Your cart is currently empty!
Tag: trotskisme
-
Jaren 1930: de rol van de trotskisten in ons land
Voor het boek ‘1932: mijnwerkers in opstand’ schreef Geert Cool een inleiding waarin de context van de beweging wordt geschetst, naast een stuk over de rol van de trotskisten en de lessen die vandaag kunnen getrokken worden. We publiceren deze inleiding in drie delen, vandaag het tweede deel.

In dit boek wordt de rol van de Opposition Communiste de Gauche (OCG) aangeraakt. Dit was de groep revolutionaire marxisten die in de jaren voor de staking van 1932 door een splitsing in de Communistische Partij (KPB) was gegaan en vervolgens zelf ook nog een splitsing kende. Léon Lesoil was één van de voortrekkers van de OCG die een belangrijke rol in de staking van 1932 speelde. Van waar kwam deze organisatie?
Ontstaan en splitsing van KPB
De ontwikkeling van de communistische traditie in ons land gebeurde relatief laat. Het enthousiasme en de inspiratie van de Russische Revolutie hadden een invloed op delen van de arbeidersbeweging. Maar dit bleef grotendeels binnen het kader van de vakbonden die heel sterk met de BWP waren verweven. Het duurde bijna drie jaar na de Oktoberrevolutie van 1917 vooraleer de eerste communistische groepen ontstonden in België. Het ging enerzijds om een groep van voornamelijk jongeren rond War Van Overstraeten, secretaris van de Socialistische Jonge Wacht, die in 1918 Rusland bezocht. Daarnaast was er rond Joseph Jacquemotte van de socialistische bediendenvakbond in Brussel een groep van voornamelijk syndicalisten. Na de fusie van beide groepen ontstond de Communistische Partij van België (KPB – in de oude spelling werd ‘kommunistisch’ met een k geschreven). De KPB telde bij haar ontstaan een 500-tal leden met diverse politieke achtergronden, maar verenigd in enthousiasme voor wat er in Rusland gebeurde.
De ontwikkeling van de KPB werd gehinderd door verschillende factoren. Er was de greep van de BWP op de vakbonden waardoor strijdbare militanten die niet in de pas liepen al gauw werden uitgesloten en zo ook moeilijker een rol konden spelen in de arbeidersbeweging. Daarnaast was er al gauw repressie: in 1923 was er een proces tegen de KPB-leiders wegens ‘complot tegen de staat’. De redelijk laat ontstane KPB stond ideologisch zwak, met grote meningsverschillen tussen de leden en ook tussen de leiders. Zo was er onduidelijkheid over de vraag of de KPB een brede partij moest zijn zoals de BWP (maar dan wat radicaler) of een kaderpartij van gevormde marxisten. In een opgaande fase van arbeidersstrijd hadden de meningsverschillen kunnen opgelost worden, maar na het mislukken van de Duitse Revolutie in 1923 en met de economische groei van de jaren 1920 was de objectieve situatie niet gunstig voor de uitbouw van een nieuwe partij.
Bovendien zette deze context druk op de Sovjet-Unie, die geïsoleerd bleef. Lenin en Trotski hadden de Russische Revolutie steeds in een internationaal kader gezien: uitbreiding was nodig om de revolutie overeind te houden en om stappen vooruit te kunnen zetten, ook in Rusland zelf. Het isolement en de druk van verwoestingen en ontbering als gevolg van de oorlog en de burgeroorlog in Rusland, maakten dat een bureaucratische laag meer macht naar zich kon toetrekken en in conflict kwam met een deel van de oude bolsjewistische leiding. Er ontstond een oppositie rond Trotski, de Linkse Oppositie. Vanuit de Communistische Internationale werd alles eraan gedaan om de invloed van de oppositie te beperken en om de stalinistische leiding in Moskou te volgen.
In België waren de standpunten verdeeld. In de partijbladen van de KPB (‘Drapeau Rouge’ en ‘Rode Vaan’) werden zowel de standpunten van Trotski als die van de ‘Trojka’ (Stalin, Zinoviev en Kamenew) uitgebreid toegelicht. Op het Centraal Comité van de Belgische KP van 1 maart 1925 werd een motie gestemd die de houding van de Russische KP tegenover Trotski verwierp. Een resolutie van Jacquemotte voor volledige steun aan de Russische KP-leiding kreeg slechts 3 stemmen, tegenover 19 voor de eerste resolutie. In de ‘Rode Vaan’ van 16 september 1926 werd uitdrukkelijk geschreven dat de partij geen standpunt innam om de situatie eerst grondiger te kunnen bestuderen.
Op 7 november 1927 werd Trotski uit de Russische KP gesloten. Dit leidde tot heel veel reacties in de KPB: zo stuurde minstens één Brusselse afdeling een brief naar de partijleiding om het vertrouwen in de leiding van de Comintern op te zeggen en om de eigen publieke activiteiten (waaronder zittingen in de gemeenteraad) voor de partij op te schorten tot er een degelijke uitleg kwam. Het ging om de afdeling van Georges Vereeken, die nadien een rol zou spelen in de trotskistische beweging. Op het Centraal Comité van eind november waren er protestresoluties van afdelingen uit Schaarbeek, Molenbeek en van de federatie Charleroi. Binnen het Uitvoerend Bureau van de KPB waren de meningen verdeeld: een motie tegen de uitsluiting van Trotski en de Linkse Oppositie kreeg de helft van de stemmen. Op het Centraal Comité was er een ruime meerderheid voor de resolutie: 15 stemmen tegen 3.
De stalinistische leiding in Moskou kwam actief tussen. Een aantal voorstanders van de oppositie werd naar Moskou geroepen, waarbij sommigen als hevige verdedigers van de stalinisten terugkeerden. Daarnaast werden wijzigingen aangebracht in de manier waarop buitenlandse communisten in België actief waren. Voorheen waren die afzonderlijk georganiseerd met slechts een raadgevende stem in de KPB. Aangezien de buitenlandse communisten vooral de stalinisten steunden, kregen ze plots volwaardig stemrecht. Het resultaat was dat de verhoudingen op het Centraal Comité van januari 1928 al gewijzigd waren: 13 stemmen voor de Linkse Oppositie tegenover 13 voor de stalinisten.
De leiding zag zich genoodzaakt om een periode van open discussie in te lassen. De pagina’s van het dagblad ‘Drapeau Rouge’ en het weekblad ‘Rode Vaan’ werden opengesteld voor de discussie. Bijna dagelijks verschenen artikels van zowel trotskisten als stalinisten. Er waren ook tegensprekelijke debatten. Zo was er in februari 1928 een meeting in Antwerpen waarop Henriette Roland-Holst en War Overstraeten voor de oppositie spraken, tegenover Frans Morriëns voor de stalinisten. Op de meeting waren er 300 aanwezigen. Een partijcongres in maart 1928 moest een definitief standpunt bepalen. De oppositie stond vooral sterk in Vlaanderen, Brussel en Charleroi. Er was ongeveer 1 mandaat per 10 leden. De meerderheid had 79 mandaten, de oppositie 34 waarvan 7 uit Brussel, 6 uit Charleroi, 5 uit Antwerpen en 4 uit Gent. Onder de organisatoren van de oppositie waren er partijleiders zoals Léon Lesoil uit Charleroi of War Van Overstraeten die sinds 1925 als parlementslid was verkozen in Luik.
Linkse Oppositie in België
Het congres van 11 en 12 maart 1928 leidde tot een splitsing. De Oppositie bleef formeel oproepen om opnieuw opgenomen te worden in de KP en noemde zich nog steeds een ‘platform’ van de KP. De breuk was echter definitief. De Oppositie was niet goed voorbereid op het post-KPB scenario: een nieuwe partij vormen of niet? Een eigen publicatie? Hoe organiseren? Er werd vrij snel beslist om een eigen krant uit te brengen: een tweewekelijks blad in het Nederlands (“De Kommunist”) en het Frans (“Le Communiste”). Maar niet iedereen volgde de beslissing om een nieuwe organisatie op te zetten die los van de KPB opkwam. Onder meer de West-Vlaamse groep ging niet mee in de Communistische Oppositie.
De jonge organisatie legde een enorme activiteit aan de dag. Er was de inspanning om een eigen pers uit te bouwen met de twee kranten. Daarnaast tal van meetings en campagnes. De Communistische Oppositie kwam onder eigen naam op bij verkiezingen. Zo haalden de trotskisten in de beruchte Borms-verkiezingen in Antwerpen in november 1928 zo’n 3000 stemmen. Dat was meer dan de KPB die met Van Exterghem wel op de kieslijst stond, maar uiteindelijk opriep om voor Borms te stemmen. De druk van de trotskisten speelde een rol in de beslissing van de KPB om de eigen kandidatuur in te trekken.
Deze activiteitsgraad legde een hypotheek op de inhoudelijke discussies die nog niet uitgeklaard waren en bovendien moeilijker bleken omwille van stalinistische destabilisatie. Zo werd de werking verstoord door agenten van de stalinistische geheime dienst GPOe. Maar het grootste probleem was dat er geen eengemaakte organisatie was: de werking was grotendeels afhankelijk van wat de lokale leiding voorstelde. De groepen in Brussel, Charleroi, Antwerpen en Gent werkten grotendeels naast elkaar. Bovendien was dit in een periode zonder veel arbeidersstrijd. Pas in 1932 kwam daar verandering in. Dit speelde ook de KPB parten: pas in 1932 groeide die partij van een duizendtal leden tot 3.241 eind 1932.
Binnen de Oppositie was er heel wat discussie, onder meer over de houding tegenover de Sovjet-Unie (volledig afschrijven of niet) of tegenover de KPB (een eigen onafhankelijke partij vormen of niet). Ook over de eigen organisatie was er onenigheid: strak georganiseerd en eengemaakt of een brede federatie met zowat alle linkse stromingen? De federatie van Charleroi onder leiding van Léon Lesoil en Alexander Dewaet had kritiek op de federalistische benadering van de nationale leiding rond Adhémar Hennaut en op het falen van Van Overstraeten om als parlementslid een efficiënte rol te spelen (hij bleef tot in 1929 parlementair en genoot hierdoor van voordelen als gratis openbaar vervoer).
De groep in Charleroi telde in 1928 55 actieve leden die onderverdeeld waren in zes afdelingen. Het ging vooral om mijnwerkers. Op de eerste publieke meeting waren er meer dan 400 aanwezigen. Deze groep was het meest strikt op administratief vlak, het best georganiseerd en ook politiek het sterkste. De Antwerpse groep rond Lode Polk had invloed bij onder meer dokwerkers (Pierre Dorremans) en scheepsherstellers (Jef Van Der Elst). Het enorme activisme meteen na de splitsing verwaterde in Antwerpen al gauw. Waar de groep in 1930 dicht bij Hennaut en Van Overstraeten stond, zouden er nadien onder meer ultralinkse invloeden zijn, terwijl een ander deel bij de groep van Charleroi zou aansluiten. In de Brusselse groep speelde de taxichauffeur Georges Vereeken een grote rol, maar hij was vaak eerder een einzelgänger. Begin jaren 1930 gaf een deel van de leiding van de Oppositie er de brui aan. Onder meer War Van Overstraeten, die zich terugplooide als kunstschilder, stopte zijn politieke activiteiten.
De afdeling in Charleroi scheurde eind 1930 samen met enkele militanten uit Verviers en Georges Vereeken uit Brussel af omdat de organisatie de verdediging van de Sovjet-Unie niet opnam en geen oriëntatie op de KPB had. Op 11 januari 1931 kwam het eerste nummer van het tweewekelijkse ‘La Voix Communiste’ uit, de krant van de Opposition Communiste de Gauche (OCG). Deze groep werd erkend door de Internationale Linkse Oppositie rond Leon Trotski. Volgens Vereeken telde de OCG bij de oprichting slechts een dertigtal leden, voornamelijk in Charleroi. Mogelijk is dat een onderschatting, zelfs indien de interne twisten en de moeilijke objectieve situatie ongetwijfeld een tol hadden geëist. De krant werd op 700 tot 800 exemplaren verkocht.
Uitgesloten uit de BWP en de socialistische vakbonden begin jaren 1920, speelden OCG-militanten een vooraanstaande rol in enkele afdelingen van de ‘Chevaliers du Travail’. Die ‘ridders van de arbeid’ waren eind 19e eeuw uit de VS overgewaaid en speelden een rol in de arbeidersstrijd, onder meer in de beweging van 1886. Na het ontstaan van de KPB en de uitsluitingen uit de socialistische vakbonden, vonden veel revolutionaire militanten onderdak bij de ‘Chevaliers du Travail’. Zeker onder de mijnwerkers was er een inplanting. De splitsing tussen trotskisten en stalinisten had gevolgen voor de Chevaliers: de stalinisten vormden een eigen vakbond van mijnwerkers.
