbeteren en echte verandering teweegbrengen.

    Hong Kong: migrantenvrouwen tegen slavernij

    De strijd van migrantenarbeiders en hun organisaties is een indrukwekkend voorbeeld van de stemming om terug te vechten. Zowat 300.000 migrantenvrouwen werken in Hong Kong onder omstandigheden die aan slavernij doen denken: zes dagen per week tot 16 uur per dag werken voor een zeer laag loon.

    Het is belangrijk dat deze werkenden zich organiseren en aansluiting vinden bij de rest van de arbeidersklasse. Door samen te strijden, is het mogelijk om een einde te maken aan deze arbeidsomstandigheden. Naar aanleiding van internationale vrouwendag kwamen migrantenvrouwen op straat in Hong Kong.

    [divider]

    Crisis van het kapitalisme motor achter de nieuwe vrouwenstrijd

    Foto: Jean-Marie Versyp

    De crisis van 2008 heeft overal de verwachtingen van jongeren en vrouwen gedrukt. Het is niet toevallig dat zij als eersten op straat komen. In elke grote beweging en revolutie stonden vrouwen en jongeren vooraan. Dat was het geval in de Russische Revolutie en in aanloop naar de Duitse Revolutie van 1918-1923. Vrouwelijke arbeiders waren de eersten om het einde van de oorlog te eisen en om te protesteren tegen de oplopende inflatie die basisgoederen en voedsel voor de meerderheid van de bevolking zeer schaars en duur maakte. Ook in het revolutionaire jaar 1968 was de eis voor vrouwenrechten deel van de klassenstrijd. Het samenvallen van de vrouwen- en arbeidersstrijd was essentieel om belangrijke verworvenheden af te dwingen. Dit is vandaag niet anders.

    De titel van de ROSA-conferentie op 31 maart was “Van #metoo tot #wijvechtenterug.” Hoe kunnen we deze stemming, waarbij een groot deel van de bevolking laat weten dat het genoeg is geweest, omzetten in actie? Daarbij is het belangrijk de lessen te trekken van de vrouwenstrijd uit het verleden. ROSA wil een actieve rol in deze discussie spelen.

    Voor een socialistisch feminisme – 8 maart in België

    De campagne ROSA onderscheidt zich van andere organisaties die voor vrouwenrechten opkomen. We verbinden de strijd tegen seksisme met die tegen het asociaal beleid. Onderdrukking kan immers niet aangepakt worden zonder in te gaan tegen de voorwaarden waaronder het plaatsvindt. Daarnaast richten we ons met actieve campagnes op bredere lagen en niet enkel op de klassieke activisten.

    Op 8 maart kwam ROSA op straat voor eisen die zich niet beperken tot het recht om te dragen wat we willen, tegen geweld op vrouwen en voor de vrijheid om op straat rond te lopen zonder lastig gevallen te worden. We verdedigden ook eisen rond veilig en toegankelijk openbaar vervoer, voor een minimumpensioen van 1500 euro zodat vrouwen niet gestraft worden voor het vervullen van een dubbele dagtaak die hen door de samenleving opgedrongen wordt, voor een massaal investeringsbeleid in de openbare diensten om de dubbele dagtaak aan te pakken, voor een drastische inkorting van de werkweek met behoud van loon en bijkomende aanwervingen zodat de werkdruk vermindert en de combinatie van werk en gezin haalbaar wordt. Om deze eisen af te dwingen, is strijd van de hele arbeidersbeweging nodig.

    Op de betogingen van 8 maart waren er veel jongeren, maar ook niet weinig vakbondsmilitanten. Er is een groeiende vraag naar de vakbonden – die in België sterk staan en een meerderheid van de werkenden organiseren – om offensiever op te komen voor de rechten van werkende vrouwen. Dit gaat niet ten koste van mannelijke werkenden, het is integendeel een essentiële aanvulling.

