Your cart is currently empty!
Tag: Tienanmen
-
30 jaar geleden: bloedbad op Tiananmen om verzet tegen dictatuur de kop in te drukken
Dertig jaar geleden barstte in China een massale protestbeweging los. Die vond haar sluitstuk in een ongeziene militaire repressie van het dictatoriale Chinese regime. Iedereen kent de wereldberoemde foto van de man die op zijn eentje voor een tank staat op het Tiananmenplein (Plein van de Hemelse Vrede), als symbool van vreedzaam protest. De reactie op het protest was echter niet vreedzaam: in de nacht van 3 op 4 juni 1989 vonden wellicht meer dan 1000 betogers de dood.
Artikel door Jarmo (Antwerpen)
[divider]
Video van chinaworker.info:
[divider]
De nachtmerrie van 4 juni was de laatste episode van een strijdbeweging die meer dan anderhalve maand had geduurd. Het was een beweging die in de eerste plaats democratische eisen stelde, maar gaandeweg ook politieke en sociaal-economische bekommernissen naar voor bracht. Grote en diverse lagen van de bevolking waren erin betrokken. Het regime van de Chinese Communistische Partij (CCP) en Deng Xiaoping daverde op zijn grondvesten.
40 jaar eerder, in 1949, had de Chinese Revolutie plaatsgevonden. Die historische gebeurtenis bracht de CCP van Mao Zedong aan de macht. Maar de Chinese Revolutie was niet in de eerste plaats het werk van de georganiseerde arbeidersklasse geweest, zoals de Russische Revolutie in 1917. Het waren integendeel de boeren en plattelandbewoners – de overgrote meerderheid van de Chinese bevolking – die de basis vormden voor het verzet en de steun aan de CCP. Dat leidde ertoe dat er een regime geïnstalleerd werd zonder dat er effectieve actiecomités, wijkcomités, democratische vakbondsstructuren, … aanwezig waren. De Chinese Volksrepubliek was van bij aanvang een gedeformeerde arbeidersstaat: de sleutelsectoren werden wel genationaliseerd, maar niet onder de controle van de werkende bevolking geplaatst. Een dictatoriale staat, naar stalinistisch model, controleerde elk aspect van de samenleving.
In 1989 maakten de Chinese boeren nog steeds 78% van de totale bevolking uit. Maar de beweging voor democratie die zich toen ontwikkelde, had een fundamenteel ander karakter. Het was begonnen als een protestbeweging die voornamelijk uit studenten bestond. Ze eisten democratische vrijheden en soms ook een herinvoering van de vrije markt naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie onder Gorbatsjov (‘perestroika’). Het was een beweging die zich in de eerste plaats in de steden ontwikkelde. Aanvankelijk probeerden de studenten nog om de arbeidersklasse niet toe te laten tot het protest. Bepaalde leidinggevende figuren binnen de beweging vreesden dat de arbeidersklasse eisen zou opnemen die tegen de vermarkting ingingen.
Maar de werkende bevolking kwam toch tot protest. Op 16 mei was er een betoging aan de gebouwen van de Chinese overheidsgestuurde vakbondsfederatie. De betogers eisten het recht op onafhankelijke vakbonden, stakingsrecht en het ontslag van de bureaucratische federatieleiders. Een dag later, op 17 mei, was er een massale betoging in Beijing met delegaties van alle grote Chinese bedrijven en werkplaatsen. Nog een dag later, op 18 mei, werd een onafhankelijke vakbond met een duidelijk socialistisch programma opgericht: de Beijing Autonome Arbeidersfederatie. Het programma was erop gericht om de verworvenheden van 1949 te verdedigen en verder uit te breiden. Zo werd er bijvoorbeeld geëist dat de overheidsgestuurde bedrijven onder de controle van de werkende bevolking zouden komen. Dat viel uiteraard niet in goede aarde bij de leiders van de CCP. Met een sterk staaltje Orwelliaanse doublespeak verklaarde ze de organisatie als “contra-revolutionair.” De leiders werden op enkele dagen tijd gearresteerd en achter tralies gezet. Maar het was duidelijk dat het regime de controle over de massa’s kwijt was. Dat werd al aangetoond op 15 mei, toen een staatsbezoek van Mikhail Gorbatsjov (het eerste staatsbezoek van een Sovjet-leider in 30 jaar) op de luchthaven van Beijing moest doorgaan omdat het Tiananmenplein bezet werd door actievoerders.
De studenten op het plein waren op dat moment al in hongerstaking. Ze waren met 160 begonnen, maar twee dagen later waren er al 3000 hongerstakers. Op 17 mei kwamen meer dan een miljoen betogers op straat om de actievoerders te steunen. Het was zonder twijfel de grootste massabijeenkomst sinds 1949.
De CCP was de situatie niet meer de baas. Ze was ook zelf onderhevig aan een interne machtsstrijd tussen grote leider Deng Xiaoping en secretaris-generaal Zhao Ziyang. Eigenlijk wilden beide leiders hetzelfde: China stap voor stap richting vrije markt brengen. Maar Zhao wilde dat doen door enkele voorzichtige toegevingen aan de studenten te doen. Dat was, voor alle duidelijkheid, volgens hem de meest efficiënte manier om de beweging te stoppen en vooral de factor dat de arbeidersklasse in beweging kwam, te ontmijnen. Deng stond echter geen toegevingen toe; hij was vooral bang dat dat een gevaarlijk precedent zou scheppen. Zhao verdween in huisarrest – onder beschuldiging van ‘hoogverraad’ – tot aan zijn dood in 2005.
Het regime wankelde, was verlamd en kon verslagen worden. Alle objectieve voorwaarden waren aanwezig om de heersende bureaucratie omver te werpen. Slechts één beslissend element ontbrak: een leiding met een duidelijk programma, en duidelijke tactieken om dat programma te verwezenlijken. De studentenleiders geloofden dat ze door vreedzaam protest het regime tot toegevingen zouden dwingen. Maar dat zou inhouden dat de CCP de macht plots zou moeten delen met een hele resem nieuw-gelegaliseerde partijen, vakbonden en andere organisaties. Dat was voor het regime vele bruggen te ver. Zij zagen de uiteenrafeling van de Sovjet-Unie en het Oostblok en vreesden een gelijkaardig scenario. Er moest een duidelijk voorbeeld gegeven worden van wie de baas was. Dat kwam er op 4 juni met de helse slachtpartij van Tiananmen.
Jammer genoeg was er geen politiek instrument van de georganiseerde arbeidersklasse aanwezig. Dat zou ervoor gezorgd kunnen hebben dat de arbeiders niet naar de studenten zouden gekeken hebben als leiders van de beweging, maar zelf die rol zouden hebben opgenomen. Met een duidelijk anti-stalinistisch en anti-kapitalistisch profiel zou zo’n instrument de voorhoede hebben kunnen vormen van een beweging die het gehate regime ten val zou gebracht hebben. Dan zouden de verworvenheden van 1949 mee aan de basis hebben kunnen liggen van de weg naar een echte democratisch socialistische samenleving.
Dat blijft ook in China vandaag de belangrijkste les uit deze zwarte episode. China kent al lang geen geplande economie meer, maar blijft wel een dictatuur. Het omverwerpen ervan zal ook vandaag de tussenkomst van de georganiseerde arbeidersklasse vereisen.
-
Herdenking van bloedbad op Tienanmen 1989
Naar aanleiding van de herdenking van het bloedbad op het Tienanmenplein in China in 1989 produceerde onze afdeling in China en Hong Kong onderstaande video. Op 4 juni 1989 werd de beweging van studenten en werkenden, een heldhaftige massabeweging die 7 weken standhield en de dictatuur in China deed wankelen, bloedig neergeslagen.Herdenkingen van het bloedbad op Tienanmen zijn verboden in China. Maar in Hong Kong kan het wel, officieel is Hong Kong deels autonoom. Daar is er elk jaar rond 4 juni een grootschalige actie. In de rest van China is er een strikte censuur en repressie om te vermijden dat de beweging van 1989 herdacht wordt. Dit jaar waren er op de actie in Hong Kong 125.000 aanwezigen. Dat bevestigt hoe nog steeds naar deze gebeurtenis wordt uitgekeken.
De opkomst was iets beperkter dan vorig jaar, toen waren er 135.000 aanwezigen. Maar het feit dat er ondanks de gecompliceerde sfeer in Hong Kong toch nog 125.000 mensen waren, ondanks een gevoel van hulpeloosheid en zelfs een zekere demoralisatie, is opmerkelijk. De massale acties voor democratie in 2014, de zogenaamde paraplubeweging, zijn in een nederlaag uitgemond. Er is ook een groeiende druk van de sterker wordende rechtse lokalistische beweging (die opkomt voor een erg verwarde vorm van zelfbeschikking/onafhankelijkheid van Hong Kong) om de herdenking van 1989 te boycotten. Het argument dat hiervoor wordt gebruikt, is dat de strijd tegen de dictatuur in China “niet relevant” is voor Hong Kong.
De boycotcampagne werd geleid door de belangrijkste studentenorganisaties die nu onder leiding van de lokalisten staan. Ze zijn er niet in geslaagd om de opkomst op 4 juni substantieel naar beneden te halen. Op eigen rivaliserende activiteiten was er heel weinig volk. Dit wordt gezien als een nederlaag voor deze groepen. Jammer genoeg is de jaarlijkse herdenking op 4 juni doorheen de jaren wat gedepolitiseerd door de pan-democratische leiders die het evenement domineren. Maar ondanks die beperkingen, toont de hoge opkomst dat de woede tegen de Chinese dictatuur nog steeds groot is en dat er een sterke wil is om de erfenis van de belangrijke beweging van 1989 hoog te houden.
Met het CWI in China en Hong Kong komen we op voor een massale beweging voor democratie waarbij we ook lessen trekken uit hoe en waarom de beweging van 1989 tot een nederlaag leidde ondanks de miljoenen mensen die de acties steunden.
Meer achtergrond vind je in dit dossier uit onze archieven.
-
26 jaar na Tienanmen. Kan dit vandaag opnieuw gebeuren?

Repressie tegen betogers in Linshui (Sichuan) midden mei De Chinese dictatuur van de CCP kent moeilijke tijden. De groei van de economie stokt en aan de top wordt de machtsstrijd intensiever. De verjaardag van 4 juni, het hoogtepunt van de ‘Lente van Peking’ en de herdenking van een van de meest barbaarse slachtpartijen tegen vreedzame betogers, zorgt voor ongemakkelijke situaties aan de top. Dit jaar is dat nog meer dan anders het geval. Het regime moet immers rekening houden met nooit geziene problemen als gevolg van de op schulden gebaseerde economie, de barstende immobiliënzeepbel en het groeiende ongenoegen onder werkenden en arme boeren.
Artikel door Vincent Kolo, Chinaworker.info
De massale beweging voor democratie in 1989 duurde zeven weken en bracht miljoenen studenten en nadien ook werkenden op het toneel van de politieke strijd. De betogingen breidden uit tot 400 steden en de druk op de Chinese dictatuur werd bijzonder groot. Het regime reageerde met een militaire repressie die begon in de nacht van 3 op 4 juni. Daarbij vielen volgens de regering 241 doden, geloofwaardige onofficiële schattingen hebben het over duizenden doden. Er volgde een golf van repressie, vooral de werkenden kregen daarbij de zwaarste straffen. Dit was doorgaans voor de ‘misdaad’ van het organiseren van stakingen en de pogingen om onafhankelijke vakbonden op te zetten. Die stakingsacties maakten dat het aanvankelijke karakter van massale studentenprotesten veranderde en het voortbestaan van het regime onzeker werd.
Wat de huidige generatie van partijleiders in het bijzonder zorgen moet baren, is dat de beweging in 1989 begon op een ogenblik dat de gewone bevolking het moeilijk had met een inflatie die tot 30% opliep. Er waren grote fabriekssluitingen die het ongenoegen verder aanwakkerden. Een andere gelijkenis met vandaag is dat de economische groei werd aangewakkerd door “harde economische hervormingen” die doorgevoerd werden door de hevigste aanhangers van de vrije markt binnen het Chinese regime. Destijds was dit in het bijzonder de algemeen secretaris van de CCP, Zhao Ziyang, die aanvankelijk gesteund werd door de grote leider Deng Xiaoping. Zhao werd tijdens de gebeurtenissen van 1989 aan de kant geschoven en overleed 15 jaar later terwijl hij nog onder huisarrest stond. Het beleid van Zhao bestond uit het omarmen van het kapitalisme. Dat beleid heeft hem overleefd, het werd opgenomen door de nieuwe leiders die aan de macht kwamen na de bloedige repressie van juni 1989.
Kan dit opnieuw gebeuren?
Bij de herdenking van deze verjaardag, in het bijzonder met de grote bijeenkomst in Hong Kong (waarop vorig jaar ongeveer 180.000 aanwezigen waren), vragen steeds meer mensen zich af of een dergelijke massabeweging vandaag opnieuw mogelijk is in China?
De afgelopen 26 jaar heeft de dictatuur de repressieve methoden verfijnd en wordt een combinatie van de ‘wortel en de stok’ gebruikt als er protest uitbreekt. Bij grootschalige acties zijn de autoriteiten er steeds snel bij om het internet in dit gebied af te sluiten, een strikte mediacontrole op te leggen en de ‘getroffen regio’ volledig af te sluiten van de rest van China. Dit gebeurde recent met de massale protesten in Linshui, in de provincie Sichuan, tegen de verplaatsing van een spoorweg, of nog in Qianshui in Guangdong tegen de bouw van een afvalverbrandingsoven. Beide bewegingen brachten brachten tienduizenden mensen op straat maar botsten op harde repressie. De afgelopen maanden waren er elders in China ook tal van kleinere maar nog steeds aanzienlijke acties. Meestal werden beperkte toegevingen (de ‘wortel’) aangeboden, maar zelden waren deze substantieel en in veel gevallen waren het holle beloften om de betogers van de straten te halen en de beloften vervolgens te breken.

Massaprotest in Linshui De combinatie van een snelle groei van het BBP (een erg grote ‘wortel’ waar echter weinigen echt beter van worden) en een steeds sterker uitgebouwde hoogtechnologische repressie, zorgt ervoor dat er nog geen nationale of regionale bewegingen ontstonden in de decennia sinds Tienanmen. De wijze waarop het regime de ‘stabiliteit behoudt’ (weiwen) wordt ondersteund door enorm veel middelen en zorgt ervoor dat protestacties doorgaans lokaal en beperkt in duur blijven. In de meeste gevallen ontstaat er geen leiding of blijvende organisatorische uitdrukking. Maar nu de ‘wortel’ van de economische groei aan het verdampen is, komt de vraag hoe lang het regime in staat zal blijven om massabewegingen op te breken voor ze ontwikkelen?
Het afgelopen jaar was er een golf van massaprotest in de Chinese ‘periferie’ met de paraplubeweging in Hong Kong die langer duurde dan de beweging op Tienanmen in 1989. Er waren ook de grootste antiregeringsprotesten ooit in Macau, dat voorheen als model van stabiliteit werd voorgesteld. En dan is er nog de politieke aardbeving van de zonnebloembeweging in Taiwan met de grootste betoging uit de geschiedenis van dat land (met een half miljoen deelnemers) en de politieke gevolgen ervan met de electorale afstraffing van de CCP-gezinde regering van Ma Ying-jeou in november. Deze bewegingen geven aan wat China te wachten staat. In China zijn het sociale en politieke ongenoegen potentieel nog explosiever.

Herdenking van Tienananmen, vorig jaar op 4 juni in Hong Kong Tekenen van crisis
Er zijn minstens drie belangrijke tekenen van een dieper wordende crisis in China die uiteindelijk het einde van de dictatuur kan inluiden. Er is de slechtste economische situatie sinds drie decennia. Het leidt ertoe dat commentatoren speculeren over een mogelijke ‘harde landing’ in China en dit als het belangrijkste gevaar voor de wereldeconomie zien. De neergang wordt al gevoeld in de mijngebieden in Australië en Chili, maar ook in de steenkool en staal producerende regio’s van China zelf. Daar is er een harde recessie met tot 70% van de mijnbedrijven die verlies maken. Dit gaat gepaard met een neergang in de industrie waar de werkgelegenheid voor de 19de maand op rij achteruit gegaan is.
De regering beweert dat er een groei van 7% is, maar dit wordt algemeen als een fictief cijfer gezien. De reële groei zal wellicht ongeveer de helft bedragen. Volgens Rodney Jones van Wigram Capital kromp de economie in het eerste kwartaal van 2015 in 11 van de 31 provincies. “De neergang wordt het hardste gevoeld in de armere provincies die grote tekorten hebben en het meest van investeringen afhangen voor groei”, verklaarde hij aan de Financial Times. De regering probeert de economische groei te stutten door de rentevoeten te verlagen en een monetair soepeler beleid te voeren. Maar dit heeft vooralsnog enkel de beurzen gestimuleerd alsook een kapitaalvlucht naar andere landen.
Een tweede belangrijk teken van crisis is de aanhoudende machtsstrijd aan de top, in de gesloten kringen van de CCP-leiding. Enkele weken geleden werd aangekondigd dat het proces van de voormalige veiligheidstsaar Zhou Yongkang werd uitgesteld. Dat uitstel wijst erop dat niet alles volgens het plan verloopt voor Xi Jingping en zijn heersende kliek. Misschien trok Zhou eerdere bekentenissen in of misschien dreigde hij ermee om naar buiten te treden met de vele beschadigende informatie die hij heeft over andere CCP-leiders. Als hij de doodstraf zou krijgen, heeft hij niets te verliezen om daarmee naar buiten te treden.
Het is onmogelijk om te weten wat er achter de schermen gebeurt, maar het is duidelijk dat het proces tegen Zhou en zijn uitschakeling voor Xi Jingping belangrijk zijn in de poging om een meer gecentraliseerde persoonlijke dictatuur te vestigen, waarmee het ‘collectieve’ model van autoritair bewind sinds de tijd van Deng achterwege wordt gelaten. Als Zhou teruggekomen is op een eerder akkoord (er zijn vaak akkoorden bij corruptieschandalen op hoog niveau), dan is de vraag of hij alleen handelt dan wel onderdeel is van een campagne binnen de elite met andere topfiguren die door Xi aan de kant geschoven zijn. De economische crisis en de groeiende perceptie dat Peking de vroegere “gouden aanpak” inzake beleid verloren is, verscherpen de verdeeldheid in het regime. Zoals Gideon Rachman opmerkte in de Financial Times (9 februari 2015): “Het is mogelijk dat Xi zo’n perfecte controle op het politieke systeem heeft dat hij het zich kan permitteren om machtige belangengroepen aan te pakken. Maar goedingelichte mensen in Peking speculeren nu over de mogelijkheid van een poging om de president aan de kant te schuiven. Sommigen werpen op dat vorige opstoten van sociale onrust, zoals in 1989, gepaard gingen met verdeeldheid aan de top van de Communistische Partij.”
Een derde factor, die sterk beïnvloed is door de twee vorige, is de opkomst van sociale onrust. De beweging in Linshui was significant aangezien het ging om protest in een arme regio die afhankelijk is van landbouw en mijnbouw. Het was een waarschuwing dat veel meer dergelijke acties mogelijk zijn indien de economie dieper wegzakt in een recessie. Sommigen hadden het over 100.000 betogers die riepen: “Breng onze spoorweg terug”. Er werd beslist om de geplande hogesnelheidslijn niet via Linshui maar via het naburige Guang’an, de geboorteplaats van Deng Xiaoping, aan te leggen. Guang’an heeft al een spoorverbinding en een luchthaven. De bevolking van Linshui ziet in het verlies van de geplande spoorverbinding een zware slag voor de lokale economie. Het zal ook de Chinese heersers niet ontgaan zijn dat het massaprotest in Sichuan in de zomer van 1911 voor de verdediging van de provinciale spoorweg en de ‘lokale belangen’ een belangrijke rol speelde in het neerhalen van de Qing-dynastie die later op het jaar met een muiterij in het eigen leger werd geconfronteerd.
Repressie
Er waren in Linshui scherpe confrontaties als gevolg van politiegeweld. Volgens ooggetuigen deed het denken aan een ‘kleinschalige versie van Tienanmen’. Er zijn onbevestigde verslagen over vier doden, waaronder een tienermeisje. Op sociale media verschenen beelden van bebloede betogers, mannen en vrouwen. Ooggetuigen zagen de oproerpolitie de stad binnenkomen en zagen hoe traangas werd gebruikt. Erg hardhandige politieinterventies zijn niet beperkt tot provincies waar de Han-Chinezen geen meerderheid vormen, zoals Xingjiang of Tibet waar grote delen nu onder de facto militair bewind staan. Het aantal stakingen verdrievoudigde in het eerste kwartaal van 2015 in vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder. Ook die stakingsacties botsten op harde repressie. Tegelijk begint de regering de vervolging van NGO’s die arbeiders helpen bij het organiseren van stkaingen op te drijven.
De ‘stok’ van de repressie kan protest op korte termijn de kop indrukken, maar tegelijk is er een sterke toename van woede en ongenoegen. Honderdduizenden slachtoffers van de huidige repressie – gewonde betogers, afgedankte arbeiders, opgepakte feministen – zoeken naar alternatieven op het huidige systeem. Het ‘stimulusbeleid’ van Peking heeft een economische tijdbom gecreëerd in de vorm van toenemende schulden. Tegelijk heeft het repressieve beleid een politieke tijdbom gecreëerd. Wanneer deze tijdbom zal afgaan, is slechts een kwestie van tijd. Als dit gebeurt kan China een golf van massastrijd kennen die de gebeurtenissen van 1989 zal overvleugelen.
-
25 jaar geleden. Opstand op Tienanmen
dossier door Chinaworker.info
Op 15 april 1989 stierf Hu Yaobang, de voormalige secretaris-generaal van de Communistische Partij, aan een hartaanval. Dit was het signaal voor het begin van één van de grootste bewegingen in de moderne geschiedenis. Een beweging die groter werd dan de initiatiefnemers ooit hadden kunnen hopen en die dicht bij het omverwerpen van het dictatoriaal regime van de zogenaamde “Communistische Partij” kwam.Op 17 april stapten ongeveer 700 studenten en leraars 15 kilometer van hun universiteit naar het Tienanmen-plein (het “Plein van de Hemelse Vrede”) in het centrum van de Chinese hoofdstad. Ze riepen “Lang leve Hu Yaobang! Lang leve democratie! Weg met de corruptie! Weg met de autocratie!” In de weken die daarop volgden, zouden die slogans in de hele wereld weerklank vinden. Miljoenen mensen zouden zich aansluiten bij de demonstraties in Peking en meer dan 110 andere steden in China.
De beweging werd uiteindelijk bloedig neergeslagen. Op de acties zongen de betogers vaak de Internationale en waren er slogans voor het socialisme. De stelling van het regime dat dit een burgerlijke contrarevolutie was, klopte niet. Vijf dagen na de eerste bescheiden betoging negeerden meer dan 200.000 mensen een betogingverbod op de dag van de begrafenis van Hu. Er werd een studentenstaking van onbepaalde duur aangekondigd in meer dan 20 universiteiten en hogescholen in Peking. Er werd ook een organisatie opgezet om de beweging te coördineren. Half mei begonnen de arbeiders zich eveneens te organiseren en werd de basis gelegd voor onafhankelijke vakbonden. De Chinese leiders waren vooral daar bang van. De Russische revolutionair Trotski stelde destijds dat een revolutie plaatsgrijpt als de massa’s directe invloed krijgen en zich bewust worden van hun macht om die invloed uit te oefenen. Dat is inderdaad wat er in China gebeurde in 1989. Het Chinese regime van Deng Xiaoping kreeg vanuit het westen veel lof voor het doorvoeren van elementen van kapitalisme, maar bleek tegenover de beweging in eigen land verward en onmachtig te staan. Regering en leger waren verdeeld.
Onze organisatie schreef op dat ogenblik: “Alle voorwaarden voor de vreedzame omverwerping van het regime waren aanwezig. Het enige wat ontbrak, was een duidelijk programma, strategie en tactiek” (Militant, 9 juni 1989). In de nacht van 3 op 4 juni richtte Deng Xiaoping met zijn medestanders van de harde lijn een bloedbad aan om de controle te herstellen. Deng mobiliseerde meer dan 200.000 soldaten om de hoofdstad binnen te vallen. Dat aantal soldaten komt ongeveer overeen met het aantal Amerikaanse soldaten dat werd gemobiliseerd om in 2003 Irak binnen te vallen.
Mensenrechtenorganisatie Amnesty International heeft het over minstens 1.000 doden bij confrontaties in het stadscentrum. In de weken en maanden na het neerslaan van de opstand werden meer dan 40.000 mensen opgepakt. Het waren vooral arbeiders die werden geviseerd, veel meer dan de studenten. Arbeiders die stakingen hadden georganiseerd of pogingen daartoe ondernamen, werden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen of werden zelfs geëxecuteerd. De autonome federatie van arbeiders van Peking had opgeroepen tot een algemene staking in een poging om de militaire repressie te stoppen. De groep werd er door het regime van beschuldigd een gewapende opstand te hebben gepland tegen de regering. De aanhangers van de arbeidersfederatie werden massaal opgepakt.
Intussen is er in China al meer dan 20 jaar een verbod op berichtgeving over “liu si” (4 juni). Enkel de officiële versie van het regime mag aan bod komen. Volgens die versie vielen er geen doden en moest Deng ingrijpen om sociale chaos te vermijden en de verdere ontwikkeling van China te beschermen. De snelle economische groei van China in de jaren 1990 en het begin van deze eeuw vormde de historische rechtvaardiging voor de tussenkomst van het regime.
Het neerslaan van de opstand had niets te maken met een verzet tegen een terugkeer van het kapitalisme in China. Een aantal Chinese leiders probeerde dit zo voor te stellen, maar het was het regime zelf dat in toenemende mate neoliberale hervormingen doorvoerde in combinatie met een hernieuwd autoritair bewind. Diegenen die stellen dat kapitalisme en democratie hand in hand gaan, hebben het overigens niet makkelijk om te verklaren wat er in China gebeurd is in 1989 of waarom het Chinese model zo populair is bij Westerse multinationals. Vandaag lijken de jaren 1980 in China een gouden periode te zijn geweest op het vlak van openheid en mogelijkheid tot publieke discussie. Een petitie van de “Moeders van Tienanmen” (een groep van ouders en verwanten van mensen die omkwamen in 1989) stelde dat China een “hermetisch gesloten pot” is geworden.
Dit jaar was het Chinese regime extra op haar hoede. Het was immers de 20ste verjaardag van de opstand en bovendien vond deze plaats tegen de achtergrond van een economische crisis. Enkel in Hong Kong kon vrij betoogd worden bij de herdenking van 4 juni. Dit jaar waren er maar liefst 200.000 aanwezigen op deze actie. In de rest van China werden de veiligheidsmaatregelen opgedreven en was er een hardere repressie tegen pro-democratie activisten maar ook tegen linkse en socialistische oppositiestemmen.
Van waar kwam de beweging in 1989?
Studenten in Peking wilden actie voeren naar aanleiding van de 70ste verjaardag van de studentenbeweging van 4 mei 1919. Tegelijk wilden ze de acties volhouden tot aan het historisch bezoek van de Russische leider Gorbatsjov op 15 mei 1989. Gorbatsjov werd gezien als een voorstander van democratische hervormingen in het communistische (of beter gezegd: het stalinistische) blok. De studenten hadden een lange lijst met klachten opgesteld. Ze wilden hervormingen, maar vreesden wel dat dit zou gepaard gaan met de intrede van de markt in de economie zoals dit het geval was in Oost-Europa en steeds meer ook in China.
Het nieuws van de dood van Hu Yaobang zette de studenten ertoe aan om de actieplannen te versnellen. Er werd actie gevoerd onder het motto om “de doden te eren door kritiek te hebben op de levenden.” Hu was als partijleider opzij geschoven in januari 1987 nadat hij ervan werd beschuldigd dat hij te zacht was ingegaan tegen studentenbewegingen in Shangai en Peking in december 1986. De bureaucraten van de harde lijn aan de top van het regime waren bang voor politieke onstabiliteit. Ze dwongen Deng om zijn voormalige bondgenoot Hu op te offeren. Net als Deng was Hu een pionier van de pro-kapitalistische hervormingen sinds 1978.
Het ontslag van Hu leidde niet tot een koersveranderingen. Hu werd opgevolgd door Zhao Ziyang, een nog openlijker pro-kapitalistische hervormer. Hu leek inhoudelijk meer aan te leunen bij de Tsjechoslowaakse leider Alexander Dub?ek die in 1968 probeerde een “communisme met een menselijk gelaat” te ontwikkelen, maar daarbij op een invasie vanuit de Sovjetunie botste. De hervormingen in China in de jaren 1980 leidden tot grote veranderingen en gaven aanleiding tot verschillende bewegingen. Zo waren er in 1989 ernstige rellen en straatprotesten in Tibet. Dat protest werd repressief neergeslagen door Hu Jintao, de toenmalige partijbaas in Tibet. De repressie in Tibet was een voorbode voor wat zou plaatsvinden in Peking.
De snelle hervormingen hadden geleid tot een scherpe inflatie van 31%, het hoogste niveau sinds de revolutie in 1949. Meer dan een miljoen ondernemingen sloten de deuren als gevolg van besparingsoperaties van de regering. Dat versterkte het ongenoegen. Er werd aan de top van het regime meer dan een jaar gediscussieerd over de prijshervormingen van Zhao. Deng had deze politiek aanvankelijk gesteund omdat het de prijszetting door de overheid zou loslaten. Voorheen waren er enerzijds prijzen die door de overheid waren vastgelegd en anderzijds prijzen die door de markt werden bepaald. Dat systeem zorgde ervoor dat een deel van de bureaucratie goederen van de overheid kocht om het duurder te verkopen op de markt. Zhao wou daar een einde aan maken door de overheidscontrole op de prijzen los te laten. Het resultaat zou eruit bestaan dat de werkenden en armen meer zouden moeten betalen voor tal van goederen.
Een groot deel van de bevolking was tegen deze hervorming gekant en dat leidde tot politieke impasse aan de top. Enkele maanden na het neerslaan van de opstand werden de hervormingen alsnog doorgevoerd. Toen de dreiging van massale acties was gaan liggen, werd het “hervormingsproces” onverminderd verder gezet.
Stalinistisch systeem in crisis
De linkse socialist Stephen Jolly (vandaag gemeenteraadslid voor de Socialist Party in het Australische Melbourne) was in Peking in 1989. In zijn ooggetuigenverslag schreef hij: “Ik had het gevoel dat ik in het centrum van de wereld stond”. Het was duidelijk dat het resultaat van de beweging verregaande gevolgen zou hebben op de rest van de wereld.
In het westen was het neoliberaal offensief tegen de arbeidersklasse al begonnen, maar dit proces werd versneld door de crisis en ineenstorting van de stalinistische regimes. De stalinistische landen werden getroffen door aanhoudende en opeenvolgende crisissen sinds eind jaren 1970. De snelle industrialisering in de beginjaren – als gevolg van de voordelen van de centrale planning en het staatsbezit van de productiemiddelen – begon te stagneren door de verstikkende rol van de bureaucratie. Dat was onvermijdelijk omdat er geen actieve inbreng en betrokkenheid van bredere lagen was bij het organiseren van de samenleving en de economie. De combinatie van economische crisis, de repressieve aard van de stalinistische dictaturen en de aanvallen van de bureaucratie op de sociale verworvenheden leidden tot een groeiende onverschilligheid tegenover het “socialisme” dat als term werd geclaimd door de regimes in het Oostblok. Een groot aantal intellectuelen en elementen binnen de bureaucratie begonnen zich af te keren van het “socialisme.
In heel het stalinistisch blok, zowel in China, Hongarije, Polen als Joegoslavië, begonnen delen van de bureaucratie uit te kijken naar het kapitalisme als mogelijke reddingsboei om de eigen macht en privileges te beschermen. De machtsovername van Deng Xiaoping in 1978 na de nederlaag van de maoïstische “Bende van Vier” vormde een cruciaal keerpunt in China. Er kwam geen volledig uitgewerkt plan om het kapitalisme in China te herstellen, maar er was een “pragmatische” poging om een aantal kapitalistische elementen te introduceren binnen een bureaucratisch geplande economie. Elementen als hogere vergoedingen voor managers, beperking van de sociale bescherming van arbeiders, meer ruimte voor private investeringen en rijkdom kregen steeds meer een vrijgeleide. In de loop van de jaren 1980 ontwikkelde een vrij openlijk kapitalistische vleugel in het Chinese regime. Deng en Zhao waren daar boegbeelden van.
De gevolgen van de economische veranderingen waren verregaand. Tussen 1979 en 1983 werd de landbouw in China geprivatiseerd. De problemen in de landbouw werden niet aangegrepen voor een herorganisatie ervan op democratische wijze zoals marxisten dat zouden voorstellen, maar voor een privatisering. Dit had gevolgen op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg op het Chinese platteland. Die elementen van sociale bescherming waren voorheen in grote mate afhankelijk van de collectieve boerderijen.
Een andere maatregel bestond uit het toestaan van een grote economische autonomie aan de Chinese kustprovincies die werden aangemoedigd om zich in te schakelen in de wereldeconomie. Er werden een aantal speciale economische zones opgezet die volledig op kapitalistische leest waren geschoeid. Nadien werden deze zones systematisch uitgebreid. Andere hervormingen ondermijnden de jobzekerheid en sociale voordelen van mensen die voor de staat werkten. In de officiële staatspropaganda werd sociale ongelijkheid geloofd als een instrument om de economische ontwikkeling te stimuleren. De “verwende” arbeiders kregen ervan langs omdat ze teveel sociale voordelen hadden. In 1986 werd de permanente werkzekerheid in de overheidssector afgeschaft. Deze veranderingen betekenden niet dat het kapitalisme opnieuw was ingevoerd, maar het zorgde wel voor een belangrijke uitholling van de fundamenten van de planeconomie en het ondermijnde de positie van de arbeidersklasse.
Karakter van de beweging in 1989
In China zelf is er door de afwezigheid van informatie en discussie vaak verwarring over de gebeurtenissen in 1989. Een aantal aanhangers van het Chinese regime stellen dat de beweging pro-Westers was en dat de betogers marionetten waren van het buitenlandse imperialisme. Dat idee wordt ook naar voor gebracht door neo-Maoïsten in China. Een aantal toenmalige leiders van de beweging hebben intussen effectief een openlijk pro-kapitalistische positie ingenomen.
Een aantal jongeren begint dit argument echter te verwerpen en ziet de gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede als een echte volksopstand. Zoals de meeste massabewegingen was ook de beweging in China in 1989 complex en divers. Dat was onvermijdelijk, zeker tegen de achtergrond van een partijdictatuur en het ontbreken van onafhankelijke organisaties van de arbeidersklasse en andere onderdrukte lagen.
De beweging bestond uit mensen van alle politieke strekkingen. Er waren inderdaad elementen met illusies in de Westerse democratie en nog meer met illusies in het zogenaamde “Taiwanese model”. Maar dat was slechts één van de strekkingen in de beweging. Het was een invloedrijke strekking, maar niet van doorslaggevende aard. Anderen pleitten voor een vernieuwing van het socialisme waarbij sommigen uitkeken naar Gorbatsjov als bron van inspiratie. Maar vooral onder de arbeiders groeide het verzet tegen de markthervormingen en was er de wil om de staatseconomie te verdedigen. Dat werd gezien als de grootste verwezenlijking van de revolutie van 1949.
Naast de verschillende standpunten was er wel een gemeenschappelijk element dat bij alle betogers aanwezig was: de roep naar democratische rechten en als gevolg van die eis ook een groeiend verzet tegen het regime. Er was echter geen eensgezindheid over wat er in de plaats van dat regime moest komen. De aanzet voor de beweging kwam van intellectuelen en studenten die vandaag “neoliberaal” zouden worden genoemd, maar die toen meer genuanceerde standpunten verdedigden.
De meeste studentenleiders wilden het regime niet omver werpen maar enkel de krachtsverhoudingen binnen het regime veranderen ten gunste van Zhao en de hervormingsgezinde vleugel van de partij. “Ons doel was om de regering naar ons te laten luisteren en met ons te praten”, stelde studentenleider Wuerkaixi achteraf. “Dat was onze enige echte eis.”
Zodra de psychologische grens om openlijk in verzet te komen tegen het regime was overschreden, werd de studentenbeweging een aantrekkingskracht voor al het opgekropte ongenoegen in de samenleving. De deur werd open gezet voor krachten in de samenleving die andere opvattingen en doelstellingen hadden als de studentenleiders.
Onder de studenten was er verdeeldheid tussen de oudere en eerder geprivilegieerde laag die Zhao wilde ondersteunen en een jongere meer radicale vleugel die vond dat Zhao niet fundamenteel verschilde van de rest van de regering en bijgevolg deel van het probleem was. Veel jonge betogers richtten zich tegen de zonen en dochters van de topfiguren van het regime. De kinderen van zowel Deng als Zhao waren erg bedreven in het verzamelen van persoonlijke macht en rijkdom. Die kinderen werden op de korrel genomen door miljoenen betogers. Zo was er een populaire slogan: “Voorzitter Mao stuurde zijn zoon uit om te vechten [in Korea], Lin Biao stuurde zijn zoon uit om een coup te plegen, Deng Xiaoping stuurde zijn zoon uit om geld te verzamelen en Zhao Ziyang stuurde zijn zoon uit om winst te maken met de verkoop van televisietoestellen.”
Er doken ook maoïstische opvattingen op onder de betogers. Op een aantal betogingen in industriesteden werden portretten van Mao meegedragen als verwijzing naar de zogenaamd corruptieloze levensstijl van de bureaucratie in de tijd van Mao tegenover de levensstijl van de miljonairs onder Deng. Dit element was minder aanwezig in Peking waar veel studenten weigerachtig stonden tegenover Mao die werd gezien als nog meer autoritair als zijn opvolgers. Maar zelfs in Peking namen studenten elementen en slogans op die deden denken aan de Culturele Revolutie van Mao.
De studenten begonnen op 12 mei aan een hongerstaking. Dat was een omstreden actiemiddel en sommige liberale intellectuelen vonden het te radicaal. Op dat ogenblik raakten steeds bredere lagen van de bevolking betrokken bij de beweging en dat veranderde de koers ervan. Van een protestbeweging om één vleugel van de bureaucratie te steunen tegen een andere vleugel, werd de beweging steeds meer gekenmerkt door een openlijk protest tegen het volledige regime.
De beweging in Peking was uniek in het stalinistische blok. Daar evolueerde de beweging steeds meer in een anti-kapitalistische richting. Wang Hui stelde in 2006 in de New York Times dat deze beweging ontstond als “een reactie op de problemen als gevolg van de snelle herinvoering van het kapitalisme in China.”
In 1989 was een politieke revolutie om de verworvenheden van de Chinese revolutie te verdedigen en uit te breiden onder een nieuw regime met democratische arbeiderscontrole en beheer, zeker mogelijk geweest. Het onbrak evenwel aan een marxistische organisatie met wortels in de arbeidersklasse en de studentenbeweging die richting kon geven aan de beweging door deze te wapenen met een duidelijk programma en correcte tactieken. Zo’n kracht had een bewuste vertaling kunnen geven aan de onbewuste processen in de samenleving om zo een socialistisch alternatief op het kapitalisme en het stalinisme naar voor te brengen.