De OCG speelde een actieve rol in de staking van 1932. In Gilly en Châtelineau verdedigden OCG-militanten zoals Lesoil de noodzaak van stakerscomités, open algemene vergaderingen, de opbouw naar een algemene staking met een mars op Brussel. In de staking kwam ‘La Voix Communiste’ wekelijks uit met een oplage van 5.000 exemplaren. De OCG groeide tot een organisatie met 80 leden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 raakten vijf OCG-leden verkozen in gemeenten rond Charleroi: Lesoil in Châtelineau, glasbewerker Octave Atlas en de mijnwerkers Pierre Van Der Borght en Jules Hénin in Gilly, en tenslotte Alexander Dewaet in Ransart. Lesoil werd verkozen als voorzitter van het overkoepelend regionaal stakerscomité. Een jaar later werd hij door manoeuvres van de KPB uit die functie gezet. De ‘Chevaliers du Travail’ integreerden zich nadien in de grote sociaaldemocratische vakbonden.
De andere groep, de ‘Communistische Oppositie’ en nadien de ‘Internationale Kommunisten’, rond Hennaut organiseerde zowat alle afdelingen buiten Charleroi, maar legde weinig activiteit aan de dag. De dynamiek was vooral lokaal bepaald. Politiek was het geen eengemaakte organisatie. In de strijdbewegingen van 1932 werd het verschil tussen beide groepen duidelijk.
Entrisme
De OCG kwam versterkt uit de mijnwerkersstaking van 1932. De KPB was ook versterkt en telde al gauw meerdere duizenden leden en had ook een sterke aanwezigheid in het parlement. Maar ook aan de rechterzijde was er volop beweging. Extreemrechts stond in België nog relatief zwak, onder meer door het actief optreden van de arbeidersbeweging. Maar in Duitsland kwam Hitler in 1933 aan de macht. Dit leidde tot discussie binnen links. De Comintern stapte af van de ultralinkse politiek van de ‘Derde Periode’, een politiek waarbij zowat iedereen fascist genoemd werd en zogenaamde ‘sociaal-fascisten’ (zoals de sociaaldemocratie) uitgeroepen werden tot de grootste vijand. Die politieke koers onderschatte het gevaar van het fascisme en stond eenheid in de strijd ertegen in de weg. Na 1933 stapte de Comintern over op een volksfrontpolitiek: brede eenheid, ook met krachten die zich niet op de arbeidersklasse baseren. Trotski stelde daar het eenheidsfront tegenover: eenheid van de arbeidersklasse in actie.
In het kader van de discussie over eenheidsfronten stelde Trotski midden jaren 1930 voor dat revolutionaire militanten aan entrisme zouden doen binnen de sociaaldemocratie. Dat hield in dat een eenheidsfront aan de basis werd gevormd: doorheen gezamenlijke activiteit de politieke discussie richting geven en een bredere laag overtuigen van een revolutionair programma. De reden van dit voorstel was vooral de radicalisering bij jongerengroepen. De OCG ging effectief over tot entrisme en had een impact op linkse reformisten. Ze vormden een blok met Action Socialiste, waar een deel van de aanhang naar het trotskisme neigde. Het doel was niet om de leiding te overtuigen, maar wel om de basis te bereiken. Zoals Lesoil in een discussie tussen de OCG en de Communistische Oppositie van Hennaut in oktober 1933 reeds opmerkte over een toenmalig voorstel tot eenheidsfront (over entrisme werd de discussie pas midden 1934 gestart): “Het is mogelijk dat die linkse sociaaldemocraten arrivisten en demagogen zijn, wij weten dat het gevaar zeer groot is. Maar het zijn de arbeiders die wij willen bereiken, hun aanhang.”
De linkse reformisten stonden al snel onder druk om een keuze te maken tussen een revolutionaire koers of het aanvaarden van het kapitalisme. Onder meer Paul-Henri Spaak maakte die laatste keuze en werd daar nadien voor beloond met ministerpostjes en na de Tweede Wereldoorlog zelfs met de functie van secretaris-generaal van de NAVO. Maar een ander aanzienlijk deel, onder leiding van Walter Dauge, vormde de ‘Action Socialiste Révolutionnaire’, die nadat ze uit de BWP gezet werd de Parti Socialiste Révolutionnaire vormde met weekblad ‘Lutte Ouvrière’. Deze groep werd door de trotskisten overgewonnen waardoor ze met 800 leden uit de sociaaldemocratie kwamen en een reële inplanting en invloed hadden in Henegouwen. Zo haalde Dauge een meerderheid in de gemeenteraadsverkiezingen in Flénu, waarop de koning weigerde om hem als burgemeester aan te stellen.
De militaire staatsgreep in Spanje en het feit dat de Franse beweging niet verder ontwikkelde, zorgden ervoor dat de opgaande fase van klassenstrijd nog in 1936 zelf gestopt werd. Het leidde tot meer ruimte voor contrarevolutionaire ontwikkelingen. Zo is het geen toeval dat de Moskouse processen en de vervolging van elke mogelijke oppositiekracht in de Sovjet-Unie eveneens in 1936 van start gingen. Samen met de naderende oorlog maakte dit de consolidatie van de nieuwe trotskistische organisatie in België moeilijk, de bredere groep rond Dauge werd niet geïntegreerd in een revolutionaire stroming en verdween samen met de oorlog. De groep van Charleroi hield wel stand en speelde een essentiële rol in het overleven van het Belgische trotskisme.
De PSR ging de Wereldoorlog in met sterke kernen in Charleroi en Brussel. De partij speelde een actieve rol in het verzet tegen de nazi’s. Maar de tol van de oorlog was groot. Veel leiders stierven in concentratiekampen. Léon Lesoil kwam in 1942 om in een concentratiekamp. Jonge opkomende voortrekkers, zoals Abram Leon, ondergingen hetzelfde lot. De fascistische vervolging van revolutionaire militanten onthoofde de trotskistische beweging in België.
In de jaren 1930 toonden de trotskisten dat ook een kleine revolutionaire organisatie een belangrijke rol kan spelen in strijdbewegingen. In de belangrijkste kansen die zich aandienden na de splitsing met de stalinisten in 1928, speelde de groep trotskisten uit Charleroi een uitmuntende rol. Zowel in de stakingen van 1932 als 1936, als bij de de radicalisering in de sociaaldemocratie in 1935-36 verdedigde deze groep de noodzaak van eenheid aan de basis, gekoppeld aan een consistent overgangsprogramma gericht op de uitbouw van een krachtsverhouding om de beweging te versterken richting een breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistische samenleving.
-
Hoe de Linkse Oppositie zich verzette tegen het stalinisme (deel 1)

Op 20 augustus 1940 werd Lev Davidovitsj (Leon) Trotski op brute wijze vermoord door één van Stalins handlangers. Om zijn werk te herdenken en zijn ideeën te onderzoeken publiceerde International Socialist Alternative in 2020 een reeks artikelen. Onderstaand dossier is gebaseerd op een discussie op de Virtual Marxist University van ISA afgelopen zomer. Het schetst de heldhaftige strijd van Trotski en zijn aanhangers tegen Stalin.
Door George Martin Fell Brown, Socialist Alternative, VS en Rob Jones Sotsialisticheskaya Alternativa, Rusland
Op 18 januari 1928 werd Leon Trotski uit zijn flat in Moskou gesleept en naar het Jaroslavski station overgebracht, waar hij op een trein werd gezet naar het bijna 4000 kilometer verderop gelegen Bisjkek. Van daaruit werd hij over de bergen naar Alma-Ata gebracht, een stad zonder sanitaire voorzieningen en waar lepra, malaria en andere ziekten voorkwamen. Stalin stuurde Trotski in een erg verre ballingschap omdat Trotski populair was, een analyse had over de opkomst van de stalinistische bureaucratie en onverzettelijk was in zijn oppositie ertegen.
Een steeds terugkerende vraag waar socialisten voortdurend mee geconfronteerd worden, is: “Hoe zit het met Rusland?” Hoe is de eerste succesvolle socialistische revolutie uiteindelijk ontaard in een bureaucratische stalinistische dictatuur? Het waren Trotski en de Linkse Oppositie die de meest grondige analyse gaven van de sociale krachten achter de opkomst van het stalinisme, omdat ze directe ervaring hadden met het bestrijden van de processen die plaatsvonden. De geschiedenis van deze strijd omvat nog steeds belangrijke lessen voor vandaag.
De doelen van de bolsjewieken
De Russische Revolutie zag de arbeidersklasse voor het eerst het kapitalisme omverwerpen. De leiders van de revolutie, Vladimir Lenin en Leon Trotski, en hun partij, de bolsjewieken, dachten dat dit het begin was van een wereldwijde revolutie, waarbij de arbeidersklasse van de ontwikkelde kapitalistische wereld zich zou aansluiten bij die van Rusland en het land zou helpen om een internationale planeconomie en socialistische democratie te ontwikkelen op een hoger niveau dan wat het kapitalisme ooit had bereikt.
Dit weerhield hen er echter niet van om een hele reeks radicale socialistische maatregelen in te voeren. Rusland trok zich terug uit de oorlog, weigerde geheime overeenkomsten te erkennen die eerder waren overeengekomen met de imperialistische mogendheden, kende grond toe aan de boeren, voerde arbeiderscontrole in, introduceerde het stemrecht voor alle burgers, mannen, vrouwen en jongeren, voerde gelijke rechten voor vrouwen in, decriminaliseerde relaties tussen personen van hetzelfde geslacht, kende het recht op zelfbeschikking toe aan de naties die dat wilden en veranderde de onderwijs- en gezondheidsstelsels radicaal ten gunste van de werkende mensen en de armen. Bovendien stichtten de bolsjewieken de Communistische Internationale, de Comintern.
Antisocialistische krachten, monarchisten, geestelijken, conservatieven en rechtse nationalisten van divers pluimage, gesteund door bankiers en het grootkapitaal, waren vastbesloten om dit alles te voorkomen. Zij lanceerden een burgeroorlog waarin de reactionaire Witte legers, gesteund door militairen van 21 imperialistische landen, de revolutie met geweld probeerden omver te werpen. Bovenop de verwoestingen die de Eerste Wereldoorlog had aangericht, liet een nieuwe burgeroorlog van drie jaar de Russische economie in een wanhopige situatie achter.
Nieuwe Economisch Politiek
De ontaarding van de socialistische revolutie was, in tegenstelling tot wat velen beweren, niet het logische gevolg van de revolutie, maar een verwerping van haar idealen. De ontaarding vond ook niet in één keer plaats, maar was een proces dat zich in de loop van de tijd ontwikkelde in lijn met een reeks internationale en nationale ontwikkelingen, waarbij ook subjectieve factoren soms een rol speelden.
In het nieuwe, socialistische Rusland was de staat, ondanks het feit dat de arbeidersklasse in 1917 aan de macht was gekomen, ongelooflijk gespannen in zijn vermogen om in de basisbehoeften van de bevolking te voorzien. Bovendien werden de meest politiek bewuste arbeiders steeds meer uit de arbeidersbeweging gehaald. Velen waren in de burgeroorlog omgekomen. Anderen werden meegesleept in de vele administratieve taken die nodig waren om de samenleving te besturen.
De bolsjewieken erkenden dit. Aan het einde van de burgeroorlog en met de vertraging van de Europese revolutie, introduceerden ze de Nieuwe Economische Politiek (NEP). Dit versoepelde de harde omstandigheden die nodig waren voor de economie tijdens de burgeroorlog. Het maakte dat de economische druk enigszins afnam, maar dit ging ten koste van een sterkere positie van de marktkrachten, de rijkere boeren en de experts van voor de revolutie.
Naarmate de invloed van de NEP en degenen die er het meest van profiteerden toenam, begon zich een bureaucratie te vestigen als een volwaardige kracht, zowel binnen het staatsapparaat als in toenemende mate ook binnen de partij. Een centrale figuur hierin was Jozef Stalin, die een secundaire rol speelde in de revolutie zelf. Om de groeiende administratieve taken binnen de bolsjewistische partij aan te kunnen, werd hij in 1923 benoemd tot “algemeen secretaris”.
Het was de eerste keer in het vijfentwintig jarig bestaan van de partij dat een dergelijke functie bestond. Lenin had binnen de partij en in het nieuwe socialistische Rusland altijd een democratische en collectieve stijl van leidinggeven in stand gehouden. De nieuwe functie was puur bedoeld voor de verbetering van organisatorische zaken, maar Stalin misbruikte de positie van ‘algemeen secretaris’ eerst als een instrument om informatie in zijn handen te concentreren, voordat hij deze uiteindelijk bevorderde om een almachtige en autoritaire heerser te worden.
Lenins zorgen
Vanaf 1922 leed Lenin aan een steeds slechtere gezondheid. Maar hij kon verontrustende tekenen zien van een zich ontwikkelende bureaucratie. Hij stelde voor om de “Arbeiders- en Boereninspectie”, die het groeiende staatsapparaat moest controleren, te hervormen door meer arbeiders en boeren in te zetten. Hij maakte zich ook steeds meer zorgen over de hardhandige maatregelen die Stalins aanhangers binnen Georgië hadden gebruikt, acties die de nationale gevoeligheden in de regio negeerden. Hij vocht ook tegen Stalins voorstel om de toenmalige drie andere Sovjetrepublieken te verenigen in de Russische Socialistische Federatie en pleitte in plaats daarvan voor de vorming van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, waarbij elke republiek een gelijke status zou krijgen. Deze kwesties overtuigden Lenin van de noodzaak om de groeiende bureaucratie te bestrijden en om dat te doen, stelde hij voor om een blok te vormen met Trotski. De ziekte van Lenin maakte dit alles echter moeilijker.
Inmiddels waren er twee andere crises die de macht van de arbeidersklasse verzwakten en de bureaucratie versterkten. Lenin had de NEP voorgesteld als een tijdelijke concessie die kleinschalige privé zaken mogelijk maakte tot de revolutie in de ontwikkelde landen zou plaatsvinden. Helaas zorgde het verkeerde beleid van de Duitse Communistische Partij, geadviseerd door Zinovjev, toen als hoofd van de Comintern, er mee voor dat de revolutie in Duitsland zich niet voltrok. Deze nederlaag was een zware klap voor de Russische arbeidersklasse en hielp haar te demoraliseren.
Tegelijkertijd werd het leven van de NEP onvermijdelijk verlengd, waardoor de negatieve effecten ervan toenamen. In wat in feite het herstel van het kleinschalige kapitalisme was, ontwikkelde zich een nieuwe kaste van rijke boeren op het platteland en rijke handelaren en speculanten, de zogenaamde NEP-mannen. Zij werden op hun beurt steeds meer beïnvloed door en verbonden met een laag “chinovniks” – staatsbureaucraten, van wie velen in 1917 de mensjewieken hadden gesteund of zelfs voor het tsaristische regime hadden gewerkt.
De NEP introduceerde ook verstoringen in de Sovjeteconomie, die geconfronteerd werd met wat Trotski de “schaarcrisis” noemde. De landbouwprijzen daalden, terwijl de prijzen van industriële goederen stegen. Dit betekende dat boeren het zich niet konden veroorloven om machines te kopen die ze nodig hadden, dat de werkloosheid in de steden toenam en dat dit leidde tot de toenemende ongelijkheid binnen de boerengemeenschap.
Eerste schermutselingen
Na zijn derde beroerte in maart 1923 was Lenin te ziek om nog verder deel te nemen aan partijpolitiek. Terwijl Trotski ongetwijfeld werd gezien als de gezamenlijke leider van de revolutie met Lenin, manoeuvreerden zijn tegenstanders, die zich op de meer conservatieve ontwikkelende bureaucratie baseerden voor hun positie, vooral toen bekend werd dat Lenin en Trotski zich voorbereidden om zich tegen hen te verzetten. In deze situatie was Trotski dubbel voorzichtig opdat de strijd niet zou gezien worden als een interne machtsstrijd.
Zijn tegenstanders daarentegen consolideerden hun krachten door het vormen van een “trojka”: Grigorij Zinovjev, Lev Kamenev en Jozef Stalin.
Dit werd duidelijk op het 12de congres in april 1923, toen voor het eerst de meerderheid van de afgevaardigden (55%) voltijdse partijmedewerkers waren en nog eens 28% deeltijdse medewerkers van de partij. In de loop van 1923 werd op basis van Stalins positie als algemeen secretaris het overleg binnen de partij en de selectie van afgevaardigden voor het partijcongres begin 1924, net na de dood van Lenin, zorgvuldig geleid. De trojka slaagde erin om het testament van Lenin te onderdrukken. In dat testament werd opgeroepen om Stalin af te zetten als algemeen secretaris.
Verschillende historici, waaronder Isaac Deutscher en Pierre Broué, stelden dat Trotski de strijd tegen Stalin in 1923 niet ten volle voerde. Dit is niet correct. Men moet begrijpen dat het in de beginfase van de strijd noodzakelijk was dat Trotski en zijn aanhangers voorzichtig te werk gingen. Hij vocht met volharding rond de Georgische kwestie, waarbij hij de kwestie eerst in Pravda aan de orde stelde. Stalin trok zich echter terug op deze kwestie en begon zijn toespraak op het XIIe Partijcongres over de nationaliteitenkwestie met een scherpe kritiek op het “Groot-Russisch chauvinisme”. Op de bijeenkomst van het Politbureau onmiddellijk na het congres stelde Trotski voor om Ordzjonikidze uit zijn functie in Georgië te verwijderen, waarbij hij stelde dat het voorstel voor een Transkaukasische republiek zoals voorgesteld door Stalin te gecentraliseerd was en waarbij hij aanvaardde dat de Georgische minderheid het volste recht had om hun standpunt voor te stellen. Stalin liet toen nog Zinovjev en Kamenev het voortouw nemen en trok zich vaak terug om de confrontatie te vermijden.
Gezien de terugtrekking van Stalin op het gebied van de nationale kwestie, concentreerde Trotski zich vervolgens op economische vraagstukken. Toen hij het verslag over de industrie bracht, wees hij op de noodzaak om het tempo van de industrialisatie te versterken, een toespraak die later werd gepubliceerd onder de titel: “Naar socialisme of kapitalisme”.
De bewering van Broué dat Trotski getroffen werd door een vreemde ziekte die hem in de marge van de beslissende strijd van deze periode hield en maakte dat hij niet aanwezig was tijdens de gezamenlijke plenaire vergadering van het Centraal Comité en de Centrale Controlecommissie in oktober 1923, is ook niet correct. Trotski nam deel en sprak minstens vier keer.
Oppositie verzamelt krachten
Natuurlijk speelde Trotski een centrale rol in het verzet tegen de groeiende bureaucratie, maar hij was niet de enige. Duizenden, tienduizenden bolsjewieken stonden de stalinistische contrarevolutie in de weg. In oktober 1923 waren er onder de leidende leden van de Linkse Oppositie veel “oude bolsjewieken” met 20 jaar activiteit, waaronder vooraanstaande revolutionairen, mensen met het intellect van Preobrazjenski of Smirnov, het organisatiegenie van Pjatakov, de klasseninstincten van Sapronov, die allemaal verenigd waren in het platform van de Linkse Oppositie (1923-27).
Zij werden vergezeld door onder meer de voormalige soldaat en leider van de bestorming van het Winterpaleis, Vladimir Antonov-Ovseenko; Evgenija Bosh, één van de oprichters van de Oekraïense bolsjewieken en leidster van de gewapende opstand in Kiev; en natuurlijk ook door Christian Rakovski, hoofd van de Oekraïense partij en één van Trotski’s naaste bondgenoten. Behalve Bosh, die in 1925 aan een slechte gezondheid stierf, werden ze allemaal tussen 1936-8 door Stalin geëxecuteerd.
De Trojka deed alles wat in haar macht lag om de kritiek in die tijd te onderdrukken. Maar het lukte hen niet. Er was nog steeds leven in de bolsjewistische partij. Toen de leden geruchten hoorden over de meningsverschillen aan de top van de partij, eisten ze informatie. Door de zorgvuldige selectie van afgevaardigden in het gezamenlijke plenum van het Centraal Comité en de Centrale Controlecommissie in oktober 1923 – van de 117 aanwezige leden steunden er slechts 11 de oppositie – meende de Trojka het debat over de door de linkse oppositie aangekaarte kwesties te hebben beëindigd. Maar eind december was de discussie binnen de partij geëxplodeerd, te beginnen in Moskou: de afdelingen en de regio’s weigerden de instructies van het secretariaat om het standpunt van de Trotski’s niet te verspreiden, terwijl de partijpers, met inbegrip van Pravda en Isvestia, vol stond met berichten dat de oppositie het debat had gewonnen, ook in verschillende belangrijke Moskouse districten.
Zinovjev schreef eind november aan Stalin over de moeilijkheden waarmee de Trojka in deze discussie werd geconfronteerd en klaagde na het lezen van de aantekeningen van de vergaderingen van de communistische universiteit. “Ik zie dat de situatie erger is dan ik dacht. De universiteit is opgewonden. Er zijn een aantal zeer boze en geharde elementen. Veel roddels en geruchten. Er is een grote verbittering tegen het Centraal Comité, zoals gewoonlijk een speciale campagne tegen mij. Preobrazjenski’s groep lijkt zich te hebben georganiseerd en opereert in heel Moskou. Dit kan grote problemen veroorzaken in de Moskouse organisatie. We hebben serieuze maatregelen nodig in de Moskouse organisatie. Anders is het te laat.”
De kritiek van de Linkse Oppositie
De kritiek van de Linkse Oppositie werd in oktober 1923 schriftelijk geformuleerd door Trotski in een geheime brief aan het Centraal Comité. Daarna volgde de “Verklaring van de 46”, ondertekend door vooraanstaande leden van de partij, en vervolgens de publicatie van Trotski’s “Nieuwe koers” eind 1923.
In dit materiaal bekritiseerde de Linkse Oppositie het chaotische beheer van de industrie en stelde in plaats daarvan een effectiever gebruik van de staatsplanning voor om de industrialisatie van het land te bespoedigen. Dit zou de negatieve effecten van de NEP verlichten en tegelijkertijd de levensstandaard verbeteren en de rol van de arbeidersklasse versterken. Stalin trok deze voorstellen in het belachelijke. In plaats hiervan verstrengde hij de arbeidsvoorwaarden en legaliseerde hij de verkoop van vodka, wat sinds 1912 verboden was. In feite was dit een belasting op arbeiders.
De oppositie bekritiseerde ook de groeiende bureaucratie, niet alleen de omvang ervan, maar ook dat deze steeds meer privileges kreeg en een “onderdrukkend partijregime” creëerde dat werd gedomineerd door de “selectie van de partijhiërarchie door het secretariaat.”
In 1923 waren de bolsjewieken nog steeds van mening dat een partijlid dat een functie bekleedde niet meer dan een geschoolde arbeider mocht verdienen. Lenin kreeg in 1922 4.700 roebel per maand, slechts 37% meer dan de gemiddelde fabrieksarbeider. Bijna alle staats- en partijposten in 1924 werden bezet door activisten die zich vóór 1917 bij de partij hadden aangesloten. Daaronder bevonden zich veel voormalige arbeiders die in de oorlog hadden gevochten, maar niet langer arbeider waren.
Na de dood van Lenin werd de “Lenin-heffing” in gang gezet. Honderdduizenden politiek inactieve arbeiders werden lid van de partij, vaak onder druk van jobverlies. Met een stijging van het partijlidmaatschap met 50% in de loop van een jaar was dit een open deur voor degenen die niet uit overtuiging in de partij zaten of de offers van de prérevolutionaire periode hadden gebracht, maar die de partij zagen als een weg naar privilege en succes.
Het partijlidmaatschap groeide van 400.000 naar 1,2 miljoen in 1927. 90% van de leden in partij- en staatsfuncties was na 1924 toegetreden. ‘Macht van de secretarissen’, en uiteindelijk natuurlijk de algemeen secretaris, werd de norm. Partijleden konden promotie, voedselpakketten, betere huisvesting verwachten terwijl anderen honger en voedseltekorten kenden. Het maximum aantal partijleden werd in 1932 bij een geheim decreet afgeschaft.
Daarnaast stelde de oppositie dat de bureaucratie zelf, door het verbergen van echte politieke verdeeldheid door middel van bureaucratische manoeuvres, verdeeldheid binnen de partij creëerde die de revolutie bedreigde. Dit is overigens een andere factor die Deutscher en Broué negeren: als de oppositie waarschuwde voor de gevaren van verdeeldheid binnen de bolsjewistische partij, die alleen kon worden overwonnen door de bewuste pogingen om een collectief leiderschap te ontwikkelen, konden ze nauwelijks openlijk naar voren komen met een totale publieke aanval op de trojka.
In plaats daarvan betoogde de oppositie dat het openen van een eerlijk debat binnen de partij en de sovjets de manier was om echte eenheid te creëren.
De aanhangers van de trojka beschuldigden de Linkse Oppositie van het creëren van fractionele verdeeldheid die de partij bedreigde. Ze reageerden op de standpunten van Trotski en anderen door hen uit hun posities te verwijderen. Verschillende aanhangers van de oppositie kregen een functie als ambassadeur om hen uit de nationale politiek weg te halen. Rakovski werd naar Frankrijk gestuurd, Joffe naar China, Krestinsky naar Duitsland en Kotziubinski naar Oostenrijk. Andere prominenten van het Rode Leger en de jongerenvleugel werden op dezelfde manier uit hun posities verwijderd.
Er was sprake van een intensievere bureaucratische manipulatie op internationaal niveau. Tijdens het vijfde congres van de Comintern in 1924 voerde Zinovjev een programma in dat verkeerdelijk ‘de bolsjewisering van de Comintern’ werd genoemd. Van andere secties werd verwacht dat ze het trotskisme aan de kaak stelden zonder zelfs maar te weten wat Trotski bepleitte. Franse communisten die Trotski’s “Nieuwe Koers” hadden gepubliceerd, werden uitgesloten. In de Poolse partij, die Trotski steunde, werd de volledige leiding vervangen. In Duitsland werd ook Brandler, een tegenstander van Trotski die aan de rechterkant van de partij zat, uitgesloten. Hij kreeg als enige de persoonlijke schuld voor het mislukken van de revolutie van 1923, zodat de bureaucratie over haar eigen rol kon zwijgen.