    Burgerlijke feministen benadrukken eerder dat vrouwenstrijd een aparte strijd is die niets te maken heeft met klassenstrijd. Het socialistisch feminisme is het daar niet mee eens. Werkende vrouwen kunnen slechts fundamentele eisen en rechten afdwingen in samenwerking met de hele werkende klasse. Ze moeten en zullen vechten binnen en buiten de vakbond voor meer offensieve eisen die de levensstandaard van de hele werkende klasse optillen.

    Aansluiting en bondgenoten vinden bij andere onderdrukte delen van de werkende bevolking is een andere taak die ernstig genomen moet worden. Zo roept ACOD LRB in Brussel op tot een strijdbare 1 mei optocht, voor eenheid en solidariteit in onze strijd met elke aanval op onze pensioenen, tegen herstructureringen, de aanvallen op onze uitkeringen, maar ook met de acties van vluchtelingen en sans papiers tegen het asielbeleid en de verdeel- en-heersstrategie van deze regering, tegen homofobie, …

    Op 8 maart was er in de gevestigde media vooral aandacht voor het feit dat de ondernemer van het jaar in Vlaanderen een vrouw is. Er was ook protest van de vrouwelijke CEO van Proximus tegen het feit dat de Brusselse rapper Damso een lied voor het komende WK zou opnemen. Dat is echter niet beslissend voor de verdere uitbouw van een beweging die tot verandering kan leiden. Nieuw en veel belangrijker was het feit dat er dit jaar in zeven steden marsen tegen seksisme waren op 8 maart.

    In Gent van 600 naar 1200 betogers

    In Gent was ROSA vorig jaar de eerste om op te roepen voor een mars tegen seksisme. Het werd een daverend succes: de oproep kreeg steun van mensen uit universiteits-, vakbonds- en culturele kringen. Op de mars waren er 600 manifestanten. Dit jaar verdubbelde de mars in aantal: er kwamen 1.200 hoofdzakelijke jonge betogers op straat. Eerder op de dag was er aan de universiteit een geslaagde vrouwenstaking tegen loonongelijkheid.

    Daarmee was de mars tegen seksisme een van de grootste betogingen sinds jaren in Gent. Het was het resultaat van een intensieve campagne op meer dan 10 secundaire scholen, aan de campussen van de universiteit en de hogescholen, in de wijken en op de werkplaatsen. De campagne maakte van de mars een gespreksonderwerp in de weken en dagen voor de eigenlijke betoging. Scholieren eisten op hun scholen betere seksuele opvoeding die meer is dan een biologielesje, debatten over seksisme en vrouwenrechten, maar ook gratis maandverbanden en tampons in de toiletten zodat die voor iedereen toegankelijk zijn. Op één school kwam het tot een sit-inactie met zo’n 60 scholieren, die steun kregen van enkele leerkrachten. Enkele eisen werden effectief ingewilligd (zie het artikel hierover in onze vorige editie) waarop dit nieuws in een open brief verspreid werd aan 12 andere scholen. Het is de bedoeling om ROSA verder uit te bouwen en ook elders initiatieven te nemen.

    In Brussel met 500: geen kapitalisme zonder seksisme!

    ROSA Brussel werkte nauw samen met verschillende organisaties, waaronder Wereldvrouwenmars en de lokale vrouwenwerking van de vakbond ACOD Amio. Er was een zekere aarzeling toen ROSA voorstelde om allemaal samen een grote betoging te organiseren. Het werd een compromis: aan het Centraal Station was er een feministisch dorp met infostands en van aan de ULB vertrok een betoging waarvoor ROSA met verschillende partners opriep.

    De campagne op de campus van de ULB zette de toon en mobiliseerde honderden jongeren. Koerdische en Iraanse vrouwenorganisaties sloten zich hierbij aan en gaven de mars een zeer internationalistisch karakter. Een mooie delegatie van personeelsleden en studenten van de VUB sloot aan. De betoging richtte zich tegen seksisme en het besparingsbeleid met nadruk op eisen als een studentenloon en meer middelen voor onderwijs als antwoord op de campagne van ‘Rich meet beautiful’ (waarmee studenten in de prostitutie gelokt worden om hun studies te betalen). De klacht van de Brusselse staatssecretaris voor Gelijke Kansen Bianca Debaets tegen dit soort “sugardating” is natuurlijk meegenomen, maar slechts een druppel in de zee als de studiekosten zo hoog oplopen dat deze niet voor iedereen toegankelijk zijn.

    Verder waren er in Luik, Antwerpen, Leuven, Louvain-la-Neuve en Namen lokale marsen met telkens enkele tientallen tot 200 aanwezigen. Deze acties kunnen de basis leggen voor de uitbouw van ROSA-comités in heel het land. Waar dit jaar nog getwijfeld werd of het mogelijk was om strijdbare betogingen te houden, is het duidelijk dat de successen van dit jaar de basis gelegd hebben voor marsen in elke grote stad van het land op 8 maart 2019.

  • Film ‘Suffragette’ toont deeltje van strijd van werkende vrouwen voor stemrecht

    filmsuffraMomenteel speelt de film ‘Suffragette’ in diverse bioscopen in ons land. De film brengt het verhaal van Maud Watts, een wasvrouw uit het oosten van Londen. Ze moet hard werken en wordt op een bepaald ogenblik uitgestuurd naar het westen van Londen om een pakket te bezorgen. Daar ziet ze plots hoe vrouwen de winkelruiten in Oxford Street ingooien. Maud maakt kennis met de suffragettes, een van de eerste vrouwenbewegingen voor stemrecht in Groot-Brittannië.

    Recensie door Helen Pattison uit weekblad ‘The Socialist’

    Maud wordt slecht behandeld door haar baas en heeft een politiek bewustzijn door haar ervaringen met ongelijkheid. Ze werkt langere dagen voor een slechter loon dan haar man. Het trekt haar naar de beweging van de suffragettes. Deze bewustwording is geen alleenstaand gegeven, duizenden werkende vrouwen raken in die periode politiek bewust en actief.

    De staking van vrouwen in luciferfabrieken in het oosten van Londen zinderde na in een golf van nieuwe vakbondsactiviteiten. Werknemers met een beperkte of helemaal geen scholing vervoegen de vakbonden. Werkende vrouwen en mannen bouwen de vakbonden uit maar organiseren zich ook op politiek vlak tegen armoede en ongelijkheid.

    Maud is aanvankelijk terughoudend om bij de suffragettes betrokken te raken. Ze denkt dat het niet mogelijk is om te winnen. Nadat ze op haar eerste protestactie opgepakt wordt en haar man negatief reageert op haar politieke standpunten, zet Maud toch door.

    De film wijst op het feit dat Maud veel verliest omwille van haar politieke standpunten. Werkende vrouwen werden hier harder door geraakt dan rijke vrouwen. Deze ongelijkheid tussen rijke en arme vrouwen wordt in de film getoond als de vrouw van een parlementslid die opgepakt werd meteen op borgtocht vrijkomt terwijl de andere vrouwen aan de slechte behandeling van de politie worden overgelaten. Uiteindelijk verliest Maud alles: haar werk, huwelijk en haar jonge zoon.

    Het is fantastisch om een arbeidersperspectief van de beweging van de suffragettes te zien, maar de film heeft enkele grote beperkingen. Zo wordt voorbijgegaan aan de politieke revolutie die plaatsvond in het oosten van Londen. De andere wasvrouwen worden in de film voorgesteld als tegenstanders van Maud en haar standpunten, waardoor ze zowel op de werkplaats als daarbuiten geïsoleerd staat. Maar dat was niet het geval, veel werkenden organiseerden zich in die periode tegen ongelijkheid en armoede.

    De man van Maud steunt haar standpunten niet en kijkt neerbuigend op de beweging van de suffragettes. Veel mannen, zelfs actieve vakbondsleden, deelden dit standpunt. Er was een enorme inspanning nodig om de vakbonden volledig te overtuigen van de nood aan gelijkheid voor vrouwen op alle vlakken.

    Zo steunde de lerarenvakbond National Union of Teachers de eis van gelijk loon voor gelijk werk pas in 1919. Maar op het ogenblik waarop de film gesitueerd wordt, was er ook al de National Federation of Women Teachers. Die bond kwam wel op voor gelijke lonen en tegen het verbod voor vrouwelijke leraars om te trouwen (bij het huwelijk kwam er automatisch een einde aan de tewerkstelling).

    Dit alles komt niet aan bod in de film. De bewustwording van Maud wordt voorgesteld als iets uitzonderlijk en geïsoleerd. Ze maakt kennis met een kleine groep van suffragettes die vooral uit de middenklasse komen. Via deze vrouwen wordt ze weg gehaald uit haar werkplaats en huis en raakt ze overtuigd van de individuele directe acties waar de suffragettes vandaag nog van bekend zijn.

    In werkelijkheid was het niet zo dat arbeidersvrouwen gewoon vrouwen uit de middenklasse volgden in dit type van acties. Zeker in de katoensector in het noorden van Engeland organiseerden vrouwen zich op collectieve wijze, onder meer door stakingsacties, om zo het stemrecht af te dwingen.

    Selina Cooper, een activiste in de beweging in Lancashire, stelde dat werkende vrouwen zoals haarzelf “geen politieke rechten wilden om te kunnen opscheppen dat ze gelijkwaardig zijn aan mannen. Ze wilden het gebruiken voor hetzelfde doel als mannen, om betere levensvoorwaarden te bekomen. Elke vrouw in Engeland wil politieke vrijheid om het lot van de werkende te verbeteren en de gewenste hervormingen af te dwingen.” Dit was de belangrijkste motivatie voor vrouwen zoals Maud om actief te worden. Maar in de film wordt dit achterwege gelaten.

    De film eindigt meteen na de dood van Emily Davidson die een spandoek van de suffragettes probeerde op te hangen voor de paarden van de koning. Door de film daar te eindigen, wordt benadrukt dat dit een keerpunt voor de beweging vormde.

    Maar dit was niet het einde van de beweging. Een jaar later richtte Sylvia Pankhurst een afdeling van de Women’s Social and Political Union (WSPU) op in het oosten van Londen, een afdeling die veel democratischer was dan de andere afdelingen van de WSPU. Pankhurst was een socialiste die Rusland meteen na de revolutie bezocht. Ze wilde de banden tussen de beweging van de suffragettes en de arbeidersbeweging versterken en er een politieke en syndicale beweging van maken. Ze besefte dat stemrecht slechts een onderdeel was van de strijd voor volledige gelijkheid voor vrouwen.

    In de film zegt een personage dat “zelfs Sylvia Pankhurst” zich verzette tegen haar moeder en zuster die voor individuele acties waren. Er wordt gesuggereerd dat Sylvia een gematigde en eerder conservatieve stelling innam, terwijl het tegenovergestelde het geval was. Pankhurst dacht dat meer mensen in de beweging moesten betrokken worden en dat dit de basis zou vormen voor meer militante actie op collectieve en niet op individuele wijze.

    In de film wordt gesteld dat het breken van winkelruiten mediabelangstelling en een publiek oplevert en dat hongerstakingen sympathie opleveren. Sylvia keek als socialiste verder dan de belangstelling van de gevestigde media en de sympathie van de werkende klasse, ze stelde dat er nood was aan de opbouw van een actieve beweging. Zo’n beweging zou niet alleen opkomen voor stemrecht maar voor een volledige verandering van samenleving om een einde te maken aan ongelijkheid en armoede.

    Suffragette brengt slechts een deel van het verhaal van de strijd voor stemrecht en gelijkheid voor werkende vrouwen.

    [divider]
    De trailer:

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop