Your cart is currently empty!
Tag: Venezuela
-
Waar liep het mis in Venezuela?

Zelfverklaarde Venezolaanse ‘president’ Guaido. (foto: Wikimedia) Toen Chavez in 1998 aan de macht kwam in Venezuela, werd het land symbool voor hernieuwde strijd tegen het neoliberalisme. Het was de eerste keer sinds lang dat het idee van socialisme terug op de agenda kwam. Vandaag, 20 jaar later, zinkt Venezuela steeds dieper weg in crisis. Ongeveer 10% van de bevolking is het land ontvlucht. De inflatie is torenhoog en er zijn tekorten van geneesmiddelen en voeding. De rechterzijde die doorgaans niet bekommerd is om het lot van armen wrijft zich in de handen. “Wil je socialisme? Ga dan naar Venezuela,” roept rechts wereldwijd.
Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Veelbelovende start
Het aan de macht komen van Chavez was een belangrijke positieve ontwikkeling voor de Venezolaanse massa’s. Tussen 1998 en 2009 daalde de armoede met 43%. De kindersterfte nam met 35% af en de gemiddelde levensverwachting steeg met bijna twee jaar. De voedselconsumptie per persoon lag een kwart hoger. Er waren aanzienlijke realisaties om meer mensen toegang te verlenen tot water en elektriciteit. De werkloosheid viel terug van 11% in 1998 tot 7,5% in 2009 – met een tussentijdse opstoot tot 16,8% in 2003 als gevolg van een patronale lock-out. Er kwamen voornamelijk jobs bij in de publieke sector. Een miljoen mensen leerde voor het eerst lezen en schrijven, miljoenen mensen gingen voor het eerst naar een dokter.
Aanvankelijk sprak Chavez enkel over een ‘kapitalisme met een menselijk gezicht’. Maar voor de heersende klasse en het VS-imperialisme ging dat al te ver. Het ontbrak niet aan pogingen om het regime te destabiliseren: een poging tot staatsgreep in 2002 en een patronale lock-out in 2002-2003. Het kwam tot economische sabotage om tekorten te creëren. Ondertussen draaide de propagandamachine in de commerciële media op volle toeren.
Eén factor blokte al deze pogingen van rechts af: de spontane reactie van de massa’s. Daarmee werden niet alleen pogingen tot contrarevolutie afgeslagen, het zorgde ook voor een nieuwe wind in het revolutionair proces. Voortgestuwd door de massa’s begon Chavez openlijk te spreken over de nood aan een ‘socialisme van de 21e eeuw’. Hij deed dit voor het eerst in 2005. Vervolgens werd in 2006 de PSUV opgezet, de Eengemaakte Socialistische Partij van Venezuela.
De massale acties en het grotere klassenbewustzijn hadden de Venezolaanse patroons en hun politieke lakeien zoveel pijn gedaan dat velen dachten dat de bazen effectief de aftocht hadden geblazen. Maar het kapitalisme was niet verslagen. De dreiging van contrarevolutie bleef bestaan.
De terugkeer van rechts
Als rechts terug op het politieke toneel kon komen en zelfs sympathie won onder arbeiders in de wijken en de bedrijven, kwam dit door beperkingen en fouten van de Chavistische linkerzijde. De grootste fout bestond erin dat het regime tegen elke prijs compromissen wilde sluiten met delen van de burgerij die de economische touwtjes in handen bleef houden.
Het ‘Venezolaanse socialisme’ was in feite kapitalisme met een grotere overheidstussenkomst in de economie. Er was een forse toename van het aantal banen in de publieke sector en er kwamen significante sociale hervormingen. Maar er was geen plan van socialistische maatschappijverandering. Zelfs de ‘nationalisaties’ door de regering waren veeleer publiek-private samenwerkingsverbanden waarbij er niet onteigend werd maar bedrijven opgekocht werden door de overheid (vaak tegen een hogere prijs dan de reële waarde).
Bij gebrek aan democratische controle door de personeelsleden en de gebruikers van de publieke sector, creëerde de uitbreiding van de publieke sector een groter speelveld voor een bureaucratie die van ruime privileges genoot. Deze bureaucratie heeft zich jarenlang verzet tegen een terugkeer van rechts. De bureaucratie leefde immers op de kap van de Chavistische beweging. Maar anderzijds verzette die bureaucratie zich tegen alle vormen van arbeiderscontrole op de staat en op de productie. Dat vormde immers een bedreiging voor haar parasiterende positie. Er kwam steeds meer repressie tegen alle vormen van strijd of kritiek.
Venezuela beschikt over de grootste oliereserve ter wereld. De olie-export door staatsbedrijf PDVSA is goed voor 95% van de export en 50% van het BBP. De dalende olieprijzen hebben de inkomsten van de staat gekelderd en zorgden voor een galopperende inflatie. De Venezolanen moeten in de rij staan voor de aankoop van zowat elk basisproduct: van suiker en olie over geneesmiddelen tot toiletpapier. De staat legde een rantsoenering op. Een bevriezing van de prijzen leidde tot de ontwikkeling van een grote zwarte markt. Daar komen dan nog economische sancties door de VS bovenop.
De afgelopen maanden ging het regime over tot forse besparingen, aanvallen op lonen en duizenden afdankingen in de publieke sector. Een overwinning van de rechtse reactionaire krachten zal echter geen enkel probleem van de werkenden oplossen. Integendeel! Couppleger Guaidó is een wolf in schapenvacht. Zijn programma komt uiteindelijk neer op wraak door de bazen.
Deze crisis toont niet het falen van socialisme. Het is een mislukking van een instabiel kapitalistisch model met een burgerlijke en militaire bureaucratische kaste die er alles aan heeft gedaan om te vermijden dat het revolutionair proces een noodzakelijke stap verder ging door de vestiging van een democratisch geplande economie waarin de strategische sectoren van de economie uit de handen van het patronaat worden gehaald om ze in dienst van de bevolking te plaatsen.
[divider]
30 & 31 maart. SOCIALISME 2019: van ongenoegen tot verzetHier vind je het programma en praktische info
13u30 – 15u30 : Commissie : Latijns-Amerika en Venezuela
-
Venezuela: voor een echt socialistisch alternatief dat een einde maakt aan de corrupte bureaucratie
De situatie in Venezuela heeft de afgelopen uren een kritiek punt bereikt. De nieuwe leider van de rechterzijde en extreemrechts in het land, Juan Guaidó (de recent verkozen voorzitter van het contrarevolutionaire nationale parlement), riep zichzelf uit tot president. Hij roept zijn aanhangers op tot straatprotest om de regering van Maduro te verdrijven. De meest reactionaire regeringen in Latijns-Amerika en daarbuiten, met Jai Bolsonaro (Brazilië) en Donald Trump (VS) vooraan, waren er snel bij om Guaidó te erkennen als enige “legitieme president” van Venezuela.Verklaring door Izquierda Revolucionaria (CWI in Venezuela)
Staatsgreep gepland door het imperialisme en de rechterzijde in Venezuela
Met allerhande bedreigingen eiste de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (en voormalige CIA-directeur) Mike Pompeo dat de regering-Maduro meteen ontslag neemt. “We houden alle opties open,” zei Trump. De leider van rechts in Venezuela zei op televisie dat “we dicht bij het ogenblik staan waar we al jaren voor vechten.” Hij riep Maduro op om ontslag te nemen “als hij zijn eigen leven wil redden.” Latijns-Amerikaanse regeringen de voor een reactionair en asociaal beleid staan en zich gedienstig onderwerpen aan Washington, waren meteen enthousiast voor deze staatsgreep, ook al beweren ze voor ‘democratie’ op te komen. Kijk maar naar wie deze ‘heilige alliantie’ leidt: de Colombiaanse president Duque (verbonden met het narco-paramilitarisme van Urribe), de Argentijnse president Macri (verantwoordelijk voor de brutale besparingen die geleid hebben tot massaal protest in dat land) of de Hondurese president Juan Orlando Hernández (die vorig jaar electorale fraude met steun uit de VS organiseerde en verantwoordelijk voor repressie tegen activisten waarbij tientallen doden vielen). Er komt zoals verwacht ook applaus vanuit Europa, onder meer van de rechterzijde en extreemrechts in Spanje met Pablo Casado (PP), Albert Rivera (Ciudadanos) en de fascistische elementen van Vox.
Guaidó en de Venezolaanse rechterzijde proberen voordeel te halen uit de wanhoop en de verontwaardiging van de Venezolaanse bevolking als gevolg van de economische en sociale ineenstorting van het land. Het BBP en de levensstandaard zijn de voorbije vier jaar gehalveerd. De situatie wordt enkel erger met prijsverhogingen tot 1000% sinds het begin van dit jaar!
Op dit ogenblik protesteren tienduizenden mensen in verschillende delen van het land. Ze volgen de oproep van Guaidó om de straten niet te verlaten tot Maduro ontslag neemt of het leger ingrijpt om hem te verwijderen. Hiermee wordt het script van de mislukte rechtse staatsgreep tegen Chavez in april 2002 opnieuw bovengehaald. Aan de andere kant kwamen aanhangers van de regering samen op het Plaza O’Leary in Caracas en andere centrale plaatsen in de grote steden. Van daar trokken ze naar het Miraflores paleis. Daarmee volgen ze de oproep van Diosdado Cabello, de leider van de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV), die opriep om net als in 2002 naar het presidentieel paleis te trekken om het te verdedigen tegen een aanval door de oppositie.
Akkoorden van de regering met de kapitalisten hebben de weg opengelegd voor de reactie
Het belangrijkste verschil tussen de huidige staatsgreep en die tegen Chavez in 2002 is dat de parasiterende, corrupte en reactionaire Venezolaanse rechterzijde er nu in slaagt om niet enkel jonge studenten, zelfstandigen en kleine ondernemers uit de middenklasse op de been te brengen, zoals tijdens de gewelddadige campagne waarbij meer dan 100 doden vielen tussen maart en juli 2017. Nu zijn er significante lagen van jongeren, werklozen en zelfs werkenden bij betrokken. Zij zijn wanhopig door de economische situatie en de brutale prijsverhogingen. Ze trekken vanuit arme wijken de straat op na oproepen door rechts en extreemrechts.
Sinds augustus 2018 past de regering-Maduro het zogenaamde Economisch Herstelplan toe. De Bolivar werd gedevalueerd en vervangen door een nieuwe munt, de Onafhankelijke Bolivar (met een koers van 60 BS voor 1 dollar). De hyperinflatie was al onhoudbaar, maar bereikt nieuwe niveaus. Voor het begin van deze laatste crisis, stond de koers al op 3.000 BS voor een dollar. Sommige analisten voorspellen een inflatie van zes of zeven cijfers dit jaar.
Een eenvoudige raadpleging in een privaat ziekenhuis – niet alleen de middenklasse maar ook veel werkenden moeten naar private ziekenhuizen omwille van de ineenstorting van de publieke gezondheidszorg – werd op enkele dagen fors duurder: van 2.000 BS tot 15.000 BS. Het publiek telecombedrijf Movilnet verhoogde het laagste tarief van 169 tot 1.300 BS. De regering heeft deze prijsverhogingen aanvaard, of voerde ze zelf door voor diensten en producten van publieke bedrijven. Het enige antwoord van de regering was een ‘triomfalistische’ aankondiging van een loonsverhoging met 400% (van 4500 tot 18.000 BS per maand). Dat is amper 6 dollar en helemaal onvoldoende als antwoord op de prijsstijgingen van alle basisproducten.
De beloofde loonsverhogingen zijn al lang opgegeten door de hyperinflatie voor ze effectief gerealiseerd worden. Dit voedt de woede, net als de triomfalistische en zelfs neerbuigende toon van de leiding en de PSUV-bureaucratie tegen wie protesteert, het inzetten van repressie tegen heel wat werkenden die de afgelopen maanden overgingen tot defensieve stakingen en het feit dat de meeste bureaucraten zelf allerhande privileges kennen met een levensstandaard die gelijkaardig is als die van de kapitalisten. In deze context kon de rechterzijde het initiatief in handen nemen en een nieuwe aanval op de macht inzetten.
Een overwinning van de rechtse reactionaire krachten zal de problemen van de werkenden niet oplossen. Het doel van de imperialisten die achter de schermen aan de touwtjes van Guaidó trekken, is om tot een tussenkomst door hooggeplaatste militairen of toch een significante laag in het leger te komen om zo Maduro omver te werpen en de macht aan rechts te geven. De afgelopen jaren kon Maduro de macht behouden door steeds meer toegevingen, economische macht en gewicht in de regering aan de legertop te geven. Dit droeg bij tot een toename van corruptie en het zorgde voor onrust onder de werkenden. Dit biedt echter geen garantie op steun van het leger aan Maduro.
Bij het vorige offensief om de macht te grijpen in 2017 slaagde de rechterzijde er al in om een bres te slaan in het staatsapparaat. Toen kwam er steun voor de Advocaat-Generaal Luisa Ortega Díaz en namen enkele topmilitairen ontslag. Een belangrijke factor voor de militaire leiding op dat ogenblik was dat de rechtse strategie niet leidde tot de massale mobilisaties waarop gehoopt werd. Het protest breidde niet uit van de stedelijke middenklasse naar de wijken van de werkenden en de armen. De terroristische activiteiten van fascistische bendes overtuigden honderdduizenden werkenden die niet tevreden waren met het regeringsbeleid om alsnog de PSUV en de Nationale Grondwetgevende Raad een laatste kans te geven. Nu is de situatie anders.
PSUV-bureaucratie staat niet voor socialisme
De gevestigde media en het internationale politieke establishment proberen de gebeurtenissen in Venezuela voor te stellen als het falen van het socialisme. Ze worden daarbij geholpen door de bureaucratische leiding van de PSUV die de rampzalige situatie en het akkoord met de kapitalisten voorstellen als een ‘overgang naar socialisme.’ De rechterzijde in Venezuela speelt in op de economische ramp om verwarring te zaaien onder de massa’s en om het idee van socialisme te discrediteren en daarmee meer algemeen ideeën als arbeiderscontrole en alles wat naar links of revolutie neigt.
Het programma van Maduro en de PSUV-leiding is lichtjaren ver verwijderd van socialisme en ook van wat miljoenen mensen verwachtten in 2013 toen ze voor het behoud van de sociale programma’s en hervormingen onder Chavez stemden. Die sociale programma’s moesten een antwoord bieden op de noden van de meest onderdrukte lagen van de bevolking.
Sindsdien hebben Maduro en zijn medewerkers, onder meer geïnspireerd door de Chinese regering en een hele reeks stalinistische ‘fellow travellers’, geprobeerd om de Venezolaanse en internationale heersende klasse ervan te overtuigen dat zij de ergste crisis uit de geschiedenis van het Venezolaanse kapitalisme konden beheersen en dat hun bewind tot minder sociale onrust zou leiden dan onder een rechts regime. De afgelopen maanden werden harde sociale besparingen en loonsverlagingen opgelegd. Duizenden personeelsleden van publieke bedrijven werden afgedankt. Dit alles werd toegedekt onder een waas van ‘revolutionaire mystiek.’
Dit beleid heeft vooral geleid tot een bijzonder snelle erosie van de massale sociale steun waarover de PSUV vroeger beschikte. Dezelfde burgerlijke krachten en zakenlui die voorheen genoten van regeringssteun en die akkoorden sloten met het regime, proberen nu in samenwerking met het imperialisme om directe controle over de regering en de staatsmacht te verwerven. Deze crisis is het resultaat van een bureaucratisch model van een kaste van gedemoraliseerde en corrupte toplui, legerleiders en politici, die zelf elke connectie met de levensomstandigheden van de meerderheid van de bevolking zijn verloren. Ze komen vooral op voor de eigen voorrechten en privileges. Hun beleid heeft de verworvenheden van de Bolivariaanse revolutie ondermijnd en laat de rechterzijde toe om vooruitgang te boeken.
Zet actiecomités op in elke wijk en elk bedrijf. Voor een links eenheidsfront tegen de staatsgreep en tegen kapitalisme en bureaucratie!
Guaidó is een wolf in schapenvacht. Hij spreekt over een regering voor iedereen en over verzoening. Als de rechtse en extreemrechts krachten die hem steunen aan de macht komen, zal dit een nachtmerrie zijn voor miljoenen werkenden en armen die nu al zwaar te lijden hebben onder de sociale en economische crisis. De politieke en economische agenda van rechts kan enkel toegepast worden als er meer afdankingen zijn, als de sociale uitgaven verder ingeperkt worden en als vakbonden, sociale bewegingen en linkse activisten nog brutaler en bloediger onderdrukt worden dan in de landen van de sponsors van de rechterzijde: Brazilië, Argentinië of Honduras.
De eerste taak van de werkende klasse en van politiek bewuste en strijdbare mensen in Venezuela is om het verzet tegen de staatsgreep te organiseren. We moeten de ware bedoelingen van Guaidó, de rechterzijde en het imperialisme aanklagen. We moeten vergaderingen opzetten in de bedrijven en werkplaatsen om onze noden en eisen te bespreken en om uit te leggen waarom de economische plannen van rechts een enorm gevaar vormen. We moeten actiecomités opzetten in elke werkplaats en elke buurt om de rechten van de werkenden te verdedigen en om op te komen voor een echt socialistisch programma dat de grote private monopolies en banken in publieke handen brengt om een einde te maken aan de hyperinflatie en de corruptie, om de privileges van de bureaucratie af te schaffen en om de macht door te geven aan de werkenden en de onderdrukten. Er moeten massale mobilisaties komen waarbij de bevolking overgaat tot legitieme zelfverdediging tegen het rechtse geweld.
De ervaring van de voorbije jaren toont dat we voor een overwinning op rechts niet het minste vertrouwen kunnen stellen in de regering-Maduro, de bureaucratie of topmilitairen. Het is het beleid van Maduro, zijn bureaucratie en de corruptie ervan die de weg openen voor een rechtse staatsgreep. De enige manier om een tragische uitkomst voor de Venezolaanse werkende klasse en onderdrukten te vermijden, is door te bouwen aan een verenigd front van de linkerzijde, een front dat volledig los staat van wie deze ramp veroorzaakt heeft. Van daaruit moeten we openlijk vechten voor de macht om een democratisch beheer van de werkenden en onderdrukten te vestigen op basis van directe democratie in alle aspecten van het sociaal en economisch leven, op basis van een economisch plan en de onteigening van de kapitalisten. Democratische arbeiderscontrole en beheer van de sleutelsectoren van de economie kan zorgen voor werkgelegenheid, een grotere productie en herovering van de sociale verworvenheden die recent afgebouwd werden.
Er is geen tijd te verliezen. Er is massaal verzet nodig tegen de rechterzijde en het imperialisme. Dit moet gebeuren met massamobilisaties van onderuit waarbij een revolutionair socialistisch en internationalistisch programma wordt verdedigd. De werkenden van de hele wereld, in de eerste plaats die van Latijns-Amerika, hebben de plicht om het bloedbad te stoppen dat de rechtse staatsgreep en zijn internationale mentors voorbereiden. Alleen de werkenden kunnen het volk redden!
-
Venezuela: revolutionaire breuk met kapitalisme nodig om uit impasse te raken
De afgelopen dagen was er heel wat aandacht voor de situatie in Venezuela. Eerst was er de mislukte poging om president Maduro te vermoorden, vervolgens werd ingezoomd op de vreselijke economische situatie in het land. Dit leidt nu ook tot vluchtelingenstromen. In onderstaande analyse van Izquierda Revolucionaria, onze zusterorganisatie in Venezuela, wordt nagegaan hoe de reactie en het imperialisme kunnen bestreden worden.
Op zaterdag 4 augustus waren er verschillende explosies op de Bolivarlaan in Caracas. Daarmee werd de toespraak van president Nicolas Maduro tijdens een parade voor de 81ste verjaardag van de Venezolaanse Nationale Garde verstoord. De explosies zorgden voor paniek. Maduro, zijn vrouw en militaire leiders werden meteen ontzet. Die avond kondigde de minister van Informatie, Jorge Rodriguez, aan dat er een terroristische aanslag met drones vol explosieven had plaatsgevonden. Hij zei dat zeven soldaten gewond waren en verschillende mensen opgepakt. De aanval werd toegeschreven aan extreemrechts.
De oppositiejournalist Patricia Poleo bevestigde deze versie van de gebeurtenissen en publiceerde een verklaring door een groep die zich de “soldaten van Franela” noemt en verantwoordelijkheid voor de aanslag opeiste. De groep in kwestie bestaat uit volgelingen van militaire leider Oscar Perez die verbonden is met extreemrechts en omkwam bij een confrontatie met de Nationale Garde op 15 januari van dit jaar. Oscar Perez was ook verantwoordelijk voor de terroristische aanslag op het Hooggerechtshof in juni 2017. De verklaring stelde dat deze aanslag onderdeel is van “operatie Feniks” dat als doel heeft om Maduro om te brengen en de regering ten val te brengen. Een dag later wees Maduro zelf met beschuldigende vinger naar de aftredende president van Colombia, Juan Manuel Santos, die recent had opgeroepen voor het omverwerpen van de Venezolaanse regering.
Het gewelddadige karakter van de Venezolaanse rechterzijde
Het gewelddadige en terroristische karakter van de Venezolaanse rechterzijde is niet nieuw. De gevestigde media, rechtse regeringen doorheen de wereld en zelfs grote delen van de sociaaldemocratie stellen deze elementen voor als “oppositiekrachten die voor democratie opkomen.” De realiteit is dat deze krachten de gewoonte hebben om tot geweld en terreur over te gaan: van de extreemrechtse staatsgreep van 2002 waarmee ze de democratisch verkozen Hugo Chavez probeerden om te brengen en zijn aanhangers op te pakken, tot de zogenaamde ‘guarimbas’: terroristische acties die aangemoedigd worden door de leiders van de ‘oppositie’ zoals Leopoldo Lopez of Henrique Capriles Radonski.
