Tag: Thatcher

  • De bittere erfenis van Margaret Thatcher

    Hoe er een einde kwam aan het bewind van Thatcher: door massastrijd!

    Dertig jaar geleden eindigde Margaret Thatcher met tranen in de ogen haar elfjarig bewind als premier van Groot-Brittannië. Als pionier van het neoliberalisme vocht ze voor de belangen van haar klasse, de rijken, terwijl de arbeidersklasse zo’n hekel aan haar kreeg dat velen feest vierden toen ze stierf.

    Door Mike Forster (Socialist Alternative – onze zusterorganisatie in Engeland, Wales en Schotland)

    Op 28 november 1990 nam Margaret Thatcher ontslag als leider van de Tory-partij en dus als premier van het Verenigd Koninkrijk. Ze werd hiertoe gedwongen door een machtsgreep van het kabinet tegen haar en ze realiseerde zich dat ze een voorzittersverkiezing niet zou overwinnen. Haar vertrek maakte een einde aan een periode van heerschappij die het gezicht van de Britse en zelfs internationale politiek volledig had veranderd. Het vertrek werd ook gekenmerkt door feesten in de arbeiderswijken, waar de bevolking hard leed onder haar brutale beleid. Het zou evenwel nog zeven jaar duren voordat de Tories hun meerderheid zouden verliezen. Thatcher’s reputatie en erfenis hebben een diep litteken achtergelaten op het hele gezicht van de Britse samenleving. Dat litteken wordt vandaag nog steeds zeer sterk gevoeld door de jongere generaties.

    Thatcher’s asociale regering van de rijken was een bijproduct van de langzame maar gestage neergang van het Britse kapitalisme sinds het begin van de twintigste eeuw, een proces dat werd versneld door de naoorlogse recessie van de jaren 1970. Labour was van 1972 -1979 aan de macht, maar was ervoor verantwoordelijk dat Groot-Brittannië als eerste ontwikkelde kapitalistische economie boog voor de eisen van het Internationaal Monetair Fonds om te besparen op de overheidsuitgaven, loonmatiging in te voeren en de macht van de vakbonden te beteugelen.

    De aanval op de werkgelegenheid en de publieke sector resulteerden in de beruchte ‘vuile banen’ stakingen van 1978, waarbij een aantal van de laagstbetaalde werknemers, waaronder medisch personeel, langdurig en gecoördineerd staakten tegen het anti-vakbondsbeleid van de Labour-regering onder Callaghan. Dit had tot gevolg dat veel arbeiders hun vertrouwen in Labour verloren en dat de Tories de verkiezingen van 1979 nipt wisten te winnen, waardoor de eerste vrouwelijke premier van Groot-Brittannië aan de macht kwam.

    Thatcher: pionier van het neoliberalisme

    Er zijn vele mythen rond Thatcher’s premierschap, waarvan er één was dat ze grote publieke steun genoot. Binnen een jaar was ze nochtans al de meest impopulaire premier in de geschiedenis. Haar beleid zorgde voor groeiende werkloosheid, die toenam van 1,5 miljoen naar 3,5 miljoen in 1984. Ze beweerde de inflatie te beteugelen, maar hoewel die meer dan 20% bedroeg toen ze aan de macht kwam, varieerde die voor het grootste deel van haar regering van 5 tot 10%.

    De vakbondsbeweging hield massale protesten tegen haar en mobiliseerde honderdduizenden mensen. Labour riep op tot betogingen in Liverpool, Glasgow, Cardiff en Londen, die ongeveer 1 miljoen mensen op straat brachten. Er hing een sfeer van verzet en strijd in de lucht. Er braken rellen uit in Bristol, Londen en Liverpool rond het buitensporige racistische politieoptreden en de ontwikkeling van werkloosheidshaarden in verwoeste binnensteden.

    Thatcher’s directe omgeving, die de belangen van de heersende Britse elite weerspiegelde, was economisch van koers veranderd, waarbij de consensuspolitiek plaats maakte voor harde monetaristische doctrines, de voorloper van het huidige neoliberalisme. Zij pleitten voor inkrimping van de publieke sector en ontmanteling van de zware industrie ten gunste van de financiële markten.

    Deze benadering was in tegenspraak met de hele geschiedenis van het Britse kapitalisme, dat door de productie en de industriële ontwikkeling een grote wereldmacht was geworden. Toen Thatcher aan de macht kwam, was de industrie verantwoordelijk voor 40% van het Britse BBP. Dat aandeel nam fors af en bedraagt vandaag minder dan 10% van het BBP.

    De overheidsuitgaven daalden van 44% van het BBP tot 39% op het einde van het bewind van Thatcher. In plaats daarvan boden de Tories belastingverlagingen en een gedwongen afhankelijkheid van de financiële markten. Ze hieven de deviezencontroles op de Britse munt op en het buitenlandse kapitaal begon in de City of London te stromen. Thatcher voltooide deze evolutie toen de Londense beurs in 1986 werd gedereguleerd en één van de grootste financiële centra van speculatie en winstbejag ter wereld werd.

    Hoewel de ‘Big Bang’ in de City een enorme illusie van welvaartschepping creëerde, maakte het in werkelijkheid de weg vrij voor de financiële crash van 2007-9. De markten werden massaal opgeblazen met schulden en speculatie. Marxisten waarschuwden op dat moment al dat de basis gelegd werd voor een grote catastrofe. Hoewel dit tijd kostte, heeft de crash van 2007-09 en de diepe recessie van vandaag heel wat wortels in Thatcher’s monetaristische experiment.

    Deze ‘Get Rich’-mentaliteit werd door Thatcher positief gestimuleerd, ook al ging dit duidelijk ten koste van de armste delen van de samenleving. Een nieuwe brutale en harteloze ideologie werd door Thatcher nagestreefd, wat leidde tot uitspraken zoals: “Er bestaat niet zoiets als de maatschappij.” Deze ideeën bleken leeg en hol toen de mensheid het hoofd bood aan de Covid-19 pandemie, waardoor de arbeidersklasse hartverwarmende uitingen van solidariteit en wederzijdse samenwerking aan de dag legde.

    Dit beleid heeft de gemeenschappen van de werkende klasse geteisterd. Thatcher lag in 1982 op koers naar een verkiezingsramp. De geschiedenis gaf haar de kans om de nationalistische kaart te spelen toen Argentinië in datzelfde jaar de Falklandeilanden binnenviel.

    Thatcher nam een serieuze gok en koos ervoor om een oorlogsarmada te sturen om de bevolking van de Falklands te ‘bevrijden’ van de militaire dictator president Galtieri. Dit was een conflict dat ze bijna verloor, maar Galtieri’s jonge leger van dienstplichtigen bleek geen partij voor de superieure luchtmacht. Vooraleer de overwinning bevestigd werd, gaf Thatcher nog opdracht tot het laten zinken van het Argentijnse oorlogsschip Belgrano, met meer dan 700 doden als gevolg. Het schip was in werkelijkheid van het conflict aan het wegvluchten.

    Thatcher’s toekomst was onlosmakelijk verbonden met een militaire overwinning en zij zag de brutale ondergang van de Belgrano als noodzakelijke ‘collateral dammage’. De overgave van de Argentijnse troepen leverde Thatcher de titel van ‘Iron Lady’ op. In de verkiezing van het volgende jaar veegde ze Labour en zijn ongelukkige leider, Michael Foot, aan de kant en kon ze er een termijn bijdoen.

    Reactie van Labour

    In het begin van de jaren tachtig had Labour een soort transformatie ondergaan. De linkervleugel was in opkomst en het aantal leden groeide snel. Linkse vakbondsleiders en activisten uit de kiesdistricten slaagden er in om de automatische herverkiezing van kandidaat-parlementsleden door te voeren, zodat de leden konden controleren wie hun kandidaat zou zijn. Er kwam een veto voor het partijmanifest voor de conferentie. Het linkse kopstuk Tony Benn riep op tot de vorming van een massale socialistische Labour-partij en was kandidaat vice-voorzitter. Hij haalde het nipt niet op het partijcongres van 1981. Kort nadien verlieten vier rechtse Labour-parlementairen de partij om een nieuwe formatie op te zetten: de Social Democratic Party onder leiding van de ‘Bende van Vier’, zoals ze bekend werden. Dit berekend manoeuvre had als doel om links te ondermijnen. Het verdeelde de Labour-stemmen in 1983 en droeg bij tot een meerderheid van de Tories onder Thatcher van 144 zetels.

    Er waren uiteraard soortgelijke verraders onder de moderne rechtse Labour-parlementairen die bij de verkiezingen van 2017 doelbewust Corbyn wilden ondermijnen. Ze zagen nog liever een rechtse Tory-regering dan een door Corbyn geleide Labour-regering. Deze rechtse parlementairen zouden in de Hall of Shame van de arbeidersbeweging moeten verdwijnen. Ze maakten destijds in de jaren 1980 al de weg vrij voor Thatcher’s aanvallen op jobs, huisvesting, de vakbonden en democratische rechten.

    Thatcher versus de vakbonden

    Thatcher zette haar zinnen op het breken van de machtspositie van de Britse vakbondsbeweging. De Tories waren hun vernedering door de mijnwerkers in 1972 en 1974 nooit vergeten. Toen dwongen twee stakingen de Tories tot een terugtocht. In 1974 riep de toenmalige leider van de Tories, Edward Heath, midden in de staking een algemene verkiezing uit met de vraag: “Wie leidt het land: de regering of de mijnwerkers?” Het resultaat was een overwinning van Labour en de Tories werden roemloos uit de regering geschopt.

    Thatcher’s beruchte Tory kabinetslid, Nicholas Ridley, maakte achter de schermen plannen om de mijnwerkers te verslaan in een nieuwe staking. Zijn geheime plan werd goedgekeurd door Thatcher, met inbegrip van de aanwerving van politieagenten en chauffeurs die de staking moesten breken, het intrekken van eventuele voordelen voor stakers en het invoeren van meer antivakbondsregels. De Tories lokten in 1984 een staking uit door te dreigen met de sluiting van verschillende mijnen. Het leidde tot een staking van lange duur. Dit was een van de meest bittere periodes van klassenstrijd in de Britse naoorlogse geschiedenis. De heersende klasse wilde de machtigste vakbond van Groot-Brittannië, de National Union of Mineworkers, vernietigen. Dit gebeurde in wat Militant, een voorloper van Socialist Alternative, terecht omschreef als een ‘burgeroorlog zonder kogels’.

    Het resultaat van de staking was een tragische nederlaag voor de mijnwerkers. Een overwinning voor de NUM had de loop van de geschiedenis ten gunste van onze klasse kunnen veranderen. Het is daarom des te tragischer dat zowel de Labour- als de vakbondsleiders aan de kant bleven staan en de Britse staat toelieten om deze vreselijke slag toe te brengen. Toenmalig Labour-leider Neil Kinnock veroordeelde het “geweld” aan de piketten en weigerde de mijnwerkersstrijd te steunen. Oproepen aan de overkoepelende vakbondsfederatie TUC om een algemene staking te organiseren, werden eveneens verworpen door vakbondsvoorzitter Norman Willis. Het resultaat was dat de mijnwerkers alleen werden gelaten om te vechten. Desondanks kwamen de mijnwerkers dicht bij de overwinning: Thatcher onthulde later dat ze een uitweg zocht vlak voor de staking werd afgeblazen. Waardig maar verslagen gingen de mijnwerkers terug aan de slag. Thatcher verspilde geen tijd aan de vernietiging van de industrie: een personeelsbestand van 230.000 mensen is vandaag tot minder dan 4.000 mensen gereduceerd.

    Wat volgde, was een aanval op alle andere grote industriële werkplaatsen en vakbonden: dokwerkers, automobielsector, staalarbeiders, drukkers en anderen waren getuige van grootschalige sluitingen of privatiseringen, soms na een korte en bittere stakingsactie. De werkloosheid steeg van 5,3% tot 11,4% in het midden van de jaren 1980. Het aantal werknemers met een ziekte-uitkering verdubbelde tot 1,6 miljoen, waardoor een reëel werkloosheidscijfer van bijna 20% van de beroepsbevolking kunstmatig werd verhuld. Drie miljoen jobs in de industrie verdwenen, voornamelijk in het noorden van het land. Het aantal vakbondsleden daalde van een hoogtepunt van 13,2 miljoen naar een historisch dieptepunt aan het eind van het decennium van ongeveer zeven miljoen en daalde nog verder in de loop van de jaren 1990. De armoede nam toe: terwijl de rijkste 10% zijn inkomen met 35% zag stijgen, daalde het inkomen voor de armste delen en steeg het aantal kinderen dat in armoede leefde van 1,7 miljoen tot 3,3 miljoen tegen de tijd dat Thatcher vertrok als premier.

    Het is niet verwonderlijk dat duizenden arbeiders de hele dag hebben gefeest toen Thatcher in 2013 overleed. Ze liet een bittere erfenis na van gebroken huizen, gemeenschappen en gezinnen; een litteken dat nooit is genezen.

    Thatcher’s oorlog tegen de lokale autoriteiten

    Thatcher koos er ook voor om oorlog te voeren tegen de door Labour geleide gemeenteraden. Ze verminderde het bedrag dat de gemeentebesturen van de centrale overheid kregen en beperkte de mogelijkheden van lokale inkomsten. Hierdoor hadden de lokale besturen de keuze om ofwel de aanvallen aan te vechten, ofwel het vuile werk van Thatcher uit te voeren en de openbare diensten af te bouwen, ofwel de lokale belastingen te verhogen, of soms beide. Aanvankelijk was er een indrukwekkend verenigd front van ongeveer 20 door Labour geleide gemeenteraden die weigerden de Tory-besparingen door te voeren. Er waren massale stadhuisprotesten waarvoor werd opgeroepen door lokale gemeenteraadsleiders, zoals David Blunkett in Sheffield, die toen nog werd gezien als een toonaangevende linkse voortrekker. Ze capituleerden echter één voor één door de combinatie van wettelijke dreigementen en de eis van de nationale Labour-leiding om in de pas te lopen en ‘legale’ begrotingen in te dienen, zelfs indien dit besparingen en belastingverhogingen inhield.

    De door socialisten geleide gemeenteraad van Liverpool weigerde te buigen. In tegenstelling tot de andere raden beslisten zij om de Tories te trotseren en een illegale ‘noodbegroting’ op te stellen. De strijdbare aanpak van dit bestuur werkte inspirerend voor de werkende klasse van Liverpool, die massaal gehoor gaf aan oproepen tot protest en stakingen ter verdediging van hun gemeentebestuur. De indrukwekkende steun blijkt ook uit het feit dat Labour vanaf het begin van de strijd in 1981, toen aanhangers van Militant in de Labour-partij de leiding over de gemeenteraad overnamen, steeds vooruitging in elke verkiezing in Liverpool. De impasse was compleet in 1984. Midden de mijnwerkersstaking besliste Thatcher om toe te geven en extra middelen aan de gemeenteraad van Liverpool te geven die werden geïnvesteerd in de bouw van betaalbare huisvesting en het creëren van jobs, zonder hiervoor de lokale belastingen te verhogen. De door Militant geïnspireerde gemeenteraad van Liverpool toonde dat Thatcher kon verslagen worden op basis van vastberaden verzet en militante strijd.

    Helaas werd deze les niet getrokken door de leiding van Labour onder Neil Kinnock en Roy Hattersley, die een langdurige heksenjacht begonnen tegen de gemeenteraadsleden van Liverpool. Ze begonnen die aanval op de partijconferentie van Labour in 1985. Dit was een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Labour. De aanval op de marxisten binnen Labour stopte daar niet. Beetje bij beetje werd de vooruitgang van links binnen Labour weggewerkt, totdat Tony Blair in 1998 kon verklaren dat hij ‘New Labour’ leidde. Effectief verzet tegen Thatcher’s contrarevolutie werd daarom aan banden gelegd zodat zij verdere aanvallen op de arbeidersklasse kon doorzetten. Na haar vertrek werd Thatcher gevraagd wat haar grootste prestatie was en zonder aarzeling antwoordde ze: “New Labour”. Het was dan ook geen verrassing dat zij als eerste door Tony Blair in Downing Street werd uitgenodigd toen hij de verkiezingen van 1997 won.

    Privatisering van de publieke sector

    Thatcher was verantwoordelijk voor een uitgebreide privatisering. Belangrijke industrieën in publieke handen werden verkocht aan de private sector, waaronder British Gas and Electricity, British Telecom, Leyland, oliesector, luchtvaart, staalbedrijven, automobielbedrijf Jaguar, waterbedrijven …  Andere nutsbedrijven en publieke bedrijven volgden onder de Tory-regering van John Major. Deze grote uitverkoop betekende een massale overdracht van rijkdom van de publieke sector naar de speculanten en superrijken. Het ging gepaard met de afschuwelijke verkoop van sociale woningen om een wat ze ‘eigenaarsdemocratie’ noemden, te vestigen. In de loop van de jaren tachtig introduceerde Thatcher wetgeving die het mogelijk maakte dat huurders van gemeentelijke huisvesting hun eigen woning konden kopen, waardoor de publieke sector net geen miljoen woningen meer bezat en het privaat huizenbezit steeg van 10,2 miljoen in 1981 tot 13,4 miljoen tegen het einde van de jaren 1980.

    Het leverde Thatcher tijdelijke steun op van sommige vroegere Labour-kiezers die in de illusie verkeerden dat ze zelf rijker zouden worden als ze hun huis kochten. De snelle stijging van huizenprijzen en rentevoeten zorgden er echter voor dat veel arbeiders al gauw geen huis meer konden kopen. Het resultaat zien we vandaag met een enorm aantal daklozen en een recordtekort aan sociale woningen.

    Thatcher slaagde er in 1987 in om voor een derde termijn verkozen te geraken op basis van een tijdelijke economische opleving die gevoed werd door kredieten en schulden, maar desondanks de illusie wekte dat de levensstandaard zou stijgen. Een groot deel van de werkende klasse ging er enkel op achteruit. De rechtse leiding van Labour onder Kinnock gaf de Tories echter de politieke ruimte om de verkiezingen opnieuw te winnen.

    Laat de ‘iron lady’ maar roesten…

    Thatcher werd overmoedig in haar laatste termijn. Ze maakte de fout om de stemming van de werkende massa’s te beoordelen aan de hand van hun zwakke leiding. Ze koos ervoor om de Poll Tax in te voeren: een oneerlijke en ongelijke belasting die aan elke lid van een huishouden werd opgelegd, ongeacht het inkomen. Het was een manier om de lokale belastingen op basis van gezinsinkomen te vervangen door een taks op basis van de waarde van huizen.

    Het was een directe aanval op de levensstandaard van de arbeiders die zich deze taks niet konden veroorloven. De gedemoraliseerde leiding van Labour en de vakbonden klaagde de ongelijkheid van de belasting aan, maar bood geen strategie voor strijd ertegen. Enkel Militant, dat trouw bleef aan de werkende klasse, pleitte voor een massale niet-betalingscampagne. We wisten dat er een groeiende ontevredenheid was die zich gemakkelijk zou kunnen verspreiden en kristalliseren rond deze campagne.

    Thatcher’s tweede fout was om Schotland als testgebied te gebruiken om de Poll Tax een jaar eerder in te voeren. Door van deur tot deur campagne te voeren, bouwden activisten aan sterke Anti Poll Tax Unions. De raamaffiches tegen de Poll Tax domineerden het uitzicht in de arbeiderswijken. Toen de belasting in Schotland ingevoerd werd, weigerden een miljoen mensen om te betalen. Het werd onhoudbaar. Thatcher zette door, maar het leger van niet-betalers groeide aan. In Engeland en Wales waren er 14 miljoen mensen die niet betaalden. Op 31 maart 1990 waren er gelijktijdig grote betogingen in Glasgow en Londen. Er waren zoveel mensen die niet betaalden, dat de financiën van de lokale besturen in de war geraakten. De belasting was een flop. Tory-kopstukken schraapten de moed bijeen om Thatcher later dat jaar naar de uitgang te duwen.