De reactie op de strijd van de Linkse Oppositie in 1923 was voor velen in de partij een schok. De bureaucratie had echter nog steeds niet het totalitaire niveau van de jaren 1930 bereikt. Trotski en zijn aanhangers mochten nog steeds over verschillende onderwerpen schrijven. In die tijd schreef hij “Literatuur en Revolutie” en “Problemen van het alledaagse leven”. De partijkrant Pravda publiceerde belangrijke artikelen, waaronder enkele kritische artikelen over Stalin, terwijl de staatsuitgeverij Trotski’s “De eerste vijf jaar van de Comintern” in 1924 publiceerde en een jaar later “Problemen van de Britse Revolutie.”
Maar in het midden van de jaren 1920 werd zelfs dit theoretische werk een doelwit voor stalinistische aanvallen. Vanaf november 1924 werden de kranten overspoeld met aanklachten tegen Trotski en werden er in lokale organisaties moties van protest ingediend. Bureaucraten gebruikten hun middelen om door hun archieven te graven om fragmenten van oude polemische debatten tussen Lenin en Trotski opnieuw te publiceren. De door de staat gesteunde aanvallen op de Linkse Oppositie waren meer karaktermoord dan een theoretisch argument. Maar de stalinistische polemieken dienden ook om de politieke benadering van de bureaucratie theoretisch te rationaliseren.
Verwerping van de wereldrevolutie
Het bolsjewisme ging er steeds van uit dat een revolutie in een semi-feodaal land als Rusland alleen kon volhouden door ze uit te breiden naar de geavanceerde kapitalistische landen. In januari 1924 steunde Stalin nog steeds het standpunt dat de Russische Revolutie, om te overleven, een wereldrevolutie moest worden. Maar tegen het einde van het jaar, na de dood van Lenin, begonnen hij en Nikolai Boecharin het idee te introduceren dat het noodzakelijk was om “socialisme in een afzonderlijk land” op te bouwen, meestal vertaald als “socialisme in één land”. In 1926 was dit officieel Comintern-beleid geworden. De Communistische Internationale vocht niet langer voor de wereldrevolutie, maar om de Sovjet-Unie te verdedigen.
Internationaal werd de zaak van de wereldrevolutie ondergeschikt gemaakt aan het opzetten van goede relaties met burgerlijke nationalisten en vakbondsbureaucraten. Deze krachten zouden zich moeten verzetten tegen een militaire interventie tegen de Sovjet-Unie, maar zouden zich ook verzetten tegen de toenemende strijd van de arbeidersklasse. Intern leunde de bureaucratie op de groeiende ongelijkheid die zich onder de Nieuwe Economische Politiek had ontwikkeld, waarbij Boecharin de rijkere boeren aanspoorde om zich “te verrijken”. Een toename van de arbeidersactiviteit, of van de activiteit onder de armere boeren, zou weerstand oproepen bij de rijkere boeren, of koelakken, en de status-quo verstoren.
-
Een joodse revolutionaire onder de naziterreur (deel 2)

Klassenstrijd: illegale krant van de trotskisten in België tijdens de nazi-bezetting In onze maartkrant (hier online) brachten we het eerste deel van het verhaal van de in 1923 geboren Claire Prowizur, een Joodse emigrante uit Polen die als clandestiene activiste in de trotskistische beweging in Brussel actief was. In januari 1943 werd ze met haar metgezel Philippe door de SS opgepakt en naar de Dossin-kazerne in Mechelen overgebracht. Van daaruit zou ze naar het vernietigingskamp Auschwitz gebracht worden.
door Guy Van Sinoy
Mechelen
Het vertrek van het 20e konvooi naar Auschwitz was gepland voor 23 april 1943. Philippe en Claire besloten om een ontsnappingspoging te ondernemen door van de trein te springen. Dat was niet gemakkelijk: ze werden in groepen van 100 in veewagens opgestapeld met een klein dakraam waar tralies voor hingen. Hun kameraad Albert Clément had echter een kleine ijzerzaag opgestuurd. Albert Clément was mekanieker en organiseerde een gewapende groep die overvallen pleegde (geld, rantsoenbonnen) om de partij en de ondergedoken militanten te helpen.
Het konvooi vertrok ’s nachts. Enkele tientallen gevangenen sprongen van de trein. De SS controleerde vanop de wagons en schoot een aantal ontsnappers dood. Philippe en Claire wisten aan de kogels te ontsnappen en belandden in een veld niet ver van Luik. Albert ging met een groep gewapende kameraden naar hen op zoek en bracht ze terug naar de rand van Brussel.
Charleroi
De twee bleven in Tervuren in afwachting van nieuwe identiteitspapieren. Daarna werden ze naar Gilly (Charleroi) gestuurd, waar ze bij ervaren mijnwerkers onderduiken.(1) Claire was verantwoordelijk voor het nazien van het materiaal voor de krant die in Brussel werd gedrukt. In juni 1944 besloot Abram Leon (2) naar Charleroi te trekken, het sterkste punt van de partij. Hij deed dit vanuit de veronderstelling dat de arbeiders na de bevrijding in actie zouden komen tegen hun onderdrukkers.
Kort na zijn aankomst werden Abram Leon en enkele kameraden bij toeval gearresteerd omdat een raam niet goed afgedekt was. Enkele dagen later kwam een Duitse soldaat naar de verblijfplaats van Claire. Het was een sociaaldemocraat die cipier was in de gevangenis waar Abram Leon vastzat. De soldaat wilde hem helpen te ontsnappen. Het plan kreeg vorm: Abram zou verkleed worden als Duitse soldaat en samen met de cipier uit de gevangenis weggaan. Een Brusselse kameraad bezorgde het uniform. Het plan viel echter in duigen. Abram werd door de Gestapo ondervraagd en daarbij geslagen en gemarteld. Met twee blauwe ogen was het onmogelijk om hem ongezien weg te krijgen. Enkele dagen later werd hij naar de Dossin-kazerne gebracht, een tussenstop op weg naar Auschwitz waar hij het leven liet.
September 1944: Amerikaanse tanks trekken de straten van Charleroi binnen. De bevolking is euforisch. “Zo hoopten we de dag van de bevrijding niet te zien. De massa’s hebben zich niet tegen de eigen onderdrukkers gekeerd. De arbeiders zullen uitgebuit blijven worden. Ze hebben een historische kans gemist.” Zo dacht Claire er over. In mei 1945 trok ze met Philippe naar Brussel en vroeg ze de kameraden van de partij om even op adem te komen. Claire was toen net 22 jaar oud.(3)
Voetnoten
- Ze werden opgevangen door onder meer Florent Galloy, een voormalige mijnwerker, die in Spanje vocht tijdens de revolutie van 1936-37 en ondergronds ging tijdens de oorlog. Tijdens de oorlog gaf hij het bulletin ‘Le Réveil des Mineurs’ uit, de uitgave van de Mijnwerkersfederatie die verspreid werd in een vijftiental koolmijnen in de regio. Florent Galloy werd in 1944 opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Buchenwald, waar hij deelnam aan een clandestiene groep marxisten (met de Oostenrijkse militanten Ernst Federn, Karl Fischer en de Fransman Marcel Beaufrère). Deze groep maakte het “Manifest van Trotskisten van Buchenwald.” Na de oorlog was Florent Galloy tot aan zijn dood in 1958 hoofdafgevaardigde van het ABVV in de ijzerfabriek Hainaut-Sambre in Charleroi
- De echte naam van Abram Leon was Abram Wajnsztok (1918-1944). Hij schreef het boek ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’ (in een eerste Nederlandstalige vertaling door Marxisme.be uitgebracht)
- Achteraf schreef Claire Prowizur het verhaal van haar jeugd in “Conte à rebours, une résistante juive sous l’occupation”, uitgegeven door Ed Louis Musin in Brussel (1979)
-
Verjaardagen in 2018… 90 jaar na de splitsing tussen stalinisten en trotskisten in België
Vandaag en de komende dagen publiceren we artikels uit onze archieven. Het gaat om artikels die nuttig zijn om nu al mee te zijn met enkele historische verjaardagen in 2018. Dit jaar is het 90 jaar geleden dat er in de Communistische Partij van België (KPB) een grote scheuring was tussen een stalinistische meerderheid en een trotskistische minderheid.

Trotski (links) en Stalin (rechts) In maart 1920 wordt de eerste communistische groep opgericht rond War Van Overstraeten vanuit de Socialistische Jonge Wacht (SJW, jongerenorganisatie van de Belgische Werkliedenpartij, de voorganger van SPA/PS). Joseph Jacquemotte, verantwoordelijke van de bediendenbond in Brussel, leidt een groep rond zijn blad “L’Exploité”. In mei 1921 verlaten ze in de BWP om de Belgische Communistische Partij op te richten. Op aandringen van de communistische internationale fusioneren de beide partijen.
Een moeilijk begin
De partij telt slechts 500 leden en kan in de parlementsverkiezing slechts 2 lijsten indienen (Brussel en Verviers). In `22 moeten een 15-tal leiders van de KPB voor het Assisenhof verschijnen op verdenking van “samenzwering”. In hetzelfde jaar neemt de BWP de motie “Mertens” aan: de vakbondsposities van de communistische militanten worden geëlimineerd. De grootste problemen komen echter voort uit het gebrek aan politieke samenhang in de KP zelf. Zo zijn er meningsverschillen over hoe de organisatie moet uitgebouwd worden, wie lid kan zijn van de partij,…
Linkse Oppositie in de Sovjetunie
Na de dood van Lenin in Rusland, werd de strijd tussen de bureaucratie en de revolutionairen openlijker gevoerd. De periode van oorlog (er vielen tientallen buitenlandse legers het land binnen) gecombineerd met de isolatie van de Sovjetunie (ondermeer door het mislukken van de Duitse revolutie in 1918) zorgden ervoor dat een bureaucratische laag meer macht naar zich kon toetrekken en in conflict kwam met een deel van de oude bolsjewistische leiding. Dit conflict wordt soms voorgesteld als een strijd tussen twee personen, Stalin en Trotski, maar uiteraard was er een materiële basis voor het conflict die veel dieper was dan een conflict tussen twee personen.
Vanuit de Communistische Internationale werd alles eraan gedaan om de invloed van Trotski en de Linkse Oppositie te beperken. De meeste afdelingen volgden de stalinistische leiding in Moskou.
In België waren de standpunten verdeeld. In de partijbladen van de KP (‘Drapeau Rouge’ en ‘Rode Vaan’) werden zowel de standpunten van Trotski als die van de ‘Troika’ (de groep rond Stalin, Zinoviev en Kamenew) uitgebreid toegelicht. Op het Centraal Comité van de Belgische KP van 1 maart 1925 werd een motie gestemd dat de houding van de Russische KP verwierp omdat ze op een kunstmatige wijze beschuldigingen naar voor brachten tegen Trotski en het “trotskisme”. Een resolutie van Jacquemotte dat een volledige steun uitsprak aan de houding van de Russische KP-leiding kreeg slechts 3 stemmen, tegenover 19 voor de eerste resolutie.
Tussen 1925 en 1927 waren er intense discussies in de partij over de ‘Russische kwestie’. In de ‘Rode Vaan’ van 16 september 1926 werd zelfs uitdrukkelijk geschreven dat de partij geen standpunt innam om de situatie eerst grondiger te kunnen bestuderen.
Op 7 november 1927 werd Trotsky uitgesloten uit de Russische KP. Dit leidde tot enorm veel reacties in de Belgische KP. Zo was er minstens één Brusselse afdeling die de volgende dag een brief stuurde naar de partijleiding waarin het haar vertrouwen opzegde in de leiding van de Kommunistische Internationale en aankondigde alle publieke activiteit (waaronder de zittingen in de gemeenteraad) voor de partij stop te zetten tot er een degelijke uitleg zou verschaft worden aan de leden. Op het CC (Centraal Comité) van eind november werden ook protestresoluties voorgelegd van afdelingen uit Schaarbeek, Molenbeek en van de federatie Charleroi. Op hetzelfde CC werd Georges Vereeken, als verantwoordelijke van de Brusselse afdeling die een ultimatum gesteld had, al zijn functies ontnomen.
In de nationale leiding van de Belgische KP waren de meningen verdeeld. Een resolutie van Van Overstraten en Adhemar Hennaut op het Uitvoerend Bureau (UB) waarin de schorsing van de uitsluitingen van Trotski en de leden van de Linkse Oppositie werd geëist, kreeg maar de helft van de stemmen op het UB, maar op het CC behaalden ze een meerderheid (15 tegen 3).
Moskou in het verweer tegen oppositie
De Stalinistische leiding in Moskou begon erg verveeld te zijn met de standpunten van de Belgische KP. Ze begonnen een offensief om een meerderheid te krijgen in België. Daartoe nodigden ze ondermeer een aantal leidinggevende figuren uit naar Moskou. Een aantal onder hen werden daar op een paar weken omgevormd van sympathisanten voor de oppositie tot de hevigste verdedigers van de stalinisten. Er werden ook een aantal wijzigingen opgelegd in de manier waarop gewerkt werd met buitenlandse communisten in België. Totdantoe waren die afzonderlijk georganiseerd met een raadgevende stem in de Belgische KP. Gezien het feit dat die buitenlandse communisten vooral de stalinisten steunden, kregen deze nu plots volwaardig stemrecht.
Het resultaat was dat tegen het CC van januari 1928 de verhouding tussen de steun aan de Linkse Oppositie en de Moskou-gezinden van 15 tegen 3 gewijzigd werd in een verhouding 13 tegen 13.
Dit was nog steeds een relatief zwakke positie en de leiding zag zich genoodzaakt om een periode van open discussie in te lassen. De pagina’s van het dagblad ‘Drapeau Rouge’ en het weekblad ‘Rode Vaan’ werden opengesteld voor de discussie. Bijna dagelijks verschenen artikels van zowel trotskisten als stalinisten.
Congres van maart 1928
De discussie leidde tot een congres in maart 1928 waar een partijstandpunt zou beslist worden. De Oppositie stond vooral sterk in Vlaanderen (waar het een meerderheid had), Brussel en Charleroi. Er was ongeveer 1 mandaat voor elke 10 leden. De meerderheid had 79 mandaten, de oppositie 34.
De discussies binnen de KP gingen vooral over de situatie in de Sovjetunie. De stalinistische degeneratie in de Sovjetunie en de bijhorende bureaucratisering van de internationale zorgde voor heel wat protest onder arbeiders en kaders van de KP. De nog erg jonge KP, die bovendien samengesteld was uit mensen met een verschillende achtergrond, leed sterk onder deze verdeeldheid. Het feit dat de meningsverschillen van bij de oprichting van de KP nooit echt volledig uitgediscussieerd waren, bevorderde dit niet. De oude groep die uit de sociaal-democratie kwam, werd voornamelijk actief in de stalinistische groep. De ultra-linkse groep rond Van Overstraeten sloot bij de trotskisten aan.
Linkse Oppositie in België
Het congres van 11 en 12 maart 1928 leidde tot een splitsing. De Oppositie bleef formeel oproepen om opnieuw opgenomen te worden in de KP en noemde zich nog steeds een ‘platform’ van de KP. De breuk was echter definitief. De Kommunistische Oppositie begon met een eigen krant, een tweewekelijks blad in het Nederlands en het Frans.
Er waren belangrijke groepen in Charleroi (onder de staalarbeiders) en ook in Vlaanderen, onder meer bij de dokwerkers in Gent en Antwerpen. De Kommunistische Oppositie probeerde de breuk met de KP te verwerken door een enorme activiteit aan de dag te leggen. Er werd niet enkel een enorme inspanning gedaan om haar pers uit te bouwen (de twee kranten), er waren ook tal van meetings en campagnes. Zo was er deelname aan verkiezingen. Bij de beruchte Borms-verkiezingen in Antwerpen (november 1928) namen ook de KP en de trotskisten deel. De trotskisten haalden meer dan 3.000 stemmen en versloegen de KP.
De enorme activiteitsgraad legde echter een hypotheek op de inhoudelijke discussies. Kwam daar nog bij dat er vanuit de stalinisten geprobeerd werd de trotskisten te destabiliseren. Zo bleek een internationale vertegenwoordiger achteraf een agent van de stalinistische GPU (geheime dienst) te zijn. Die vertegenwoordiger slaagde erin onderhuidse verdeeldheid te versterken.
Dit leidde tot een zekere desorientatie en ontgoocheling. De afdeling in Charleroi scheurde zich af van de organisatie omdat deze een ultra-linkse orientatie had door de verdediging van de Sovjetunie niet op te nemen, geen werking te hebben naar de KP toe,… Op een ogenblik van weinig arbeidersstrijd (tot aan de staking van 1932) had dit een rampzalig gevolg voor de linkerzijde. Ook de KP slaagde er niet in om de splitsing te verwerken tot de stakingsacties van 1932.
De splitsing zorgde ervoor dat de werking van de trotskisten al vrij snel erg beperkt was, ondanks de enorme mogelijkheden vlak na de splitsing.
Vanuit de kleine groep trotskisten in Charleroi (geleid door Léon Lesoil en anderen) en Brussel (met Georges Vereecken) werd gestaag gebouwd aan een nieuwe kracht. Tijdens de mijnstaking van 1932 wint de Linkse Oppositie aan autoriteit. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 worden 5 van hun leden verkozen in de regio van Charleroi.
De KPB telt een duizendtal aanhangers in het begin van 1928. De uitsluitingen en ontslagen zullen de KPB bijna de helft van haar leden kosten. Bovendien volgt de KPB een ultra-linkse oriëntatie die leidt tot haar isolatie.
In 1932 gaat de KPB van 1.175 leden naar 3.241 leden. In 1935 concretiseert de Volksfrontpolitiek zich in België door het voorstel van Jacquemotte om de KPB bij de BWP te doen aansluiten als autonome organisatie. De leiding van de BWP gaat hierop niet in.
Gedurende deze periode slaat de repressie ook toe in de leiding van de KPB zelf. Marc Willems, lid van het politiek bureau en verantwoordelijk voor de Jongkommunisten (JK), wordt te Moskou op het matje geroepen voor zijn voorstel tot eenheid tussen de JK, de SJW en de trotskistische jongerenorganisatie. Hij verdwijnt in de Goelag.
Jacquemotte sterft in 1936. Zijn partij is ondertussen uit de marginaliteit gestapt. De KPB heeft in 1935 negen afgevaardigden voor de kamer en vier senatoren. In 1938 telt de KPB 8.500 leden. Maar de draai naar de Volksfrontpolitiek heeft de KPB veranderd tot een partij die afstand doet van de socialistische revolutie.
De Kommunistische Oppositie ging de wereldoorlog in met sterke kernen in Charleroi en Brussel. Vooral in Charleroi stonden ze erg sterk en slaagden ze erin om ervoor te zorgen dat in die stad het laagste percentage Joden gedeporteerd werd door de nazi’s. De tol van de oorlog is echter enorm. Veel leiders sterven in concentratiekampen waardoor er na de oorlog weinig overblijft van het trotskisme in België.
Lessen uit de geschiedenis van het trotskisme
De Belgische trotskisten hadden voor de Wereldoorlog een enorme actiedrang en speelden een belangrijke rol in arbeidersstrijd. Ze slaagden erin een autoriteit op te bouwen onder de meest proletarische lagen van de bevolking.
Het ontbreken van een sterke theoretische basis om dit te begeleiden en het gebrek aan doordiscussiëren van meningsverschillen heeft echter een desastreuse rol gespeeld.
Het volstaat niet om een beweging op te bouwen zonder een stevige basis. Een inhoudelijke basis en een basis onder brede lagen van de bevolking. Het was op basis van hun massa-orientatie en hun rol in strijdbewegingen dat de trotskisten een autoriteit konden opbouwen. We moeten daar vandaag lessen uit trekken en vanuit deze traditie bouwen aan een sterke trotskistische partij in België die in staat is om niet enkel brede lagen te organiseren maar ook om vanuit een dagelijkse analyse van de politieke situatie in België en op wereldvlak de nodige bagage op te bouwen om de strijd voor een socialistische maatschappij tot een goed einde te brengen.
-
“5 van de 11 kandidaten trotskist”? De Franse verkiezingen en het marxisme
“Help! 5 van 11 Franse presidentskandidaten zijn trotskisten en 1 zit in de kopgroep“. Express Live is een website die het wel meer van goedkoop lokaas moet hebben in zijn titels. Geen clicks, geen inkomsten. Maar wat klopt er van de straffe bewering van de site?Reactie door Peter Delsing
Express Live liet zich inspireren door een naar sensatie hengelend artikel van de Franse journalist Marc Sylvestre. Sylvestre ziet bij bijna de helft van de Franse presidentskandidaten de erfenis van de Russische marxist Leon Trotski opdoemen. Is die invloed echt aanwezig?
Wat PS-kandidaat Benoit Hamon en de exotische Jacques Cheminade met de Russische revolutie van 1917 te maken hebben, is niet helemaal duidelijk. Het verband zal hen zelf vermoedelijk ook wel ontgaan. De programma’s van deze figuren geven weinig aanleiding bij de burgerij om voor haar kapitaalbezit te vrezen. Hamons eisen voor een “Europees investeringsplan” om jobs te creëren, een “Europees minimumloon” en weigering van asociale vrijhandelsakkoorden zijn terecht. Dat wil zeggen: als de neoliberale EU geen excuus wordt om in Frankrijk zelf niets te doen. Op veel vlakken is dit linkse programma een kopie, of zelfs een doorslagje, van de voorstellen van Jean-Luc Mélenchon.
Maar wie gelooft dat Hamons zo’n programma zou realiseren, na de faliekante neoliberale regeerperiode van PS-president Hollande? Die was zelfs zo desastreus, denk aan de blijvende schande van de massawerkloosheid (meer dan 10%) en de doorvoering van flexibilisering op de arbeidsmarkt (de wet-El Khomri die o.a. gaten sloeg in de officiële 35-urenweek, op vraag van de patroons), dat Hollande zich zelf niet meer kandidaat stelde! Dat is ongezien. De sociaaldemocratische PS geniet stilaan evenveel aanzien als Pasok in Griekenland, de weggeveegde Pvda in Nederland, of de gehate Labour Party in Ierland. De cynische neoliberale tegenhervormingen hangen als een doodsklok rond de hals van de Europese “sociaaldemocratie”. Reformisme zonder positieve sociale hervormingen, wel integendeel, wordt in een periode van crisis ongenadig afgestraft.
Dan zijn er nog 3 andere kandidaten die Express Live met het “trotskisme” verbindt: Jean-Luc Mélenchon van de massaal gedragen campagne France Insoumise, het fenomeen van deze verkiezingen; Philippe Poutou van de NPA en Nathalie Arthaud van Lutte Ouvrière. Heeft de website hier een punt? Verdedigen deze politici een breuk met het bestaande systeem van uitbuiting, racisme en groeiende armoede? Gebruiken ze dezelfde methodes als diegene die in de Russische revolutie werden gebruikt? En waarom zou dat de manier zijn om de maatschappij te veranderen? Is er geen tussenweg mogelijk, een modernisering van linkse ideeën, waarbij de rijken betalen zonder het private bezit van de bedrijven uit hun handen te nemen?
Mélenchon creëert indrukwekkende beweging
Werkende mensen en jongeren hebben de buik vol van de holle nietszeggende praatjes van de meeste politici. Een gezonde dosis ideologie – omkadering van de eisen en programmapunten – en programma kan de appetijt wekken om zelf ons lot als klasse in handen te nemen. Tijdens Mélenchons meetings spreekt hij dikwijls meer dan een uur over diverse thema’s die ons als werkenden en jongeren direct aanbelangen. Welke politicus, behalve linkse uitdagers zoals Bernie Sanders of Jeremy Corbyn tijdens hun massameetings, doet zoiets nog?
De kopman van France Insoumise spreekt geïnspireerd over de nood aan een leefbaar minimumloon, investeringen in onderwijs, het massief optrekken van de bijdrage van de superrijken (door een maximale loonspanning en verhoging van de belastingvoet voor grootverdieners die de werkende klasse uitbuiten), tegen de privatisering van de gezondheidszorg en besparingen, voor steun aan stakers in diverse bedrijven en sectoren, de overgang naar een ecologisch verantwoorde productie, massale investeringen om jobs te creëren, directe afzetbaarheid van politici die hun beloften niet nakomen of sjoemelen, het afschaffen van de verhoogde flexibiliteit van de wet-El Khomri, het via de wet afdwingen van gelijk loon voor gelijk werk voor vrouwen, het inschrijven van het recht op abortus doorheen een Grondwetgevende Vergadering die de massa’s betrekt, het uitstappen uit de oorlogszuchtige NAVO, een alternatief op de neoliberale EU, … Het is die sociale en politieke inhoud – op een scherpe en dikwijls geestige manier naar voren gebracht door Mélenchon en zijn woordvoerder Alexis Corbière – die de massale aanhang van France Insoumise verklaart.
Hoe meer Fransen zijn programma leren kennen, hoe hoger France Insoumise klimt in de peilingen. Een zelfde fenomeen deed zich voor met Bernie Sanders in de VS. Meer dan 400.000 mensen onderschreven Mélenchons kandidatuur op internet en zijn YouTube-kanaal wordt eveneens gevolgd door honderdduizenden. Linkse personaliteiten als Noam Chomski, schrijfster Naomi Klein, zelfs Amerikaanse acteurs, … roepen op om op de kandidaat van France Insoumise te stemmen. De opkomst bij de meetings van Mélenchon is vele malen groter dan die van de extreemrechtse Marine Le Pen of de “onafhankelijke” burgerlijke kandidaat Macron, die zich op meer passieve lagen in de maatschappij baseren. Helaas is dat nog geen garantie om door te stoten naar de tweede ronde. De vermeende terroristische aanslag in Parijs op de Champs Elysées enkele dagen voor de eerste ronde kan enkele procenten doen kantelen, ten voordele van het extreemrechtse FN en de burgerlijke kandidaat Macron. Individueel terrorisme versterkt de burgerlijke staat en de reactie, en heeft de neiging om massabewegingen te isoleren en naar de achtergrond te duwen.
De opkomst van de massale, enthousiaste beweging rond Mélenchon – met zijn toespraken en betogingen met tienduizenden aanwezigen, de gerichte aanvallen op de neoliberale politieke kaste, op de schreeuwende ongelijkheid, de ecologische catastrofe, de achterstelling van vrouwen, tegen de dreiging van oorlog – heeft niet alleen de hoop op verandering opgewekt bij miljoenen Fransen. Ook internationaal kijken de klassen – zowel de patroons met een bang hart, als de werkenden en jongeren op zoek naar een alternatief – naar deze ontwikkeling. Naast het rechtse populisme met zijn vulgaire racisme en flagrante verdeel-en-heers politiek is er ook een nieuwe linkse beweging die opkomt. Zoals voorspeld door het marxisme verkruimelt het politieke centrum onder de mokerslagen van de crisis en stagnatie van het kapitalisme, dat zich in een periode van uitgerekte doodstrijd bevindt. Alleen: wat is het alternatief? De sociale “Zesde Republiek” van Jean-Luc Mélenchon, of het “communisme” dat Natalie Arthaud aanhangt? Hoe kan een reële breuk met dit systeem dat geen toekomst biedt worden gemaakt?
Ultralinks isolement of een overgangsbenadering naar brede lagen van de werkende klasse?
Philippe Poutou van de Nouveau Parti Anticapitaliste (NPA) lanceerde in een TV-debat enkele mooie aanvallen op de harde neoliberaal Fillon en de extreemrechtse Le Pen. Maar zijn beweging organiseert honderden of maximaal duizenden. Vandaag kijken miljoenen werkenden en jongeren uit naar de linkse beweging rond Mélenchon. Zijn meetings trekken steevast tienduizenden aan. France Insoumise kende een steile opgang en maakt, op enkele procenten na volgens de peilingen, zelfs kans om naar de tweede ronde te gaan. Poutou en Arthaud van Lutte Ouvrière behalen samen ongeveer 2 tot 2,5% in de peilingen. Als ze hun achterban zouden oproepen om een kritische stem uit te brengen op Mélenchon zou dat het verschil kunnen maken in de eerste ronde. Maar dat doen ze niet. Willen deze sectaire organisaties vrije baan geven aan de nieuwe neoliberale aanvallen van Macron? Of de verantwoordelijkheid op hun schouders laden voor een desastreuze overwinning voor het extreemrechtse en racistische Front National van Le Pen? Dit heeft helemaal niets te maken met de ideeën en methodes van het marxisme, van Leon Trotski, of de ideeën die leidden tot de Russische revolutie van 1917.
De Russische revolutie van oktober 1917 was een breuk met het kapitalisme en het feodale grootgrondbezit. Ze vestigde, weliswaar kortstondig, een stelsel van arbeidersdemocratie met vrije verkiezingen in de bedrijven en kazernes met meerdere partijen, permanente afzetbaarheid van verkozenen, een maximale loonspanning van 1 op 4, … Dit proces werd doorkruist door het binnenvallen van meer dan 20 buitenlandse legers uit het “vrije” en “democratische” westen. In veel Europese landen bestond overigens nog geen echt algemeen stemrecht. In Rusland in de raden van arbeiders en soldaten wel. In België werd pas onder druk van de revolutionaire golf overgestapt naar algemeen enkelvoudig stemrecht, maar enkel voor mannen, in 1918.
Trotski bestreed vanaf 1923 de toenemende bureaucratisering, het onderdrukken van vrij debat binnen de Communistische Partij en het on-marxistische “socialisme in één land” van Stalin, wat de zucht naar binnenlandse privileges van de opkomende bureaucratie uitdrukte. Trotski richtte de Linkse Oppositie op om in te gaan tegen de totalitaire dictatuur van de nieuwe elite rond Stalin. Hij bekritiseerde de ideeën van klassenverzoening in de Chinese revolutie van 1925-27 van de stalinisten en hun samenwerking met vakbondsbureaucraten in Engeland die de strijd van de werkenden effectief zouden uitverkopen. Kortom: Trotski’s methodes belichaamden de verderzetting van het marxisme en de ideeën van de Oktoberrevolutie. Het stalinisme ontstond als conservatieve, rechtse en dictatoriale fractie, met de planeconomie als enige progressieve erfenis van de revolutie. Deze ontwikkeling was het gevolg van het geïsoleerd blijven van de revolutie in een cultureel en industrieel onderontwikkeld land.
Lenin en Trotski hadden, net als Marx en Engels, een gevoelige en zeker geen misprijzende benadering tegenover het heersende bewustzijn van de arbeidersklasse. Ze staken hun ideeën en programma nooit onder stoelen of banken, maar waren flexibel wat organisatorische methodes en tactieken betreft. Hun doel was steeds het door geduldige discussie en concrete campagnes winnen van een meerderheid van de werkende klasse voor socialisme.
De bolsjewieken – de Russische marxisten – verdedigden de arbeiders- en soldatenraden, de sovjets, tegen de rechterzijde, ook toen die nog in meerderheid achter de meer gematigde, reformistische stromingen stonden. Zoals in de strijd tegen de staatsgreep van Kornilov in augustus 1917. Ze boden de andere arbeiders- en boerenpartijen een eenheidsfront aan tegen de gemeenschappelijke tegenstrever – de burgerij en de tsaristische reactie – met volledige vrijheid binnen zo’n alliantie om de eigen standpunten en kritieken naar voren te brengen. Daarvoor al had Lenin in de April-stellingen opgeroepen om via de sovjets samen met de andere “socialistische” stromingen – de mensjewieken en sociaal-revolutionairen – de macht te grijpen en controle over de productie en de maatschappij te nemen. Het was het verraad van de mensjewieken en de rechtse SR’s rond de kwesties van land aan de boeren, stopzetting van de oorlog en een nieuwe democratische arbeidersstaat, gesteund door de boeren, die de meerderheid van de stemmen in de sovjets tegen eind september naar de bolsjewieken deed kantelen.
Begin jaren ’20 werden in veel landen Communistische Partijen gevormd, maar de sociaaldemocratie behield veelal nog een brede en actieve basis. In tegenstelling tot vandaag, waarbij deze partijen door deelname aan het neoliberale beleid zo goed als volledig “burgerlijke partijen” zijn geworden. De Communistische Partijen begonnen als kleine propagandacirkels, maar ontwikkelden in die revolutionaire periode snel tot kleine massapartijen met duizenden of zelfs tienduizenden leden en begonnen vakbondsstrijd te leiden. De sociaaldemocratie kon echter in veel landen nog rekenen op een massabasis van honderdduizenden of miljoenen leden, en was stevig verbonden met de vakbonden.
In de plaats van zich daarvan af te zonderen, stelde de Derde Internationale onder Lenin en Trotski voor om eenheidsfronten tussen de arbeiderspartijen – communistisch en sociaaldemocratisch – te vormen rond concrete eisen en doorheen brede acties voor betere lonen en condities. Op die manier konden de marxisten in actie de sociaaldemocratische werkenden overtuigen, meenden ze, van de nood aan een massapartij met een echt socialistisch programma. Lenin riep de marxisten in Engeland in 1920, tijdens een bijeenkomst van de Derde Internationale, ook op om gebruik te maken van de vrijheid van discussie binnen de Labour Party om als Communistische Partij lid te worden en de Labour Party kritisch te steunen in verkiezingen. En zich niet als “pure” maar inefficiënte sektaire partij daar tegenover te plaatsen en zo de meest strijdbare werkenden te isoleren van de brede lagen van de klasse. Hij riep op om op de sociaaldemocratische Labour Party te stemmen, met de nodige kritieken, zodat ze aan de macht zou komen en onder druk zou staan van een strijdbare basis die veel verder wilde gaan dan de burgerlijke leiders.
Marxisten zonderen zich niet af van de actieve, brede lagen van de werkende klasse. Ze richten zich daarop om de discussie over het meest efficiënte programma, eisen, tactieken en strategie aan te gaan. Op dezelfde manier richt de zusterpartij van LSP in Frankrijk, Gauche Révolutionnaire, zich op de massale campagne van Jean-Luc Mélenchon om suggesties te doen die de beweging kunnen vooruithelpen, te waarschuwen voor illusies en om een socialistische breuk met het kapitalisme te bepleiten. De NPA verdedigt in zijn programma het onder gemeenschapsbezit brengen van de sleutelsectoren van de economie. Dat is heel goed, maar de argumenten daarvoor horen te weerklinken in discussies binnen de massabeweging die Mélenchon creëerde. Niet erbuiten en in concurrentie ermee.
Nathalie Arthaud van Lutte Ouvrière stelde in een interview met de radiozender France Inter “als enige” het “communisme” te verdedigen. Dat doet Lutte Ouvrière vanop een politiek eiland en niet als deel van de massabeweging rond France Insoumise. Daar zou het argument moeten weerklinken dat hiermee niet een bureaucratische eenpartijstaat wordt bedoeld, maar een democratisch geplande economie en een meerpartijensysteem.
Sociale hervormingen binnen het kapitalisme?
Jean-Luc Mélenchon begon zijn politieke leven als jonge aanhanger van nog een andere trotskistische stroming, de zogenaamde Lambertisten. Ook zijn woordvoerder Alexis Corbière kreeg zijn politieke vorming in de rangen van deze organisatie. Beiden braken met deze groepering. Mélenchon werd een aanhanger van Francois Mitterand, die in 1981 president werd met de Parti Socialiste.
Werden de juiste lessen getrokken uit de ervaring met de reformistische regering van Mitterand? Dit is vandaag voor wie de neoliberale afbraak wil stoppen een belangrijke discussie. Mitterand voerde, aanvankelijk samen met de Parti Communiste, een beperkte nationalisering door van industriële bedrijven, banken en andere financiële instellingen. Naar schatting goed voor 3% van het BBP. In totaal was toen 8% van de economie “genationaliseerd” (zij het bureaucratisch en niet onder reële arbeiderscontrole). Daarnaast werden het minimumpensioen en de pensioenen in het algemeen opgetrokken, net als het kindergeld, het minimumloon, en werd de betaalde vakantie uitgebreid van 4 naar 5 weken. De werkweek ging van 40 naar 39 uren. Er werden tienduizenden jobs gecreëerd bij de overheid.
Die hervormingen waren nodig en in het belang van de werkenden. Maar aangezien de economische stimulans beperkt bleef, net als de nationaliseringen, en de verhoging van uitkeringen niet werd gekoppeld aan de overgang naar een democratische geplande economie bleef de inflatie hoog (meer dan 10%) en groeide de werkloosheid zelfs van 7,4% in ‘81 naar 10,1% in 1985. In 1981 was er een tweede olieschok die de prijzen omhoog joeg en vond er een kapitalistische wereldrecessie plaats. Aangezien Mitterand de hefbomen van de economie in private handen liet, kreeg hij de inflatie en werkloosheid niet onder controle. In 1983 maakte Mitterand – omwille van het falen van die Keynesiaanse, reformistische politiek – een drastische bocht naar een neoliberaal beleid. De lonen moesten inbinden, de investering in recent genationaliseerde bedrijven werd verlaagd en er vielen ontslagen bij de overheidsbedrijven.
Het investeringsplan in de economie dat Mélenchon vandaag voorstelt, is broodnodig om de werkloosheid te bestrijden. Er moet alles aan worden gedaan om dit plan door strijd af te dwingen. Maar zal hij de realisatie laten afhangen van goedkeuring door de Europese Centrale Bank? Zou het niet logischer zijn om dit te verbinden met de nationalisatie onder werknemerscontrole van de Franse banksector? Bovendien: als je het niet koppelt aan een mobilisatie van de massa van de bevolking voor de controle over de sleutelsectoren van de economie, als de investeringsbeslissingen in handen van het kapitaal blijven, dan kunnen dit soort stimulansplannen – Keynesiaanse vraagstimulatie – tot inflatie leiden en het idee dat “links” de economie niet kan beheren.
We denken dat het zeer nuttig zou zijn om een Grondwetgevende Vergadering van de massa’s bijeen te roepen en om permanente afzetbaarheid in te voeren van politici en leidinggevenden. Maar waarom dit niet verbinden aan een uitleg over de nood aan een democratische, socialistische maatschappij? De nood aan reële controle over de rijkdom en economie? Het belang van economische democratie in de bedrijven om echt “de pagina om te draaien” van de neoliberale afbraak? Mélenchon oogst veel succes met zijn oproepen voor een “radicale transformatie van de maatschappij” tijdens zijn meetings. Het is belangrijk om daarbij uit te gaan van een bewuste politiek van socialistisch internationalisme, aangezien de “soevereiniteit van Frankrijk” op kapitalistische basis volgens ons een illusie zal blijken te zijn.
Mélenchon wil de neoliberale EU “veranderen en als dat niet lukt verlaten.” Hij pleit voor een sociale en fiscale harmonisatie naar boven. Maar binnen een winstsysteem in crisis vrezen we dat dit niet haalbaar is. Zelfs geconfronteerd met het minimale herstelplan van het Griekse Syriza greep de EU naar de zwaarste en meest genadeloze middelen. Ze dreigde de Griekse banken droog te leggen en zo de hele economie te wurgen. Met een groot land als Frankrijk zal wellicht een andere toon worden aangeslagen. Maar we mogen niet de illusie hebben dat het kapitaal een breuk met de besparingspolitiek zal aanvaarden. Enkel een revolutionaire massastrijd kan die breuk maken. De werkenden in Europa zijn elkaars bondgenoten. We moeten opkomen voor een vrijwillige federatie van socialistische landen om de werkgelegenheid, de levensstandaard en het milieu te redden. Dit is de enige manier om een diepe crisis van het kapitalisme te vermijden wanneer de neoliberale EU onvermijdelijk uit mekaar valt.
De nood aan een democratische massapartij
In februari 2016 werden overal in Frankrijk comités van France Insoumise opgericht. Die organiseren honderdduizenden activisten. De campagne roept sympathisanten op om zelf stands te zetten op straat met het programma en ander materiaal. Los van het feit of Mélenchon de tweede ronde haalt of president wordt, zal de uitbouw van een democratische massapartij van de arbeidersklasse en jongeren cruciaal zijn. Bernie Sanders stelde in de VS die beslissing steeds uit en laat daardoor belangrijke kansen liggen. Het bestaan van een democratische, open en inclusieve massapartij in Frankrijk die de strijdbewegingen kan verenigen en richting geven, is van levensbelang om de krachtsverhouding met de heersende klasse op te bouwen. Moest Mélenchon kans maken om president te worden, dan mag de tegenstand en furie van de kapitalisten wereldwijd niet worden onderschat.
De patroons hebben niet enkel de media grotendeels in handen. Een linkse president die de rijkdom herverdeelt en de besparingspolitiek wil stoppen, zal het kapitaal raken waar het pijn doet: de winsten. Mitterand kreeg begin jaren ’80 te maken met kapitaalvlucht en aanvallen op de Franse munt. De beurzen en de Europese Centrale Bank kunnen een linkse regering onder zware druk zetten. Wat als de bazen de werkloosheid organiseren om sociale maatregelen te counteren? Een massapartij gebaseerd op vrije discussie, deelname aan de strijd in de bedrijven, scholen, wijken, etc. zal cruciaal zijn om hierop efficiënt te antwoorden. Een programma van democratische controle over de economie, de strijd voor een democratisch socialisme, zou het streven naar een “radicale transformatie” tastbaar kunnen maken, waar Mélenchons campagne zo’n frappante uitdrukking van is.
-
[Video] Wie is er bang van Leon Trotski?
De Britse media voerden het voorbije jaar een campagne tegen de radicale linkerzijde. Al wie de status quo vanuit een links standpunt verwerpt, kreeg het verwijt van ‘trotskisme’ toegeslingerd. De Socialist Party, onze zusterorganisatie in Engeland en Wales, greep dit aan om duidelijk te maken waar Trotski en het trotskisme voor staan. Op het weekend Socialisme 2016 was er een commissie onder de titel ‘Wie is er bang van Leon Trotski?’ ingeleid door Alec Thraves. Hieronder een video van deze inleiding.
-
Leon Trotski 1879- 1940: Zijn belangrijkste bijdrage tot het marxisme
In september 1990 verscheen in Vonk nummer 103 een dossier over het leven en werk van Leon Trotski. Het ging om een vertaling van een artikel door Phil Frampton uit de Britse Militant. Aanleiding was de 50ste verjaardag van de moord op Trotski.

Leon Trotski Op 21 augustus laatstleden was het precies 50 jaar geleden dat Leon Trotski vermoord werd. Trotski was de architect van de opstand van Oktober 1917 in Rusland. Hij organiseerde het Rode Leger in de daaropvolgende burgeroorlog en was Lenins onmisbare medestander. In het onderstaande artikel van Phil Frampton dat oorspronkelijk verscheen in het Britse marxistische blad Militant van 17 augustus ’90 wordt echter ingegaan op de belangrijkste bijdrage van Trotski voor de internationale arbeidersbeweging. Dit leverde hij in een periode waarin hij politiek geïsoleerd stond en met een handvol medestanders een bittere strijd voerde tegen het stalinisme, een strijd die hem uiteindelijk het leven zou kosten.
Zonder Lenin, die in de vorm van de Bolsjewistische partij het massa-instrument voor de revolutie opbouwde, zou er waarschijnlijk geen overwinning geweest zijn in 1917. Zonder Trotski’s klassieker “De Verraden Revolutie” (voor zover we weten spijtig genoeg niet verkrijgbaar in het Nederlands nvdr.*) zou de wereld decennialang verstoken zijn gebleven van een samenhangende analyse van het stalinisme dat nog steeds –zij het aan een zijden draadje – over een derde van de wereldbevolking heerst.
Van de overlevende Bolsjewistische leiders van 1917 was Trotski de enige die niet capituleerde voor de “theorieën” van Stalin, die nu door de bureaucratie veroordeeld worden.
Aan kapitalistische zijde zijn de geleerde professoren – ondanks hun zogenaamde oppositie tegen het stalinisme – na meer dan 70 jaar nog steeds niet in staat om door te dringen tot de fundamentele processen van het stalinisme.
Trotski werd in 1929 voor de derde keer verbannen uit de Sovjet-Unie. De vorige malen was dat echter het resultaat van zijn revolutionaire activiteit tegen het tsarisme. Hij vergeleek dan ook de situatie met de jaren van tsaristische reactie van 1908-11, die aan een revolutionaire storm vooraf gingen.
Hij zag zijn rol als “fundamenteel hetzelfde – het vrijwaren van revolutionaire tradities, het behoud van contacten tussen de meest bewuste elementen binnen de partij, de analyse van de zich ontwikkelende gebeurtenissen van Thermidor [bureaucratische reactie, PF], de voorbereiding op de toekomstige revolutionaire golf op wereldvlak en in de Sovjet-Unie.”
Hij begreep dat hij “herleid was tot het interpreteren van gebeurtenissen en tot het trachten te voorzien van de toekomst.” Bijna onmiddellijk zette de verbannen Trotski zich aan het schrijven van zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie. Dit was geen academische studie. Het was een handboek over de cruciale rol van een marxistische leiding in de arbeidersbeweging.
Het was een krachtig tegengif voor de verdraaiingen van de geschiedenis door de bureaucratie teneinde de positie van de kliek rond Stalin te rechtvaardigen. Niettemin blijft het ook voor ’s werelds historici een gezaghebbend werk, volgens de Britse Times zelfs een “historische klassieker”.
Rond dezelfde tijd schreef Trotski “Mijn leven” als een vastlegging van zijn revolutionaire activiteiten en een weerlegging van de stalinistische verdraaiingen. Indien Trotski niet meer klassieke historische studies schreef, dan was dat omdat hij ertoe gedreven werd het nieuwe tijdperk van kapitalistische crisis te analyseren dat ingetreden was met de crash van Wall Street van 1929.
“Frankrijk waarheen” en zijn “Spaanse geschriften” (geen van deze werken zijn in het Nederlands beschikbaar **) zijn verzamelingen van materiaal dat hij schreef ten behoeve van de Internationale Linkse Oppositie binnen de Communistische Internationale (Comintern). Trotski ijverde voor de opbouw van deze Linkse Oppositie.
Eerst trachtte hij de beste krachten van de Comintern voor zich te winnen. Maar waarom, indien Trotski het bij het rechte eind had, won hij niet meer dan enkele duizenden activisten ervan voor de Oppositie?
Nadat ze alle macht naar zich hadden toegetrokken in de Sovjet-Unie, genoten Stalin en zijn aanhangers een enorme autoriteit bij de arbeiders omdat ze zich voordeden als de leiders van de partij die in de revolutie van 1917 had geleid. Stalin was hun dunne band met Oktober. Onder het mom van de “Verdediging van de Sovjet-Unie”, slaagde hij erin via maneuvers om de leiders van de Communistische partijen volledig naar zijn wensen te laten handelen.
De arbeiders die de Communistische Internationale hadden opgebouwd zouden er niet gemakkelijk mee breken, ook niet met haar leiders. De meerderheid zou slechts van het bankroet van het stalinisme overtuigd worden door bittere ervaring. Anderzijds werd de verderfelijke rol van de bureaucratie ook verborgen door de snelle vooruitgang van de Sovjet economie en door het gevaar van een kapitalistische interventie.
Het debacle in Duitsland, waar de machtige KPD (Communistische Partij) eigenlijk de weg opende voor de machtsovername van Hitler in 1933, overtuigde er Trotski uiteindelijk van dat de Communistische Internationale, net als het regime in de Sovjet-Unie, niet meer voor hervorming vatbaar was.
De stalinistische leiding maakte van het wetenschappelijk socialisme een farce. Ze schilderde Trotski af als een paniekzaaier vanwege zijn aandringende waarschuwingen voor het gevaar van een machtsovername door de nazi’s. Hitler zelf, het eraan voorafgaande kapitalistische Bruning-regime, de reformistische sociaaldemocratische SPD en Trotski werden allemaal afgeschilderd als varianten van het fascisme! De KPD stelde zelfs: “Indien Hitler aan de macht komt, zullen wij de volgende zijn!”
De geschiedenis van de arbeidersklasse kent geen grotere tragedie dan de verplettering van de machtigste arbeidersbeweging van Europa door de laars van het fascisme, en dit zonder het minste gevecht. Tot het laatste moment baseerde Trotski zich op de lessen van de Russische Revolutie – die van het eenheidsfront, nl. dat verschillende arbeidersorganisaties samen moeten vechten voor de verdediging van hun democratische rechten, en dat enkel een beslissende tussenkomst van de arbeidersbeweging erin zou slagen de boeren en de middenklassen voor zich te winnen, die anders naar het fascisme zouden uitkijken voor een uitweg.
In plaats daarvan trad de KDP op sommige momenten samen op met de nazi’s om de “sociaal-fascistische” SPD te bevechten. Indien de KDP aangetoond had dat ze bereid was een einde te maken aan het kapitalistische systeem dat de middenklassen aan het verpletteren was, dan zou dit de contrarevolutie hebben kunnen doen omslaan tot een revolutie.
Eens te meer werden de waarschuwingen van Trotski bewaarheid. Doch hij was er zich van bewust dat het effect van de nederlaag in Duitsland een versterking zou zijn van het gevoel van isolatie in de Sovjet-Unie en dat ze de vrees voor een imperialistisch militair offensief zou vergroten. Datgene wat de Sovjet-Unie verzwakte, leek de gewapende bureaucratie te versterken die zich opwierp als de verdediger van de staat.
De marxistische beweging werd teruggeworpen, zoals dat het geval geweest was in 1914 toen de sociaaldemocratische leiders “trouw” hun “eigen” heersende klassen gesteund hadden in de Eerste Wereldoorlog. Opnieuw was het noodzakelijk om de krachten van het marxisme van vooraf aan op te bouwen, beginnende met individuen en kleine groepen.
Internationaal zette Trotski er zijn aanhangers onophoudelijk toe aan om de weg te vinden naar de politiek meest bewuste arbeiders, om deel te nemen in de arbeidersorganisaties en de juistheid van het marxistische programma in actie aan te tonen.
Tijdens zijn verblijf in Noorwegen in 1936 schreef Trotski “De Verraden Revolutie” als een “wetenschappelijke beoordeling van wat er eigenlijk gaande was in het land van de Oktoberrevolutie”.
Indien Marx en Engels het Communistisch Manifest schreven teneinde de arbeidersklasse voor te bereiden op de omverwerping van het kapitalisme, dan is de Verraden Revolutie een manifest voor de arbeiders in de stalinistische staten. Niet verkrijgbaar voor de Sovjetarbeiders gedurende een halve eeuw, zal het een enorme impact hebben op allen die actief betrokken zijn in de strijd tegen het stalinisme en tegen de kapitalistische restauratie. In dit boek stelt Trotski dat de macht en de voorrechten van de bureaucratie hun oorsprong vonden in de achterlijkheid van de Sovjet-Unie ten tijde van de revolutie en in haar gedwongen isolatie na de nederlaag van de revolutie in de rest van Europa. Het socialisme kan zich niet ontwikkelen in een primitieve maatschappij van tekorten. Daarom hadden Lenin en Trotski altijd de revolutie in de ontwikkelende landen van Europa als sleutel beschouwd tot de ontwikkeling van de Sovjet-Unie zelf. Op dat ogenblik zou moderne technologie beschikbaar geweest zijn in eenieders voordeel.
In een maatschappij van tekorten moet men echter in de rij aanschuiven. De verhouding van de bureaucraten tot de arbeiders was als die van de politieman tot de rij. Onvermijdelijk zal de politieman ervoor zorgen dat hijzelf eerst en best bediend wordt.
De bureaucraten probeerden de omvang van hun privileges voor de massa’s te verbergen. Kritiek werd steeds harder uitgeschakeld. Trotski beschuldigde Stalin ervan revolutionaire idealen op te offeren aan privileges en van de Sovjet staat om te vormen tot “het meest gecentraliseerde, despotische en bloeddorstige apparaat.”
Trotski argumenteerde dat het systeem van bureaucratisch bevel als middel tot ontwikkeling van de economie vreemd was aan het socialisme. Een geplande economie heeft behoefte aan arbeidersdemocratie zoals een lichaam zuurstof nodig heeft. Onder het kapitalisme gebeurt de toewijzing van middelen op basis van de winst. “Een socialistische economie,” schreef Trotski, “moet door haar aard zelf, de belangen van de producenten en de noden van de verbruikers als drijfveer hebben.” Maar “de heersende kaste kan geen producenten en consumentendemocratie toelaten, om de eenvoudige reden dat ze zowel de producenten als de verbruikers meedogenloos berooft.”
Ondanks de bureaucratie, ging de planeconomie met sprongen vooruit, met groeipercentages van meer dan 10% per jaar. Vanuit haar hoofdkwartier, waarbij ze vrees als een wapen gebruikt, kan de bureaucratie slagen in de betrekkelijk ruwe taak van het aanleggen van een basisinfrastructuur in een achterlijke economie. Doch de kwantitatieve opbouw van de economie brengt steeds meer complexe taken met zich mee – vandaag moeten één miljoen goederen in de Sovjet-Unie voorzien worden van een prijskaartje. Dat vergt een steeds grotere nadruk op de kwaliteit.
Kwaliteit kan echter niet verkregen worden via de brutale methode van bureaucratisch bevel. De economische en sociale ontwikkeling zélf, zou in toenemende mate de bureaucratische elite onthullen als een obstakel voor verdere vooruitgang.
Trotski waarschuwde ervoor dat de bureaucratie, die haar eigen bevrijding bewerkstelligd had, de sociale verworvenheden van de revolutie slechts zou vrijwaren in zoverre ze de arbeidsklasse vreesde. Het dilemma van een overgangsmaatschappij, waarin het privébezit van de productiemiddelen afgeschaft was, maar waar de bureaucratie de weg naar het socialisme blokkeerde, zou slechts opgelost kunnen worden door ofwel een terugkeer naar arbeidersdemocratie, ofwel een herstel van het kapitalisme.
Vermits de bureaucratie haar privileges nooit zou opgeven zonder strijd, moeten de Sovjet-arbeiders een nieuwe, politieke revolutie organiseren. Ze zouden de beperkingen op de staatsmacht moeten herinvoeren, zoals die door Lenin werden voorgesteld in 1917. De uitbreiding van de macht door de Sovjets (arbeidsraden), samengesteld door democratisch verkozen, afzetbare vertegenwoordigers die niet meer betaald worden dan het gemiddelde loon van de arbeiders. Andere maatregelen zijn de instelling van een rolbeurt voor administratieve taken, geen staand leger maar een bewapend volk en democratisch beheer van de industrie door de arbeiders.
Om de Sovjet arbeiders opnieuw op het strijdtoneel te brengen, dacht Trotski, was er nood aan “een nieuwe revolutionaire dageraad in het Westen of het Oosten”.
Een dergelijke kans deed zich voor in de vorm van de Spaanse revolutie van 1931-37. Na de Duitse catastrofe, besloot de Sovjet bureaucratie echter dat er voor de verdediging tegen de Nazi-dreiging, vriendschapsrelaties nodig waren met de kapitalistische democratieën in Europa, vooral met Frankrijk en Groot-Brittannië. Alles wat hen ook maar enigszins zou afschrikken, moest vermeden worden. Dat gold ook voor een overwinning van de Spaanse arbeidersklasse.
In de strijd tegen Franco’s fascistische coup, begonnen de arbeiders de socialistische revolutie door te voeren in die helft van Spanje die gecontroleerd werd door de republikeinse regering. Het land en de fabrieken werden onteigend. Arbeidersmilities werden opgericht teneinde weerstand te bieden aan de krachten van het fascisme. Een burgeroorlog brak uit.
Gebruik makend van de “stakingsbrekende samenzwering” van het Volksfront – het verbond van arbeiderspartijen met “liberale” kapitalistische partijen – werd de revolutie tegengehouden en dan teruggeschroefd. Gehoorzaam stelden de leiders van de Spaanse Communistische Partij alles in het werk om een kapitalistische republiek te vrijwaren.
Stalin stuurde zijn geheime politie, de GPU, om ervoor te zorgen dat elk protest tegen dit laaghartig verraad de kop werd ingedrukt en dat het vuile karwei kon worden opgeknapt. Doch het resultaat van dit verraad was niet de versterking van de positie van de Sovjet-Unie. Zoals Trotski had voorspeld, werd ze integendeel verzwakt door de demoralisatie van de arbeiders en doordat Hitler er een fascistische bondgenoot bijkreeg.
In de Sovjet-Unie zelf vreesde Stalin dat de strijd van de Spaanse arbeiders een inspiratiebron zou worden voor de Sovjet arbeiders om eveneens in actie te treden. Teneinde elke beweging de kop in te drukken nog voor ze begon, ontketende Stalin een ingrijpende zuivering van de communistische partij om al diegenen uit te schakelen die een aantrekkingspool zouden kunnen vormen voor een oppositie.
Deze startte met de Moskouse processen van augustus 1936. Ex-leiders van de revolutie, zoals Kamenev en Zinoviev, geterroriseerd door vrees voor zichzelf en voor het leven van hun gezinsleden, “bekenden” fascistische contrarevolutionairen te zijn onder leiding van Trotski. Trotski stelde: “De generatie van de revolutie, hoewel vernederd en verpletterd, bleef in de ogen van Stalin een bedreiging. Zijn vrees voor de massa’s was groter dan alles en hij mobiliseerde het hele bureaucratische apparaat om hen onder controle te houden.”
De terreur had haar eigen logica. Honderdduizenden mensen werden gevangengezet, vele duizenden werden terechtgesteld. Geschat wordt dat 20 miljoen mensen omkwamen als resultaat van Stalins brutale uitspattingen. Net voor zijn dood gaf Trotski het volgende commentaar: “Het is geen toeval dat 90% van die revolutionairen die de Bolsjewistische Partij opbouwden, de Oktoberrevolutie maakten, de Sovjet staat en het Rode Leger opzetten en leiding gaven in de burgeroorlog, als “verraders” uitgeschakeld werden in de loop van de laatste 12 jaren.”
De bureaucratie had zich eindelijk bevrijd van het Bolsjewisme en verstevigde haar controle over de Sovjet maatschappij. De zuiveringen leidden tot een uitdunning van de militaire Sovjet bevelhebbers. Aldus bereidde de dodelijke greep van de bureaucratie de weg voor de fascistische invasie van de Sovjet-Unie in 1941 voor. Reeds in 1935 had Trotski geoordeeld dat Stalin hem zou proberen te vermoorden “indien er een oorlogsdreiging is, of indien zijn eigen positie in gevaar zou komen.” Dit bleek correct, niet alleen voor Trotski zelf maar ook voor zijn gezin en medestanders.
Stalin begreep dat de Trotskisten bezield waren door een leider die onverzoenlijk was tegenover elk ander doel dan de emancipatie van de mensheid. Datgene wat Lenin en Trotski van anderen onderscheidde was hun bekwaamheid om de methode van het marxisme te hanteren – niet enkel om de ontwikkeling van de geschiedenis te begrijpen, maar ook om de noodzakelijke conclusies te trekken voor de arbeidersklasse en voor hun eigen activiteit, waarbij ze zich stevig in de rangen van de actieve arbeiders plaatsten.
Er zijn diegenen in de Sovjet-Unie van vandaag die beweren dat ze geen verschil kunnen zien tussen Trotski en Stalin. Politiek bewuste arbeiders die het verleden bestuderen zullen eens te meer leren dat er oceanen van bloed liggen tussen de stalinistische bureaucratie en de ideeën van Trotski.
Ze zullen vernemen hoe zijn vier kinderen, Leon, Sergei, Nina en Zina, vermoord werden of naar hun dood gedreven werden door Stalin, hoe zeven van zijn secretarissen vermoord werden, hoe zijn kleinkinderen moordaanslagen overleefden, hoe de GPU zijn medestanders afslachtte, hoe zijn naam besmeurd werd over de hele wereld. Ze zullen de vijf moordpogingen vernemen op een man van 60, die slechts gewapend was met zijn pen.
In 1940 keek Trotski terug op het voorbije decennium, waarbij hij zijn eigen rol bescheiden onderwaardeerde: “in een reactionaire periode als de onze, is een revolutionair verplicht om tegen de stroom in te gaan. Ik doe dat naar best vermogen. De druk van de wereldwijde reactie heeft zich misschien nog het onverbiddelijkst uitgedrukt in mijn persoonlijk lot en in het lot van mijn naasten. Ik zie hierin geen verdienste van mezelf: het is het resultaat van de ineenstrengeling van historische omstandigheden.”
Niet toevallig werd aan de duizenden Trotskisten in de arbeiderskampen van Siberië een bijzonder lot toebedeeld. In Vorkuta, waar ze voor de laatste maal hun volgers massaal en heroïsch uitdaagden, kregen ze elk een stuk brood en marcheerden ze in groep de bevroren toendra in om er doodgeschoten te worden. Zelfs op dat ogenblik zongen ze de Internationale.
Al deze vervolgingen konden de ideeën van de Oktoberrevolutie, zoals belichaamd door Leon Trotski, niet verpletteren. Toen Coulondre, de Franse ambassadeur, tegenover Hitler zijn beklag maakte in 1939 over diens beruchte pact met Stalin, waarschuwde hij: ”Ik hoop dat u zich realiseert dat in geval van oorlog, de echte overwinnaar Trotski zal zijn.” Hitler antwoordde: “Ik weet het.”
Op 21 augustus 1940 schakelde de GPU uiteindelijk de organisator uit van de Oktoberopstand die aan 150 miljoen arbeiders en boeren de macht gaf om zelf de bedrijven en het land te beheren in de Sovjet-Unie.
De geschiedenis bereidt nog steeds voorwaarden en de krachten voor die Trotski’s programma van echte arbeidersdemocratie in de praktijk zullen brengen, en dit zowel in het Oosten als in het Westen. De ineenstorting van de stalinistische dictaturen in Oost-Europa vormt een nieuw begin.
De jonge generatie zal een inspiratiebron vinden in de ideeën en de strijd van Trotski. De misdaden van Stalins handlangers zullen nooit vergeten worden maar eraan herinneren dat de arbeidersdemocratie geen luxe was – haar instelling is een kwestie van leven en dood voor de mensheid.
[divider]
Het testament van Trotski
“Gedurende drieënveertig jaar van mijn bewuste leven ben ik een revolutionair gebleven; gedurende tweeënveertig ervan heb ik gevochten onder het vaandel van het marxisme. Als ik helemaal opnieuw zou moeten beginnen zou ik natuurlijk proberen enkele fouten te vermijden, maar de grote lijn van mijn leven zou onveranderd blijven. Ik zal sterven als proletarisch revolutionair, als marxist, als dialectisch materialist, en derhalve als onverzoenlijk atheïst. Mijn geloof in de communistische toekomst van de mensheid is niet minder vurig, het is zelfs sterker vandaag, dan het was in de dagen van mijn jeugd.
“Natasha is net van de patio naar het raam gekomen en heeft het wijder opengezet zodat de lucht makkelijker mijn kamer kan binnenstromen. Ik kan de heldergroene strook gras aan de voet van de muur zien, en de stralend blauwe lucht boven de muur, en zonlicht overal. Het leven is mooi. Laten de toekomstige generaties het ontdoen van alle kwaad, onderdrukking en geweld, en er ten volle van genieten.”
[divider]
(*) Tot op heden is ‘De Verraden Revolutie’ nog niet in het Nederlands verschenen. Maar, goed nieuws! Onze uitgeverij marxisme.be heeft het klaar staan om naar de drukker te versturen. Meer hierover binnenkort.
(**) Het grootste deel van ‘Frankrijk waarheen’ is inmiddels wel in het Nederlands verschenen en maakt deel uit van het door marxisme.be uitgegeven boek ‘Fascisme: wat het is en hoe het te bestrijden’.