Bij de laatste ‘guarimba’ tussen maart en juli 2017 vielen er meer dan 100 doden en waren er zelfs gevallen van mensen die levend verbrand werden omdat ze zich Chavistas noemden (aanhangers van Chavez). Deze terreurmethoden waren een belangrijke reden voor de nederlaag van het offensief van de oppositie en de poging van de rechtse oppositiecoalitie MUD om de macht te nemen.
Het doel is om angst te zaaien, het land te verlammen en vervroegde verkiezingen voor de Nationale Grondwettelijke Raad (ANC) te bekomen. Dit heeft geleid tot massale tegenmobilisatie waardoor de plannen van de rechterzijde en zijn broodheren (VS-imperialisme en de reactionaire regeringen van Colombia, Brazilië en Argentinië) opnieuw in duigen vielen.
Een jaar na de parlementsverkiezingen: van mobilisatie en hoop tot frustratie en ontbering
De aanslag van 4 augustus vond exact een jaar na de regeringsoverwinning in de parlementsverkiezingen plaats. In die verkiezingen gingen miljoenen van de armsten in het land stemmen om de machtsgreep van de rechterzijde af te blokken. Miljoenen Chavista-kiezers gebruikten de verkiezingen om hun ongenoegen te uiten over het kapitalistische beleid van de regering-Maduro. Ze deden dit door kritische kandidaten naar voren te schuiven en te ondersteunen om zo een bocht naar links te eisen.
Sindsdien bestond het antwoord van Maduro, het staatsapparaat en de bureaucratie van de PSUV (de heersende partij) uit het verdelen, isoleren en repressief onderdrukken van alle kritische linkse bewegingen. Tegelijk werd het beleid van akkoorden met delen van het Venezolaanse kapitalisme versterkt. Dit gebeurde op advies van internationale adviseurs (in het bijzonder van de Chinese regering die heel wat kredieten aan Venezuela heeft gefinancierd). Het doel is niet om de revolutie te verdedigen of te beschermen, maar om het Venezolaanse kapitalisme te stabiliseren met zichzelf in een leidinggevende positie, waarbij in de praktijk de meeste linkse maatregelen die door Chavez onder druk van de bevolking werden genomen terug verdwijnen.
Maduro heeft een duidelijke bocht naar rechts genomen. Zijn economisch beleid heeft geleid tot constante prijsstijgingen en aanvallen op de lonen en rechten van werkenden. Hij geeft veel geld gegeven aan de nieuwe kapitalisten die uit de rangen van de bureaucratie voortkomen en aan die delen van de traditionele burgerij die aansturen op akkoorden met de regering. Hij liet multinationals uit China, Iran en Rusland – zogenaamde ‘bevriende naties’ – toe om grote winsten te boeken dankzij gemengde bedrijven en handelsakkoorden waarmee de nationale rijkdommen worden uitgebuit.
Een deel van de kapitalisten en het VS-imperialisme is nog steeds voorstander van een economische ineenstorting om de eigen sociale basis terug op te bouwen en een regering te vestigen zoals in Brazilië, Argentinië of Colombia. Een ander deel wil akkoorden met de regering, toch zeker op korte termijn. Dit deel wil dat Maduro zelf of delen van de militaire leiding of bureaucratie, met een ‘chavista’-retoriek, de overgang leiden waarbij de verworvenheden van het revolutionair proces worden afgebouwd.
Deze bocht naar rechts gebeurt in een context waarin de overgrote meerderheid van de werkenden en armen vechten om te overleven. De afgelopen drie jaar is het totaal verlies aan BBP volgens bepaalde bronnen opgelopen tot 40% – dat is een situatie die enkel kan vergeleken worden met de impact van een oorlog. De jaarlijkse inflatie bedraagt volgens het IMF ongeveer 46.000%, met de voorspelling dat het kan oplopen tot het onwaarschijnlijke cijfer van 1 miljoen procent! Het is moeilijk om een exact beeld te hebben nu de centrale bank gestopt is met het publiceren van informatie.
Versterking van bonapartistische en bureaucratische tendensen in de regering
Pogingen van kritische lagen binnen de Chavista basis en van de arbeidersbeweging om de strijd tegen deze situatie te organiseren, bleven erg beperkt omwille van de moeilijkheden die gepaard gaan met de economische ineenstorting. Dit maakt het moeilijk om mensen te betrekken en te organiseren. Er is een breed gedragen demoralisatie en scepticisme als gevolg van de bocht naar rechts en het gebrek aan een eengemaakte en onafhankelijke organisatie van de werkende klasse met een duidelijk programma dat de eisen van de bevolking koppelt aan een linkse oppositie tegen de bureaucratie.
Bovenop het rampzalige economische beleid is er het probleem van de bureaucratische controle op de massale organisaties die ontwikkelden in de periode van economische groei. Het gaat om de vakbondsfederatie CSBT en de partij PSUV. Die laatste is steeds meer herleid tot een bureaucratische machine waarin elke dissidente stem meteen de kop wordt ingedrukt.
De PSUV handelt als een verlengstuk van het staatsapparaat, op een manier die doet denken aan de communistische partijen in de voormalige stalinistische staten zoals de Sovjet-Unie. Het verschil is echter dat Venezuela geen gedeformeerde arbeidersstaat met een gelande economie is, maar een kapitalistische staat met kapitalistische productieverhoudingen en een grote afhankelijkheid van de wereldmarkt (omwille van het belang van olie voor de economie).
Deze ontwikkeling waarbij een revolutie niet wordt doorgezet en omgevormd tot een echte socialistische revolutie op basis van arbeidersdemocratie is niet nieuw in de geschiedenis. Iets gelijkaardig gebeurde in Nicaragua onder de Sandinisten, met de gevolgen die nu algemeen bekend zijn. Maduro en zijn aanhangers hebben een model waar ze naar kijken: China, dat duidelijk pleit voor een vorm van staatskapitalisme met een autoritair bonapartistisch regime dat elke band met revolutionaire tradities heeft doorgeknipt.
Zoals met elk bonapartistisch regime wordt geprobeerd om de interne tegenstellingen onder controle te houden. Delen die te ver gaan met hun corrupte praktijken of die een te abrupte bocht naar rechts voorstelden, werden weg gezuiverd uit angst dat ze een sociale explosie zouden veroorzaken. Ondanks de verklaringen van Maduro over socialisme en revolutie, bestaat zijn beleid uit het gebruiken van het staats- en partij-apparaat, aangevuld met vriendendiensten en selectieve repressie tegen kritische stemmen, om zo het kapitalisme te beheren en zelf aan der macht te blijven.
Een van de mogelijke gevolgen van de aanslag van 4 augustus is dat de bureaucratie er gebruik van maakt om een versterking van de bonapartistische en autoritaire maatregelen te rechtvaardigen en om de tendens van criminalisering van protest en linkse kritiek op te voeren.
Er is geen uitweg onder het kapitalisme
Na vernederende nederlagen in de regionale en lokale verkiezingen van oktober en december 2017 was de MUD niet in staat om een eengemaakte campagne te voeren in de presidentsverkiezingen van mei dit jaar. Bang van een nieuwe afgang, besloten de meeste partijen in de MUD-alliantie om niet op te komen. De alliantie werd vervolgens ontbonden en er is een nieuwe strategie onder een deel van de contrarevolutie oppositie. Deze strategie bestaat erin dat gebruik wordt gemaakt van de vreselijke economische situatie en het ongenoegen om een zogenaamd “Breed Front” (FA) op te zetten. Het doel is om naar buiten toe het gediscrediteerde apparaat van de traditionele rechtse partijen achterwege te laten en FA voor te stellen als een front van sociale bewegingen. Voorlopig heeft dit niet tot succes geleid en blijft de basis van rechts voornamelijk passief en gedemoraliseerd.
In de presidentsverkiezingen haalde Maduro het met een opkomst van minder dan 50% en de steun van minder dan 30% van de kiezers. Het imperialisme en zijn Venezolaanse marionetten weigerden het resultaat te erkennen, maar de oproepen tot straatprotest waren weinig succesvol. De bureaucratie probeerde het resultaat neer te zetten als een grote overwinning, maar daar werd algemeen doorgekeken. Het record aantal mensen dat niet ging stemmen en de apathische sfeer tijdens de campagne toonden hoe de autoriteit van het regime afgetakeld is, zeker indien het vergeleken wordt met het enthousiasme bij de verkiezingsoverwinningen van Chavez, de eerste overwinning van Maduro in 2013 en zelfs de parlementsverkiezingen een jaar geleden.
Het ongenoegen onder de bevolking kan nog verder toenemen met de nieuwe maatregelen van de regering. Verschillende verantwoordelijken voor het economisch beleid deden aankondigingen: stopzetten van de controle op de ruilwaarde van de Venezolaanse munt, omdat deze controle volgens hen de inflatie niet tegenhoudt maar net versterkt. De fundamentele kwestie blijft de ineenstorting van de productieve economie en de investeringsstaking, naast de plundering van de olierijkdom door de kapitalisten en de bureaucratie. Met of zonder muntcontrole, zou het erg moeilijk zijn voor brede lagen van de bevolking om te ontsnappen aan de ellende en de tekorten.
Voor een socialistisch programma dat ingaat tegen kapitalisten en bureaucraten. Alle macht aan de werkenden en armen
De situatie in Venezuela kan niet los gezien worden van de politieke en economische processen in de rest van Latijns-Amerika en de wereld. In de huidige context is de ruimte voor een stabiele contrarevolutie in Venezuela (door de rechterzijde of de bureaucratie zelf) niet even groot als in andere historische perioden. Er is een verscherping van de klassenstrijd op het continent met massale mobilisaties in Brazilië en Argentinië, de historische verkiezingsoverwinning van AMLO in Mexico, de groei van de linkerzijde in Colombia en de opstandige beweging in Nicaragua.
De campagne van de PSUV-leiding om de massale beweging in Nicaragua te veroordelen door het te vergelijken met de ‘guarimbas’ in Venezuela is symptomatisch. Het is de werkende klasse en de basis van de Sandinisten die zich mobiliseert, organen van zelforganisatie opzet en actief ingaat tegen de brutale repressie en het kapitalistische beleid van de burgerlijke bonapartistische regering van Daniel Ortega. Nicaragua is een voorbeeld van wat er gebeurt als de leiding die uit een revolutionaire beweging voortkomt overstapt naar het kamp van de kapitalistische klasse en maatregelen neemt tegen de werkenden en armen.
Het zwakke en parasiterende Venezolaanse kapitalisme kan de meerderheid van de bevolking geen waardig leven aanbieden. De internationale heersende klasse stelt de rampzalige toestand in Venezuela voor als het resultaat van ‘socialisme.’ In werkelijkheid werd de Bolivariaanse revolutie niet doorgezet. Chavez voerde progressieve hervormingen door die de levensstandaard verhoogd hebben. Maar er werden nooit maatregelen genomen om een einde te maken aan het kapitalisme. De banken, grootgrondbezitters of grote bedrijven werden niet in publieke handen genomen. De kapitalistische staat met zijn bureaucratie en instellingen bleef ongemoeid. Er was nooit een staat die geleid werd door werkenden en armen.
Het enige alternatief is meer dan ooit een oprecht socialistisch programma dat voor eens en voor altijd de economische en politieke macht uit handen van de kapitalisten en bureaucraten haalt om deze in handen van de werkenden en armen te brengen.
Izquierda Revolucionaria komt voor een dergelijk socialistisch programma op:
- Directe arbeiderscontrole in alle publieke en private bedrijven om op te komen voor een bevriezing van de prijzen, lokale voedselproductie en invulling van de noden van de bevolking tegen de sabotage van de kapitalisten en de bureaucratie.
- Loonsverhogingen boven de inflatie. Discussie en toepassing van collectieve loonakkoorden. Alle personeelsleden van onderaannemers moeten daarin betrokken worden en vaste contracten krijgen. Intrekking van de ontslagen van alle revolutionaire activisten die afgedankt werden door bazen en bureaucraten. Een uitkering voor alle werklozen.
- Inbeslagname en nationalisatie van alle gesloten en onderbenutte bedrijven en braakliggende grond, met de onmiddellijke aanwerving van arbeiders, boeren en studenten om er te werken onder democratische arbeiderscontrole. Nationalisatie van alle bedrijven die de economie saboteren.
- Creatie van een staatsbedrijf met een monopolie op buitenlandse handel. Democratische arbeiderscontrole om te strijden tegen speculatie, inflatie en corruptie en om ervoor te zorgen dat iedereen voldoende voedsel heeft.
- Nationalisatie van de banken, grote boerderijen en de industrie onder arbeiderscontrole om de hele economie democratisch te plannen gericht op de belangen van de bevolking.
- Creatie van een publiek gezondheidsstelsel dat gratis is en degelijke dienstverlening aanbiedt. Onteigening van private ziekenhuizen om ze onder democratische controle te plaatsen zodat er gezondheidszorg voor iedereen is, zonder onderscheid en discriminatie.
- Voor het opzetten van een publiek bouwbedrijf dat werk maakt van infrastructuur, huisvesting, universiteiten, … onder democratische controle en als onderdeel van een plan om 500.000 woningen per jaar te bouwen en het tekort aan huisvesting op drie jaar op te lossen.
- Niet-betaling van buitenlandse schulden. De imperialisten leggen ons ellende op via sancties en door ons te laten opdraaien voor hun massale accumulatie van rijkdom.
- Voor een socialistische staat gebaseerd op comités van werkenden, boeren en studenten die zich organiseren op lokaal, regionaal en nationaal vlak. Alle vertegenwoordigers moeten verkozen worden en permanent afzetbaar door de algemene vergaderingen van hun sector. Vertegenwoordigers moeten minstens om de zes maanden verantwoording afleggen aan hun basis en mogen niet meer verdienen dan het gemiddeld loon van een geschoolde arbeidskracht, om zo een einde te maken aan de corrupte bureaucratie.
Noch de kapitalisten, noch de bureaucraten! Alle macht aan de werkenden en armen!
-
Venezuela: imperialistisch offensief opgedreven na verkiezingen
Enkel als de arbeidersklasse de macht uit handen van de kapitalisten en bureaucraten haalt, kan de reactie verslagen worden!
Standpunt door Izquierda Revolucionaria en Socialismo Revolucionario (Venezuela)
Op 30 juli waren er verkiezingen voor de “Nationale Grondwetgevende Raad” (NGR). In de dagen voor deze verkiezingen steunden het VS-imperialisme en de partij MUD (een alliantie van rechtse en extreemrechtse krachten) een campagne van dreigementen en geweld om de verkiezingen te vermijden. Het Amerikaanse en Europese imperialisme en verschillende kapitalistische regeringen kondigden aan dat ze het resultaat niet zouden aanvaarden. Het Witte Huis dreigde er zelfs mee om de olie-inkomsten vanuit de VS, de belangrijkste afnemer van Venezolaanse olie, plat te leggen. Dat zou een enorm economisch probleem vormen voor de bevolking.
Op de verkiezingsdag riep MUD niet alleen op tot een boycot. In de rijkere buurten waar de partij de controle heeft, werd wie wel ging stemmen bedreigd en waren er barricades om de toegang tot kiesbureaus te verhinderen. Er was zelfs een terreuraanslag in Caracas met een bom die soldaten raakte die kiesbureaus bewaakten.
Het feit dat in deze context miljoenen mensen toch gingen stemmen, tegen het advies van het imperialisme en de rechterzijde in Venezuela in, toont dat er nog steeds een potentieel is om de contrarevolutie te stoppen. De arbeidersklasse moet zich daartoe zelf organiseren en het verzet in handen nemen. Dat is waar de burgerij en het imperialisme bang van zijn.
Ze reageerden hysterisch in de dagen na de verkiezingen en voeren de druk op Maduro en de regering op, vooral de top van het leger staat onder druk. Het officiële doel van het protest is om de resultaten van de verkiezingen te annuleren. Maar elke stap of toegeving van de regering in deze richting zal slechts een eerste zijn in het bekomen van waar rechts nu al maanden voor opkomt in een gewelddadige campagne waarin 112 mensen het leven lieten. Het doel is om de regering weg te krijgen en te vervangen door een MUD-regering die een beleid voert zoals dat van Temer in Brazilië of Macri in Argentinië.
Kapitalistisch beleid van de regering
Het mislukken van de 48-urenstaking waartoe MUD had opgeroepen op 26 en 27 juli en de mobilisatie van een aanzienlijk deel van de massa’s voor de verkiezingen, ondanks de dreigementen en de chantage, tonen dat de rechtse plannen nog kunnen gestopt worden. Dit is enkel mogelijk indien de werkenden en armen zich aan het hoofd van de staat plaatsen in plaats van de bazen en bureaucraten die het daar nu voor het zeggen hebben. Er moet bovendien een socialistisch beleid gevoerd worden.
Het beleid van de huidige regering gaat jammer genoeg in de omgekeerde richting. De afgelopen twee jaar heeft de wereldwijde kapitalistische crisis, vooral de daling van de grondstoffenprijzen, de Venezolaanse economie hard geraakt. Dit ging gepaard met een hoog niveau van corruptie. Het maakt dat er volgens sommige onderzoeken meer dan 300 miljard dollar uit de economie verdwenen is. De buitenlandse reserves staan op een extreem dieptepunt, wat problematisch is voor de import in een economie die meer importeert dan exporteert.
Onder druk van de burgerij en als onderdeel van het beleid om allianties te zoeken met zogenaamde “productieve (of patriottische) werkgevers”, heeft de regering maatregelen genomen die ingaan tegen de belangen van de werkende bevolking. Zo wordt de terugbetaling van de buitenlandse schulden aan banken en multinationals stipt gedaan, ook al betekent dit dat er minder middelen zijn voor voedsel en voor de bestrijding van tekorten. Er zijn prijsverhogingen en de rechten van werkenden worden afgebouwd. Werkgevers gaan over tot massale afdankingen, ook in overheidsbedrijven. Er zijn zogenaamde ‘speciale economische zones’ opgezet van waar de uitbuiting kan opgedreven worden. Mijnregio’s zijn aan multinationals overgeleverd zodat ze de natuurlijke rijkdommen kunnen plunderen en de arbeidsvoorwaarden ondermijnen. Het regime hoopt zo tot akkoorden te komen met het nationale en internationale kapitalisme.
Bovenop deze elementen heeft de speculatie op zowel de prijzen als de munt geleid tot enorme tekorten, niet alleen wat voedsel betreft maar ook inzake geneesmiddelen, bouwmaterialen en onderdelen voor machines. Samen met de hoogste inflatie van het continent, ongeveer 500% in 2016 en voor dit jaar wordt een inflatie in vier cijfers verwacht, is het niet verwonderlijk dat het ongenoegen onder de bevolking toeneemt. De rechterzijde speelt daarop in door aan te sturen op straatconfrontaties met een golf van geweld.
Dit geweld de kop indrukken, was volgens de regering een van de doelstellingen van de Grondwetgevende Raad. Maar veel basisactivisten van de Bolivariaanse beweging zagen de oproep tot verkiezingen als een kans om niet alleen de mobilisatie van de rechterzijde te bestrijden, maar ook om in te gaan tegen de corruptie en het beleid van de bureaucratie die veel van de sociale verworvenheden afbouwt die afgedwongen werden door de werkenden en de massa’s onder de regering-Chavez.
Het uitroepen van verkiezingen heeft het geweld op straat niet gestopt, maar net opgevoerd. Het leidde tot 112 doden en de vernieling van publieke en private bedrijven. Vertegenwoordigers van verschillende regeringen en senatoren uit Chili en Colombia trokken naar Den Haag om Maduro aan te klagen wegens misdaden tegen de mensheid. De vroegere Spaanse premier Zapatero kwam naar Venezuela om laatste onderhandelingen te voeren in de hoop om de verkiezingen te vermijden, maar er werd geen akkoord bereikt.
Er waren bijgevolg verkiezingen en dit in een sfeer van enorme druk en spanningen. Veel kiesbureaus moesten verplaatst worden omwille van geweld tussen vertegenwoordigers van MUD en de politie waardoor het te gevaarlijk was. In sommige kiesbureaus werd alles vernield en waren er gewapende confrontaties waarbij er doden en gewonden vielen.
Het maakte dat de opkomst in bepaalde gebieden erg laag was. Elders kwamen grote delen van de bevolking stemmen uit protest tegen de contrarevolutie. Zoals we eerder stelden, zou de opkomst hoger geweest zijn indien er verkiezingen waren voor een Revolutionaire Grondwetgevende Vergaderingen die een arbeidersregering zou verkiezen vanuit permanent afzetbare verkozen vertegenwoordigers van werkplaatsen en wijken om de strijd tegen het rechtse parlement en de pro-kapitalistische bureaucratie te voeren.
Bureaucratie van de regering versus kritische basis
Tijdens deze verkiezingen kende een deel van de basis van de Chavista-beweging een nieuwe ervaring van strijd tegen de bureaucratie. Dit versterkt de kritiek op die bureaucratie. Het feit dat 54.000 mensen zich kandidaat stelden voor de Grondwetgevende Raad wijst erop dat de bureaucratie de controle op de kandidaturen had verloren en dat er een sfeer van opstandigheid groeide.
De leiding van de strijd tegen de reactie kan niet overgelaten worden aan dezelfde leiders die steeds meer gewantrouwd worden door de massa’s omdat ze een kapitalistisch beleid voeren en zichzelf afzonderen van de bevolking. In verschillende regio’s werd de verkiezingscampagne niet gevoerd op basis van initiatief van onderuit maar met bureaucratische methoden waarbij verkiezingsregels gebroken werden en waarbij de electorale machine van de heersende partij PSUV werd gebruikt tegen de basis om een overwinning van de kandidaten van de bureaucratie te garanderen. Deze kandidaten waren vaak ministers, ex-ministers, burgemeesters en vakbondsleiders met weinig autoriteit of legitimiteit. Het doel was vooral om de kandidaten van onderuit te stoppen.
De bureaucratie gebruikt zelfs methoden zoals het onder druk zetten van overheidspersoneel en van mensen die afhankelijk zijn van overheidssteun om te gaan stemmen en voor de kandidaten van de regering te stemmen. De bureaucratie zette druk op mensen in plaats van hen te overtuigen met een beleid dat antwoorden biedt op de problemen.
Heel wat kritische kandidaten die tegen de leiding ingingen, denken nu na over de situatie en velen protesteerden tegen de resultaten die drie dagen na de verkiezingen nog altijd niet volledig bekend waren. Die benadering van de bureaucratie helpt de strijd tegen rechts niet. Het zorgt integendeel voor ongenoegen onder de meer twijfelende lagen van de massa’s. Het maakt de demagogie van de rechterzijde gemakkelijker en het maakt dat wie slachtoffer was van de bureaucratische methoden mogelijk kan overgewonnen worden door rechts.
Izquierda Revolucionaria en Socialismo Revolucionario riepen op voor een stem voor kandidaten van de basis die kritisch staan tegenover de regering. Deze kandidaten staan voor een revolutionair programma voor de verdediging van de verworvenheden die de afgelopen jaren werden afgedwongen. Wij eisen bovendien bijkomende verworvenheden die tegemoet komen aan de eisen van de werkenden en armen om de macht van de kapitalisten en de bureaucraten te stoppen en de ergste problemen van de bevolking aan te pakken.
Verkiezingsresultaten en rechts offensief
Op de avond van de verkiezingen werd aangekondigd dat 8.089.320 mensen hadden gestemd. Dat is een opkomst van 41,53% van de kiesgerechtigden. In de verkiezingen van 2015 haalde de PSUV samen met bondgenoten 5.622.844 stemmen en in de presidentsverkiezingen haalde Maduro het met 7.587.579 stemmen. We kunnen de cijfers van de regering niet zomaar aannemen: er was geen transparantie van de verkiezingen met controle op de stembusgang door onafhankelijke arbeidersorganisaties. Maar ondanks het offensief van de rechterzijde op politiek vlak, in de media en zelfs op een fysieke wijze, was de opkomst effectief significant.
De resultaten werden internationaal verworpen als frauduleus. Heel wat landen weigeren de resultaten te erkennen, de meeste hadden dit al voor de verkiezingen aangekondigd. Er wordt opgeroepen tot sancties tegen Venezuela. De VS beslisten om alle Amerikaanse bezittingen van Maduro in beslag te nemen (ook al heeft hij er geen). Maduro werd een dictator genoemd en kwam op een officiële zwarte lijst terecht. De VS dreigden ermee de olie-inkomsten af te snijden en er werd gedreigd met het blokkeren van leningen. Eigenlijk wordt gedreigd met een crimineel economisch embargo zoals dat tegen Cuba in de jaren 1960.
Venezuela staat op een kritisch keerpunt. Er zijn verschillende perspectieven mogelijk. Het VS-imperialisme, gesteund door de EU, is in het huidige offensief een pak verder gegaan dan ten tijde van de poging tot staatsgreep in 2002. Het doel is om verdeeldheid tot stand te brengen onder de legerleiding om een staatsgreep tegen Maduro uit te lokken en de weg te plaveien voor een machtsovername door MUD. Deze plannen worden nu versneld doorgevoerd.
Anderzijds kunnen we de mogelijkheid niet uitsluiten dat het imperialisme tegen de achtergrond van een confrontatie tijdelijk een stap achteruit zet en terugkeert naar de onderhandelingstafel. De marge voor zowel het imperialisme als de regering is echter sterk beperkt.
Na de verkiezingen haalde Maduro fors uit naar het imperialisme. “Een woordvoerder van Donald Trump zei dat ze ons niet erkennen. (…) Wat kan het ons schelen wat Trump zegt. We zijn enkel geïnteresseerd in wat het Venezolaanse volk zegt. (…) De sabotage van het oude parlement is voorbij, we moeten nu tot de orde van de dag overgaan.”
Onder de Chavistas hebben deze verklaringen de hoop gecreëerd dat er mogelijk een bocht naar links komt. Maar de regering kondigde tegelijk aan dat ze blijft oproepen tot dialoog en tot een alliantie met een deel van de kapitalistische klasse. In de leiding van de Grondwetgevende Raad zitten dezelfde figuren die de afgelopen jaren elk initiatief van onderuit ondermijnd hebben en elke ontwikkeling van arbeiderscontrole en arbeidersmacht verhinderden. Zij hebben ons tot de huidige situatie gebracht met een brede demoralisatie onder de massa’s waar de rechterzijde gebruik van maakt.
Deze weg zal enkel tot een nederlaag leiden. Het zal leiden tot een machtsovername door MUD of tot een regime dat zich wel Chavistisch, mogelijk zelfs socialistisch, voordoet, maar in de praktijk het staatskapitalisme consolideert met steun van het Russische en Chinese imperialisme. Het zou een einde maken aan de sociale verworvenheden en leiden tot meer armoede en uitbuiting.
Revolutionairen moeten in deze situatie opkomen voor een oprecht socialistisch programma waarmee de overwinning van de pro-imperialistische rechterzijde kan vermeden worden. Die rechterzijde is enkel uit op de olierijkdom en het wil de grondstoffen uitverkopen aan het imperialisme, zoals het dit 40 jaar lang gedaan heeft. We moeten strijden voor een alternatieve revolutionaire pool die een alternatief vormt op de bureaucratie die niet wil breken met het kapitalisme.
Het alternatief bestaat uit de organisatie en mobilisatie van de werkenden en armen zelf om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen en uit te breiden, om de eisen van alle onderdelen van de werkende klasse op te nemen, alle onderdrukten te verenigen in een strijd om de kapitalisten te onteigenen en te bouwen aan een revolutionaire socialistische staat in de plaats van de huidige staat die kapitalistisch blijft. We moeten strijden voor een staat op basis van raden in de wijken en op de werkplaatsen met een coördinatie op lokaal, regionaal en nationaal vlak. Verkozen vertegenwoordigers moeten permanent afzetbaar zijn. De overheid moet in handen zijn van de werkenden en armen waarbij elke vertegenwoordiger slechts het gemiddelde loon van een geschoolde werkende heeft en steeds verantwoording verschuldigd is aan wie hem of haar verkozen heeft.
Is het ‘socialisme’ mislukt in Venezuela?
Het imperialisme en de wereldwijde media combineren hun hypocriete retoriek over de huidige crisis in Venezuela met demagogische pogingen om de situatie voor te stellen als een bewijs van het falen van ‘socialisme.’ Er is een poging om van Venezuela een stok te maken waarmee naar de opkomende linkerzijde in de rest van de wereld wordt geslagen. Er is een poging om het idee dat er een alternatief op kapitalisme en besparingen mogelijk is af te schieten.
Marxisten moeten klaar en duidelijk zijn: de huidige crisis in Venezuela is geen gevolg van het falen van ‘socialisme’ maar net een gevolg van een gebrek aan echte socialistische revolutie. We hebben doorheen de jaren steeds opnieuw uitgelegd dat er heel wat kansen waren om de kapitalisten aan de deur te zetten, een nieuwe staat te bouwen op basis van arbeidersdemocratie en om socialisme op heel het continent uit te breiden. De weigering van de regeringsleiders om deze kansen aan te grijpen, maakt dat we nu een poging zien om een kapitalistisch regime op te bouwen naar Chinees en Russisch model. Het kapitalisme vormt echter de basis voor de huidige crisis.
De centrale taak voor revolutionairen is om de juiste lessen te trekken uit deze ervaring en om deze te populariseren onder de militanten en activisten van de arbeidersbeweging en onder de jongeren. Dat blijven de enige krachten die de situatie kunnen keren en een revolutionaire weg inslaan. Zo kan een nieuwe en echt revolutionaire leiding opgebouwd worden: vanuit de basis, steeds verantwoording verschuldigd aan die basis en met de autoriteit van de werkende klasse bereid om een revolutionaire socialistische breuk met het kapitalisme door te voeren. Dat was de essentiële factor die tot hiertoe ontbrak.
-
Venezuela: contrarevolutie bestrijden met een socialistisch beleid, geen kapitalistisch
De Grondwetgevende Vergadering en taken voor revolutionairen
Verklaring van Izquierda Revolucionaria en Socialismo Revolucionaria (CWI in Venezuela)
Op 1 mei kondigde president Maduro de vorming van een Grondwetgevende Vergadering aan om “de vrede te bekomen waar de Republiek nood aan heeft (…) om de fascistische staatsgreep te verslaan (…) zodat het het volk en zijn soevereiniteit is die vrede, harmonie en echte nationale dialoog opleggen.”Deze verklaring komt er in een context van diepgaande economische en sociale crisis met een inflatie van 700% (3.000% voor voedselprijzen) en een duidelijke erosie van de vele hervormingen en sociale verworvenheden die de afgelopen jaren werden bekomen. Zo werden duizenden werkenden afgedankt. De armoede liep terug onder Chavez, maar neemt nu terug spectaculair toe. Dit versterkt het geweld in de steden, de onveiligheid, marginalisering, …
De Venezolaanse rechterzijde, verenigd in MUD, gebruikt deze situatie op opportunistische en hypocriete wijze om er voordeel uit te halen. De burgerlijke parasieten van de MUD hebben echter geen alternatief voor de werkenden en de bevolking, het programma van rechts is dezelfde nachtmerrie als wat Temer in Brazilië doet of Macri in Argentinië.
Een overwinning van de contrarevolutionaire rechterzijde in Venezuela is een reële mogelijkheid geworden. De fundamentele reden hiervoor is dat de regering-Maduro geen socialistisch beleid voert, integendeel. Hij doet de ene toegeving na de andere aan de nationale en internationale kapitalisme en voert besparingen uit die ingaan tegen de sociale basis die het revolutionaire proces heeft ondersteund.
De werkende klasse en de armen deden al het mogelijke om een socialistische revolutie te bekomen met arbeidersdemocratie om zo de contrarevolutionairen te verslaan. De regering spreekt dan wel nog over socialisme en revolutie, maar voert ondertussen een kapitalistisch beleid dat de massa’s enkel demoraliseert en demobiliseert.
Contrarevolutionaire strategie en tegenstellingen in de staat
De internationale kapitalisten en de MUD reageerden geschokt op het bijeenroepen van een Grondwetgevende Vergadering. Met het gebruikelijke cynisme hebben dezelfde mensen die de staatsgreep van 2002 organiseerden en de democratisch verkozen president Chavez opsloten, het parlement ontbonden en de grondwet opschorten (ook al werd die in een referendum door 87% van de bevolking gesteund), deze mensen hebben het nu over een ‘staatsgreep’ en een ‘dictatuur’ waarbij ze krokodillentranen laten over de bedreiging van de ‘vrijheden’ in Venezuela.
De wanhoop van de MUD en de imperialisten in hun verwerping van de Grondwetgevende Vergadering komt er niet zomaar. Het doel is om Maduro zo snel mogelijk weg te krijgen, het presidentieel paleis over te nemen en een programma van privatiseringen en harde aanvallen op de werkenden en armen door te voeren waarbij alle progressieve maatregelen van onder Chavez afgebouwd worden. Dit zou overeenstemmen met de eisen van hun broodheren: het IMF en de multinationals.
Het huidige parlement, de Nationale Raad, is in december 2015 verkozen en wordt gedomineerd doorde MUD. Dit parlement is een van de belangrijkste instrumenten om de plannen van rechts door te voeren. Aanvaarden dat er een Grondwetgevende Vergadering komt, betekent dat het belangrijke instrument van het parlement wordt opgegeven. Het zou tijd en ruimte geven aan de regering om een betere positie uit te bouwen. Het kan als effect hebben dat de sociale basis van de contrarevolutionaire rechterzijde gedemoraliseerd raakt, zoals dit het geval was met de tactiek die vanaf oktober 2016 op aansturen van het Witte Huis werd toegepast. Toen stelde het imperialisme op basis van de mislukte 12-urenstaking van de MUD vast dat de rechterzijde nog onvoldoende sterk was om het presidentieel paleis te bestormen. De rechtse leiding werd gedwongen om de plannen daartoe uit te stellen en onderhandelingen met de regering aan te gaan. Dit demoraliseerde een deel van de aanhang van de MUD gedurende enkele maanden.
De beslissing van het Hooggerechtshof op 30 maart om de functies van het parlement naar zich toe te trekken, leidde tot een nieuwe situatie. Deze maatregel toonde verdeeldheid in de regering en aan de top van de staat, waardoor Maduro de maatregel moest terugtrekken. De rechterzijde voelde zich hierdoor gesterkt en ging terug de straat op waarbij zeker in het begin significante betogingen werden georganiseerd. Maar nu heeft de rechterzijde nog steeds hetzelfde probleem als acht maanden geleden. Ondanks de economische crisis en het groeiende ongenoegen tegenover de economische en politieke maatregelen die de steun voor de regering ondermijnen, slagen de leiders van de MUD er niet in om een echte band te krijgen met de massa’s (in het bijzonder de armsten.) De oorsprong van de MUD en de klassenbelangen van deze formatie die nauw verbonden is met de kapitalisten en de imperialisten maakt het moeilijk om voldoende druk op straat te kunnen krijgen om een volledige breuk met de leiding van de staat en het leger te bekomen.
De werkonderbrekingen waartoe de MUD de afgelopen weken had opgeroepen, kregen geen steun van een significant deel van de arbeidersklasse. Bovendien is de houding van de werkgevers evenmin enthousiast. Veel werkgevers denken dat een werkonderbreking niet kan leiden tot een andere regering. Ze vrezen dat deelname aan de werkonderbrekingen ertoe zal leiden dat ze geen steun en dollars meer krijgen van de regering, zeker nu de regering geen maatregelen tegen de werkgevers onderneemt.
Veel maatregelen van Chavez die tegen de belangen van de werkgevers ingingen – zoals onteigeningen, oproepen tot arbeiderscontrole en mobilisatie, … – zijn door de regering stopgezet. Heel wat zaken waar de werkgevers al jarenlang op aandringen, worden nu doorgevoerd door Maduro. Het gaat onder meer om prijsverhogingen, flexibiliteit van controles, beperking van de participatie van werkenden, een rem op pogingen van links om revolutionaire vakbonden op te zetten en strijd te voeren voor arbeiderscontrole, afbetaling van de publieke schulden, allianties met nationale en buitenlandse werkgevers om “gemengde bedrijven” en “speciale economische zones” op te zetten.
Met beperkte mogelijkheden om het niveau van straatmobilisaties op te voeren of om geslaagde economische werkonderbrekingen te organiseren, maakten heel wat MUD-leiders en een deel van het imperialisme de afgelopen weken een bocht in de richting van het versterken van acties van fascistische bendes, die door de internationale media worden voorgesteld als ontevreden jongeren die de democratie verdedigen.
Deze bendes organiseren aanvallen op publieke gebouwen en gaan de confrontatie aan met de politie. Op het ogenblik van het schrijven van dit artikel waren er al 45 doden gevallen. Het doel is om het idee te vestigen dat er een situatie van burgerconflict in Venezuela is waarbij er een krachtdadige interventie door internationale imperialistische instellingen (zoals de VN) vereist is. Ze hopen dat democratische druk en sancties de krachtsverhoudingen onder de legertop kunnen keren. Tot hiertoe slaagde rechts daar niet in.
De steun van de militaire leiding voor het organiseren van een Grondwetgevende Vergadering lijkt momenteel unaniem, althans wat de publieke verklaringen betreft. Een van de eerste en meest expliciete steunboodschappen kwam van de minister van Defensie die tevens hoofd van het leger is, Vladimir Padrino. De situatie is echter bijzonder volatiel en kan snel in de ene of de andere richting ontwikkelen. We zagen dit eerder toen de regering het Hooggerechtshof moest terugfluiten toen deze de bevoegdheden van het parlement naar zich toe trok. Het is duidelijk dat er verdeeldheid is binnen het staatsapparaat. Luisa Ortega Diaz, de openbaar aanklager die zich eerder tegen de beslissing van het Hooggerechtshof uitsprak, verklaarde nu dat “de Grondwet van 1999 niet voor verbetering vatbaar is.” Dit was een kritiek op de oproep om een Grondwetgevende Vergadering bijeen te roepen en het werd door een aantal opposanten aangegrepen om de regering voor het geweld verantwoordelijk te stellen.
Momenteel hebben de spanningen binnen het staatsapparaat er niet tot geleid dat het decreet tot het bijeenroepen van een Grondwetgevende Vergadering niet zou ondertekend of gepubliceerd worden. Maar het is niet uitgesloten dat de druk van de MUD en de imperialisten kan leiden tot nieuwe verdeeldheid of aanleiding kan geven tot een crisis in de regering en de leiding van het land.
Indien de regering een oprecht socialistisch beleid zou voeren, waarbij de werkende klasse en de armen het initiatief en de macht in eigen handen hebben om een einde te maken aan corruptie en de sabotage door de kapitalisten en de bureaucratie, dan zou het relatief makkelijk zijn om de contrarevolutionaire plannen te doorkruisen en de Bolivariaanse revolutie van een nederlaag en bureaucratische ontaarding te behoeden. Jammer genoeg gaat het huidige beleid echter in de andere richting.
De contrarevolutie bestrijden met een socialistische politiek, geen kapitalistische
Na de verkiezingsnederlaag van december 2015 eisten duizenden Chavista-aanhangers vanuit de werkende klasse in spontane bijeenkomsten een bocht naar links en de ontwikkeling van de macht van de werkende klasse en het volk. Dat was niet alleen om te strijden tegen het door rechts gedomineerde parlement, maar ook om de macht van de bureaucratie te breken, een bureaucratie die spreek over Chavismo, socialisme en revolutie maar ondertussen de verworvenheden van de revolutie afbreekt.
De regering had voorheen een “gemeenschapsparlement” en een “vaderlandscongres” opgezet. Beiden werden voorgesteld als initiatieven om de macht van het volk te stimuleren en de betrokkenheid van de basis te versterken. Maar het tegendeel was waar. Het “gemeenschapsparlement” werd nooit gebruikt om rechts te bestrijden. Een ontwikkeling ervan zoals de activisten hoopten en eisten, werd niet toegelaten. Het “vaderlandscongres” werd een grote meeting waar eindeloos gesproken werd over de macht van het volk en de “leiding van de revolutie door de arbeidersklasse”, maar zonder enige concrete maatregel om daartoe te komen.
Toen delen van de kritische basis hun stem wilden laten horen of voorstellen deden, werden ze afgedaan als “radicalen”, “ultralinksen”, “stenengooiers” of erger nog: “smeerlappen.” De officiële retoriek had het over de “leiding van de bedrijven door de arbeidersklasse”, maar ondertussen werden duizenden revolutionaire werkenden van RABSA afgedankt. Elders waren er eveneens afdankingen en de verkiezingen binnen de vakbond SUTISS (die SIDOR, het tweede grootste bedrijf in het land vertegenwoordigt) werden uitgesteld uit angst dat kritische linkse militanten het zouden halen. Hetzelfde gebeurde met de verkiezingen in de Verenigde Federatie van Olie-arbeiders FUTPV.
Deze maatregelen gaan gepaard met een economisch beleid zoals prijsstijgingen, loonsverlagingen en zelfs het breken van de loonnormen die door Chavez werden gevestigd. De regering stelt zich erg welwillend op tegenover bedrijven die weigeren om vakbonden te erkennen.
Andere uitdrukkingen van de bocht naar rechts waren de stipte afbetaling van de overheidsschulden aan de bankiers terwijl er bespaard werd op de middelen voor de import van voedsel voor de armen, de opening van de olieregio Orinoco voor gemengde bedrijven en het opzetten van een consortium onder controle van een topmilitair die akkoorden kan sluiten met private bedrijven om natuurlijke grondstoffen te ontginnen. Het regionale beleid van de ‘mijnbouwboog’ laat toe dat 12% van de Venezolaanse gebied met grondstoffen wordt vrijgegeven voor exploitatie door bedrijven zoals Gold Reserve, dat door Chavez het land werd uitgezet. Recenter was er het beleid van de ‘Expo Potencia’ waarbij miljoenen dollars aan de werkgevers werden uitgedeeld.
De zoektocht naar akkoorden met de burgerij gaat zelfs zo ver dat erkenning door het VS-imperialisme, of toch een deel ervan, gezocht wordt. De website Aporrea publiceerde recent bewijzen dat de keten van benzinestations CITGO (eigendom van staatsbedrijf PDVSA) een donatie van 500.000 deed aan de campagne van Donald Trump – zogezegd om ervoor te zorgen dat Venezuela beter zou behandeld worden door de nieuwe Amerikaanse president. Deze informatie werd tot dusver niet betwist door regeringsleiders.
Al deze elementen zijn in tegenstelling tot wat de revolutionaire basis hoopte geen toevalligheden. In de praktijk is het doel om tot socialisme te komen onder leiding van de werkenden en het volk volledig opgegeven en vervangen door een poging om een model van staatskapitalisme uit te bouwen, in alliantie met het Russische en Chinese imperialisme (die voorgesteld worden als ‘vrienden van het Venezolaanse volk’) en delen van de Latijns-Amerikaanse heersende klasse.
Vormt de Grondwetgevende Vergadering een bocht naar links?
Zal het bijeenroepen van de Grondwetgevende Vergadering leiden tot een ander beleid? Bij sommigen aan de basis van de PSUV en de Bolivariaanse regering, zelfs wie de afgelopen maanden kritisch stond tegenover de regering, is er een zekere hoop dat dit het geval zal zijn. Een andere laag van activisten en revolutionaire militanten blijft erg kritisch over de maatregel en vertrouwt het niet.
Maduro en andere leiders van de PSUV hebben het over een Grondwetgevende Vergadering van de arbeidersklasse en het volk. “Ik roep op tot een raad van burgers, niet van partijen of elites, een raad van arbeiders, communes, boeren, feministen, jogneren, studenten, inheemse mensen, maar bovenal een echte arbeidersraad, met de arbeidersklasse die beslissend is en diepgeworteld in de gemeenschap,” stelde Maduro.
In latere verklaringen werd duidelijk gemaakt dat minstens 250 leden van de Grondwetgevende Vergadering zouden verkozen worden door sectoren en gilden. Er werd gesproken over vertegenwoordigers van sociale projecten, werkenden, gepensioneerden, gemeenteraden, … Het is echter nog niet duidelijk wie hoeveel afgevaardigden zou hebben. Een aantal extreemrechtse critici herhalen paradoxaal genoeg wat enkele onkritische linkse verdedigers van de regering beweren, met name dat de Grondwetgevende Vergadering met sovjet-democratie kan vergeleken worden. Het heeft niets te maken met sovjets – verkozen organen die permanent afzetbaar zijn en waarmee de arbeidersklasse en de boeren in Rusland 100 jaar geleden de macht namen om te bouwen aan een revolutionaire socialistische staat.
Moest dit wel het geval zijn, dan zou het een enorme stap vooruit zijn. Maar de Grondwetgevende Vergadering heeft niets te maken met het ontwikkelen van organen van arbeidersmacht. Arbeidersdemocratie in de vorm van sovjets – namelijk raden van werkenden, boeren en soldaten die gevestigd worden als revolutionaire machtsorganen in de overgang naar socialisme die de ruggengraat vormen van een arbeidersstaat – kunnen enkel het resultaat zijn van sterke onafhankelijke acties van onderuit door de werkenden zelf. Dit kan niet bereikt worden door maatregelen van bovenaf, zeker niet door een regering die tegelijk tot akkoorden met de heersende klasse wil komen.
De ontwikkeling van de macht voor de arbeiders en armen betekent de vernietiging van de burgerlijke staat en zijn privileges, wetten en repressieve instrumenten (ministeries, burgemeesters, leger en politie die allemaal los van het volk staan) en de vervanging ervan door de macht van de arbeidersklasse die democratische controle heeft op de nieuwe socialistische staat in vorming, met democratisch verkozen en afzetbare raden van afgevaardigden die steeds verantwoording verschuldigd zijn aan wie hen verkoos. Geen enkele verkozen vertegenwoordiger mag meer verdienen dan het loon van een geschoolde arbeider. Dit moet gepaard gaan met de onteigening van de belangrijkste bronnen van de productie (bedrijven, grond en banken) die democratisch beheerd kunnen worden in een geplande economie waarin de noden van de bevolking centraal staan.
Het bijeenroepen van een Grondwetgevende Vergadering door de regering is echter geen revolutionaire maatregel. Het is niet op de hierboven vermelde doelstellingen gericht. Er is geen plan om de grote bedrijven, de grond of de banken onder de directe democratische controle van de werkenden en armen te plaatsen. Integendeel. Het doel van de nieuwe Grondwetgevende Vergadering en andere maatregelen van de regering is om het staatsapparaat, dat nog steeds burgerlijk is, te versterken en om tot akkoorden te komen met de nationale en de internationale kapitalisten. Dit moet verworpen worden door al wie ingaat tegen het kapitalisme en tot een socialistische samenleving wil komen.
In de negen doelstellingen die Maduro voor de Grondwetgevende Vergadering aanhaalde, wordt socialisme niet vermeld. Het wordt vervangen door de belofte van een zogenaamd ‘post-olie economisch model’. Hetzelfde met de macht van het volk, arbeiderscontrole en oproepen tot mobilisatie tegen de bureaucratie. Er wordt gesproken over de nood aan een alliantie met de werkgevers om te komen tot een “Venezuela voor iedereen.” Tot hiertoe had de regering meer bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de werkgevers om de nieuwe voorstellen te bespreken, dan met gelijk welke andere groep in de samenleving.
De werkenden en armen organiseren voor een revolutie in de revolutie om de kapitalisten en bureaucraten te stoppen
Een van de argumenten van de verdedigers van de Grondwetgevende Vergadering is dat er gezien het offensief van de contrarevolutie en de internationale druk “niets anders kan gedaan worden.” Is dit zo? Neen! We kunnen en moeten iets anders doen. We kunnen en moeten doen wat de basis al een tijdje eist en wat zelfs Chavez vlak voor zijn dood stelde: naar links keren en een revolutie binnen de revolutie doorvoeren om de macht over te nemen van diegenen die ze vandaag uitoefenen en de economie de afrond injagen: de kapitalisten en de bureaucraten. De macht moet in de plaats hiervan in handen komen van de werkenden en armen. Alleen de werkenden en onderdrukten kunnen dit bekomen. Hoe? Door een Revolutionaire Vergadering van verkozen en afzetbare vertegenwoordigers te organiseren vanuit de fabrieken, het platteland en de kazernes, door een socialistisch programma aan te nemen waarmee de kapitalisten en de ‘Bolivariaanse’ bureaucraten worden bestreden. Zij beweren socialistisch te zijn, maar hebben miljoenenbelangen in gezamenlijke bedrijven met de kapitalisten en doen er alles aan om de revolutionaire verworvenheden af te bouwen. Ze controleren een groot deel van het staatsapparaat.
Als er verkiezingen komen voor de Grondwetgevende Vergadering, waar erg waarschijnlijk lijkt op dit ogenblik, en deze enkel in dienst staan van leiders die ingaan tegen de arbeidersklasse, dan blijven alle problemen die tot de huidige situatie van demoralisatie onder de massa’s en opgang van de contrarevolutie geleid hebben bestaan. Diegenen die socialistische retoriek gebruiken en de beeltenis van Chavez om zichzelf aan de macht te houden en privileges op te stapelen, terwijl de bevolking gebukt gaat onder tekorten en inflatie, kunnen geen leiding geven.
Dat is de enige manier om een overwinning van de burgerlijke contrarevolutie te vermijden, een contrarevolutie vertegenwoordigd door de MUD en het imperialisme, maar ook door de bureaucratische ontaarding van de regering die de revolutionaire verworvenheden vernietigt en de macht van het kapitalisme versterkt. Werkenden en armen die in het verleden de revolutie vooruit stuwden en verdedigden tegen de aanvallen door het imperialisme en de contrarevolutie, moeten zich mobiliseren en onafhankelijk organiseren om onze rechten en eisen te verdedigen en op te komen voor de revolutionaire verworvenheden die bedreigd zijn.
Op 1 mei discussieerden heel wat basisorganisaties van de Chavista-beweging, organisaties die kritisch staan tegenover de regering, over het vormen van een eenheidsfront waarbij ze kritische delen van de PSUV willen verenigen rond een revolutionair beleid. Dat is de weg vooruit. Enkel het volk kan een uitweg bieden. Enkel de eenheid van de jongeren, boeren, arbeiders en revolutionaire soldaten in de strijd voor een programma dat anti-kapitalistisch, socialistisch, internationalistisch en anti-bureaucratisch is, om alle politieke en economische macht in handen van de arbeidersklasse te brengen, kan een tragische nederlaag voor de Venezolaanse revolutie vermijden.
-
Latijns-Amerika. Falen van linkse regeringen, geen steun voor rechts beleid
[Terugblik op 2016] De afgelopen jaren werd vaak naar Latijns-Amerika gekeken voor alternatieven. In Venezuela en Bolivia waren er linkse regimes die overgingen tot belangrijke hervormingen in het voordeel van de bevolking. In Brazilië was centrum-links aan de macht. Vandaag blijft daar niet veel van over. Dit betekent echter niet dat er steun is voor een rechts beleid. We publiceren een dossier door André Ferrari van onze Braziliaanse zusterorganisatie, tevens de tekst voor de bijeenkomst van het IEC (International Executive Committee) van onze organisatie eind november.

Protest tegen Temer in Brazilië [divider]
Na een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische groei verbonden aan de hoge prijzen voor grondstoffen, kwam Latijns-Amerika opnieuw in een periode van erge economische crisis en grootschalige sociale en politieke turbulentie. De basis voor deze nieuwe periode is de impact van de internationale kapitalistische crisis op het subcontinent. Vooral de vertraging in China speelt een rol, maar het is ook een uitdrukking van de structurele beperkingen van het perifere en afhankelijke model van het kapitalisme in de regio.
Tegelijk is er een crisis van de politieke alternatieven die de afgelopen 15 jaar inspeelden op het breed gedragen verzet tegen het imperialisme. De ervaring van zogenaamd progressieve regeringen, van centrum-links en van Bolivariaanse varianten in verschillende landen, toont de beperkingen. Ze verschilden sterk van elkaar, maar voorbeelden als het Lulaïsme in Brazilië of het Chavisme in Venezuela hebben geen van allen gebroken met de dominantie van het kapitaal. Ze waren hierdoor niet in staat om de eigen tegenstellingen te overkomen, verder te gaan dan een economisch model op basis van de ontginning van grondstoffen of nog om de diepe internationale crisis te confronteren.
De crisis van deze regeringen kan de weg openen voor nieuwe linkse alternatieven die in staat zijn om lessen te trekken uit de fouten, beperkingen en het verraad van deze linkse krachten. Dat is een rol waar het CWI en haar Latijns-Amerikaanse afdelingen een rol in willen spelen. Het proces van reorganisatie van de linkerzijde staat echter nog in zijn kinderschoenen. Het belangrijkste kenmerk van de huidige periode in de regio is de groei van rechtse politieke krachten. Tegen die achtergrond is het een strijd om de krachten van het revolutionaire socialisme op te bouwen.
Crisis van centrum-links en bocht naar rechts
Dit is het scenario in de belangrijkste landen in de regio. In november 2015 was er de verkiezing van Macri als president van Argentinië. Enkele dagen later won de rechtse oppositie in Venezuela een grote meerderheid in de Nationale Raad wat leidde tot een politieke impasse in het land. In 2016 werd Temer, een voorstander van een hard neoliberaal programma, president van Brazilië met een parlementaire machtsgreep waarmee Dilma Rousseff van de PT na 13 jaar van de macht werd verdreven. Ook in de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar was er een groei van de rechtse partijen en een neergang van de PT.
Deze vooruitgang van de rechterzijde vond niet alleen plaats ten koste van regeringen die als ‘progressief’ beschouwd werden, maar het gebeurde ook binnen de bestaande regeringen die bijna allemaal een bocht naar rechts namen. Deze bocht van de ‘progressieve’ regeringen heeft hun crisissen enkel verdiept, geleid tot verwarring onder hun sociale basis en ruimte gecreëerd voor een meer expliciete en agressieve rechterzijde.
Zo steunde Christina Kirchner in Argentinië Daniel Scioli, een zakenman en voormalige gouverneur van Buenos Aires. Het was een symbool voor de conservatieve bocht van het Kirchnerisme. De nederlaag van de rechtse Macri werd er nog demoraliserend door.
De situatie in Brazilië is nog duidelijker. Dilma werd in 2014 verkozen met een retoriek waarin vooral nadruk werd gelegd op het gevaar van een overwinning van het harde neoliberalisme van haar tegenkandidaat Aécio Neves van de PSDB. Maar na haar herkiezing nam Dilma het neoliberale programma van haar tegenkandidaat gewoon over. Ze voerde een beleid van fiscale besparingen, privatiseringen en besparingen op de kap van de werkenden en sociale rechten. Het leidde tot breed gedragen ongenoegen tegenover Dilma en de PT. Dit opende de weg voor de ineenstorting van de regering en de manoeuvres van de rechterzijde om de macht over te nemen.
Falen van ‘Bolivariaanse’ regeringen in Bolivia en Ecuador
In Bolivia heeft dit proces al geleid tot de eerste verkiezingsnederlaag van Evo Morales sinds hij in 2006 aan de macht kwam. In februari verloor hij een referendum over de mogelijkheid om nog eens deel te nemen aan de verkiezingen. Na de extreme sociale en politieke polarisatie in de eerste tien jaar van deze eeuw, met de water- en gasoorlogen en de openlijke confrontatie met de reactionaire rechterzijde van de oostelijke ‘media luna’ regio, dacht Morales dat hij de rechtse oppositie kon bedaren door toegevingen te doen en rechtse elementen in zijn regeringspartij op te nemen.
Het heeft ertoe geleid dat Morales inging tegen het arbeidersverzet en de strijd van de inheemse bevolking, onder meer tegen de stijgende brandstofprijzen (2010) of de poging om een autoweg aan te leggen doorheen inheems gebied in het westen van het land in 2011. In 2013 voerden de werkenden een strijd tegen de nieuwe pensioenwet. Er was onder meer een algemene staking door de vakbondsfederatie COB. De regering haalde een overwinning en slaagde er meteen ook in om het project om via de COB te bouwen aan een nieuwe arbeiderspartij tot stilstand te brengen. Door mogelijke linkse tegenstromingen te stoppen, zorgde Morales ervoor dat enkel de rechterzijde inspeelde op het ongenoegen tegen zijn regering.
De nederlaag van Morales in het referendum leidt tot onzekerheid over de toekomst van de Boliviaanse MAS (Beweging naar socialisme). In het voordeel van de MAS speelt het feit dat de crisis in Bolivia nog niet dezelfde dimensies bereikt als in andere landen en het feit dat de rechtse oppositie nog zwak en verdeeld is. Maar deze factoren kunnen veranderen in de komende periode.
Er is een gelijkaardig proces in Ecuador. President Rafael Correa kwam na een grote massabeweging aan de macht. Die beweging had twee presidenten ten val gebracht. Maar nu verliest Correa de steun van delen van de georganiseerde arbeidersklasse en de inheemse bevolking. De inheemse bewegingen georganiseerd in CONAIE en andere sociale bewegingen braken een tijdje terug met de regering. Recent besliste de regering om de Nationale Vakbond van Ecuadorianen aan te vallen en in de praktijk te ontbinden door de vakbond te verbieden. Dit leidt tot protest door verschillende vakbonden. Correa kondigde aan dat hij geen deel zou nemen aan de verkiezingen van februari 2017. Na 10 jaar aan de macht geweest te zijn, is de toekomst van zijn heersende alliantie onzeker.
Pseudo-links in Nicaragua en Peru
Toen het prestige van het Venezolaanse Chavisme groeide, gingen anderen in de richting van het ‘Bolivariaanse’ model om zo toegang tot de politieke macht in hun land te verwerven. In sommige gevallen ontstonden deze politieke krachten op een verwrongen manier, waardoor de rechterzijde kon terugkeren. In andere gevallen gingen dergelijke bewegingen snel naar rechts, zoals in Nicaragua.
In Peru kwam de neoliberale reactionaire rechterzijde in 2016 opnieuw aan de macht na een ervaring met een regering die zich baseerde op een centrum-links nationalisme. Ollanta Humala, een voormalige legerofficier en lid van de Nationalistische Partij, werd in 2011 tot president verkozen met de verwachting dat hij een Peruviaanse Hugo Chavez zou worden. Eens aan de macht voerde hij een beleid dat dichter bij Lula dan bij Chavez stond. Hij verdedigde de belangen van de grote mijnbedrijven en het grootkapitaal. Humala verloor zijn steun onder de bevolking, wat ruimte gaf voor een rechts tegenoffensief. Uiteindelijk steunde Humala geen enkele kandidaat in de verkiezing van zijn opvolger. De kandidaat die enigszins met links verbonden was, eindigde op de derde plaats. De tweede ronde van de verkiezingen in juni ging tussen twee kandidaten van de neoliberale rechterzijde: de dochter van dictator Alberto Fujimori, Keiko Fujimori, en de voormalige bankier Pedro Pablo Kuczynski. De laatste haalde het.
In Nicaragua kwamen de Sandinisten in 2007 terug aan de macht. Het ging om een karikatuur van de oude FSLN die de revolutie van 1979 had geleid. Daniel Ortega won zijn derde presidentsverkiezingen op 6 november. Hij kreeg amper tegenstand in die verkiezingen. Zijn overwinning werd gekenmerkt door een autoritair machtsmisbruik. Ortega aarzelde niet om autoritaire methoden te gebruiken om de oppositie uit te schakelen, maar dit betekent niet dat hij maatregelen nam om de lokale burgerij en het imperialisme aan te pakken. Integendeel. Ondanks internationale steun aan de ‘Bolivariaanse’ regeringen en regelmatige uithalen naar de VS, wordt de regering-Ortega gekenmerkt door een conservatief bewind, een alliantie met de grote bedrijven en de oude oligarchen en het volledig opheffen van zelfs een beperkt links programma in woorden.
Chili: na Bachelet een terugkeer van de rechterzijde?
Chili deed tussen 2010 en 2014 al ervaring op met een rechtse regering van krachten die uit het tijdperk van Pinochet komen. In 2010 werd Piñera verkozen op basis van ongenoegen tegen de regering van Michelle Bachelet van de Socialistische Partij en de Concertacion die Chili bestuurde sinds het einde van het bewind van Pinochet. De Concertacion voerde een conservatief en neoliberaal beleid.
Bachelet moest een iets linkser profiel aannemen om de verkiezingen van 2014 te winnen. Ze kwam nu op als onderdeel van de ‘Nieuwe Meerderheid’, waarin ook de Communistische Partij actief was. Haar regering ging echter door met een beleid van ‘matiging’, er kwamen slechts symbolische veranderingen in het beleid die niet volstaat voor de bewegingen die opkomen voor het publiek onderwijs, openbare diensten, …
Een van de kenmerken vandaag in Chili is het enorme ongenoegen. Dit leidt tot massale acties en strijdbewegingen, zoals de beweging ‘No+AFP’ (tegen de private pensioenfondsen) waarin onze Chileense organisatie erg actief in tussenkomt, of de strijd van de jongeren voor het recht op publiek onderwijs.
In de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar deed Bachelet het erg slecht. Het ziet er niet goed voor haar uit voor de presidentsverkiezingen van 2017. Een terugkeer van de meest expliciete rechterzijde is niet uitgesloten.
Honduras en Paraguay: precedenten van institutionele machtsgrepen
De ervaring van de staatsgrepen in Honduras en Paraguay zijn belangrijk om te begrijpen wat de dynamiek van de lokale heersende klasse en het imperialisme kan zijn in de pogingen om regeringen aan de macht te krijgen die hun belangen dienen. Het gaat dan wel om geïsoleerde feiten in kleine landen, maar deze zijn wel veelzeggend.
In Honduras was er in 2009 een manoeuvre van het parlement en de gerechtelijke macht bij het uitroepen van de noodtoestand waarop de verkozen president, Manuel Zelaya, werd afgezet. Dit moest ervoor zorgen dat Zelaya geen volksraadpleging zou houden over het opzetten van een Grondwetgevende Vergadering naar het voorbeeld van Venezuela, Bolivia en Ecuador.
Het afzetten van Zelaya leidde tot sociale strijd, maar de neoliberale rechterzijde slaagde er in alliantie met het imperialisme in om zijn beleid op te leggen. Na verkiezingen werd een conservatieve regering onder leiding van Porfirio Lobo gevormd. De verkiezingen werden niet erkend door de meeste internationale organisaties en landen uit Latijns-Amerika en Europa, maar Lobo consolideerde zijn positie.
Het ander voorbeeld van een institutionele machtsgreep zagen we in Paraguay in 2012 toen Fernando Lugo, een centrum-linkse voormalige katholieke bisschop, ondanks zijn gematigde beleid aan de kant werd geschoven met een compleet willekeurig afzettingsproces. Het proces dat door het parlement werd opgestart, duurde slechts 48 uur. De officiële rechtvaardiging voor zijn afzetting was “zwakke uitvoering van zijn rol als president.”
Zowel in Honduras als in Paraguay leidden deze machtsgrepen tot repressieve maatregelen en een harder neoliberaal beleid. Maar tegelijk moesten de verantwoordelijken voor de staatsgrepen de schijn van normale democratie hooghouden. Voor de heersende klasse, de rechterzijde en het imperialisme waren het nuttige ervaringen die ook voor Brazilië van pas kwamen.
Het einde van de macht van Lula/PT in Brazilië
Dilma Rousseff werd op 12 mei 2016 tijdelijk afgezet nadat de Senaat het opstarten van een afzettingsprocedure goedkeurde. Deze procedure werd eerder al goedgekeurd in de Kamer. De definitieve afzetting van Dilma gebeurde in een plenaire zitting van de Senaat op 31 augustus. De val van Dilma betekent het einde van de PT-regeringen die begonnen onder Lula in 2002. Het betekent ook het einde van het project van sociale akkoorden en klassencollaboratie.
De optie om Rousseff af te zetten werd niet onmiddellijk gesteund door de heersende klasse en de rechtse partijen. Zij hadden liever druk gezet op de PT om het vuile werk op te knappen met harde besparingen die uiteindelijk de electorale basis van de partij zouden ondermijnen waardoor de partij op een minder spectaculaire wijze van de macht zou verdreven worden in de verkiezingen van 2018. Een jaar voor de afzetting van Dilma stelde de belangrijkste werkgeversfederatie van het land dat ze tegen een afzettingsprocedure gekant was. Maar het aanscherpen van de economische crisis bracht de werkgevers tot het eisen van meer extreme maatregelen.