    De oorspronkelijke Brexiteer

    Een andere erfenis van Thatcher was het aanmoedigen van vijandigheid en achterdocht jegens de Europese Unie. Aanvankelijk was zij een groot voorstander van de EU en steunde zij de versterking van de handelsbetrekkingen. Toen dat echter uitmondde in een sterkere politieke unie, begon ze haar kruistocht tegen verdere integratie. Het was deze houding die een beroep deed op de sterk aanwezige rechtse nationalisten in haar partij die de partij in het algemeen op een veel vijandigere houding ten opzichte van de EU bracht. Deze aanpak achtervolgde haar opvolger (John Major), die de nationalistische oppositie tegen de EU als ‘bastaarden’ beschreef. Hierdoor kon Boris Johnson ook beweren dat hij in de traditie van Thatcher staat, een traditie die ironisch genoeg de Tory-partij verder uit elkaar blijft trekken en mede tot de Brexit heeft geleid.

    Lessen

    Thatcher was een creatie van haar tijd. Ze werd evenzeer gevreesd als verafschuwd. We bestuderen deze periode omdat ze rijk blijft aan lessen, met name voor de nederlagen die haar werden toegebracht door georganiseerde socialistische krachten op het terrein. Als ons maar al te vaak wordt verteld dat rechtse dictators of leiders bijzonder machtig zijn, moeten we onszelf eraan herinneren hoe de Iron Lady tot toegevingen werd gedwongen. Een vastberaden aanpak en leiding maakt dat de werkende klasse de strijd aangaat en overwinningen boekt. Dat zien we vandaag ook In Seattle.

    Helaas kreeg Thatcher ruimte om miljoenen werkende mensen tot ellende en ontbering te veroordelen. Dit asociale beleid wordt hier en daar nog steeds geprezen, maar het is tegelijk de basis voor de enorme verdeeldheid binnen de Tory-partij en het draagt bovendien bij tot de economische neergang. Thatcher’s bewind maakte de weg vrij voor een verdere neergang van het Britse kapitalisme en samen daarmee van de Tory-partij.

     

  • Thatcher liet militante vakbondsleider in de jaren 1980 afzetten…

    John Macreadie werd in 1987 verkozen als algemeen secretaris van de ambtenarenbond CPSA. Een juridische procedure volgde om hem van die functie te houden… Nu blijkt dat ook de regering-Thatcher rechtstreeks betrokken was bij de strijd van de rechterzijde binnen de vakbond tegen de militante linkerzijde…

    Geheime documenten die na 30 jaar vrijgekomen zijn, tonen aan dat de regering van Margaret Thatcher op directe wijze tussenkwam in de interne werking van de ambtenarenvakbond CPSA, de voorloper van de huidige vakbond PCS (Public and Commercial Services).

    De regering was bezorgd omwille van de groeiende invloed van de voorloper van de Socialist Party, Militant. Vooral wijlen John Macreadie (overleden in 2010) lag daarbij als militante vakbondsleider onder vuur.

    John won de verkiezingen voor de positie van algemeen secretaris van de CPSA in 1987. “Subversievelingen kunnen we niet tolereren in zo’n functie,” merkte een officieel document dat nu vrijkwam op. De rechterzijde werd hierop ingezet om John op ondemocratische wijze aan de kant te schuiven.

    Chris Baugh, vandaag assistent algemene secretaris van de PCS en lid van de Socialist Party, werkte destijds nauw samen met John Macreadie. Neil Cafferky van weekblad ‘The Socialist’ sprak met hem.

    Er waren in de jaren 1980 heel wat lastercampagnes tegen militante vakbondsleiders in de rechtse media?

    “Er waren heel wat aanvallen in de media tegen de zes aanhangers van Militant die toen in de nationale leiding van de CPSA verkozen waren. Er waren tal van artikels om ons zwart te maken. Maar dit gebeurde in een context dat heel wat grote kranten tijdens de verkiezingen voor de leiding van de CPSA de rechtse ‘gematigde’ lijst publiceerden om de lezers aan te bevelen om voor die kandidaten te stemmen. Zo hoopten ze de linkerzijde, en vooral de aanhangers van Militant zoals mezelf, buiten te houden.”

    De documenten die nu vrijkomen, tonen aan dat regeringsvertegenwoordigers in opdracht van Thatcher zelf samenzaten met niet nader genoemde leiders van de CPSA op een ogenblik dat de vakbondsleiding in handen van de rechterzijde was. Er werd daarbij gesproken over de opkomst van Militant. Van waar kwam die linkse groei in de ambtenarenbond in de jaren 1980?

    “Je moet natuurlijk een correct beeld hebben van de ambtenarij. In tegenstelling tot de karikatuur die in de media vaak gebracht wordt, bestaat de ambtenarij uit een uitgebreid netwerk van organisaties doorheen het land. De CPSA stond sterk onder een laag van jonge, vrouwelijke en laagbetaalde ambtenaren.

    “Het is opmerkelijk dat het beruchte Ridley Report dat opgemaakt werd voor Thatcher in 1979 aan de macht kwam om de macht van de vakbonden te ondermijnen, specifiek verwees naar de ambtenarenbond.

    “Er waren uiteraard ook acties, zoals de grootste ambtenarenstaking uit de geschiedenis die in 1981 plaatsvond. Dat was toen Thatcher het loonakkoord dat sinds de jaren 1950 bestond schrapte. Het was een voorbode op het schrappen van verschillende nationale akkoorden. Er waren stelselmatige aanvallen op de lonen, jobs en de arbeidersvoorwaarden. De regering wilde zowel de vakbondspositie als de rechten van de werkenden aanvallen.

    “Veel CPSA-leden begonnen niet in de ambtenarij te werken omdat Militant ons daarheen stuurde, zoals de rechterzijde in de vakbond beweerde, maar omdat we als jongeren gewoon op zoek waren naar werk. Het idee dat dat we er gedropt werden om de ambtenarij te ondermijnen, is te belachelijk voor woorden.

    “Mensen zoals mezelf en heel wat andere CPSA-leden werden overtuigd door socialistische standpunten. Vooral Militant had een aantrekkingskracht omdat het voor de meest militante verdediging van de arbeidsvoorwaarden van de leden stond. Dat was zeker belangrijk op een ogenblik van harde aanvallen en tal van conflicten.

    “Ik ben ook van oordeel dat Militant een centrale rol speelde in het opbouwen van een netwerk van activisten rond wat toen ‘Broad Left’ genoemd werd, een alliantie van strijdbare activisten. Het trok leden aan die niet alleen kwaad waren wegens de aanvallen door de regering, maar ook wegens het falen van de rechtse leiding om daar een ernstig antwoord op te bieden.

    “Die rechtse vakbondsleiders vormden een politieke groep die banden had met zowel de staat als de werkgevers. Hun doel was om wat zij als linkse ‘subversie’ zagen in de ambtenarij uit te schakelen. Dat werd vrij openlijk gezegd in hun verkiezingsmateriaal.

    “En dan was er de rechtse journalist Woodrow Wyatt die in zijn dagboeken vermeldde dat Kate Losinska, destijds een voortrekker van de ‘gematigden’, een bezoek bracht aan Thatcher op een ogenblik dat de vakbonden daar niet welkom waren. Bernard Levin, een journalist van Times, publiceerde de volledige lijst van de rechterzijde om hen te ondersteunen.

    “De media waren altijd erg welwillend tegenover de rechterzijde en hielpen vaak bij aanvallen op activisten. Maar die activisten wonnen steun onder de gewone leden omdat ze ernstig waren in de strijd tegen de aanvallen en omdat ze ook alternatieven naar voor schoven op zowel syndicaal als politiek vlak.”

    De rechterzijde in de ambtenarenbond werkte dus samen met de regering, in feite met de werkgevers. Maar dat was niet de enige methode die gebruikt werd in de strijd tegen de linkerzijde. Er waren ook bureaucratische maneuvers in de vakbond.

    “Een van de redenen waarom Militant zoveel steun won onder de beste en meest actieve delegees van CPSA was omdat we ervoor opkwamen dat de leiding verantwoording zou afleggen en omdat we voor een democratische werking opkwamen.

    “We wilden de verkiezingen uitbreiden zodat de verkozen leiding ook de beslissingen van de congressen zou nakomen. De kwestie van leden die hun zeg hebben en controle over de leiding uitoefenen, was voor ons van cruciaal belang om een brede steun op te bouwen.

    “Dit was tegen de achtergrond van een leiding die gewoon toekeek hoe een reeks nationale akkoorden, waaronder over de loonvoorwaarden, geschrapt werden. Het doel was natuurlijk een klassieke verdeel-en-heerstactiek om de vakbonden aan banden te leggen en strijd vanwege alle leden te vermijden door niet langer nationale loonakkoorden te sluiten.

    “Er waren allerhande beschuldigingen over vreemde toestanden in de verkiezingen binnen de vakbond, waardoor we wel moesten ingaan tegen de manier waarop die interne verkiezingen georganiseerd werden. We voerden de druk op de rechtse leiders op om te vermijden dat zij zich met het verloop van de verkiezingen zouden inmengen.

    “Nu blijkt dat op zeer hoog niveau vanuit de politieke wereld is tussengekomen in de werking van de vakbond. Bovenop deze nieuwe onthullingen waren er eerder al documenten na 30 jaar geheimhouding vrijgekomen waaruit blijkt dat Lord Amstrong, de secretaris van de regering, een document van de veiligheidsdiensten MI5 had voorgesteld waarin gewezen werd op de groeiende invloed van Militant in de ambtenarij. Om een lang verhaal kort te maken: het rapport ging – in hun woorden! – over hoe de Militant-aanhangers “rustig uitgezuiverd” konden worden uit de ambtenarij.