Dilma gooide haar ‘antineoliberale’ retoriek meteen na haar verkiezing in 2014 overboord. Ze deed er alles aan om aan de heersende klasse te tonen dat ze bereid was om tegenhervormingen en fiscale besparingen door te voeren. De PT-regering zorgde in 2015 voor een verdieping van de recessie, hogere belastingen voor de bevolking, besparingen op uitgaven, doorgedreven privatiseringen en een reeks voorstellen van tegenhervormingen. De PT steunde het voorstel van de PSDB in het parlement om de olie-ontginning open te stellen voor private bedrijven. Maar het was niet genoeg.
Hoe meer Rousseff het programma van de rechtse oppositie overnam, hoe meer steun ze verloor onder de bevolking zonder dat daar steun van de heersende klasse of medewerking van de rechterzijde voor in de plaats kwam. Uiteindelijk stond Dilma te zwak om het besparingsbeleid dat de grote bedrijven zo hard wilden door te voeren. De kracht van het Lulaïsme lag in de capaciteit om maatregelen in dienst van de grote bedrijven te nemen terwijl tegelijk de armste lagen van de bevolking aan boord werden gehouden met toegevingen. De diepgang van de economische crisis maakte een verderzetting van dat beleid onmogelijk.
De corruptieschandalen rond onder meer Petrobras en de financiering van verkiezingscampagnes van zowat alle gevestigde partijen (inclusief de PMDB van Temer en de PSDB) werden door de rechters en de onderzoekers van de operatie ‘Lava Jato’ zorgvuldig gemanipuleerd om vooral de PT te viseren. Dilma afzetten was de enige manier geworden om het besparingsbeleid verder te zetten en om een nieuw politiek klimaat te creëren waarin het onderzoek naar corruptie de volledige politieke situatie en alle gevestigde partijen kan destabiliseren. Voor de burgerij was een machtsgreep op basis van de afzetting van Dilma interessant: zo moest ze haar programma niet aan de kiezer voorstellen en konden corrupte politici in andere partijen overeind gehouden worden.
Er was een georganiseerd en massaal verzet tegen de machtsgreep van Temer en de rechterzijde in het parlement. Er waren betogingen met honderdduizenden deelnemers. Een meerderheid van die betogers wilde de regering niet steunen, maar de machtsgreep wel afkeuren. De leiding van deze beweging was steeds in handen van de PT en bondgenoten van de PT die niet in staat waren om de beweging naar een overwinning te brengen. Sommigen benadrukten dat de regering en Dilma moesten gesteund worden. Anderen hadden al gecapituleerd en keken naar de verkiezingen van 2018 met de mogelijke terugkeer van Lula als enige oplossing.
De enige manier om de beweging tegen de machtsgreep aan een overwinning te helpen, is door een duidelijke politieke onafhankelijkheid ten aanzien van de regering aan te nemen en een scherp programma tegen het neoliberale besparingsbeleid met daarnaast de eis van nieuwe verkiezingen. Er was geen reden om Dilma aan de macht te laten, de echte keuze ging tussen het slechte toneel van een afzettingsprocedure en een massale bevraging van de bevolking om het doorvoeren van besparingen moeilijker te maken. De PT en zijn nieuwe bondgenoten zouden dit niet verdedigd hebben en de nieuwe ontwikkelende linkerzijde (PSOL en strijdbare sociale bewegingen) waren nog niet in staat (op heel wat vlakken hadden ze niet de nodige politieke duidelijkheid) om deze eisen voldoende sterk naar voor te schuiven.
Hetzelfde zien we in de strijd tegen de niet-legitieme regering van Temer. Het is een bijzonder onpopulaire regering, maar tegelijk is er een groot wantrouwen tegen het volledige politieke stelsel. Zelfs de slogan ‘Weg met Temer’, een slogan die gesteund wordt door een grote meerderheid van de bevolking, kan pas een effectieve strijdslogan worden als het verbonden wordt met de strijd tegen de aanvallen van de regering die hard aankomen bij de werkenden en jongeren. In die strijd verdedigt het CWI in Brazilië een zo breed mogelijke eenheid in actie tegen de aanvallen van de regering en de lokale besturen. Tegelijk moet een links alternatief op de PT worden opgebouwd. Het project van klassencollaboratie van de PT is verantwoordelijk voor de huidige stappen achteruit voor de werkende klasse. Enkel een nieuwe massale socialistische linkerzijde kan de strijd tot overwinningen brengen en een alternatief vanuit de arbeidersklasse op de agenda zetten.
Venezuela op een keerpunt
Jarenlang werd een onderscheid gemaakt tussen het model van Lula in Brazilië en dat van Chavez in Venezuela. Het Chavisme was geradicaliseerd, vooral omdat het op het verzet van het imperialisme en de lokale burgerij botste zoals bij de staatsgreep van 2002 die beantwoord werd door massale acties. Zelfs zonder een socialistisch programma en bijhorende strategie was het Chavisme een inspiratiebron voor een significant deel van de werkenden en armen. In het geval van Lula was er een andere oriëntatie: in de richting van klassensamenwerking en aanpassing aan het systeem. Ondanks hun verschillen, zijn beide modellen in een diepe crisis terechtgekomen. Het stelt de noodzaak van een revolutionair socialistisch politiek alternatief.
Venezuela kent de ergste economische crisis in haar geschiedenis. In 2016 zal het land voor het derde jaar op rij een negatieve groei van het BBP kennen, er wordt een inkrimping van 8% voorspeld. De tekorten aan goederen en diensten en de inflatie blijven maar toenemen. De kost van basisproduceten nam tussen september 2015 en 2016 met maar liefst 457,5% toe. Vandaag zijn er ongeveer 24 minimumlonen nodig om rond te komen. De levensvoorwaarden gaan erop achteruit en zijn vergelijkbaar met die in oorlogszones. De kindersterfte in het eerste jaar na de geboorte is gestegen tot 18,6 per duizend, in Syrië is dat 15,4.
Een fundamentele factor in dit scenario is de internationale crisis en het einde van de grondstoffenboom, zeker met de val van de olieprijzen. Na 17 jaar aan de macht geweest te zijn, slaagde het Chavisme erin om een meer gelijke verdeling van de olie-inkomsten door te voeren toen de prijzen hoog waren, maar niet om de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te veranderen. De complete afhankelijkheid van olie, zelfs voor de import van voedsel en basisgoederen, is de fundamentele reden voor de crisis en de tekorten die leiden tot een algemeen ongenoegen onder de bevolking.
Daar bovenop is er de bewuste en opzettelijke positie van de burgerij om politieke verandering af te dwingen om de eigen belangen te dienen. De strategen van het imperialisme en de Venezolaanse burgerij schipperen steeds tussen een openlijke staatsgreep, zoals in 2002, en de strategie om tot verandering te komen via de instellingen zelfs. Ondanks die tweede optie heeft de burgerij nooit afstand gedaan van de mogelijkheid van een openlijke confrontatie als drukkingsmiddel.
Zoals in Brazilië heeft de Venezolaanse heersende klasse politieke verandering nodig om tot een oplossing te komen waarbij de gevolgen van de crisis volledig op de kap van de werkende klasse terechtkomen. De heersende klasse wil het einde van alle sociale verworvenheden van de afgelopen jaren. Ze zal daartoe alle mogelijke institutionele mogelijkheden benutten, maar desnoods wordt tot geweld overgegaan.
De vooruitgang van de rechterzijde zorgt ervoor dat de regering-Maduro, in tegenstelling tot Dilma in Brazilië, wel bereid is om tot een directe confrontatie over te gaan. Zo werd de campagne van de rechterzijde om handtekeningen op te halen voor een referendum over de afzetting van Maduro gestopt. Maar de overwegende positie van de regering op dit ogenblik is er één van toegevingen aan de burgerij en de rechterzijde. Er zijn onderhandelingen tussen de regering-Maduro en de rechtse oppositie van MUD – onderhandelingen mee opgezet door de paus – die vanuit het standpunt van de werkende klasse geen perspectief of oplossing kunnen bieden. Het kan de rechterzijde en het kapitaal enkel voordeel opleveren. Binnen het kapitalisme zal er uiteindelijk steeds overgegaan worden tot harde besparingen.
In het Venezuela van Maduro en de PSUV gaan bijna alle dollars die het land binnenkomen meteen naar de afbetaling van de buitenlandse schulden. Enkel de overblijvende kruimels gaan naar voedsel en medicijnen. Er is geen uitweg uit de economische crisis zonder een confrontatie met de belangen van het grootkapitaal. Het schorsen van de afbetaling van de schulden is een onmiddellijk noodzakelijke maatregel om het land herop te bouwen vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, de werkende klasse. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer van de werkenden is onvermijdelijk om tot een antikapitalistische en socialistische oplossing van de crisis te komen.
Maar Maduro maakt geen aanzet in die rrichting. De impasse kan leiden tot de voorwaarden van een regressieve institutionele breuk. Samenzweringen voor een staatsgreep zitten in de genen van de rechterzijde. Het kan de regering dwingen om maatregelen te nemen om haar positie te consolideren, maar deze zouden geen verdieping van het revolutionaire proces in antikapitalistische richting betekenen. Het zou integendeel de andere kant uitgaan. De centrale taak van consequente revolutionairen in Venezuela bestaat uit de opbouw van een alternatieve linkse pool tegenover de bureaucratie die de Chavisten domineert. Dit kan enkel door een strijd tegen de rechterzijde en door zich duidelijk aan de kant van de werkenden te zetten als ze de regering-Maduro confronteren.
Beperkingen van de ‘nieuwe rechterzijde’
Ondanks de vooruitgang van de rechterzijde heeft geen enkele van deze nieuwe regeringen, ook niet diegenen die met een institutionele staatsgreep aan de macht kwamen, pogingen ondernomen om een autoritair of dictatoriaal regime zoals in de jaren 1960 en 1970 te vestigen.
Er is geen sociale of politieke krachtsverhouding die dit zou toelaten, er is geen zware nederlaag geleden door de arbeidersklasse. Deze rechtse regeringen slaagden er zelfs nog niet in om een politieke en sociale basis uit te bouwen die vergelijkbaar is met die van de Latijns-Amerikaanse neoliberale partijen van de jaren 1990.
In de jaren 1990 gingen regeringen zoals die van Cardoso (Brazilië), Menem (Argentinië), Fuijimori (Peru), Gonzalo Sanchez de Lozada (Bolivia) en anderen over tot verregaande privatiseringen, dereguleringen en andere neoliberale tegenhervormingen. Daartoe werd beroep gedaan om harde repressie tegen de arbeidersbeweging en een redelijk effectieve ideologische campagne als onderdeel van het wereldwijde ideologische offensief na de val van de stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Dat leidde tot een tijdperk van illusies in de markt en wantrouwen in alternatieven op het kapitalisme die gelijkgesteld werden met stalinisme. Op deze basis genoten enkele van deze regeringen een zekere steun voor het economische beleid waarmee ook een einde werd gemaakt aan de hyperinflatie die de armsten erg hard trof. Ondanks hun karakter was er een tijdlang enige steun voor het ‘Real plan’ in Brazilië of het ‘Cavallo plan’ in Argentinië. Er was in zekere zin een sociale basis voor het neoliberale beleid.
Vandaag is dat anders. De wereldsituatie wordt niet gekenmerkt door triomfalisme van het kapitalisme, maar net het tegenovergestelde. De effecten van de crisis van 2008 blijven aanwezig in het reële leven van miljoenen werkenden. Er is enerzijds een massale verwerping van de politieke krachten die vooraan stonden in de centrumlinkse regeringen. Maar anderzijds betekent dit niet dat er nostalgische steun is voor de vroegere neoliberale regeringen. Er is geen sociale basis of steun voor een rechtse regering die openlijk opkomt voor privatiseringen, besparingen, repressie en tegenhervormingen. De impact van de crisis laat de rechterzijde niet toe om economische en sociale toegevingen te doen aan de bevolking. In de praktijk zien we het tegenovergestelde.
Het voorbeeld van Brazilië is veelzeggend. Het feit dat de niet-legitieme president Temer verklaarde dat hij in 2018 geen kandidaat zal zijn, maakt dat hij zich niet hoeft bezig te houden met zijn populariteit. Hij kan zich volledig concentreren op wat het grootkapitaal van hem vraagt. Het resultaat is een erg onpopulaire regering die zich daar bovendien weinig van aantrekt. Deze regering is al gestart met brutale aanvallen op de werkende bevolking. Er zijn elementen van een Bonapartistisch bewind met een repressief onderdeel. Het repressie-apparaat wordt nationaal gecoördineerd in Brazilië op basis van noodmaatregelen in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen. De antiterreurmaatregelen van toen worden nu ingezet tegen sociale bewegingen.
Het asociale beleid en de repressie leiden tot verzet onder de bevolking en tot strijd. Ondanks de aanvallen en ondanks de stappen achteruit was er geen grote historische nederlaag van de arbeidersklasse en gaat de strijd door. De regerende rechterzijde kan blijven beweren dat ze tegen corruptie strijden om zo de ‘linkerzijde’ aan te vallen en ze kan het idee naar voor brengen dat alles wat met ‘de staat’ te maken heeft corrupt is. Er is een zekere steun hiervoor onder de middenklasse en de kleinburgerij. Maar tegelijk is rechts niet in staat om de corruptie echt te bestrijden. De rechterzijde is er immers even hard in betrokken als de vorige ‘centrumlinkse’ regeringen.
De rechterzijde vreest dat het de controle over de onderzoeken naar corruptie kan verliezen waarop deze onderzoeken zich tegen haar keren. In Argentinië werden allerhande beschuldigingen van corruptie geuit tegen Kirchner, maar president Macri slaagde er niet in om zijn betrokkenheid bij frauduleuze praktijken in verschillende bedrijven te verklaren. In Brazilië is er geen garantie dat operatie ‘Lava Jato’ zich niet uitbreidt tot de leiding van de regering-Temer in het parlement die evenzeer betrokken is bij corruptie. Dat is waarom rechts in het parlement een nieuwe wet voorstelde tegen corruptie maar waarbij er tegelijk amnestie wordt gegeven aan wie vervolgd wordt wegens corruptie. Temer had dit nodig om zijn parlementaire steun te behouden, zeker op een ogenblik dat er groeiend ongenoegen is tegen zijn asociale beleid. Als Temer afgezet zou worden, moet het parlement indirect de nieuwe president verkiezen. Het zou een kans zijn voor de heersende klasse om een “technocratische” zogenaamd “niet-politieke” regering aan te stellen. Veel rechtse politici gebruiken vandaag het masker van technocratische managers. Onder meer Macri deed dit in Argentinië, maar ook Joa Doria, de verkozen burgemeester in de grootste stad van Brazilië, stelde zich op zo’n manier voor.
Neoliberale opvattingen kunnen een zekere steun vinden onder delen van de middenklasse en andere sociale lagen als reactie op het falen van de zogenaamde alternatieve modellen van de ‘progressieve regeringen.’ Maar dit betekent niet dat er een stevige sociale basis is voor de tegenhervormingen die doorgevoerd worden. Er is veel ruimte voor grootschalig verzet. De heersende klasse rekent daarbij op de indirecte medewerking van de vakbondsleiders en de politieke leiders van de werkenden.
Verzet tegen rechtse aanvallen
Doorheen Latijns-Amerika is er verzet en strijd tegen de besparingen van de regeringen als onderdeel van de erger wordende internationale crisis. In het eerste jaar van het presidentschap van Macri in Argentinië bijvoorbeeld was er een toename van sociale strijd die er tot op zekere hoogte voor zorgde dat de regering niet kon overgaan tot de uitvoering van het volledige besparingsprogramma. Er waren massale mobilisaties van personeel uit de publieke sector tegen de afdankingen, er waren heel wat stakingen van verschillende lagen van werkenden en in april was er een massale betoging tegen de belastingverhogingen en afdankingen. Er kwam geen algemene staking door de capitulatie van de vakbondsleiders die onderhandelingen voerden met de regering.
Michel Temer werd in Brazilië vanaf zijn eerste dag als president geconfronteerd met massale betogingen. Er waren ook tal van bezettingen van publieke gebouwen zoals het ministerie van cultuur en tal van scholen en universiteiten in het hele land. Er was een reeks van nationale eenheidsmobilisaties van de vakbondsfederaties. Een van de laatste mobilisaties was op 11 november toen een groot aantal sectoren volledig lamgelegd werd en tal van wegen geblokkeerd waren door betogingen. De actiedag van 25 november moet een opstap zijn naar een algemene staking doorheen het land.
Na jaren van demobilisatie onder de PT-regeringen zijn de voorheen meer strijdbare vakbondsfederaties als CUT een groot deel van hun mobilisatiekracht verloren en was er een opmars van een toplaag van bureaucraten. De belangrijkste en meest vastberaden bewegingen tegen Temer kwamen van buiten de officiële structuren. Dat was het geval met de scholierenbeweging en de studentenacties waarbij er telkens bezettingen waren. Meer dan 1.000 scholen en universiteiten werden bezet.
De diepte van de crisis heeft in sommige regio’s van het land geleid tot ‘Griekse’ situaties. In Rio de Janeiro wil de regionale regering massale besparingen doorvoeren met loonsverminderingen in de publieke sector. De werkenden reageerden met een meer radicale positie. Recent waren er zelfs mobilisaties onder delen van de politie en er zijn voorbeelden van de oproerpolitie die orders weigerde en niet repressief optrad tegen arbeidersprotest.
In Chili waren er belangrijke nationale acties tegen de pensioenfondsen en voor een publiek en sociaal pensioenstelsel. In Mexico was er een echte confrontatie tussen delen van de werkenden en de neoliberale regering van Pena Nieto. De strijd van de Mexicaanse leerkrachten heeft al geleid tot meer dan tien doden en tal van verdwijningen.
Er moet ook gewezen worden op de Latijns-Amerikaanse ‘feministische herfst.’ Werkende vrouwen dragen de zwaarste gevolgen van de besparingen en tegenhervormingen. Tegelijk wordt een rechtse conservatieve agenda opgelegd in verschillende landen. De vrouwenbeweging neemt een speciale rol in de frontlinie van de strijd. In Brazilië was dit heel duidelijk in de strijd tegen Temer en de corrupte parlementaire leiders, waaronder de oerconservatieve Eduardo Cunha. Vrouwen kwamen op straat en speelden een centrale rol in de strijd tegen de pogingen van Cunha om vrouwenrechten terug te dringen.
In Argentinië leidde de toename van het aantal vrouwen dat vermoord wordt tot massale acties. De moord op 16-jarige jonge vrouw was de directe aanleiding. Het protest verspreidde zich doorheen het land. De beweging ‘Geen enkele vrouw minder’ groeide sterk en organiseerde op 19 oktober een vrouwenstaking van één uur in tal van werkplaatsen.
Het vredesakkoord in Colombia
De overwinning van het neen-kamp in het het Colombiaanse referendum over het vredesakkoord tussen de regering van Juan Manuel Santos en de FARC is een stap achteruit. Het heeft geleid tot een versterking van het politieke gewicht van de voormalige rechterzijde rond ex-president Alvaro Uribe, de centrale leider van het neen-kamp. Santos was de leider van de ja-campagne, maar biedt geen echt alternatief op Uribe. Santos staat voor een gematigde vleugel die de belangen van de heersende klasse en het imperialisme dient. Hij weerspiegelt de belangen van het financiekapitaal dat een stabilisering van de politieke situatie in Colombia wil. Uribe daarentegen staat voor de grootgrondbezitters en de meest reactionaire delen van de heersende klasse.
Onder de meerderheid van de bevolking is er ongetwijfeld een steun voor het idee van een vredesakkoord waarmee een einde owrdt gemaakt aan decennia van geweld waarin duizenden doden vielen en miljoenen mensen moesten vluchten. Maar de prijs voor het vredesproces werd betaald door de bevolking. Het leidde tot weinig enthousiasme voor het referendum: amper 37% kwam stemmen. Het einde van de burgeroorlog zonder perspectief op een revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse, zal de weg openen voor een effectieve strijd met de methoden van de arbeidersklasse. De regering-Santos zal het neoliberale beleid verderzetten en moet op straat en in strijd van antwoord gediend worden. De linkerzijde en de sociale bewegingen in Colombia moeten opkomen voor een alternatief op zowel Santos als Uribe.
Mexico: strijd en repressie
In 2012 kwam de PRI in Mexico terug aan de macht. Dat was de traditionele partij die meer dan 70 jaar aan de macht was en nu herkozen werd na een korte tussentijd van regeringen van de rechtse neoliberale PAN onder leiding van Fox en Calderon. De huidige president, Pena Nieto, regeert in een van de meest onrustige landen van het continent. Mexico werd hard geraakt door de internationale economische crisis, vooral door de vertraging van de Amerikaanse economie. Bovendien zorgt de huidige vertraging van de Chinese economie voor het einde van de grondstoffenboom. De rampzalige economische en sociale situatie in Mexico leidt tot sociale, syndicale en politieke strijd.
De oorlog tegen de drugskartels die onder Calderon werd opgestart en door zijn opvolgers doorgezet, is in de praktijk een oorlog tegen de armen met tal van inbreuken op de mensenrechten. Meer dan 150.000 mensen werden omgebracht in wat een nachtmerrie was voor duizenden Mexicaanse gezinnen. Desondanks slaagde de regering er niet in om de kartels te bestrijden. De organische banden tussen de drugsmaffia en de staat zijn daarvoor te sterk. De opkomst van volksmilities die zichzelf verdedigen tegen de kartels en corrupte agenten, werd repressief beantwoord door de regering die heel wat voortrekkers van de zelfverdedigingsgroepen arresteerde als politieke gevangenen. Het bloedbad in Ayotzinapa (in de staat Guerrero) in 2014, toen 43 studenten die een betoging hielden verdwenen, leidde tot nationaal protest. Het repressieve karakter van de Mexicaanse staat en de banden met de georganiseerde misdaad werden hiermee erg duidelijk. Een ander voorbeeld van de brutale repressie was de reactie op de lerarenstaking die maandenlang duurde. In juni van dit jaar ging de overheid van Nochixlan (in de staat Oaxaca) over tot de moord op 11 betogers. Er waren ook heel wat verdwijningen en arrestaties.
De degeneratie van de PRD, een vroegere linkse afsplitsing van de PRI, leidde ertoe dat de voormalige partijleider en presidentskandidaat Lopes Obrador (algemeen bekend als AMLO) een nieuwe partij heeft opgezet: de MORENA. Die partij heeft een links profiel en werd het enige nationale referentiepunt als uitdager van de neoliberale partijen en vertegenwoordigers van de oligarchen. De partij ging er fors op vooruit in de parlementsverkiezingen van 2015. MORENA was meer een electoraal instrument dan een orgaan van sociale strijd, de partij speelde geen rol in de belangrijkste strijdbewegingen van het land.
In oktober besliste het EZLN (Zapatisten) en het Nationaal Congres van Inheemse Volkeren (CNI) om een raadpleging van de eigen basis te organiseren over de mogelijkheid van een vrouwelijke inheemse Zapatistische kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2018. Dat is een belangrijk en positief keerpunt voor het EZLN dat zich doorgaans van het politieke terrein onthield om alle aandacht te vestigen op het gebied dat het controleert in Chiapas. Van hieruit kan een nieuw politiek referentiepunt ontstaan voor grote delen van de meest onderdrukte lagen in Mexico.
Cuba herstelt banden met de VS
Het falen van het Chavisme is ongetwijfeld een van de factoren die een grote stap achteruit betekent voor de linkerzijde in Latijns-Amerika. Een andere factor daarin is de opmars van het kapitalistisch herstel in Cuba. We wezen er reeds op dat dit proces aan snelheid wint, maar dat er tegelijk heel wat tegenstellingen, beperkingen en bochten zijn in het beleid van het regime onder leiding van Raul Castro.
Het feit dat er banden met de VS worden aangeknoopt is enerzijds een stap vooruit voor de Cubaanse bevolking, maar anderzijds is het onderdeel van de strategie van het imperialisme dat de verworvenheden van de revolutie op indirecte wijze wil tenietdoen nadat alle vorige pogingen op directe wijze mislukten. De economische banden zijn nog niet volledig hersteld, maar Obama lijkt het einde van het embargo te willen gebruiken om kapitalistisch herstel in Cuba aan te moedigen. Tegelijk wil de VS de Chinese rivaal bekampen in de strijd over invloed op het eiland, net zoals dit elders in Latijns-Amerika gebeurt.
De verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president zal de strijd tussen de VS en China in Cuba sterker naar voor brengen. Trump zal gevoeliger zijn voor de reactionaire delen in de VS die tegen het herstel van de banden met Cuba waren. Hij maakte dit duidelijk op het einde van zijn campagne toen hij de anti-Castro kiezers in Miami aansprak. Maar de economische en politieke voordelen voor de VS zijn erg sterk en bekend bij de strategen van het imperialisme. Binnen de Republikeinse partij was Trump tegelijk de enige kandidaat die niet categorisch tegen de verderzetting van het beleid van Obama was en die niet pleitte voor het onmiddellijk verbreken van alle banden met het land. Hij verklaarde dat hij “op een weg in het midden” staat tussen Obama’s beleid en die delen van zijn partij die dit beleid verwerpen. Vanuit het standpunt van het Cubaanse regime is de situatie niet erg anders. De militaire manoeuvres die plaatsvonden en aangekondigd werden na de Amerikaanse presidentsverkiezingen kunnen niet misbegrepen worden. Raul Castro was wel een van de eersten die Trump feliciteerde na zijn overwinning. Het regime zal de mogelijkheid van het herstel van de banden met de VS verder proberen door te drukken. Binnen Cuba kan dit leiden tot angst en meer openlijke kritiek op de gevolgen van dit proces.
Binnen dit proces vol tegenstrijdigheden kan de verkiezing van Trump bijdragen tot een volledig kapitalistisch herstel in Cuba. De enige manier om dit en de bijhorende vreselijke sociale gevolgen te vermijden, is een strijd van de arbeidersklasse om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen. De strijd van de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse tegen het neoliberalisme, kapitalisme en imperialisme is ook een beslissende factor voor de toekomst van Cuba.
Herorganisatie van de Latijns-Amerikaanse linkerzijde
De crisis van het Lulaïsme en het Chavisme en hun varianten in Latijns-Amerika opent nieuwe ruimte voor een links alternatief op deze modellen. De groei van de PSOL in Brazilië en de FIT (Links Arbeidersfront) in Argentinië zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook andere mogelijke ontwikkelingen van een nieuwe alternatieve linkerzijde. De mogelijkheid van een inheemse Zapatistische kandidaat
Massale strijd, zoals de Chileense ervaring van de strijd tegen de pensioenfondsen, kan een rol spelen in het herorganiseren van de vakbonden en strijdbewegingen en kan grote gevolgen hebben op het politieke terrein. Er is ruimte voor een nieuw politiek alternatief in Chili, een aantal lokale verkiezingsresultaten wees al in die richting.
De herorganisatie van de socialistische linkerzijde in landen als Bolivia, Venezuela of Ecuador en Nicaragua zal de bureaucratische en autoritaire methoden van de regerende partijen en regeringen in die landen moeten overstijgen in de opbouw van een alternatieve linkerzijde. Dit proces van herorganisatie van de linkerzijde en de sociale bewegingen kan versnellen in strijd tegen het rechtse tegenoffensief.
In dit scenario hebben de krachten van het CWI in Latijns-Amerika twee centrale taken. Eerst en vooral bestaat onze rol uit het versterken van het verzet tegen de nieuwe aanvallen op sociale en democratische rechten waarbij we de beste strategie en tactieken voor deze strijdbewegingen proberen te ontwikkelen en te verdedigen. Voor duizenden werkenden, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen en alle andere onderdrukten is dit een strijd op leven en dood. Tegelijk is het belangrijk om in dit proces van strijd te bouwen aan een socialistische linkerzijde die lessen trekt uit de beperkingen en het verraad van de politieke krachten die in verschillende landen van het continent aan de macht (geweest) zijn.
-
Rechterzijde wint in Venezuela: eerste verkiezingsnederlaag voor Chavistas sinds 1998
In 1998 werd Hugo Chavez verkozen tot president van Venezuela. Sindsdien haalden hij en zijn aanhangers het in alle verkiezingen. Tot de laatste parlementsverkiezingen in december 2015. Daarin won de rechtse coalitie MUD overtuigend met 7,707 miljoen stemmen tegen 5,599 miljoen stemmen voor de alliantie rond de Partido Socialita Unido de Venezuela (PSUV). Rechts haalde 112 van de 167 zetels in het parlement. In zes grote deelstaten, goed voor meer dan de helft van de bevolking, verloor de PSUV. De staten waar de PSUV won, zijn vooral plattelandsgebieden.Analyse door Tony Saunois uit ‘Socialism Today’
Deze verkiezingen bevestigen spijtig genoeg waar wij al langer voor waarschuwen: het is een gevolg van het falen om het revolutionaire proces vooruit te duwen. Het kapitalisme moet volledig verdwijnen, we stelden dat het nodig was om de sleutelsectoren van de ecomie te nationaliseren en te bouwen aan eensysteem van democratische, socialistische planning met arbeiderscontrole en -beheer. Als dit niet gebeurt, waarschuwden we, dan zou ontgoocheling en wanhoop een logisch gevolg zijn en zou dit een terugkeer van de rechtse krachten van de kapitalistische klasse mogelijk maken.
Sinds de dood van Hugo Chavez verloor de regering onder leiding van Nicolas Maduro heel wat steun door de slechter wordende economische en sociale crisissen. Nog voor de dood van Chavez was er een ontwikkeling van deze tendens. Maar samen met de drastische economische achteruitgang kwam het sneller naar voor. Het feit dat de kapitalistische economie niet werd vervangen door een democratisch socialistisch stelsel heeft ertoe geleid dat het regime onderuit ging door twee tegengestelde en tegenstrijdige tendensen. Enerzijds maakte het regime de heersende klasse woest, anderzijds slaagde het er niet in om de noden van de massa’s in te lossen.
Het liet de kapitalistische heersende klasse toe om een stelselmatige campagne van economische sabotage en destabilisering te voeren. De tekorten aan heel wat basisproducten op vlak van voedsel en andere goederen, waren deels een gevolg van de kapitalistische acties. Tegelijk werd dit versterkt door de groei van een enorme staatsbureaucratie, corruptie en wanbeheer in de staatssectoren. Het leide tot de opkomst van een groep ‘nieuwe rijken’ onder bureaucraten van de partij en de staat. Samen met de werkgevers verrijkten zij zich op de kap van de Chavista-beweging. Er werd gesproken over de boli-bourgeoisie, naar Simon Bolivar, de held van de Chavistas.
Deze elementen waren al langer aanwezig, maar kwamen versneld naar voor als gevolg van de instorting van de olieprijs. Bij het begin van de wereldwijde financiële crisis in 2008 stond de olieprijs op ongeveer 120 dollar per vat, nu is dat nog 30 dollar en de daling blijft doorgaan. De inflatie loopt sterk op in Venezuela, vaak in cijfers met drie eenheden, het gaat om de hoogste inflatie ter wereld. De vooruitzichten voor het komende jaar zijn nog erger, er wordt verwacht dat de economie opnieuw met 7% zal krimpen. De economische chaos leidt tot het bestaan van drie officiële wisselkoersen voor de nationale munt, wat natuurlijk extra zuurstof geeft aan de zwarte markt.
Er is een groot tekort aan basisgoederen, wat leidt tot lange rijen voor vanalles en nog wat, van toiletpapier tot rijst en bonen. De lange rijen zijn dagelijkse kost geworden voor miljoenen Venezolanen. De elementen van sociale ineenstorting en desintegratie blijken onder meer uit de toename van geweld en criminaliteit. In 2014 waren er meer dan 23.000 moorden, hiermee is Venezuela een van de meest gevaarlijke en gewelddadige landen ter wereld. In restaurants zie je wel meer een bordje met als opschrift: “Niet roken. Geen wapens.”
De sociale en economische ramp is het gevolg van de poging om een ‘halve revolutie’ door te voeren, waarbij uiteindelijk het slechtste van beide werelden werd bekomen. De kapitalistische heersende klasse is kwaad en de massa’s ontevreden. De chaos die eruit voortvloeit, ondermijnt de enthousiaste steun die aanvankelijk bestond voor de ‘socialistische revolutie’ die door Chavez werd beloofd, zeker in de periode na het neerslaan van de contrarevolutionaire staatsgreep in 2002.
De erosie van de steun en de ontgoocheling hebben ruimte gelaten aan de rechtse MUD om een electorale overwinning te behalen. Het doet denken aan wat gebeurde in Nicaragua en de uiteindelijke nederlaag van de Sandinisten in 1989. Er was een opmerkelijk groot aantal onthoudingen en blanco stemmen, respectief 25 en 8%. Het gaat in totaal om zes miljoen stemmen, dat zijn er net iets meer dan het aantal stemmen voor de alliantie rond de Chavistische PSUV. MUD leerde van de mislukte pogingen tot contrarevolutie die de bevolking naar links duwden. De meeste extreme delen van de rechterzijde kwamen niet aan bod en het harde neoliberale beleid waar velen van hen voorstander van zijn, werd niet openlijk verdedigd.
Toch doet de huidige situatie in zekere zin denken aan de ervaring van het revolutionaire proces na de mislukte staatsgreep van 2002. De omvang van de recente verkiezingsoverwinning heeft onder de rechterzijde de hoop gevestigd dat het mogelijk is om enkele overblijvende sociale verworvenheden van onder de Chavistas onmiddellijk terug te dringen. Rechts ging rechtstreeks in tegen Maduro en probeerde hem af te zetten als president. De Chavistas zullen echter niet zomaar hun boeltje pakken en vertrekken. Velen hebben eigen belangen die verbonden zijn met de posities die ze in de staatsmachine innemen, een staatsmachine die nog steeds in grote mate door Chavistas wordt gecontroleerd.
In december besloot het aftredende parlement om nog snel dertien nieuwe rechters in het Hooggerechtshof aan te stellen. Dit gerechtshof besloot na de verkiezingen om drie nieuw verkozen parlementsleden af te zetten op basis van beschuldigingen van verkiezingsfraude. Het zorgde ervoor dat de MUD geen tweederdenmeerderheid kon vormen in het parlement, zo’n meerderheid zou het mogelijk maken om de macht van Maduro sterk te beperken, ministers af te zetten en de termijn van de president in te korten. Nu loopt de termijn van Maduro tot 2018.
Dit betekent echter niet het einde van de crisis of van het conflict tussen de Chavistas en de rechtse oppositie. De slechte economische situatie en aanhoudende politieke machtsstrijd zullen de komende periode wellicht enkel verergeren. Zoals een ondernemer in de Financial Times (17 december) stelde: “Dit jaar was een wandeling door het park in vergelijking met wat nog moet komen.”
Een confrontatie tussen de Chavistas rond Maduro en de rechterzijde blijft een waarschijnlijk vooruitzicht. MUD heeft al wetsvoorstellen gedaan om de ‘onteigeningen’ van private bedrijven om te keren en om opgesloten medestanders uit de gevangenis te halen. Leopoldo Lopez, de opgesloten rechtse leider, waarschuwde al dat Maduro en zijn aanhangers niet moeten proberen om de veranderingen tegen te houden want dan “zullen ze zelf afgezet worden.” Maduro reageerde als volgt: “We worden geconfronteerd met een grote crisis, een contrarevolutionaire crisis die leidt tot een machtsstrijd.”
Het is mogelijk dat sommigen in de rechtse coalitie, zoals Julio Borges, proberen om delen van de Chavista bureaucratie naar hun kant te trekken. In een interview stelde hij: “Onze onmiddellijke prioriteit is om Venezolanen toegang tot medicijnen en voedsel te geven. De regering moet begrijpen dat ze deel moet zijn van de veranderingen.” (Financial Times 17 december). Maduro probeerde sinds april 2014 een ‘samenlevingspact’ te sluiten met de oppositie. Borges waarschuwde verder: “Als de regering geen deel is van de veranderingen, moet ze zelf verdwijnen.”
Deze rechtse overwinning kan niet vergeleken worden met de bloedige nederlaag van de arbeidersklasse in Chili in 1973. Als de rechtse meerderheid in het parlement probeert om zijn echte agenda door te zetten, waarbij de hervormingen van onder Chavez volledig ontmanteld worden en de levensstandaard van de massa’s nog meer onder vuur komt te liggen, dan kan dit tot massaal verzet leiden. De ontgoochelingen die de afgelopen periode ontwikkelden, kunnen natuurlijk wel een complicatie voor dit verzet zijn.
De rechtse meerderheid in het parlement heeft geen blanco cheque gekregen. In het voormalige Chavista bastion van Barinas stelde een arbeider uit de landbouwsector dat hij voorheen voor Chavez stemde, maar nu voor de oppositie. “Ik hoop dat de overwinnaars snel voor economische verbetering kunnen zorgen. Als ze dat niet doen, zullen ze hetzelfde lot ondergaan als de vorige machthebbers.” (International New York Times, 15 december)
De kritische krachten binnen de Chavista beweging en de arbeiders en jongeren in het algemeen staan voor grote uitdagingen. Er moeten lessen getrokken worden uit deze nederlaag om te bouwen aan een onafhankelijke socialistische partij van de werkende klasse rond een programma dat breekt met het kapitalisme en opkomt voor een democratisch, socialistische geplande economie. Delen van de rechterzijde in Latijns-Amerika en de rest van de wereld proberen al om het verkiezingsresultaat in Venezuela voor te stellen als een voorbeeld van het ‘falen van het socialisme’. Dat klopt niet. Het is het falen van een poging om slechts gedeeltelijke maatregelen te nemen waarbij de kapitalistische belangen een beetje worden aangepakt, terwijl de kapitalisten hun sociale en economische macht behouden. Deze les is ook van belang voor elke toekomstige ‘linkse’ regering in Groot-Brittannië onder Jeremy Corbyn of om het verraad van Alexis Tsipras en Syriza in Griekenland te begrijpen.
-
Rechtse coalitie wint verkiezingen in Venezuela
Het proces van contrarevolutie in Venezuela komt versterkt uit de parlementsverkiezingen van 6 december. De rechtse coalitie, MUD, haalde een grote meerderheid. De PSUV, de partij van president Maduro die voortbouwt op de erfenis van de ‘Bolivariaanse revolutie’ van Hugo Chavez, leed een zware nederlaag.
Artikel door Ben (Charleroi)De rechtse coalitie haalde 7,7 miljoen stemmen of 2 miljoen meer dan in 2010. Het is meteen ook het aantal stemmen dat rechts meer haalde dan de PSUV bij deze verkiezingen. De rechterzijde gaat van 65 verkozenen in 2010 naar 112 vandaag. De PSUV verliest zijn meerderheid, van 95 verkozenen in 2010 valt de partij terug op 55 zetels. President Maduro zal dus rekening moeten houden met pogingen van de rechterzijde om het beleid stokken in de wielen te steken.
Het is de eerste belangrijke verkiezingsnederlaag sinds 1998 en de overwinning van Hugo Chavez in de presidentsverkiezingen van dat jaar. In 2010 haalde de PSUV al een pak minder verkozenen en kon de verenigde rechtse oppositie MUD enkele honderdduizenden stemmen meer dan de PSUV voor zich winnen. Bij de presidentsverkiezingen van 2013, na het overlijden van Chavez, haalde Maduro het met amper 1% meer dan de rechtse kandidaat. Voor wie de ontwikkelingen in Venezuela volgt, was het resultaat van deze parlementsverkiezingen dus niet verrassend. Onze organisatie heeft stelselmatig gewaarschuwd voor dit risico. Zo verwijzen we naar dit artikel.
De afgelopen jaren was er een proces van ‘Nicaraguasering’ van Venezuela, een verwijzing naar de sluipende contrarevolutie die eind jaren 1980 en begin jaren 1990 een einde maakte aan de Sandinistische revolutie in Nicaragua. (Over de opkomst en neergang van de Sandinisten publiceerden we in 2006 dit dossier waarvan zeker de laatste paragrafen nuttig zijn in de context van Venezuela vandaag).
Na de periode van revolutionaire euforie tussen 2003 en 2006 volgde een geleidelijke electorale opmars van de contrarevolutionaire krachten. De maatregelen waarmee de revolutie vooruit kon geduwd worden en waarmee met het kapitalisme gebroken werd, bleven uit. Het falen van de revolutie om vooruit te gaan en effectief te breken met het kapitalisme ligt aan de basis van de uitputting en demoralisatie van brede lagen van de bevolking. De rechterzijde kon hierop inspelen om een verkiezingsoverwinning te boeken.
Venezuela is hard geraakt door de sterke daling van de olieprijs. De petrodollars waren van cruciaal belang om de programma’s van sociale zekerheid te financieren. De lage olieprijzen leiden tot problemen die nog versterkt worden door de gevolgen van de economische sabotage door de kapitalisten, maar ook door de corruptie en de toenemende bureaucratisering. De regering heeft sinds 2014 geen cijfers van het BBP meer gepubliceerd. Het IMF heeft het over een inkrimping van minstens 10%. Maar liefst 30% van de goudreserves van de regering werden gebruikt om schulden af te betalen of voor import. De vertraging van de Chinese economie heeft vooral gevolgen voor Brazilië en Chili, maar die wegen op hun beurt op het volledige continent en dus ook op de economie in Venezuela. Er is een enorme inflatie. De tekorten aan basisproducten zijn breed verspreid en treffen het dagelijkse leven van de werkenden en de middenklasse. De sociale en economische situatie is rampzalig geworden.
Maduro verwijst in zijn verklaringen over de rampzalige situatie steeds naar de economische sabotage door de kapitalisten. Maar ondertussen neemt hij geen maatregelen om de economie in handen te nemen en een democratisch bediscussieerde planning van de productie op te maken. De werkenden moeten zich organiseren rond een duidelijk eisenplatform tegen de besparingen en de aanvallen op de democratische rechten die de rechterzijde in de komende periode ongetwijfeld zal opvoeren.
-
Dossier. Een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika
[dropcap]D[/dropcap]e historische ontmoeting tussen Barack Obama en Raul Castro, politieke en economische onrust in Venezuela, het stilvallen van de hervormingen in Bolivia en de crisis in Brazilië zijn uitdrukkingen van een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika. Er is ook een hernieuwde strijd van de werkenden en onderdrukten in deze nieuwe, instabiele periode. Een dossier door Tony Saunois.Latijns-Amerika komt in een nieuwe fase van economische crisis alsook politieke en sociale onrust. De grote verwachtingen in de radicale hervormingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador werden gevolgd door ontgoocheling en crisis. De verklaringen van Hugo Chavez en Evo Morales die een overgang naar het socialisme beloofden, gingen niet gepaard met maatregelen om met het kapitalisme te breken en te starten aan de opbouw van een socialistisch alternatief. Het zette de deur open voor een intrekking van de hervormingen die ze aangevat hadden en voor economische en sociale desintegratie.
Landen zoals Brazilië en Chili die geleid werden door zogenaamde ‘centrumlinkse’ regeringen onder leiding van Lula en nu Dilma Rousseff in Brazilië en Michelle Bachelet in Chili, komen eveneens in een nieuwe fase van crisis. Een nooit gezien niveau van corruptie en politieke crisis is kenmerkend voor de hele regio, van Mexico in het noorden tot Argentinië in het zuiden.
Gedurende meer dan tien jaar kende het continent een snelle groei en economische uitbreiding. Het vooruitzicht dat Brazilië en Argentinië de ‘eerste wereld’ zouden vervoegen, werd door de heersers in deze landen naar voor geschoven. De middenklasse werd groter en de levensstandaard van veel werkenden ging erop vooruit. Zelfs de armsten kenden zeker in Brazilië vooruitgang. Het maakte dat vele analisten meegingen in het perspectief dat deze landen tot de ‘eerste wereld’ zouden toetreden. Gedurende meer dan tien jaar kende Argentinië een jaarlijkse groei van telkens 5 tot 7%.
In een aantal gevallen liet deze groei de centrumlinkse regeringen toe om een aantal hervormingen door te voeren en de levensstandaard van werkenden te verhogen. Maar zelfs in deze periode van sterke groei, bleven miljoenen mensen achter in armoede. De groei is nu tot stilstand gekomen. Eerder werd de groei mogelijk door de stijgende grondstoffenprijzen en de export naar China. Olie, gas, koper, soja en andere grondstoffen die in overvloed voorkomen in Latijns-Amerika vonden een gretige afzetmarkt in China. In Chili is er veel koper, maar liefst 40% van de export ervan gaat naar China. De prijs van koper verviervoudigde de afgelopen jaren tot 4 dollar per pond. Een gelijkaardig verhaal zagen we bij olie en andere grondstoffen.
De vertraging van de Chinese economie heeft de export van grondstoffen eveneens snel doen vertragen. De prijzen kenden een forse daling. Dit heeft een vernietigend effect, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak. De tijden van sterke economische groei en het vooruitzicht dat landen als Brazilië bij de club van de ‘eerste wereld’ zouden aansluiten, behoren tot het verleden. De Braziliaanse economie zal dit jaar wellicht voor het tweede jaar op rij een negatieve groei kennen, mogelijk met tot 1% dit jaar. Het is de sterkste economische achteruitgang sinds 1932. Argentinië kent eveneens een diepe economische recessie en in Chili is de economie sterk vertraagd.
De afhankelijkheid van de export van grondstoffen tijdens de periode van groei leidde tot een desindustrialisering van deze landen, waardoor ze uiteindelijk verzwakt uit deze periode komen. Wij hebben daar de voorbije jaren al meermaals op gewezen. Het aandeel van de industrie in de Latijns-Amerikaanse economie is de afgelopen tien jaar fors afgenomen. Eerder nam het belang van de export van grondstoffen af van 52% begin jaren 1980 tot 27% in de jaren 1990. Nadien nam het opnieuw toe tot meer dan 50%. Grondstoffen zijn goed voor 60% van de Braziliaanse export. Olie is goed voor 96% van de Venezolaanse inkomsten uit export. De Chinese aanwezigheid in Latijns-Amerika heeft volgens de analist Dani Rodrik van Harvard geleid tot een “premature desindustrialisering”.
Het feit dat de nieuwe periode van crisis het continent in zijn greep houdt terwijl linkse of centrumlinkse regeringen aan de macht zijn, leidt tot heel wat verwarring onder de Latijns-Amerikaanse linkerzijde. Het werpt vragen op zoals die of het continent nu naar rechts aan het opschuiven is. De traditionele rechtse krachten proberen de situatie op populistische wijze aan te grijpen om zichzelf te versterken. Dit wordt versterkt door de dreiging van kapitalistisch herstel in Cuba. In The Guardian stelde Jonathan Watts volgende vraag: “Schandalen, protest, zwakke groei: is de Latijns-Amerikaanse linkerzijde op de terugtocht?” (22 maart). Hij concludeerde: “Het algemene beeld is niet zo rooskleurig als tien jaar geleden, maar het is nog niet voorbij”.
Regeringen zoals die van Lula/Roussef in Brazilië of Christina Kirchner in Argentinië hebben geen links beleid gevoerd. Ze hebben een pro-kapitalistische koers gevaren waarbij aanvankelijk enkele beperkte toegevingen werden gedaan. In Venezuela heeft Chavez, en zeker zijn opvolger Maduro, net zoals Morales in Bolivia een prijs betaald voor het feit dat geen breuk met het kapitalisme werd gemaakt. Er waren belangrijke en positieve hervormingen, maar ook die zijn nu opnieuw bedreigd. Deze regeringen hebben de afgelopen periode meer nadruk gelegd op een pro-kapitalistisch beleid, ze maakten een scherpe bocht naar rechts.
Enorme corruptie in Brazilië
De aanhoudende woede en het ongenoegen heeft ruimte gegeven aan enkele traditionele rechtse partijen om via populistische acties en campagnes een grotere steun te vinden. Dit is geen uitdrukking van een bocht naar rechts in de samenleving. Het is de afwezigheid van een sterk en massaal socialistisch alternatief die ruimte liet aan de populistische rechterzijde om zich te beroepen op het vacuüm dat is ontstaan. Dit blijkt vooral heel scherp uit de enorme crisis die in Brazilië is ontstaan.
Brazilië kent verschillende crises, die mogelijk kunnen samenkomen in een ‘perfecte storm’ met een massale en nooit geziene sociale en politieke onrust. Het zal heel wat kansen bieden voor opkomende socialistische krachten zoals PSOL (Partido Socialismo e Liberadade) of de beweging van daklozen MTST (Movimento dos Trabalhadores Sem Teto) om een socialistisch alternatief naar voor te schuiven. De economische crisis leidt tot afdankingen, besparingen en aanvallen op de werkende bevolking en de middenklasse. Het leidde eerder dit jaar al tot een golf van strijd. Personeel uit de publieke sector, leraars, arbeiders uit de automobielsector, metaalarbeiders, … gingen in staking en strijd. In Paraná was er een staking van onbepaalde duur door het personeel van de publieke sector waardoor de lokale overheid de besparingen moest intrekken. Arbeiders van Volkswagen en General Motors behaalden gedeeltelijke overwinningen in stakingen tegen afdankingen.
Er is een bijzonder explosief corruptieschandaal rond Petrobas, het grote Braziliaanse oliebedrijf. Er werd tot 10 miljard dollar uitgedeeld aan bouwbedrijven en politici, vooral van de PT van Rousseff en Lula. Een manager slaagde erin om 100 miljoen dollar naar zichzelf door te schuiven en vervolgens in belastingparadijzen te plaatsen.
Er werden al 133 mensen in vervolging gesteld, waaronder 33 leden van de PT. De financiële verantwoordelijke van de PT, João Vaccari, werd opgepakt en moest ontslag nemen. Meer dan 40 politici zijn betrokken in corruptieschandalen, onder hen beide parlementsvoorzitters. De grootste coalitiepartner van de PT weigerde recent om een wetsvoorstel te steunen omdat een leider van de partij niet werd beschermd tegen een onderzoek naar corruptie. De presidentiële campagne van Rousseff in 2010 kreeg naar verluidt meermaals steun vanuit verdacht hoek. Volgens de federale politie zijn er onderzoeken naar tien grote bouwbedrijven. Dit schandaal en de achtergrond van economische en sociale crisis zorgen voor een val van het vertrouwen in het politieke stelsel en de kaste die aan het hoofd ervan staat.
Er is verder een aanhoudende periode van droogte die in het zuiden van het land, onder meer in São Paulo, verregaande gevolgen heeft. De rantsoenering van water heeft gevolgen voor miljoenen mensen en kan leiden tot een grote humanitaire ramp in een van de grootste stedelijke centra ter wereld. Het belangrijkste waterreservoir dat São Paulo bedient, stond in 2014 op een capaciteit van 39%. Dat is nu gedaald tot 19,4% – zelfs indien het ‘volume morto’ (de noodvoorraad die slechts na een speciale procedure kan gebruikt worden) in rekening wordt gebracht.
Nieuwe golf van strijd
Deze situatie is het directe gevolg van de privatisering en de ontbossing. Een gebrek aan investeringen in infrastructuur zorgt ervoor dat tot 30% van het water in São Paulo verloren zou gaan in lekken. Het versterkt de crisis die er al lang zat aan te komen. De federale of regionale regeringen hebben er niets aan gedaan en de geprivatiseerde waterbedrijven al helemaal niet. Het zorgt voor protest en het kan een belangrijk thema worden in de komende maanden.
Rousseff slaagde er nipt in om voor een tweede termijn verkozen te raken. De steun die ze geniet is wel in vrije val, van 25% tot 13% op enkele maanden tijd en het laagste niveau sinds de massabeweging tegen de voormalige president Fernando Collor de Mello. Die werd in 1992 door de bevolking uitgespuwd en vervolgd wegens corruptie. De traditionele rechtse pro-kapitalistische PSDB (Partido da Social Democracia Brasileira) gebruikte de recente ontwikkelingen op populistische wijze om de afzetting van Rousseff te eisen. Er volgden grote acties, vooral van de middenklasse. Velen op de acties waren geen traditionele rechtse aanhangers, maar mensen die gewoon woedend zijn, in het bijzonder omwille van de corruptie.
De PT en de regering probeerden hierop hun traditionele achterban te mobiliseren. Het leidt tot enorme verwarring, brede lagen van de bevolking zijn niet bereid om de PT-leiders te steunen. Mede door het werk van LSR (Liberdade Socialismo e Revolução, onze Braziliaanse zusterorganisatie) zijn er ook acties die sociale hervormingen eisen en ingaan tegen zowel de regering als de rechterzijde. Op 15 april was er in São Paulo een actie van de MTST en PSOL, waar ook de vakbondsfederatie CSP-Conlutas aan deelnam, met tot 30.000 aanwezigen. De druk van onderuit zorgde ervoor dat ook de officiële vakbondsfederatie CUT uiteindelijk de actie moest steunen en overging tot een nationale actiedag met ook acties en stakingen in Porto Alegre, Recife en vele andere steden.
Het idee van een algemene 24-urenstaking dat al enige tijd door LSR naar voor wordt gebracht, begint nu opgenomen te worden. CSP-Conlutas stelt terecht dat er een datum voor deze stakingsdag moet komen. De CUT staat voor het eerst sinds jaren onder druk om effectief over te gaan tot een algemene staking. De ontwikkelingen in Brazilië, de economische en politieke reus van het continent, zullen ongetwijfeld een grote impact hebben op de rest van het continent. Zeker indien PSOL en sociale bewegingen als MTST erin slagen om sterke socialistische krachten uit te bouwen als alternatief op zowel de regering als de rechtse oppositie.
Argentinië wordt gekenmerkt door een vernietigende economische crisis. Kirchner voerde een pro-kapitalistisch binnenlands beleid, maar ging wel in conflict met de internationale imperialistische belangen. Ze verrijkte zichzelf en is vandaag 20 keer zo rijk als in 2003. De electorale groei van de trotskistische alliantie FIT (Frente de Izquierda y de los Trabajadores) weerlegt het idee dat het continent naar rechts opschuift. Maar het succes van de FIT stelt wel nieuwe uitdagingen. Zal de alliantie erin slagen om op het succes verder te bouwen en ook delen van de voormalige aanhangers van de Peronistische vakbonden te betrekken in de opbouw van een bredere arbeiderspartij?
Chili was het voorbeeldland voor het continent, maar ook Chili wordt getroffen door de crisis. De economie vertraagt er als gevolg van de dalende koperprijzen en de afname van de export naar China. Michelle Bachelet en haar ‘Nieuwe Meerderheid’ voerden campagne met de belofte van hervormingen, maar na de verkiezingen kwam daar niets van in huis. Het verlies aan autoriteit van de gevestigde partijen bleek in de verkiezingen van 2013. Amper 41% van de kiezers ging effectief stemmen. Er was tegelijk een grote jongerenrevolte en het begin van een nieuwe golf van strijd van de werkenden en gewelddadige confrontaties van onder meer de Mapuche bevolking.
Venezolaanse regime onder druk
De dreiging van de rechtse MUD (Mesa de la Unidad Democrática) voor de regering-Maduro is reëel. De leiding van Henrique Capriles neemt een bijzonder populistische benadering aan om in te spelen op het ongenoegen als gevolg van de economische situatie. Maduro verwijst wel naar socialisme, maar schoof sterk naar rechts op om het kapitalisme gerust te stellen. De rechterzijde en het VS-imperialisme nemen er evenwel geen genoegen mee, ze blijven opkomen voor een volledige nederlaag van deze regering.
De bocht naar rechts blijkt onder meer in het nieuwe bestuur van het oliebedrijf PDVSA onder leiding van Eulogio del Pino. De private aandeelhouders, een minderheid in het oliebedrijf, kregen een grotere invloed. De werknemers van PDVSA moeten niet langer een rood t-shirt dragen en de door de overheid aangestelde bestuurders zijn aan de kant geschoven.
De economische ramp in het land werd versterkt door de val van de olieprijzen. Dit jaar zou de economie met 5% krimpen nadat het vorig jaar ook al een negatieve groei van 4% kende. Er is een tekort aan zowat alles. Volgens schattingen zijn een op de drie basisgoederen niet beschikbaar, het gaat onder meer om voedsel, medicijnen en kledij. Er zijn prikborden waar mensen aan ruilhandel doen, bijvoorbeeld toiletpapier ruilen voor wasmiddel. Venezuela kent de hoogste inflatiecijfers ter wereld met ongeveer 70%.
Dit ondermijnt de steun voor de regering. De tekorten zijn deels het gevolg van speculatie en de pogingen van de kapitalisten om het land te destabiliseren. Maar ze zijn ook het gevolg van de bureaucratische top-down aanpak van het regime. De hervormingen van Chavez worden hierdoor ondermijnd. Het gezondheidssysteem is in crisis, van de 45.000 bedden in publieke ziekenhuizen kunnen er slechts 16.000 effectief gebruikt worden. De rest worden niet gebruikt wegens tekorten.
De steun voor Maduro is volgens peilingen onder de 30% gezakt. Wij waarschuwden er eerder al voor dat dit het resultaat is van de impasse als gevolg van het feit dat niet gebroken werd met het kapitalisme. Er kwam geen nationalisatie van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer. De impasse opent de weg voor ontgoocheling, waar de rechtse MUD op kan inspelen.
Voorheen kreeg Venezuela leningen van China in ruil voor olie. De afname van de oliereserve heeft geleid tot vertragingen in de olieleveringen en een gedeeltelijk falen in de terugbetaling van de schulden aan China. Tegen de achtergrond van een diepere crisis is het niet uitgesloten dat zelfs Maduro radicalere maatregelen neemt waarbij tegen de kapitalistische belangen wordt ingegaan. Dit is niet het meest waarschijnlijke perspectief, maar het is niet uitgesloten.
Het einde van het embargo tegen Cuba
Begin dit jaar kondigden de Amerikaanse president Barack Obama en de Cubaanse president Raul Castro een reeks historische akkoorden aan. Het leidde tot een herstel van diplomatieke betrekkingen tussen de twee landen, een verzachting van de reisbeperkingen en de eerste stappen in de richting van een afbouw van het handelsembargo dat van kracht is sinds de revolutie van 1959/60. Er was al een vrijlating van gevangenen, waaronder Amerikaanse onderdanen, door Cuba en ook van Cubanen die in de VS werden vastgehouden.
Het wijst op een keerpunt in het beleid van het VS-imperialisme ten aanzien van Cuba. Deze bocht werd versterkt in de gesprekken tussen Obama en Castro tijdens de recente Amerikaanse Top in Panama. Voor het Cubaanse regime wijst dit op een verdere stap in de richting van kapitalistisch herstel, een proces dat al jarenlang bezig is. De aankondigingen in Panama waren het resultaat van geheime onderhandelingen tussen beide regeringen. Deze onderhandelingen waren al enkele jaren bezig in Canada. De rechtse regering van Canada en ook de paus speelden er een rol in.
Obama erkende: “Je kan niet meer dan 50 jaar hetzelfde doen en toch een ander resultaat verwachten.” De Europese en Canadese heersende klassen, maar ook het grootste deel van het Latijns-Amerikaanse kapitalisme, kozen voor een andere aanpak die nu ook door Obama wordt gedeeld. Raul Castro prees Obama en stelde dat hij de Nobelprijs voor de Vrede moet krijgen. Dat de huidige VS-president meer aanvallen met drones in Afghanistan en het Midden-Oosten uitvoerde dan George Bush, leek Castro te ontgaan.
Sinds de Cubaanse revolutie heeft het VS-imperialisme een strikt embargo opgelegd tegen Cuba en werden verschillende pogingen ondernomen om het regime omver te werpen en het kapitalisme te herstellen. In 1961 was er zelfs een gewapende interventie daartoe. Ondanks de verregaande gevolgen van het embargo, heeft de VS-aanpak gefaald. Dat kwam vooral door de brede steun voor de revolutie in Cuba. In de VS werd de harde koers mee in de hand gewerkt uit electorale overwegingen, meer bepaald onder de Cubaanse vluchtelingen in Miami.
Het VS-imperialisme kiest nu voor een nieuw beleid waarbij het embargo kan verdwijnen. De dreiging van kapitalistisch herstel in een geïsoleerde arbeidersstaat kan niet alleen voortkomen uit de dreiging van een militaire interventie. Zoals Leon Trotski waarschuwde met betrekking tot de voormalige Sovjet-Unie kan de dreiging ook komen in de vorm van “goedkope producten in de goederentrein van het imperialisme.” Het doel van het VS-imperialisme blijft hetzelfde, maar er wordt voor een andere weg gekozen om dit te bereiken. Door de Cubaanse economie te overspoelen met goederen en investeringen hoopt de VS het kapitalisme volledig te herstellen.
Verworvenheden uit het verleden op de helling
De koerswijziging van de VS werd mee mogelijk door de verandering van het beeld van de nieuwe generatie binnen de gemeenschap van Cubaanse vluchtelingen in de VS. De vorige generaties hielden sterk vast aan een embargo en een openlijke strijd tegen het regime. Volgens sommige peilingen zouden 52% van de Cubanen in de VS vandaag voorstander zijn van het beëindigen van het embargo. Delen van de kapitalistische klasse, zoals suikermagnaat Alfy Fanjul, spraken zich openlijk uit voor het einde van het embargo. Zij kijken uit naar de vooruitzichten van nieuwe markten in een kapitalistisch Cuba.
Veel Cubanen zijn afhankelijk van financiële steun die ze van familieleden in de VS krijgen. Naar schatting 62% van de Cubaanse gezinnen krijgt steun van buitenaf. Volgens sommige schattingen zouden deze bijdragen zelfs goed zijn voor maar liefst 90% van de distributiemarkt. De harde economische situatie is rampzalig voor de massa’s. De belangrijke sociale verworvenheden als gevolg van de omverwerping van het kapitalisme worden ondermijnd. De steun voor de revolutie en de vijandigheid tegenover het kapitalisme en het VS-imperialisme zorgden ervoor dat het Cubaanse regime de geplande economie en het bureaucratische regime tegen de stroom in kon behouden doorheen de jaren 1990 (de ‘speciale periode’). De waarde van de lonen in Cuba zou nu nog slechts 28% van de waarde voor de val van de Sovjetunie bedragen.
Het regime en de planeconomie hielden stand ondanks de golf van het vrijemarktkapitalisme op wereldvlak. Het regime hield zich politiek in stand en gebruikte het VS-embargo om de afkeer tegen het imperialisme te versterken. Toen Chavez aan de macht kwam in Venezuela was er wat ademruimte in de vorm van goedkope olie. Dit wordt nu bedreigd als gevolg van de dalende olieprijzen en de crisis van de regering-Maduro. Het gebrek aan echte arbeiderscontrole en –democratie zorgt samen met het bijhorend bureaucratisch wanbeheer en corruptie voor een versterking van de economische en sociale crisis.
De revolutionaire ontwikkelingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador begin deze eeuw zorgden ervoor dat Cuba uit het isolement kon geraken. Een echte arbeidersdemocratie zou deze kans gegrepen hebben om stappen te zetten in de richting van een vrijwillige socialistische federatie van deze landen. Het zou de mogelijkheid geboden hebben om tot economische samenwerking en planning over te gaan en de rest van de werkende bevolking van Latijns-Amerika mee te trekken in een alternatief op het kapitalisme. Deze kans werd niet gegrepen, de crisis die nu al deze landen treft zorgt ervoor dat de massa’s hier de prijs voor zullen betalen.
Jammer genoeg hebben noch het Cubaanse regime noch de reformistische regimes van Morales, Chavez of Rafael Correa (uit Ecuador) stappen in deze richting gezet. De laatste drie bleven vastzitten in het kapitalistische kader. Het Cubaanse regime voerde een reeks maatregelen die de weg naar kapitalistische herstel openen. De ontwikkelingen van de afgelopen periode wijzen erop dat het proces verder deze richting uitgaat.
Een bruggenhoofd voor het kapitalisme
Het afzwakken van de reisbeperkingen moet zeker verwelkomd worden, maar andere maatregelen bedreigen de overblijvende verworvenheden van de revolutie. De nieuwe arbeidswet vormt een aanval op de arbeidsvoorwaarden. De pensioenleeftijd werd in 2008 al met vijf jaar verhoogd. De invoering van een ‘dubbele munt’ waarbij sommige werkenden in dollars betaald worden, heeft de ongelijkheid versterkt. Het regime voerde een ‘omwisselbare peso’ (CUC) in die aan de dollar werd vast geklonken en gebruikt wordt in de toeristische sector en voor de import. Lokale producten gebruiken de lokale peso (CUP) waarvan er nu al 25 nodig zijn voor 1 CUC. De regering kondigde aan dat de dubbele munt zal verdwijnen, maar voorlopig bleef het bij woorden.
De dubbele munt versterkt de zwarte markt. De regering wil bovendien een miljoen werkenden uit de publieke sector halen om duizenden kleine en middelgrote bedrijven (“cuentapropistas”) op te zetten. Er zijn al 500.000 toelatingen voor dergelijke bedrijven. Het gaat vooral om kleine bedrijven zoals restaurants. Het aantal personeelsleden in de private sector nam sinds 2007 toe van ongeveer 140.000 tot 400.000. Dat is een opmerkelijke stijging maar het blijft slechts een minderheid van het totale aantal werkenden dat vijf miljoen bedraagt.
Er is in de toeristische sector een bruggenhoofd voor kapitalistisch herstel gevestigd. Deze sector trok heel wat buitenlandse investeringen uit Europa, Canada, Brazilië en recent ook uit China aan. Prostitutie werd na de revolutie uit de samenleving verbannen maar is nu terug op de straten van Havana, zeker in de toeristische gebieden.
Er zijn speciale vrijhandelszones geopend, zoals de nieuwe haveninfrastructuur aan de baai van Mariel gefinancierd door investeringen uit Brazilië en Singapore. Er wordt hier geïnvesteerd met het oog op een einde van het Amerikaanse handelsembargo en de uitbreiding van het kanaal van Panama en de opening van het nieuwe vanuit China gefinancierde kanaal in Nicaragua. Investeerders krijgen contracten van 50 jaar in plaats van de gebruikelijke 25-jarige contracten. Investeerders hebben 100% bezit van de infrastructuur. Ze moeten geen lokale belastingen betalen en worden tien jaar vrijgesteld van de belasting van 12% op de winsten.
Ondanks deze maatregelen moeten kapitalistische investeerders nog steeds onderhandelen met de regering of de staatsbedrijven. Het Cubaanse regime hanteert nog steeds elementen van socialistische retoriek, deels is dit een uitdrukking van de steun die er nog altijd is voor de revolutie en dit zeker onder de oudere generatie, maar er wordt steeds vaker beroep gedaan op het nationalisme van José Marti, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging tegen de Spaanse kolonisten.
De jonge generaties wachten wanhopig op de nieuwe vrijheden van internet en de mogelijkheid om te reizen. Zij hebben niet zozeer de verworvenheden van de revolutie gekend, maar wel de ondermijning en uitholling van deze verworvenheden met economische en sociale crisis alsook de verstikkende bureaucratie. De komst van goedkope goederen kan aanvankelijk een aantrekkingskracht uitoefenen, maar de realiteit van het leven in een kapitalistische samenleving zal eveneens gauw duidelijk worden.
Deze ontwikkelingen vormen een belangrijke stap in de richting van een herinvoering van het kapitalisme. Dit is al bezig in enkele sectoren, ook al gebeurt het onder toezicht van de overheid. De staat oefent nog steeds een sterke controle uit en kan op bepaalde ogenblikken de contrahervormingen terugdraaien. Randal C Archibold haald eeen Amerikaanse advocaat aan die advies geeft aan investeerders in Cuba: “Wat gebeurt er indien het kapitaal naar daar gaat en Cuba van koers verandert? Je weet nooit of de Cubanen van standpunt kunnen veraderen. Er zijn heel wat onzekerheden omdat dit een volledig nieuwe ontwikkeling is.” (New York Times 9 april).
De overgang naar een volledig kapitalistisch herstel zal niet rechtlijnig verlopen. Delen van het regime zien deze ontwikkeling ook niet zitten. Zo verklaarde Maiela Castro, de dochter van Raul, in januari: “De Cubaanse bevolking wil geen terugkeer naar het kapitalisme.” Op dit ogenblik zijn de sleutelsectoren van de economie nog niet geprivatiseerd of verkocht aan buitenlandse kapitalisten. De komst van Mastercard en Netflix is opmerkelijk maar blijft grotendeels symbolisch.
Crisis en verzet
Voor socialisten en de werkende klasse vormen de maatregelen in de richting van kapitalistisch herstel een stap achteruit. Het ondermijnt de verworvenheden van de Cubaanse revolutie voor de massa’s. Het zal uiteindelijk door de heersende klasse, zeker in Latijns-Amerika, gebruikt worden om het idee van socialisme als alternatief op het kapitalisme te discrediteren. Maar dit zal niet dezelfde effecten hebben als het ideologische offensief tegen het socialisme na de val van de voormalige stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa in 1989/90.
Er opent zich een nieuwe fase van kapitalistische crisis en arbeidersstrijd doorheen de wereld. De arbeidersklasse heeft de afgelopen 25 jaar de ‘suprematie van de vrije markt’ ondergaan en begint de strijd ertegen te voeren. Het opheffen van het embargo tegen Cuba is een nederlaag voor het vroegere beleid van het VS-imperialisme in de pogingen om het Cubaanse regime omver te werpen. Het zal Cuba de mogelijkheid bieden om handel te drijven op de wereldmarkt.
Zonder een echte arbeidersdemocratie dreigt dit de ontwikkeling van kapitalistisch herstel te versnellen. Een staatsmonopolie op buitenlandse handel, onder democratische controle van een arbeidersdemocratie is essentieel om deze dreiging af te wenden. Tegen de achtergrond van een nieuwe internationale kapitalistische crisis is het mogelijk dat de stappen naar kapitalistisch herstel beperkt blijven. Het is mogelijk dat Cuba een langere tijd een gemengde of hybride situatie kent.
Aanvankelijk zullen verworvenheden van de revolutie op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs mogelijk behouden blijven, zelfs al gaan ook deze gebukt onder een gebrek aan investeringen. Er blijven heel wat obstakels en er zal ongetwijfeld verzet zijn als de realiteit van kapitalistisch herstel duidelijk wordt. Delen van de bevolking zijn bang voor het verdwijnen van de verworvenheden van de revolutie en vrezen dat het land een nieuw Puerto Rico kan worden. Er is verzet nodig tegen het kapitalistisch herstel waarbij dit verzet gekoppeld wordt aan de strijd voor arbeidersdemocratie en een geplande economie.
In Latijns-Amerika is er nood aan een massaal socialistisch alternatief. Daarbij moeten we de beperkingen van de radicale reformistische maatregelen en bureaucratische methoden in Venezuela, Bolivia en Ecuador erkennen. Deze landen bleven gevangen zitten in het kapitalisme. De opportunistische populistische mobilisaties van de rechterzijde in Brazilië, Venezuela en andere landen tonen de dringendheid van een sterke socialistische beweging. Er is een nieuwe fase in de crisis en de strijd doorheen het continent. De arbeidersklasse en de revolutionaire socialisten moeten daarin bouwen aan een strijdbaar socialistisch alternatief.
-
Venezuela. Tekorten en speculatie: wiens fout?
Analyse door Gabriela Sánchez, Socialismo Revolucionario (Venezuela)
Eind oktober kondigde de Venezolaanse president aan dat er twee grote pakhuizen vol medische goederen waren ontdekt in de deelstaat Aragua. Terwijl hij de bevolking op televisie toespraak, werden beelden getoond van het grote pakhuis vol goederen, van rolstoelen tot een massale hoeveelheid medicijnen. Maduro verklaarde dat er voldoende was om de volledige bevolking een jaar lang van een publieke gezondheidszorg te voorzien. Twee private bedrijven, beiden eigendom van dezelfde mensen, hadden de goederen geïmporteerd. De dollars waarmee ze tot de import overgingen, werden goedgekeurd door de overheid en dit aan een gunstig tarief. Het ging om 26,2 miljoen dollar sinds 2004 en dit jaar alleen om 24 miljoen dollar.
Er waren verschillende invallen in pakhuizen doorheen het land. Er werd heel wat voedsel aangetroffen, maar ook andere basisproducten zoals wasmiddel en luiers om maar iets te vermelden. In een aantal gevallen konden de eigenaars geen wettelijke basis voor de import voorleggen, hiervoor zijn documenten en stempels van de douane vereist.
Het tekort aan voedsel is enorm in het land. Er is een tekort van ongeveer 30%. De inflatie staat momenteel op 63,5% volgens cijfers van de Venezolaanse Centrale Bank. Het tekort heeft niet alleen betrekking op voedsel en persoonlijke verzorgingsproducten, maar ook op goederen voor publieke ziekenhuizen die vaak een tekort hebben aan basisproducten voor de patiënten en hun gezinnen die windels, naalden of andere zaken in voorraad willen hebben. Recent was er een tekort aan paracetamol, het medicijn dat ook gebruikt wordt bij de behandeling van symptomen van het door muggen overgedragen Chinkingunya-virus. Het was niet meer te krijgen in de apotheken en waar het wel te vinden was, waren er rantsoenen. Op sociale netwerken vond je soms nog wat paracetamol, maar dan tot 10 keer zo duur als de normale prijs.
De regering blijft de rechterzijde beschuldigen van een aanhoudende campagne van sabotage en ‘economische oorlog’ waarbij er via smokkelroutes goederen worden ingevoerd of elders verkocht. De regering stelt dat rechts verantwoordelijk is voor de tekorten en de inflatie.
Wie saboteert wie?
Er ligt ongetwijfeld een grote verantwoordelijke voor deze situatie bij de burgerij en de rechterzijde die sinds de dood van Chavez een aanhoudende campagne voert om de regering te destabiliseren. De burgerij, waaronder ook elementen die eerder akkoorden inzake productie en distributie sloten met de regering, roept nu dat de tekorten er komen omdat de regering niet genoeg dollars ter beschikking stelt. Er wordt geklaagd om de inefficiëntie en de bureaucratie van de overheid waardoor ze niet zouden kunnen importeren en waardoor er een probleem van toevoer en distributie is.
Het klopt dat de hoeveelheid dollars voor zowel private als publieke import dit jaar met ongeveer een derde is afgenomen. Maar zelfs met deze afname werd er in de eerste zes maanden van dit jaar ongeveer 17 miljard dollar (evenveel als het jaarlijkse BBP van sommige kleine landen) toegekend. De overheid is de afgelopen 12 maanden overgegaan tot meer import, maar 60% is nog steeds in handen van de private sector.
De afwezigheid van goederen die dan plots na maandenlang terug opduiken, leidt tot angst en onzekerheid. Het zorgt ervoor dat velen op het ogenblik dat een product beschikbaar is overgaan tot grootschalige aankopen. Ongetwijfeld worden ook veel gereguleerde producten door tussenpersonen in grote hoeveelheid aangekocht voor en na ze in de winkels terechtkomen om ze nadien duurder te verkopen of om ze achter te houden tot de prijzen opnieuw stijgen door de tekorten.
De private sector houdt heel wat goederen achter om de druk op de regering te vergroten om de gereguleerde prijzen van basisgoederen op te drijven. De regering stemt daar immers vaak mee in. Recent werd de prijs voor pasta, een vaak gebruikt product in Venezuela, met 300% opgetrokken.
Lorenzo Mendoza, de voorzitter van het voedselproductie en –distributiebedrijf Polar, stelde in oktober dat er slechts genoeg maïsmeel (voor arepas, het meest geconsumeerde voedingsproduct in het land, en een belangrijk ingrediënt voor de traditionele kerstmaaltijd) was tot in december en dat er nadien geen extra voorraad zou zijn, tenzij de regering de gereguleerde prijs zou verhogen. Polar is eigendom van oligarchen en verantwoordelijk voor de productie en distributie van 18% van de basisvoeding in het land.
Mendoza is een van de rijkste mannen in het land. Hij beweerde dat het onmogelijk is om tot import over te gaan tegen de gereguleerde prijs. De regering stemde in met een prijsverhoging van 218%. In november hebben de meeste supermarkten een grote voorraad maïsmeel van Polar tegen de nieuwe gereguleerde prijs.
Als er producten beschikbaar worden na een periode van afwezigheid, zijn er in steeds meer supermarkten lange rijen van mensen die de producten willen kopen. Mensen staan soms uren in de rij, wat de dagelijkse problemen van gewone Venezolanen versterkt.
Deze situatie is duidelijk onderdeel van een campagne om de traditionele steun voor de regering te ondermijnen om ze uiteindelijk aan de kant te schuiven. Dat kan ofwel op electorale wijze, deze methode geniet de voorkeur van de gematigde rechterzijde, ofwel op straat zoals een minderheid van reactionair rechts wil.
Het volstaat echter niet dat de regering zegt dat rechts verantwoordelijk is voor een situatie waar ook de regering een verantwoordelijkheid voor draagt. De regering controleert het oliebedrijf PDVSA. De export van olie en afgeleide producten via PVDSA is goed voor 95% van de buitenlandse deviezen die het land inkomen. Dat geld wordt vervolgens aan de private sector toegekend door de regering die meteen ook de wisselkoersen bepaalt.
De vicevoorzitter van de dienst voor Voedselveiligheid, Iván Gil, verklaarde dat er in Venezuela “een grote private sector kent, een verantwoordelijke sector die enerzijds de goederen produceert die in de publieke ketens Pdval en Mercal verdeeld worden en anderzijds beslist heeft om hun gereguleerde producten aan gereguleerde prijzen aan te bieden.” Hij voegde eraan toe dat “het personeel in de private sector het hele jaar door samenwerkt met ons [de regering], vooral inzake toegang tot grondstoffen en distributie.” Hij had het over de recente komst van goederen, waaronder witgoed, kinderspeelgoed, buitenlands voedsel,… met het oog op kerstmis. Dergelijke opmerkingen leiden tot de vraag wie eigenlijk achter die zogenaamde ‘economische oorlog’ zit.
Een van de grote tegenstellingen van het Chavisme is dat er over socialisme wordt gesproken en zelfs beweerd wordt dat Venezuela socialistisch is, terwijl het kapitalisme standhoudt en met dit systeem ook alle tegenstellingen en problemen. De opkomst van contrarevolutionaire bureaucratische krachten binnen het Chavisme en het Bolivariaanse proces is al jarenlang duidelijk, net zoals de corruptie die in wisselende omvang heerst in alle regeringsdepartementen.
De corruptie en medeplichtigheid geldt ook voor het leger. De generaals hebben machtige posities in de regering en bekeerden zich tot het Chavisme. Maduro beweert dat bovenop de economische oorlog tot 40% van alle voedsel in Venezuela over de erg gemilitariseerde grens met Colombia wordt gesmokkeld.
Georganiseerde maffia en paramilitaire groepen zijn verantwoordelijk voor smokkelwaren die in grote hoeveelheid op de zwarte markt worden gekocht in dollars (tegen een prijs die tot 90% onder de officiële prijzen in de lokale munt liggen). Er worden grote winsten mee geboekt. Het is evident dat dit stelsel niet zou kunnen functioneren zonder de minstens impliciete steun van delen van het leger en elementen in de regering zelf – zeker in de staten die aan Colombia grenzen, Zulia en Tachira, waarvan er een staat in handen is van de oppositie en een van de regering.
De recente regeringsmaatregelen tegen de tekorten geven nogmaals aan hoe de regering volledig in de kapitalistische logica vastzit in plaats van ertegen te strijden en de kern van de problemen aan te pakken, met name het systeem zelf.
De informele sector
De nieuwe wet tegen de verkoop van voedsel en basisproducten in de informele sector maakt dit duidelijk. Maar liefst 42% van de werkenden in het land zitten in de informele sector en een aanzienlijk percentage daarvan leeft van inkomsten uit verkoop op straat, de zogenaamde ‘buhoneros’ die voedsel, kledij en andere producten verkopen.
Bij de meeste recente voorbeelden van tekorten was het mogelijk om bij de buhoneros basisproducten zoals suiker, koffie en maïsmeel te vinden. Maar de laatste tijd werden deze veel gevraagde en weinig voorradige producten verkocht aan 50 tot 100% duurdere prijzen dan in de grote ketens waar ze aan de gereguleerde prijs verkocht worden.
Vanaf 1 november worden straatverkopers eerst gewaarschuwd als ze basisproducten en voedsel verkopen, vervolgens worden hun goederen in beslag genomen en riskeren ze een boete en nadien zelfs een celstraf tot 12 jaar. Straatverkopers die niet in Venezuela geboren zijn, kunnen hun nationaliteit verliezen. Dat kan een grote impact hebben op zowel de Colombiaanse als de Haïtiaanse bevolkingsgroepen in het land, zij vormen een aanzienlijk deel van de informele sector.
De maatregelen zijn duidelijk gericht tegen de buhoneros en niet de georganiseerde maffia die de goederen verspreiden. Voor elk pakhuis vol goederen dat ontdekt wordt, zijn er honderden en misschien duizenden andere vol goederen die voor de gewone bevolking niet toegankelijk zijn en waarop de maffia via verkoop op de zwarte markt grote winsten boekt.
De formele sector
Terwijl de armsten in de distributieketen worden gestraft, en soms zelfs hun nationaliteit verliezen, worden in de kleinere private supermarkten en zelfs in de publieke supermarkten woekerprijzen gevraagd. Maar dan gaat het wel om een legale vorm van verkoop. De producten, doorgaans meer voorkomende basisproducten, worden met door de regering toegekende dollars aangekocht en voor 50 tot 100% duurder verkocht worden.
In sommige kleinere supermarkten worden zeldzamere producten enkel tegen dollars verkocht. Eerst moeten consumenten op de zwarte markt dollars kopen en dan pas kunnen ze de dure producten aan 100 tot 1000% van de normale prijs aankopen.
Grote bedrijven als Polar hebben hun eigen methoden om de gereguleerde prijzen te ontwijken door hogere prijzen te vragen voor in essentie dezelfde producten. Nieuwe producten zoals maïsmeel dat zogezegd ‘rijstmeel’ is, blijft buiten de gereguleerde prijzen. Halfvolle melkpoeder valt evenmin onder de gereguleerde prijzen.
Diegenen die de gevraagde prijs kunnen betalen, hebben toegang tot producten. Als je bij de verkoper klaagt over de prijs, zal die gewoon niet verkopen.
Maatregelen
De maatregelen van de regering om de prijzen te volgen en te controleren dat alles volgens de regels van de wet verkocht wordt, hebben weinig effect tenzij in sommige grote supermarktketens. Er zijn kliklijnen opgezet om te hoge prijzen te melden, winkeliers krijgen boetes en soms worden winkels verplicht om hun prijzen te afficheren. Maar in het algemeen werd weinig ondernomen om speculatie en inflatie te stoppen.
De afgelopen tien jaar hadden de publieke supermarkten en de toegenomen publieke import aanvankelijk een positief effect voor de werkenden en armen. Het openen van de Bicentenario supermarkten zorgde ervoor dat de meeste basisproducten aan vaste prijzen te koop waren. Maar de enorme vraag en gebrek aan voldoende supermarkten, zorgden ervoor dat een uitstap naar de supermarkt al snel vijf uur in beslag nam. Eerst in de rij om binnen te geraken, dan een poging om goederen te vinden en vervolgens in de rij om te betalen.
We hebben steeds benadrukt dat de economische afhankelijkheid van de export van olie om hervormingen binnen het kader van het kapitalisme te financieren, leidt tot een erg kwetsbare positie waarbij ook internationale factoren zoals de recente daling van de olieprijs verregaande gevolgen hebben. Er werd bovendien weinig echte steun gegeven aan nationale productie om de economie te diversifiëren waardoor de afhankelijkheid van olie-export groter dan ooit tevoren is.
De bureaucratische controle door regeringsinstellingen werd opgezet om import te controleren, maar zonder deelname of democratische controle van de arbeiders en armen heeft het enkel geleid tot corruptie en inefficiëntie.
De absurditeit van een regering die de parasiterende heersende klasse van miljarden dollars voorziet, terwijl de meerderheid van de bevolking amper kan rondkomen, moet stoppen. De enige manier daartoe is doorheen een bewuste revolutionaire strijd van de arbeiders en armen georganiseerd met een revolutionair socialistisch programma.
We eisen:
- Onmiddellijke bevriezing van de prijzen van voedsel en andere basisproducten
- Prijsindicaties op alle voedselproducten, medicijnen en andere basisgoederen
- Een audit van onderuit (door gemeenschapsraden, de gemeenten,…) van alle private bedrijven die dollars kregen van de regering. Ze moeten rekenschap geven voor elke dollar die ze kregen. Stop de corruptie die de arbeiders en armen verarmt.
- Voor een progressieve belasting en een taks op luxeproducten. Stop de BTW op voeding en medicijnen.
- De volledige macht voor controle op de distributie en verkoop van voedsel en andere basisproducten moet bij de gemeenschapsraden en gemeenten liggen
- Voor een geplande economie van onderuit waarbij de echte noden van de gemeenschap, en niet de winsten van een parasiterende kapitalistische klasse, centraal staan. Een planning moet opgemaakt worden met een perspectief van duurzame groei en behoud van het milieu.
- Nationalisatie onder democratische controle en beheer van de arbeiders van alle import en export om een einde te maken aan speculatie en kapitaalvlucht. Deze maatregel werd deels doorgevoerd met de creatie van Cencoex, maar deze instelling wordt nog steeds door de bureaucratie gecontroleerd zonder enige betrokkenheid van onderuit.
- Nationaliseer de sleutelsectoren van de economie, geen cent meer voor de heersende klasse!