    “De reden waarom ze ervoor kozen om dit ‘rustig’ te doen in plaats van publiek, stond ook in het document van Armstrong. Minister Nigel Lawson was erg bezorgd omdat de vakbonden juist verboden waren bij de veiligheidsdiensten. En uiteraard ook omdat de mijnstaking in de herfst van 1984 nog steeds bezig was. Ze waren bang om een nieuw front tegen de vakbonden te openen en daarbij martelaars te creëren. De voorkeur ging uit naar wat een ‘zuiveringsprocedure’ werd genoemd.

    “Dit betekende dat de aanhangers van Militant niet gewoon afgedankt werden wegens hun politieke standpunten, maar dat ze constant zouden opgevolgd worden. Er zou gecontroleerd worden of ze promoties kregen, hun werkprestaties werden van nabij gevolgd en hun activiteiten werden eveneens opgevolgd. We weten dat dit vele jaren heeft geduurd.

    “Het is natuurlijk geen complete verrassing, zeker niet voor wie jarenlang gevolgd werd. Maar het geeft wel aan hoe de staat toezicht hield op vakbondsactiviteiten.

    “Het is belangrijk dat er protest is om de mijnwerkers te herdenken die vervolgd werden rond Orgreave [een confrontatie tijdens de mijnwerkersstaking van 1984]. Er is ook de campagne van de Blacklist Support Group tegen de wijze waarop grote bouwbedrijven – en mogelijk ook de staat – gegevens van arbeiders bijhielden om hen op een zwarte lijst te kunnen zetten wegens vakbondsactiviteiten.

    “Het wijst op de enorme omvang van het overheidstoezicht op vakbondsactiviteiten. Ik denk dat het naïef zou zijn om te denken dat wat er in de jaren 1980 gebeurde, vandaag niet meer zou bestaan en dat er geen toezicht meer zou zijn op vakbondsactiviteiten.

    “We kunnen daarbij enkel maar eisen dat er een degelijk openbaar onderzoek komt.”

    Wat denk je dat er na deze onthullingen moet gebeuren?

    “Als assistent algemeen secretaris van de PCS zit ik vandaag in dezelfde positie als John Macreadie destijds en ben ik direct betrokken. Volgens mij moeten we een discussie voeren over hoe we de bekommernissen over het optreden van de werkgever en de regering in het bijzonder kunnen uiten. Tot hiertoe kwam er weinig verrassend nog geen reactie van die kant.

    “We moeten de regering officieel vragen welk toezicht er vandaag op de vakbonden wordt uitgeoefend. Meer fundamenteel moeten we opkomen voor een ernstig publiek onderzoek naar het overheidstoezicht op vakbondsactivisten. In het kader van een lopend onderzoek naar undercover politiewerk in actiegroepen, het Pitchford-onderzoek, moeten we de betrokken advocaten horen. We moeten ook contacten leggen met andere syndicalisten die op deze wijze werden aangepakt.

    “Er is nood aan een duidelijke oproep voor een publiek onderzoek naar toezicht en inmenging van de staat bij legitieme vakbondsactiviteiten. We moeten ook bekend maken in welke mate individuen een doelwit waren omwille van hun socialistische standpunten. In het verleden was dit het geval met aanhangers van Militant, maar het Pitchford-onderzoek toont aan dat recent nog leden van de Socialist Party geviseerd werden.

    “We moeten hiervoor opkomen binnen de vakbond, het op tafel gooien bij de werkgever, erover discussiëren met collega’s van andere vakbonden en nadenken hoe we de druk kunnen opvoeren voor een ernstig publiek onderzoek naar wat de staat en de regering gedaan hebben.”

  • Stand-upcomedian Nigel Williams over de strijd tegen Thatcher toen en nu

    “Ik heb Thatcher één keer meegemaakt, ik wil haar geen tweede keer meemaken”

    EPOU_16_cover fucktina 15x15.inddWe zien het in veel landen: stand-upcomedians komen vaak scherper uit de hoek over politiek en kapitalisme dan veel politici, zelfs diegenen die zich tot de linkerzijde rekenen. Nigel Williams is zo’n scherpe stem. Met het boekje ‘Fuck TINA’ zorgt hij voor een nuttige bijdrage aan de strijd tegen het besparingsbeleid in ons land.

    Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Het boek ‘Fuck TINA’ is erg toegankelijk en gaat samen met een DVD waarop onder meer enkele interviews staan. Daarnaast wordt het boek aangevuld met uitspraken van verschillende bekende Vlamingen die het protest tegen de rechtse regering steunen. Door deze uitspraken in een band onderaan de pagina’s te laten doorlopen, zijn ze jammer genoeg niet erg leesbaar. Maar het hoofdpunt van dit boek is de tocht van Nigel Williams naar zijn thuisstad Bristol om aan te geven wat Thatcher en haar opvolgers aangericht hebben.

    De wijk waar Williams opgroeide stond volledig in het teken van de grote industriële vestigingen waar iedereen uit de wijk werkte. Ondertussen is de industrie verdwenen, maar de wijken bleven. Er is een concentratie van armoede, werkloosheid en alle bijhorende sociale problemen. Het gaat om grote wijken zonder voorzieningen; zelfs de bibliotheken werden er door het besparingsbeleid gesloten. Om het geweld en andere problemen onder controle te houden, zijn de toegangswegen tot de wijk beperkt tot twee ingangen. Dat maakt het makkelijker om de wijk volledig af te zetten. Het algemene sociale beeld kan samengevat worden met dit cijfer: volgens UNICEF is de kinderarmoede opgelopen tot 25,6%. De 1% rijksten bezitten evenveel als de 57% armsten.

    Het antwoord van de Thatcherianen op de werkloosheid bestaat uit het aanpakken van de werklozen. Die worden zelf verantwoordelijk gesteld voor het probleem van de werkloosheid. ‘Als ze willen, is er werk genoeg,’ luidt het dan. Dat de arbeidsvoorwaarden dermate afgebouwd zijn dat er vandaag nulurencontracten met bijhorende onzekerheid bestaan, wordt niet vermeld. Nigel Williams doet dit wel: zo spreekt hij met Tom Baldwin die in Bristol mee het verzet tegen de nulurencontracten organiseert. Tom is actief bij de Socialist Party, onze zusterorganisatie.

    Williams verwijst terecht naar arbeidersstrijd als antwoord op het rechtse beleid. Hij erkent dat het protest tegen de Poll Tax Thatcher ten val bracht. Het ging om een massale beweging tegen een gehate vlaktaks waarbij tot 18 miljoen mensen de taks weigerden te betalen als onderdeel van een niet-betalingscampagne waarin Militant (voorloper van de Socialist Party) een grote rol speelde. Williams vreest dat zo’n beweging vandaag niet meer mogelijk is omdat de “geesten dertig jaar murw geslagen zijn met steeds weer hetzelfde riedeltje: There Is No Alternative.”

    De overwinning op de Poll Tax en Thatcher kwam er ondanks de nederlaag van de mijnwerkersstaking in 1984-85. Thatcher wilde immers een precedent stellen door de militante mijnwerkers aan te pakken terwijl de vakbondsleiding de ernst van de situatie niet correct inschatte. De arbeidersbeweging betaalde daar een hoge prijs voor, onder meer in de vorm van antivakbondswetten die tot op vandaag bestaan. De sociaaldemocratische premiers na Thatcher en John Major lieten die regels ongemoeid… Momenteel wil de conservatieve regering van Cameron nog een stap verder gaan.

    In het boek wordt ingegaan tegen de retoriek dat er geen alternatief op het neoliberalisme bestaat. Voor alternatieven wordt onder meer uitgekeken naar Jeremy Corbyn, die als voorzitter van Labour verkozen werd met een links programma van verzet tegen de besparingen. “Er is licht aan de horizon, er is opnieuw hoop,” besluit het boek. Of Corbyn de test zal doorstaan, blijft een vraag.

    Maar de conclusies van Nigel Williams zijn terecht: “Er is wel een alternatief, maar daar is lef voor nodig. Het is een alternatief voor een nieuw economisch systeem, een systeem dat in dienst staat van de meerderheid van de bevolking en niet van de klasse die zichzelf alles heeft toegeëigend.” In hetzelfde nawoord pleit hij meteen ook voor een brede beweging die ervoor gaat. Dat is inderdaad hoe we tot verandering kunnen komen. Thatcher is al éénmaal ten val gebracht: we kunnen het bij ons nog een tweede keer meemaken en dit aangrijpen om te bouwen aan een brede beweging die voor een nieuw systeem opkomt, een socialistisch systeem.

    Uittreksel uit de bijhorende documentaire:

  • De bittere erfenis van Thatcher

    maggieIn 1979 werd een van de meest opmerkelijke figuren uit de Britse politieke geschiedenis premier. Gedurende meer dan 10 jaar ging Margaret Thatcher over tot harde aanvallen op de arbeidersklasse waarbij het leven van miljoenen mensen werd aangepakt. Ze botste op massale en militante strijd van onder meer de mijnwerkers en de drukkers maar ook de gemeenteraad van Liverpool. Uiteindelijk werd de beweging met 18 miljoen mensen die hun Poll Tax weigerden te betalen haar ondergang. Maar het beleid van Thatcher werd nadien verdergezet, ook door New Labour. Dit licht ingekorte dossier door PETER TAAFFE uit 2009 brengt een analyse van de periode onder Thatcher.

    Op de 30ste verjaardag van het begin van haar eerste termijn (4 mei 1979) werd het beleid van Margaret Thatcher – de meeste gehate naoorlogse persoon in Groot-Brittannië – aandachtig onder het vergrootglas gehouden. Zoals te verwachten is in de gevestigde media, was er vooral aandacht voor haar persoonlijkheid. De meeste analyses hebben het over wie Thatcher was en de psychologische ‘afwijkingen’, waarbij ook de breed gedragen afkeer tegenover Thatcher en alles waar ze voor stond tot uiting komt. Zelfs de mediacommentatoren die eerder uit de middenklasse komen, vervoegen de miljoenen gewone werkende Britten in hun afkeer. Zo verwees The Observer Review naar rockster Elvis Costello die in 1988 live op BBC2 verklaarde dat hij lang genoeg hoopte te leven om op haar graf te dansen. “Ze heeft geen ziel”, verklaarde Costello. “Ze zal branden in de hel.” Het leidde tot lezersbrieven aan The Observer waarbij iemand uit de vroegere mijnwerkersgemeenschap van Durham voorstelde om bij de dood van Thatcher geen grafsteen maar een dansvloer te installeren, Costello was immers niet de enige die op haar graf wou dansen.

    Thatcher was anders dan de vertegenwoordigers van het Britse kapitalisme die haar vooraf gingen als partijleider van de Tories. Doorgaans beheerden de conservatieve premiers na de Tweede Oorlog de ‘naoorlogse consensus’ waarbij de regering en de heersende klasse een harde confrontatie met de georganiseerde arbeidersbeweging vermeden. In de zogenaamde ‘Whig traditie’ ontwikkelden de conservatieve kopstukken de bijzonder kunstvorm van het Britse staatsmanschap waarbij wat werd meegegaan met de klassenbewegingen en sociale ontwikkelingen. Het kwam hen goed van pas in de naoorlogse periode van economische groei waarin de leiding van de arbeidersbeweging mee in bad werd getrokken, onder meer door een deel van de groeiende koek ‘te verdelen’. Maar het trage en weinig eervolle verval van Groot-Brittannië werd enkel wat toegedekt tijdens de economische groei. Toen de groei begon te sputteren, was een confrontatie tussen de klassen onvermijdelijk. Dit begon in de jaren 1960 maar het werd intensiever in de jaren 1970 en 1980.

    Heath verliest tegen de mijnwerkers

    De regering-Heath kwam in 1970 aan de macht na het falen van de Labour-regering van Harold Wilson tussen 1964 en 1970 om de neergang van het Britse kapitalisme te stoppen. Uiteraard werd dat falen afgewenteld op de arbeidersklasse. Edward Heath was zelf geen aristocraat maar van bescheiden afkomst. Maar hij stond wel in dezelfde politieke traditie als zijn conservatieve voorgangers. Hij bedreigde de arbeidersbeweging en stelde dat zijn regering iedere ‘algemene staking’ zou uitzitten en een nederlaag toebrengen. Toen zijn regering in 1972 en 1974 de confrontatie met de mijnwerkers aanging, verloor ze telkens. De laatste staking leidde tot een driedaagse werkweek in de mijnen en de nederlaag van Heath in de verkiezingen van februari 1974.

    Het was nooit gezien dat een syndicaal conflict leidde tot algemene verkiezingen en een nederlaag voor de conservatieven. Deze ontwikkeling had een enorm effect op de strategen van het Britse kapitalisme. Heath gokte op verkiezingen rond het thema: ‘Wie heeft het voor het zeggen, de regering of de mijnwerkers’. Hij verloor. De volledige arbeidersbeweging mobiliseerde zich achter de mijnwerkers en het waren de eerste verkiezingen waarin Militant, en vooral onze leden in de Labour Party Young Socialists (LPYS), een belangrijke rol speelde. Zo trokken meer dan 400 LPYS-leden naar Bristol South-East om de zetel van Tony Benn te verdedigen. Het zorgde er mee voor dat Benn een overwinning haalde. Wilson werd na de verkiezingen van februari premier van een minderheidsregering. Hij moest vertrekken na een tweede parlementsverkiezing dat jaar in oktober waarin Labour een kleine meerderheid haalde.

    De heersende klasse begon zich voor te bereiden om in de toekomst wraak te nemen op de arbeidersbeweging. Heath werd zonder veel eerbetuigingen aan de kant gezet om begin 1975 plaats te maken voor Thatcher. Die was voorheen een eerder onbeduidende figuur in de regering van Heath. Ze had al enige afkeer onder de arbeidersbeweging opgewekt met haar beslissing om als onderwijsminister de gratis melk voor kinderen af te schaffen. Dat ze partijleider van de Tories werd, was geen toeval. Friedrich Engels, naast Marx een van de grondleggers van het wetenschappelijk socialisme, stelde dat ieder tijdperk de personaliteiten naar voor brengt die door de objectieve omstandigheden vereist zijn. Als ze niet in een uitgewerkte vorm bestaan, dan worden ze ‘uitgevonden’. Thatcher had niet de scrupules of de twijfels van de aristocratische Tory-leiders uit het verleden. Ze was het brutale gezicht van het Britse kapitalisme dat op dat ogenblik door de situatie vereist was. Ze polariseerde niet alleen de samenleving, maar ook de conservatieve partij zelf.

    De verdeeldheid tussen de hardliners rond Thatcher en de zachtgekookte eitjes rond Heath, had niet zozeer te maken met een confrontatie van persoonlijkheden maar was gebaseerd op de vraag hoe de arbeidersbeweging zou aangepakt worden nadat deze de regering van Heath een nederlaag had toegebracht. De zachtere elementen vreesden terecht dat Thatcher en haar regering een klassenconfrontatie zouden uitlokken die zelfs het kapitalisme op zich in vraag zou stellen. Ze bleven kritisch tegenover Thatcher gedurende zowat heel haar ambtstermijn, maar zolang de regering succesvol bleek te zijn bleven de critici stil. Het doet wat denken aan de stilte onder het Republikeinse establishment in de VS toen Bush ondanks alle evidente leugens een oorlog in Irak begon.

    De gevolgen van het bewind van Thatcher blijken uit de huidige wereldwijde en Britse economische ramp, een gevolg van haar heerschappij. De periode van Thatcher heeft enorme vernielingen aangericht, onder meer in de vorm van een bijzonder zwakke industriële basis voor het Britse kapitalisme. Aangevuurd door de slecht verteerbare ideeën van de hard rechtse Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek en het messiaanse monetarisme van haar ‘gekke monnik’ Sir Keith Joseph, zette Thatcher een nieuwe koers in. Ze kon scoren op basis van het falen van de Labour-regering onder James Callaghan. Deze regering probeerde over te gaan tot een scherpere confrontatie met de vakbonden en besteedde daar meer aandacht aan dan aan de moeilijke economische situatie die ontwikkelde. Het leidde tot de zogenaamde ‘winter van ongenoegen’. De stakingen van voornamelijk erg slecht betaalde arbeiders werd de grond ingeboord door de gevestigde media, de conservatieven en zelfs de Labour-regering die het afdeed als een staking van de ‘vuile jobs’. Callaghan schoof nadien de verantwoordelijkheid voor zijn nederlaag af op het gebrek aan loyaliteit en de inhaligheid van de vakbonden. Zelfs de radicale feministe Germaine Greer stelde in haar analyse van Thatcher dat de “macht van de elitaire vakbonden” een factor was in de val van Callaghan en de triomf van Thatcher.

    De winter van ongenoegen

    De vakbonden die een rol speelden in de winter van ongenoegen waren nochtans allesbehalve elitair, ze vertegenwoordigden de meest uitgebuite en onderdrukte lagen. Militant waarschuwde in oktober 1978: “Vroeger of later zullen de strategen van het kapitaal concluderen dat de Labour-regering haar rol volledig gespeeld heeft. Alleszins zal de regering indien ze het huidige beleid verder zet, zeker indien het ingaat tegen steeds meer delen van de arbeidersklasse die opkomen voor een degelijke levensstandaard, haar eigen nederlaag bij de komende verkiezingen garanderen.” Deze profetische woorden werden jammer genoeg bevestigd door de verkiezingen van mei 1979.

    Militant waarschuwde ook dat Thatcher “uiteindelijk een offensief tegen de arbeidersklasse en haar organisaties zou voeren. Ridley bevestigt dit.” Ridley was de conservatieve schaduwminister die een blauwdruk voor een confrontatie met de vakbonden had voorbereid. Hij schreef: “in het eerste of tweede jaar na de verkiezingsoverwinning van de Tories kan er een groot conflict komen met een vakbonden, rond looneisen of afdankingen.” Ridley dacht dat het van de mijnwerkers zou komen en stelde daarom voor: “A: uitbouw van een maximale voorraad steenkool, zeker in de energiecentrales; B: opmaken van plannen om steenkool te importeren; C: aanmoedigen van het aanwerven van transporteurs die niet syndicaal georganiseerd zijn; D: invoeren van een dubbele energiebron, zowel steenkool als olie in alle energiecentrales.” De rechtse conservatieve parlementair Ronald Bell gaf meteen de toekomstige rol van de conservatieven aan: “Het breken van stakingen moet de meest eerbare taak van al worden.”

    De winter van ongenoegen creëerde alle klassenhaat die kenmerkend zou worden voor de periode onder Thatcher. Zo werden patiënten in het ziekenhuis van Reading bijvoorbeeld gevraagd of ze syndicalisten waren. Wie positief antwoordde, werd behandeling geweigerd. We stelden destijds in Militant: “De eis van een leefbaar inkomen wordt door de kapitalisten als verraad beschouwd.” De regering van Callaghan liep vast en was niet in staat om de wil van de kapitalisten aan de bijna opstandige arbeidersbeweging op te leggen. Er kwamen geruchten van een splitsing in de Labour Party – toen aan basis nog een arbeiderspartij zelfs indien de leiding steeds openlijker pro-kapitalistisch was – en de vorming van een regering van nationale eenheid. Een toenmalige linkse parlementair van Labour, wijlen Stan Thorne, onthulde dat een aantal rechtse Labour-parlementsleden betrokken waren in gesprekken met Liberalen en Tories over het organiseren van een splitsing in Labour om een nieuwe regering van nationale eenheid te vormen, net zoals dit eerder werd gedaan door Ramsay Macdonald in 1931.

    Van de plannen in de Jaren 1970 kwam niets in huis omdat de kapitalisten dachten dat de volgende verkiezingen hen een regering zou opleveren die stevig onder controle was. Het zou bovendien een regering zijn die de arbeidersklasse zou confronteren. Militant schreef: “Een regering-Thatcher zou erger zijn dan de gehate regering-Heath die door de vakbonden aan de kant werd geschoven met de economische chaos van een driedagenweek. De Tories willen dat de staat de vakbonden aanpakt, vliegende piketten verbiedt, de eenheid van closed shops [met verplicht vakbondslidmaatschap] breekt en regels oplegt voor vakbondsverkiezingen als voorwaarde om door de regering erkend te worden.”

    De aanval wordt voorbereid

    Hiermee legde Militant op voorhand uit wat het programma van Thatcher was voor de verkiezingen van 1979 en hoe het kabinet daarna zou handelen. Maar voor de verkiezingen deed Thatcher er nog alles aan om haar ware bedoelingen te verbergen, de voorbereidingen voor de confrontatiepolitiek gebeurden achter de schermen. Toen ze net verkozen was als premier en Downing Street 10 betrad, verwees Thatcher nog naar Franciscus van Assisi om te benadrukken dat de tekorten moesten aangepakt worden. De eerste begroting omvatte beperkte belastingvoordelen voor de gewone werkenden, voordelen die door de inflatie op een paar maanden tijd teniet zouden gedaan worden. De BTW werd verhoogd tot 15% en de Tories maakten zich op voor harde aanvallen op de levensstandaard van de werkende bevolking.

    De rechterzijde van de Labour Party had de basis gelegd voor Thatcher. Dat gebeurde zowel door het falen om de problemen van de werkende bevolking aan te pakken, maar tegelijk ook door zich te richten tegen de linkerzijde en vooral tegen Militant. Twee premiers van Labour – Wilson die in 1976 ontslag nam en Callaghan die overnam – begonnen een aanval op Militant in een generale repetitie van de aanval die nadien door Labour-leider Neil Kinnock en zijn bondgenoten in de jaren 1980 zou uitgevoerd worden. Callaghan verklaarde op televisie: “Wij [de leiders van Labour] hebben politieke vorming genegeerd. We hebben toegelaten dat dit in handen van de Militant-groep valt. Zij doen meer vorming dan gelijk wie anders.”

    De rechterzijde van Labour dacht jongeren en werkenden te vormen door hen aanvallen op hun levensstandaard te laten aanvaarden. De rechterzijde in de partij, de Manifesto Group, verklaarde aan de vooravond van de verkiezingen van 1979 dat Labour “de partij van een permanent inkomstenbeleid moest worden.” Dat was codetaal voor het beperken van de lonen terwijl de rijken rijker werden. De rechterzijde begon een bijna permanente oorlog tegen de linkerzijde. De belangrijkste rechtse figuren, zoals David Owen en Roy Jenkins, dreigden met een afsplitsing die uiteindelijk ook zou plaatsvinden in de vorm van de Social Democratic Party (SDP). Deze formatie zou nadien verdwijnen en samengaan met de Liberals om samen de Liberal Democrats te vormen. Deze rechterzijde vormde de eerste linie van de kapitalistische poging om de linkerzijde uit de partij te zetten. In januari 1980 stelde The Times, toen nog het huisorgaan van het Britse kapitalisme, dat er acties tegen Militant moesten ondernomen worden. De krant titelde: “Tijd voor een zuivering”.

    Tegelijk zorgde het voorspelde offensief van regering en patronaat tegen de arbeidersklasse, samen met een opmars van werkloosheid, tot een sterk verzet van de arbeidersklasse tegen Thatcher. Dit bleek onder meer met de 140.000 aanwezigen op een vakbondsbetoging in Londen in maart 1980. In deze delegatie was er een opmerkelijke aanwezigheid van aanhangers van Militant en vooral van de LPYS die “applaus kregen toen ze op Trafalgar Square aankwamen terwijl ze de Internationale zongen.” The Times had het toen over een “onomkeerbare neergang” van het Britse kapitalisme.

    De sfeer begon rijp te worden voor een vakbondsoproep voor een algemene 24-urenstaking. Dit voorstel werd nadien afgezwakt tot een ‘actiedag’. Maar op 14 mei 1980 was er toch een massale betoging van arbeidersverzet tegen de conservatieve regering. Dit werd in november 1980 gevolgd door een historische betoging van Labour met 150.000 aanwezigen. Het ging om een betoging in Liverpool tegen werkloosheid. Er volgden massale betogingen in Glasgow, Cardiff, Birmingham en Londen. Voor het eerst sinds generaties had Labour eindelijk een initiatief genomen om werkenden in actie te mobiliseren. De regionale betogingen kwamen er onder meer door de voorstellen van de jongerenorganisatie LPYS, toen onder leiding van Militant.

    De krachtsverhouding was van die aard dat de regering verplicht was om de harde confrontatie met de arbeidersbeweging tijdelijk uit te stellen. Dit bleek in de mijnsector in 1981. De dreiging om over te gaan tot een massale golf van sluitingen van mijnen leidde tot een onmiddellijke stakingsdreiging in South Wales. De regering raakte in paniek en Thatcher werd voor het eerst tot een vernederende terugtocht gedwongen. Militant waarschuwde echter: “De mijnwerkers toonden wat er mogelijk is door stoutmoedige en vastberaden acties. Maar als we de Tories laten doen, zullen ze terugkomen met nieuwe aanvallen op de rechten van werkenden en op onze levensstandaard.” Dit was wat er ook in 1925 was gebeurd toen de kapitalisten geconfronteerd werden met verzet van de mijnwerkers en zich terugtrokken, wat tijd gaf om de algemene staking van 1926 voor te bereiden. De vakbondsleiding was in 1981 niet zo vooruitziend en aanvaardde de situatie zonder ernstige voorbereiding op toekomstige strijd. De mijnwerkers zouden daar een zware prijs voor betalen. Thatcher en co bouwden een enorme voorraad steenkool op, stoomden de politie klaar en bereidden ook nieuwe wetten voor om de mijnwerkers een slag toe te brengen.

    Rampzalige desindustrialisering

    Er was politieke onrust in Groot-Brittannië op dat ogenblik. Dit bedreigde zelfs de regering. Er waren rellen in Bristol, Liverpool, Londen en andere arbeidersbuurten in de steden. De klassenpolarisering ontwikkelde met een nooit geziene snelheid en het zorgde er onder meer voor dat marxistische ideeën populair werden, wat tot uiting kwam in de snelle groei van Militant. De regering-Thatcher bleef onverkort het waanzinnige beleid van het monetarisme volgen. De inflatie werd uit het systeem gehaald en de geldtoevoer werd beperkt. Dit leidde tot de sluiting van tal van bedrijven. Het maakte de economische crisis in Groot-Brittannië en de rest van de wereld enkel erger.

    Het was deze periode die de rampzalige economische neergang van de Britse industrie versnelde. Er was voorheen al een neergang, maar onder Thatcher kwam alles in een stroomversnelling. Thatcher en het Britse kapitalisme waren zo bang van de industriële arbeidersklasse dat ze positief stonden tegenover een desindustrialisering. De industriële productie stortte in elkaar met een daling van 30% tussen 1978 en 1983. De werkloosheid liep op tot 3,6 miljoen mensen. Het Britse kapitalisme werd een kleine speler op industrieel vlak.

    De huidige economische crisis heeft dit proces nog versterkt en leidt tot een gevoel van wanhoop onder de kapitalistische economen als het over de Britse industrie gaat en de toekomst ervan. Wij waarschuwden destijds consistent dat een vervanging van de industrie door een casino-economie van financiewezen, banken,… uiteindelijk rampzalig zou zijn voor het Britse kapitalisme en de Britse bevolking.

    Dit werd schijnbaar tegengesproken door een combinatie van factoren waardoor Thatcher erin slaagde om haar eerste regering overeind te houden. De belangrijkste reden hiervoor was de laffe opstelling van de rechtse vakbondsleiding die weigerde om beslissende acties te ondernemen, onder meer toen harde antivakbondswetten werden doorgevoerd. Zwakheid zet aan tot agressie. De aarzelingen, twijfel en openlijke lafheid waren de kenmerken van de rechterzijde van de vakbondsleiding. Dat is vandaag overigens nog het geval. Het versterkte de positie van de conservatieven. Thatcher werd uiteindelijk gered door de oorlog in de Falklands. Thatcher kwam in deze oorlog dicht bij een ramp, maar haar kansen keerden toen ze erin slaagde om de nog minder populaire en instabiele Argentijnse dictatuur van generaal Galtieri in 1982 een nederlaag toe te brengen. Het liet haar toe om de volledige steun van de patriottische pers achter zich te krijgen, met de krant ‘The Sun’ voorop. De burgerlijke media deden alsof de oude koloniale ‘glorie’ van Groot-Brittannië nooit was verdwenen.

    De mijnwerkers en Liverpool

    De Falklands-oorlog legden de basis voor een nieuwe verkiezingsoverwinning van Thatcher in 1983. De conservatieven werden versterkt door de zwakheid van Labour, nu onder leiding van de weinig doeltreffende ‘linkse’ Michael Foot. Die was zogezegd links maar aarzelde niet om de uitsluiting van de vijf leden van de redactie van Militant door te voeren. Er was ook een zeker economisch herstel na de crisis van 1979-81. Hierdoor konden de conservatieven verwijzen naar de belofte van ‘economische glorie’ nadat eerder militaire ‘glorie’ was bekomen in de Falklands-oorlog. Het sterkte Thatcher voldoende om de oorlog tegen de mijnwerkers verder te zetten. We gingen eerder al uitgebreid in op die mijnwerkersstaking en dus moeten we dit hier niet herhalen. Maar de vakbondsleider Arthur Scargill had ongetwijfeld gelijk toen hij recent in The Guardian schreef dat het resultaat van de staking niet op voorhand vast lag. De regering-Thatcher stond vlak voor het einde van de staking op het punt om te capituleren.

    De rechterzijde binnen de vakbonden en zeker binnen Labour met het enorme verraad van partijleider Kinnock speelden een beslissende rol in de nederlaag van de mijnwerkers. Kinnock en de rest van zijn gezin werden als gevolg van zijn rol in de Britse en de Europese politiek multimiljonair. De mijnwerkers en hun gezinnen zagen hun gemeenschap en toekomst verwoest worden. De mijnwerkersstaking is een van de meest glorierijke episodes uit de Britse arbeidersgeschiedenis. Het toonde tegelijk echter ook de rampzalige rol van de rechtse vakbondsleiders en de Labourleiding.

    Kinnock en andere Labour-leiders speelden een gelijkaardige laffe rol in de strijd in Liverpool tussen 1983 en 1987. Een socialistisch gemeentebestuur was er begonnen met de omvorming van het leven van de mensen in de stad en ze bereikten iets wat noch Galtieri noch Kinnock ooit was gelukt, met name Thatcher een nederlaag toebrengen. Dat gebeurde in 1984. Maar het leidde tot een bijzonder scherpe vijandigheid van Kinnock en zijn entourage.

    In 1985 zou Kinnock een duidelijke leugen aangrijpen om zich op de partijconferentie van Labour tegen Militant te richten. Toen het socialistische stadsbestuur van Liverpool overging tot een formele aankondiging van afdankingen onder het gemeentepersoneel – een tactische zet waarvan meteen duidelijk werd gemaakt dat het niet de bedoeling was om dit effectief door te voeren, maar slechts bedoeld was om tijd te winnen – stelde Kinnock: “Nu heb ik ze.” In plaats van de solidariteit te organiseren met het stadsbestuur dat het leven en de omstandigheden van duizenden arbeiders in Liverpool begon te verbeteren, gebruikten Kinnock en co een leugen om het bestuur een mes in de rug te steken. Zonder enig bewijs begon Roy Hattersley, een medestander van Kinnock, te spreken over “corruptie”. Dezelfde Hattersley en Kinnock blonken nadien uit in stilzwijgen toen parlementsleden van Labour onder vuur lagen door schandalen met hun parlementaire uitgaven en onkosten.

    Thatcher vond op dat ogenblik enige politieke steun in de economische veranderingen die in Groot-Brittannië en de rest van de wereld werden doorgevoerd. De neoliberale economie, gekenmerkt door de ontwikkeling van nieuwe technologie, begon vorm te krijgen. Thatcher gebruikte de beperkingen van de zogenaamde ‘gemengde economie’ om het idee van privatiseringen, waar ze overigens zelf pas een late bekeerling van was, te promoten. Het vormde de basis van wat Germaine Greer in een opiniestuk de ‘revolutie van Thatcher’ noemde, in feite een contrarevolutie.

    De arbeidersbeweging stond ideologisch onder rechtse dominantie en was niet voorbereid op het offensief van Thatcher. De halfslachtige positie van de gemengde economie, met een bureaucratisch beheerde staatskapitalistische sector in overheidshanden terwijl het grootste deel van de economie in handen van de private kapitalisten was, zat in een doodlopend straatje. Thatcher en de rechtse ideologen waar ze zich op baseerde, waaronder Milton Friedman, leken een nieuw vertrekpunt na het falen van het gediscrediteerd Keynesiaanse model aan te bieden. De uitverkoop van de sociale huisvesting en de verkoop van de winstgevende delen van de overheidssector (wat de voormalige conservatieve leider Harold Macmillan omschreef als de ‘familiejuwelen’) volgde al gauw. Het leidde tot enthousiasme en snel stijgende beurzen, niet alleen in Groot-Brittannië maar ook in de rest van de wereld waar het ‘experiment’ van Thatcher werd gezien als het prototype van een nieuw kapitalistisch eldorado. Dat was het voor sommigen ook effectief, de winsten van de kapitalisten namen pijlsnel toe en het financiële centrum van de City of London genoot van de nieuwe orgie van financialisering.

    Wij waarschuwden dat dit in bittere tranen zou eindigen, niet alleen voor de arbeidersklasse maar ook voor het kapitalisme zelf. We beantwoordden Thatcher ideologisch, maar ze werd nadien ook in de praktijk van antwoord gediend door de huidige economische crisis. Volgens Thatcher was de combinatie van olie-inkomsten uit de Noordzee, samen met de ‘expertise’ van de dienstensector onder leiding van de banken en de financiële instellingen van de City het antwoord op de achterhaalde theorie van een industriële basis. Vandaag is het onmogelijk om niet te zien dat de ideologie van Thatcher zowel indirect als direct achterhaald is. Elk onderdeel van de Thatcheriaanse ideologie heeft gefaald. De beruchte leugen van de ‘huiseigenaarsdemocratie’ ligt in scherven door de toename van de dakloosheid, de opmars van krotwoningen, de uithuiszettingen en de ondraaglijke schuldenlast die de norm is geworden voor miljoenen mensen. De huizenbouw staat op het laagste niveau sinds 1924 en vijf miljoen Britten zouden nu graag in degelijke ‘sociale huisvesting’ wonen.

    Thatcher werd geen nederlaag toegebracht rond het thema van Europa, zoals tal van analisten beweerden, maar wel door het protest tegen de Poll Tax. Het blijft een historisch feit dat de marxisten rond Militant een beslissende rol speelden in die strijd. Thatcher wist dat zelf ook: “De beslissing om hen [de organisatoren van de anti-poll tax betoging van 31 maart 1990] niet te vervolgen, was een van de grootste overwinningen die ze ooit behaalden op een conservatieve regering.” (Downing Street Years, p.661). We stelden van bij het begin dat het mogelijk was om Thatcher rond dit thema neer te halen. Kort na de algemene verkiezingen van 1987 schreven we in Militant: “We willen niet gewoon toegevingen of aanpassingen, de hele wet moet weg.” De niet-betalingscampagne was beslissend in deze strijd. Deze campagne werd opgestart door leden van Militant in Schotland en werd een jaar later massaal overgenomen in de rest van Groot-Brittannië. Maar liefst 18 miljoen niet-betalers zorgden ervoor dat de Poll Tax had afgedaan en het ondermijnde de positie van de iron lady.

    Nederlaag van het laissez-faire kapitalisme

    Thatcher stond voor een primitieve en brutale klassenoorlog tegen de rechten en voorwaarden van de arbeidersklasse. De les van het Thatcherisme is dat het kapitalisme, onder welke vorm dan ook, niet in staat is om de positie van de arbeidersklasse te verbeteren. Thatcher hielp om het tijdperk van de neoliberale opvattingen te versterken. Ideologisch werden ze beantwoord door de beperkte krachten van het marxisme, de meeste intellectuelen en leiders van de arbeidersbeweging gingen een heel eind mee in de ‘Washington consensus’, terwijl dat Thatcherisme op wereldschaal is. De prokapitalistische partijen hebben vandaag de erfenis van het Thatcherisme niet achter zich gelaten. Het meest ‘gevaarlijke’ aspect voor hen bleek de ongeregelde en onbeperkte financialisering van het kapitalisme. Nu willen ze de werkende bevolking voor hun crisis laten opdraaien. Wij antwoorden daarop: ‘Dit is niet onze crisis.’

    Larry Summers, de economische adviseur van president Obama, probeert wanhopig om de crisis los te zien van het kapitalisme. “Sommigen proberen net zoals in de jaren 1930 de les te trekken dat het kapitalisme niet werkt en door een totaal ander model moet vervangen worden. Ik denk niet dat dit klopt.” Het probleem voor Summers is dat steeds meer mensen het niet met hem eens zijn. Zo was er in maart [2009] een Duitse peiling met de vraag welk economisch stelsel het beste was voor de ondervraagden, 54% antwoordde socialisme tegenover 46% voor kapitalisme.

    Een peiling kan nooit een volledig beeld geven van het bewustzijn. Maar het is wel duidelijk dat het ‘laissez-faire’ kapitalisme een nederlaag heeft geleden. De staat moest tussenkomen om het systeem te redden. De kapitalisten vinden dat niet plezant, het versterkt immers het idee dat niet alleen de banken kunnen gered worden maar dat ook de andere sectoren uit de handen van de kapitalisten kunnen gehaald worden. Het beleid om geen enkele inmenging in de economie te doen, heeft geleid tot een sterke toename van de werkloosheid en steeds meer ongenoegen. Het legt de basis voor een nieuwe radicalisering.

    Thatcher werd tijdens haar leven als een krachtige figuur. Ze was een belangrijk figuur, maar haar belang neemt nu af. Het tijdperk van Thatcher heeft aangetoond dat zowel de meer brutale als de meer ‘aanvaardbare’ versie van het kapitalisme probeert om de problemen van het systeem op de kap van de arbeiders af te wentelen. Daartegenover is consequent verzet nodig. De mijnwerkers, Liverpool en de campagne tegen de Poll Tax waren daar voorbeelden van.

  • 30 jaar na de Britse mijnwerkersstaking

    Dertig jaar geleden, op 1 maart 1984, werd de sluiting van de mijn Cortonwood aangekondigd. Er zou nog vijf jaar geproduceerd worden, maar dan was het gedaan. De aankondiging leidde tot een staking van 55.000 mijnwerkers in Yorkshire. Op 5 maart riep de lokale afdeling van de mijnwerkersbond NUM (National Union of Miners) op tot een volledige staking vanaf 12 maart. Het was het begin van de bekende mijnstaking van 1984-85. In 1984 waren er meer dan 27 miljoen stakingsdagen. Het was een heldhaftige poging om het neoliberale beleid van Thatcher te stoppen. Hieronder een dossier hierover door RONNIE STEVENSON van onze Schotse zusterorganisatie.

    P12miners_militantDe mijnwerkersstaking van 1984/85 werd terecht omschreven als een burgeroorlog zonder geweren. Uit recente onthullingen op basis van de Nationale Archieven blijkt dat die omschrijving zeker niet overdreven was, de heersende klasse overwoog immers effectief om het leger in te zetten. De staking duurde ongeveer een jaar en blijft tot vandaag, 30 jaar later, in het collectieve geheugen van volledige gemeenschappen gegrift. Wie het meemaakte, blijft erdoor getekend.

    De National Coal Board (NCB) kondigde in 1983 al de noodzaak van mijnsluitingen aan. De vakbond National Union of Mineworkers (NUM) kondigde daarop een verbod op overuren af. NCB-baas Ian McGregor kondigde aan dat het plan eruit bestond om 20 mijnen te sluiten waardoor 25.000 jobs bedreigd waren. Die leugen werd wanhopig herhaald door de NCB en de conservatieve regering onder leiding van de Tories. Het werd overgenomen door de media en zelfs door de rechterzijde in de arbeidersbeweging. Het doel van deze leugen was de ondermijning van de strijd door de mijnwerkers.

    Nu blijkt na vrijgave van de archiefdocumenten van de regering dat het echte plan wel degelijk was om 75 mijnen te sluiten en meer dan 60.000 jobs te schrappen.

    De mijnwerkers werden door de toenmalige premier Margaret Thatcher omschreven als de “interne vijand”. Ze hadden blijkbaar wel gelijk toen ze stelden dat de autoriteiten van plan waren om veel meer mijnen te sluiten. Het was die angst voor de vernietiging van de mijnsector en de mijngemeenschappen die leidde tot een sterke reactie op de versnelde sluiting van Cortonwood en Bulcliffe Wood in Yorkshire. De stakingsbeweging van de mijnwerkers in Yorkshire verspreidde zich in maart 1984 naar de rest van het land.

    De federale structuur van de mijnwerkersbond NUM liet de beslissing over acties over aan de verschillende regionale afdelingen. Die beslisten om te staken. Een bijzondere conferentie van de NUM in april 1984 besloot om acties in alle mijnen te ondersteunen. Een resolutie om eerst een nationaal referendum hierover te houden werd met grote meerderheid verworpen.

    Er waren druk bijgewoonde personeelsvergaderingen in alle mijnen. In sommige gevallen waren er lokale stemmingen om te beslissen over de stakingsactie en om afgevaardigden in de stakerscomités te verkiezen. Het ging er erg democratisch aan toe.

    Er zijn veel aspecten van deze staking die lessen bieden voor strijdbewegingen in de komende periode. De staking bouwde zich eerst traag op, maar al gauw waren alle Britse mijnwerkers in staking met uitzondering van het steenkoolveld van Nottinghamshire.

    De steenkoolreserves slonken snel. De mijnwerkers herhaalden de tactieken van de stakingen uit de jaren 1970 toen vliegende stakersposten het hele land rondtrokken om arbeiders die niet meestaakten te overtuigen om zich bij de strijd aan te sluiten of om diegenen die terug aan de slag wilden op andere gedachten te brengen.

    Massale stakersposten waren een belangrijk element van de staking. Een aantal mijnwerkers en hun aanhangers dachten dat dit zou volstaan om de strijd te winnen. Ze herinnerden het succes van de vliegende stakersposten en het belang van het platleggen van het depot van Saltley in Birmingham in 1972. Er was toen bijna een algemene staking in de industrie om de stakende mijnwerkers te ondersteunen. De mijnwerkers wonnen die strijd en het feit dat Saltley dicht ging was een keerpunt om tot een overwinning te komen.

    De situatie in 1984 was anders. De Tories en de politie deden er alles aan om deze vorm van massale stakersposten te vermijden. In juni 1984 was er een grote krachtmeeting aan de cokesvestiging van Orgreave.

    Er waren tot 10.000 mijnwerkers bijeengekomen. Er waren meer dan 4.000 agenten van de oproerpolitie waarvan honderden op paarden. De politie was klaar voor de strijd en het werd een heuse veldslag. Er werd direct naar de wapenstokken gegrepen en de ‘cavalerie’ chargeerde. Honderden mijnwerkers werden neer geknuppeld. De rest van de oproerpolitie volgde de cavalerie om de massale stakerspost met bruut geweld te breken. Nu weten we dat zelfs het leger paraat stond om desnoods al dan niet gewapend tussen te komen.

    Staatsgeweld

    Het duurde niet lang voor de politie overal in het land naar stakersposten trok waar mijnwerkers verzameld hadden. Het openlijke en brutale geweld van de staat werd op de mijnwerkers afgestuurd. Er waren combi’s en bussen met werkwilligen en stakingsbrekers die geblindeerd en met metalen bescherming voor de ramen door de stakersposten reden. Mijnwerkers werden regelmatig gestopt door de politie, maar bussen met stakingsbrekers konden overal door.

    Vrachtwagens met steenkool voor staalbedrijven en energiecentrales konden overal door. Verkeersregels golden niet voor die vrachtwagens, ze mochten tegen hoge snelheid aan de verkeerde kant van de weg rijden. Op de lokale wegen in het westen van Schotland leek dat zelfs de norm te zijn.

    De rechtbanken werden gebruikt om mijnwerkers die aan de stakersposten waren opgepakt te criminaliseren. Veel van hen zouden nooit nog voor de NCB mogen werken. Het was een oorlog waarbij misschien geen kogels werden ingezet, maar de rest van het arsenaal van de staat werd wel boven gehaald.

    Door de mijnwerkersgemeenschappen hun uitkeringen te ontzeggen, moest alles door de arbeidersbeweging in het werk gezet worden om te vermijden dat mijnwerkers uitgehongerd terug aan de slag zouden gaan.

    Solidariteit

    Er waren soepbedelingen om voedsel te delen en er werden goedkope producten ter beschikking gesteld. Er werd geld opgehaald door mijnwerkers die naar andere arbeidsbuurten trokken om geld op straat op te halen en voedsel aan de supermarkten. De werkende bevolking steunde genereus met financiële bijdragen maar ook met voedsel, kledij, speelgoed,.. Er werden steuncomités voor de mijnwerkers opgezet om de solidariteit met de mijnwerkers te organiseren en hun strijd bekend te maken met stands, straatmeetings, publieke meetings en acties op de werkvloer.

    In Glasgow werd heel wat geld opgehaald bij voetbalwedstrijden waar er een enorme steun voor de mijnwerkers was en waar bijgevolg ook veel geld werd opgehaald. Tijdens sommige grotere wedstrijden riepen duizenden aanwezigen slogans om de mijnwerkers te steunen.

    Vrouwen

    Het solidariteitswerk leidde tot de oprichting van vrouwengroepen waardoor de partners van mijnwerkers in de strijd betrokken raakten. Veel vrouwen waren het niet gewoon om aan meetings deel te nemen of voor een groep te spreken, maar ze toonden al snel aan dat ze daar erg goed in waren. Vrouwen trokken het hele land rond en zelfs naar het buitenland om steun voor hun gemeenschap op te halen.

    Naarmate de staking verder ontwikkelde werd duidelijk dat de conservatieve regering zich op deze confrontatie had voorbereid en vastberaden was om de mijnwerkers een nederlaag toe te brengen nadat ze eerder overwinningen afdwongen. Een herhaling van de overwinning van de mijnwerkers op premier Ted Heath zat er niet in als het van de regering afhing.

    Er is tal van materiaal dat aangeeft dat de Tories plannen hadden om de mijnwerkers een nederlaag toe te brengen. Er werden grote voorraden steenkool aangelegd in de mijnen, de energiestations en de staalbedrijven. Er werd een alternatief transportsysteem voorbereid om acties van spoorpersoneel te doorkruisen. De nieuwste gegevens uit de Nationale Archieven tonen aan dat NCB-topman MacGregor en Thatcher samenwerkten met hooggeplaatste politici van alle partijen, hoge ambtenaren, rechtse vakbondsleiders en mediabazen om zo de mijnwerkers te demoniseren en het conflict te winnen.

    Tegen die achtergrond was het duidelijk dat er steun van de rest van de arbeidersbeweging en de vakbonden nodig was om deze vastberaden werkgever en het staatsapparaat aan te kunnen.

    Algemene 24-urenstaking

    Militant, de voorloper van de Socialist Party, stelde destijds dat er nood was aan een algemene 24-urenstaking om de mijnwerkers te ondersteunen. De acties waarmee de verantwoordelijken van de mijnen en de dokwerkers dreigden, waren de twee ogenblikken dat de regering dacht dat ze de staking kon verliezen. Dat gaf Thatcher nadien toe.
    Een massale staking van andere werkenden om de mijnwerkers te ondersteunen zou de regering op haar knieën hebben kunnen dwingen.

    Zo’n uitgebouwde steun kwam er niet van heel wat leiders van de vakbonden en van de Labour Party. Zij gebruikten elk mogelijk excuus om solidariteitsstakingen tegen te gaan.

    Een discussiepunt was het feit dat niet over de staking was gestemd. Er was geen referendum maar 90% van de mijnwerkers waren aan het staken. Een referendum zou gewonnen worden en een campagne van de mijnwerkersleiders toegelaten hebben. Het feit dat een overgrote meerderheid al in staking was, volstond bewust niet voor enkele zachtgekookte eitjes in de arbeidersbeweging.

    Een ander excuus dat sommige vakbondsleiders hanteerden, was de kwestie dat de staalbedrijven voldoende steenkool moesten hebben om de ovens warm te houden en blijvende schade eraan te vermijden. Deze minimumbevoorrading werd misbruik. Er werden vrachtwagens ingezet om steenkool te leveren bovenop de overeengekomen minimumleveringen per trein.

    Er werd ook geklaagd over het geweld van de mijnwerkers. Daarbij werd bewust vergeten dat de gewapende politie was die tot geweld overging aan de stakersposten en in de mijnwerkersdorpen doorheen Groot-Brittannië.

    De staking van 1984/85 werd een lakmoesproef die duidelijk maakte wie echt tot verandering wilde komen.

    Jammer genoeg was een meerderheid van de vakbondsleiders en de leiders van Labour daar niet tot bereid, ook al was de basis van de werkende bevolking wel bereid om ervoor te strijden.

    Geleidelijk aan gingen mijnwerkers terug aan de slag. De nederlaag zorgde voor verlamming in de arbeidersbeweging, maar onvermijdelijk kwam de strijdbaarheid terug op de agenda te staan.

    Vandaag zal een nieuwe generatie de lessen van 1984/85 trekken. De belangrijkste is de noodzaak van verenigde actie van de volledige arbeidersklasse. Op basis van de lessen uit strijd van het verleden zullen we de kansen grijpen om tot echte verandering te komen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop