Your cart is currently empty!
Tag: stalinisme
-
Milieu: socialistische planning versus stalinistische erfenis

Temidden van de zich voltrekkende catastrofe groeit het milieubewustzijn en daarmee ook de openheid voor het idee van socialistische planning. Het argument van wat er in de Sovjet-Unie en Oost-Europa onder het stalinisme gebeurde, wordt aangegrepen om tegen het idee van socialistische planning in te gaan.
Dossier door Christian (Leuven)
Toonde de val van het IJzeren Gordijn geen samenlevingen die gebukt gingen onder schaarste en ecologische verwoesting? Was de toestand van het milieu in het zogenaamde “communistische” Oost-Duitsland niet veel slechter dan waar ook in het Westen? Zou dit niet bewijzen dat het kapitalisme toch het betere systeem is, de enige haalbare optie? Moeten we, bij gebrek aan een beter alternatief, toch maar hopen op een marktgerichte oplossing voor de klimaatcrisis?
Marxistische erfenis op het gebied van het milieu versus stalinistische contrarevolutie
We kunnen er natuurlijk op wijzen dat arbeidersdemocratie voor een socialistische planeconomie is wat zuurstof is voor het lichaam. De Sovjet-Unie en de Oostbloklanden hadden een verschrikkelijke staat van dienst op milieugebied omdat zij geen arbeidersdemocratie kenden. Het waren misvormde arbeidersstaten, bestuurd door een bureaucratische kaste. Besluiten werden van bovenaf bureaucratisch genomen zonder democratische correctie van onderaf. Dit leidde uiteindelijk tot de verstikking van de economische ontwikkeling. Het leidde er ook toe dat de behoeften van de gewone mensen werden genegeerd of in het beste geval verkeerd werden ingeschat. Zonder democratie of verantwoordingsplicht werd ook het milieu ernstig aangetast.
Eerder publiceerden we het artikel ‘Marxisme en ecologie’ (door Per-Ake Westerlund, 2015). (1) Daarin wordt geantwoord op de laster tegen socialisme en economische planning inzake het milieu. Het artikel benadrukt hoe Marx en Engels pioniers waren in het analyseren en bekritiseren van het destructieve effect van kapitalistische industrialisatie, niet alleen op de samenleving maar ook op de natuur. Bovendien toonde het artikel hoe het dialectisch materialisme ons helpt in het analyseren en verklaren van de huidige klimaatcrisis.
Verder wees het artikel erop hoe de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland aanvankelijk resulteerde in baanbrekende benaderingen van de natuur, radicaal milieubeleid en de groei van een groot aantal milieuorganisaties bevorderde. De stalinistische contrarevolutie maakte deze ontwikkelingen ongedaan. Terwijl de macht van de heersende bureaucratie berustte op de genationaliseerde economie die het resultaat was van de omverwerping van het kapitalisme, had zij geen andere ideologie dan koste wat het kost aan de macht te blijven. De industrialisatie werd in een razend tempo doorgevoerd en met absolute meedogenloosheid uitgevoerd. Miljoenen werden gedood, tot slaaf gemaakt of onder wrede arbeidsomstandigheden gebracht. De natuur werd met dezelfde hardvochtige aanpak behandeld. Plaatselijke ambtenaren en managers gehoorzaamden aan centrale richtlijnen die geen rekening hielden met de plaatselijke omstandigheden. Zelfs wanneer er formeel uitstekende milieuwetten en -voorschriften bestonden, werden deze genegeerd om de productiedoelstellingen te halen. Elke vorm van onafhankelijke organisatie werd onderdrukt en zelfs de vrijheid van ideeën in de wetenschap ging verloren.
Er is een ontegensprekelijk verband tussen het stalinisme als contrarevolutionair verschijnsel en de vernietigende werking ervan op het milieu. De essentiële kenmerken van de relatie van het stalinisme tot de natuur blijven van toepassing tot de val van de stalinistische regimes vanaf 1989. Toch is het bijzonder relevant om de milieu-impact van het stalinisme te beschouwen in de context van de laatste crisisjaren van het stalinisme. De kenmerken die de ondergang van het stalinistische model betekenden, uitten zich ook in de verwoesting van het milieu. Bovendien is het niet verrassend dat de ecologische misdaden van het stalinisme die het meest tot het publieke bewustzijn zijn doorgedrongen, tot deze meer recente periode behoren. Tot deze misdaden behoren, om er maar een paar te noemen, het uitdrogen van het Aralmeer, de ramp van Tsjernobyl en de ernstige vervuiling in de ‘Zwarte Driehoek’, het grensgebied tussen Oost-Duitsland, Polen en Tsjecho-Slowakije.
Het is het dode gewicht van de bureaucratie in de Sovjet-Unie en het Oostblok die deze planeconomieën in een crisis heeft gestort. Deze crisis vormde de context voor vreselijke milieurampen die niet werden getemperd door de beperkte maar belangrijke hervormingen die in de geavanceerde kapitalistische landen werden waargenomen, hervormingen die in grote mate het resultaat waren van een opkomende milieubeweging in de jaren 1970 en 1980.
Een historische uiteenzetting belicht bovendien de vele manieren waarop de bureaucratie de vele milieuvoordelen die de socialistische planning biedt in vergelijking met het kapitalisme, teniet heeft gedaan. Deze omvatten het overwinnen van de verspilling van het kapitalisme (boom-bust cycli, overproductie, en geplande veroudering) en het gebrek aan samenwerking (concurrentie tussen ondernemingen en naties), wat ook nadelig is voor innovatie (geleid door het winstmotief en beperkt door patenten).
Groei onder het stalinisme
Het stalinisme ontstond in de USSR in de context van een socialistische revolutie die geïsoleerd bleef in een economisch achtergebleven land dat bovendien verwoest was in WO I en de burgeroorlog. De halsbrekende industrialisatie door de bureaucratie leek vervolgens gerechtvaardigd door de gebeurtenissen, de titanenstrijd op leven en dood van de Sovjet-Unie tegen nazi-Duitsland. Terwijl de bureaucratie kon wijzen op de meedogenloze drang om het Westen in te halen als verzekering voor het overleven van de Sovjet-Unie, negeerde zij gemakshalve haar eigen rol in het onvermijdelijk maken van de oorlog. De oorlog had vermeden kunnen worden door een gunstiger krachtsverhouding tussen de klassen wereldwijd en in het bijzonder in Europa. Niet alleen had de rampzalig verkeerde politiek van het stalinisme bijgedragen aan de opkomst van het nazisme in Duitsland, maar het ergste was dat het alles had gedaan om revoluties van de arbeidersklasse in de kiem te smoren, het meest in het bijzonder in Spanje. Deze revoluties zouden, indien zij met succes waren bekroond, niet alleen een slag hebben toegebracht aan het fascisme, maar ook aan het imperialisme in het algemeen, en zouden een einde hebben kunnen maken aan het isolement van de Sovjet-Unie. De extreme verslaving van het stalinisme aan groei was dus niet alleen uit noodzaak geboren, maar ook voor een groot deel een product van zijn politiek bankroet. Dit bankroet was op zijn beurt een product van de zelfzuchtige verdediging van de macht en de privileges van deze parasitaire kaste. Naast cynische politieke manoeuvres was haar enige verdediging van de genationaliseerde eigendomsverhoudingen in de Sovjet-Unie het inhalen van de achterstand op de imperialistische mogendheden door middel van economische groei.
Het moge duidelijk zijn dat in een achtergebleven land een zeer aanzienlijke economische groei nodig was om de schaarste te overwinnen. Dit was een essentiële stap in het leggen van een materiële basis voor het socialisme. Bovendien was de concurrentie met meer ontwikkelde imperialistische mogendheden geen keuze van de bureaucratie, maar ingegeven door het falen van de socialistische revolutie om zich naar Duitsland en verder uit te breiden. De groei onder het stalinisme was echter niet gebaseerd op een plan waarbij alle elementen in rekenschap werden gebracht en waartoe op democratische wijze was besloten, maar werd gedicteerd door de behoeften van de bureaucratie van het moment. Als zodanig was het verspillend, niet alleen in zijn brutaliteit. Tijdens het interbellum waren er monsterlijke avonturistische maatregelen zoals de volledige gedwongen collectivisatie van de landbouw en de schok-industrialisatie naar het voorbeeld van “het Vijfjarenplan in vier jaar.” Zoals uiteengezet in Trotski’s ‘De Verraden Revolutie’, waren dit in wezen paniekmaatregelen die samenhingen met het plotselinge besef van de stalinisten dat er een reëel gevaar bestond van een volledig herstel van het kapitalisme, hetzij in eigen land (koelakisering) hetzij vanuit het buitenland (fascisme). In wezen bestond de geschiedenis van de bureaucratische kaste uit politieke zigzaggen tussen opportunisme en avonturisme, waardoor elke geboekte vooruitgang tegen enorme kosten werd bereikt.(2) Naast een schrikbarende tol aan mensenlevens en ellende was het resultaat economische inefficiëntie, producten van slechte kwaliteit en een totale veronachtzaming van de natuur.
Als de arbeiders in staat waren geweest deze bureaucratische kaste omver te werpen en de arbeidersdemocratie in de Sovjet-Unie te herstellen, dan zou een razendsnelle groei niet het enige of zelfs niet het voornaamste middel zijn geweest om de revolutie te verdedigen. Dan zou revolutionaire internationalistische politiek een cruciale rol hebben gespeeld. Onder een arbeidersdemocratie zou de economische groei niet in zo’n razend tempo hebben hoeven gaan om de misdadige blunders van een egoïstische onberekenbare bureaucratie te corrigeren. Samen met de democratische deelname van de arbeiders aan de planning en het beheer van de economie zou dit zeker de menselijke en ecologische tol van de industrialisatie aanzienlijk hebben verminderd.
Inhaalbeweging tegen elke prijs
Met het einde van de Tweede Wereldoorlog verspreidde het stalinistische model zich naar Oost-Europa. Het werd vervolgens ook een model voor regimes die waren voortgekomen uit antikoloniale revoluties (China, Vietnam, Cuba, enz.).
In de context van de Koude Oorlog zou de groeivereiste in de Oostbloklanden het leidende beginsel zijn, zoals het dat in de Sovjet-Unie was geweest en bleef. Historisch gezien hadden de Oostblokstaten, met uitzondering van Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland, eveneens een economische achterstand ten opzichte van het westerse imperialisme. Bovendien hadden deze landen, net als de Sovjet-Unie, tijdens de Tweede Wereldoorlog grote verwoestingen ondergaan. In tegenstelling tot hun westerse tegenhangers konden zij niet profiteren van een injectie van buitenlands kapitaal (Marshallplan) om te helpen bij de naoorlogse wederopbouw. Als zodanig begonnen de regimes van de Sovjet-Unie en de Oostbloklanden in een economische achterstandspositie ten opzichte van de Westerse imperialistische mogendheden. Naast de wederopbouw moest ook de snelle opbouw van de industrie via centrale planning de economische en technologische kloof met het westerse imperialisme dichten. Meer nog dan voor de oorlog was dit niet alleen van strategisch-militair belang, maar ook van essentieel belang om de stalinistische bureaucratieën legitimiteit te verschaffen.
In de naoorlogse periode en met name in de jaren na de dood van Stalin begon de bureaucratische kaste de noodzaak in te zien van een koerswijziging. Dit besef kwam voor een niet onbelangrijk deel door een reeks arbeidersopstanden (Oost-Duitsland 1953, Polen 1956, Novocherkassk 1962). De conclusie was dat voortzetting van hetzelfde niveau van repressie onhoudbaar was. De arbeiders moesten meer beloning voor hun opofferingen zien. De levensstandaard moest worden verhoogd door de beschikbaarheid van consumptiegoederen en verbeterde diensten te vergroten. Op deze manier trachtte de bureaucratie de stabiliteit te bereiken die nodig was om haar bevoorrechte bestaan voort te zetten.
Mislukte overgang
De bureaucratische planning was succesvol (zij het vaak tegen een enorme prijs) in het opbouwen van economieën gebaseerd op zware industrie. De Sovjet-Unie overtrof uiteindelijk de Verenigde Staten in de productie van staal, cement, olie, enz. Reeds tegen de jaren 1960 begon de grootste uitdaging echter eerder kwalitatief dan kwantitatief te zijn. Er moest een overgang naar een meer fijnmazige consumptie-economie worden gevonden en de efficiëntie moest worden verhoogd. De bureaucratieën probeerden hervormingen door te voeren waarbij vaak werd uitgegaan van ‘marktmechanismen’ om de starheid van de planning te verminderen en problemen in verband met productiviteit en stimulansen aan te pakken. Deze hervormingen mislukten uiteindelijk. In de Sovjet-Unie bijvoorbeeld leidden pogingen om de industrie op een meer gedecentraliseerde wijze te beheren in feite tot een verdrievoudiging van de bureaucratie die zich met deze taak bezighield.(3)
Aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig kregen de economieën van het Oostblok te kampen met een relatieve economische vertraging en stagnatie. Terwijl het voorheen denkbaar leek dat de Sovjet-Unie en het Oostblok het Westen zouden inhalen, begon vanaf het begin van de jaren zeventig de kloof tussen de stalinistische regimes en hun rivalen te groeien. Tussen 1973 en 1989 groeiden de planeconomieën van Oost-Europa met 0,7% per jaar, tegen 2% voor West-Europa. Intussen daalde het inkomen per hoofd van de bevolking van 49% tot 37% van het West-Europese niveau.(4)
De economische impasse waarin het stalinisme zich bevond, had niet alleen gevolgen voor het vermogen van het systeem om milieukwesties aan te pakken. Het zorgde er ook voor dat, voor zover er al aandacht aan het milieu werd besteed, het steeds lager op de prioriteitenlijst van de bureaucratie kwam te staan. Aangezien het stimuleren van de economische groei steeds meer een kwestie van overleving van de bureaucratie werd, werd gekozen voor een puur economische benadering om de steun van de bevolking te versterken. Maatregelen die een grotere beschikbaarheid van consumptiegoederen verzekerden, zouden steeds voorrang krijgen boven milieumaatregelen die nodig waren om de gezondheid van de bevolking te verzekeren, laat staan duurzaamheid.
Mislukte hervormingen: het geval van de Sovjet-Unie
De autoritaire en gecentraliseerde controle die door de bureaucratie werd uitgeoefend, resulteerde in risicomijdend gedrag bij wetenschappers en lager geplaatste bestuurders. De enige uitzondering waren grote militair-industriële projecten (met name de ruimte-, wapen-, en atoomwedloop) en enorme prestigieuze ingenieursprojecten waarin topbureaucraten persoonlijk betrokken waren. Blunders werden geheim gehouden om represailles door leidende bureaucraten te vermijden. Deze geheimhouding was echter ook een obstakel om lessen te trekken uit fouten.
De nefaste gevolgen van een roekeloos beheer van natuurlijke grondstoffen en prestigeprojecten zijn te zien in de Sovjet-landbouw. Onder Chroesjtsjovs ‘Maagdelijke-grondencampagne’ werden enorme middelen aangewend om uitgestrekte dorre steppegebieden open te stellen voor intensieve landbouwproductie. De sterk toegenomen graanoogsten (met een piek in 1956) werden spoedig gevolgd door een stofstorm. In de jaren 1960 vond er ook een enorme uitbreiding plaats van de irrigatie voor de katoenproductie in Centraal-Azië, waarbij gebruik werd gemaakt van water uit de Syr Dar’ya en de Amu Dar’ya. Tegen het midden van de jaren tachtig was de toevoer van rivieren naar het Aralmeer bijna tot nul gedaald. Waarschuwingen van een minderheid van wetenschappers uit de jaren zestig over de ernstige gevolgen voor het milieu, het klimaat en de gezondheid werden niet in acht genomen, omdat de opoffering van het Aralmeer economische voordelen zou opleveren. In plaats daarvan waren er plannen voor een niet minder destructieve technische oplossing in de vorm van een megaproject om water uit West-Siberische rivieren om te leiden naar het zuiden.(5) De groei van de landbouwproductiviteit in de Sovjet-Unie hield in de jaren vijftig en zestig gelijke tred met die in de VS, maar dit gebeurde op een uiterst onhoudbare basis. Vervolgens volgde de landbouw de koers van de rest van de economie, waarbij de Sovjet-Unie zelfs afhankelijk werd van graanimporten uit de Verenigde Staten.
Vastgelopen digitale revolutie
Hoewel de informatietechnologie grote mogelijkheden biedt voor economische planning (zij het vooral in haar democratische gedaante) was het op dit gebied dat de Sovjet-Unie er op spectaculaire wijze niet in slaagde gelijke tred te houden met het Westen, en de Verenigde Staten in het bijzonder. In 1986 beschikte de Sovjet-Unie over 10.000 mainframes en minicomputers, tegen 1,3 miljoen in de VS. Dit onvermogen om gelijke tred te houden met de IT-ontwikkelingen maakte de kloof in de horizontale informatie-uitwisseling nog groter.
Sovjetwetenschappers waren in de jaren 40 begonnen met de ontwikkeling van computers, slechts vier jaar na de Amerikanen, en tegen het eind van de jaren 1950 hadden zij hun achterstand bijna ingehaald. De bureaucratie zocht echter naar sluipwegen en besloot deze kleine kloof te overbruggen door middel van innovatie onder leiding van de KGB, dat wil zeggen industriële spionage en retro-engineering. De ontwikkeling van Sovjetcomputers werd stopgezet en IBM-modellen werden de norm. Dit technologisch conservatisme zorgde ervoor dat de Sovjet-IT-technologie afhankelijk was van het Westen en altijd enkele stappen achterliep. Dit was geen uitzondering. Het kopen of stelen van technologie werd de voorkeurswijze van de bureaucratie om technologie te verwerven.
Hoewel deze achterstand in computertechnologie misschien toeval lijkt, moet zij worden gezien in de context van nog grotere gemiste kansen. Tegen het begin van de jaren zestig had de cybernetica van de Sovjet-Unie immers grote vooruitgang geboekt op het gebied van neurale netwerkcomputers. Er was dus een duidelijke kans dat het internet eerst in de Sovjet-Unie zou ontstaan in plaats van in de Verenigde Staten. Naast militair gebruik waren de enorme mogelijkheden voor economische planning duidelijk.
Aanvankelijk steunden topbureaucraten deze ontwikkelingen in de overtuiging dat ze de informatiestromen en managementtechnieken konden verbeteren, waardoor hun controle in wezen zou toenemen zonder dat er radicale hervormingen nodig waren. Een voorstel uit 1962 voor een landelijk netwerk van computercentra voor tweeërlei gebruik, militair en civiel, leidde er echter toe dat de opsteller ervan uit de partij werd gezet en uit het leger werd ontslagen. Het was duidelijk dat de militaire autoriteiten niet bereid waren middelen te delen met civiele planners. Toen duidelijk werd dat geautomatiseerde economische planning ook een bedreiging zou vormen voor de bestaande hiërarchie van macht in de civiele economische sfeer, werden latere voorstellen vertraagd, van middelen beroofd en verzwakt. Bureaucraten vreesden overbodig te worden of middelen te verliezen aan andere agentschappen. Uiteindelijk werd een lappendeken van honderden geïsoleerde, niet-interoperabele informatiesystemen opgezet bij afzonderlijke ondernemingen en centrale agentschappen.(6)
Hoewel sommige cybernetici hadden gehoopt dat hun inspanningen zouden resulteren in meer horizontale informatie-uitwisseling, werden hun inspanningen ondermijnd door een bureaucratie die erop uit was haar institutionele eigenbelang te handhaven. De beperkte horizontale informatie-uitwisseling was inderdaad een ernstig probleem dat veel verder ging dan de beperkingen die het oplegde aan de economische planning. Het was duidelijk dat het democratisch debat dat nodig was om de economie efficiënt te controleren en te plannen, voor de bureaucratie ontoelaatbaar was. Dit was bovendien ook een belemmering voor innovatie.
Innovatie verstikt
De onderzoek- en ontwikkelingssectoren, die al relatief geïsoleerd waren van buitenlandse wetenschappelijke ontwikkelingen, werden ook nog eens van elkaar geïsoleerd door verticale bureaucratische instellingen. Binnen deze gesloten circuits was er weinig gelegenheid voor kruisbestuiving van ideeën.
Toen onder Chroesjtsjov een academische stad (Akademgorodok) werd opgericht om een aantal van deze obstakels te overwinnen, werd deze verbannen naar de Siberische wildernis. Afgelegen van de belangrijke economische centra had deze stad weinig invloed op de industrie. Bovendien werden tegen de jaren 1970, tijdens de Brezjnev-jaren, veel van de wetenschappelijke vrijheden die in de academische stad van toepassing waren, sterk beknot. Dit soort beleidszigzag weerspiegelde tegenstrijdigheden binnen de bureaucratie. De bureaucratie was zich bewust van een aantal tekortkomingen van haar bewind, maar was uiteindelijk niet bereid om haar greep op planning en informatie op te geven. De controle verliezen was uit den boze. Net als van de kapitalistische klasse kon niet worden verwacht dat deze kaste zichzelf zou opheffen. Uiteindelijk, toen alle andere wegen waren uitgeput en de gelegenheid zich voordeed, slaagde een deel van de kaste erin zich om te vormen tot kapitalisten.
Van cruciaal belang is dat, naarmate de wapenwedloop aanzwol, steeds meer middelen en onderzoek werden besteed aan bewapening, ten koste van de civiele economie. Tegen de jaren 1980 was het militair-industrieel complex in de Sovjet-Unie goed voor twee derde van de industriële productie met defensie-uitgaven rond 15-25% van het BBP (in tegenstelling tot een piek van 6,6% in de VS). Bovendien werden, als gevolg van de buitensporige geheimhouding, innovaties voor het leger, in tegenstelling tot in het Westen, zeer zelden vervolgens toegepast op andere taken. Als gevolg daarvan ging het meeste innoverende onderzoek verloren voor de civiele economie. Daardoor werden de inspanningen van Sovjetwetenschappers en -ingenieurs, hoewel talrijker in verhouding tot de bevolking dan in enig ander groot land (een voordeel van de genationaliseerde economie), eveneens op een dwaalspoor gezet.
Verslaving aan fossiele brandstoffen en verspilling
Een terrein waarop de systeemcrisis sterk tot uiting kwam, was de groeiende afhankelijkheid van olie en gas in de jaren 1970 en 1980. In plaats van haar economie te moderniseren werd de Sovjet-Unie steeds meer een exporteur van grondstoffen die onderhevig waren aan internationale prijsschommelingen. Dit verminderde de behoefte aan meer efficiëntie bij de energieopwekking. Het uitblijven van de ontwikkeling daarvan betekende een extra belasting voor zowel de economie als het milieu. In het algemeen hadden de bureaucratische planeconomieën van Oost-Europa en de Sovjet-Unie tegen de jaren tachtig 30 tot 50% meer energie nodig dan hun kapitalistische rivalen om een gelijkwaardig BBP te bereiken.(7)
Naast de eerder genoemde belemmeringen voor technische innovatie betekende de uitgestrektheid en de vermeende overvloed aan natuurlijke grondstoffen in de Sovjet-Unie ongetwijfeld dat de bureaucratie geen prioriteit gaf aan het efficiënte gebruik van natuurlijke grondstoffen bij het halen van economische doelstellingen. De ecologische schuld van slecht doordachte plannen bleef zich opstapelen zonder rekening te houden met de toekomst.
Op dit punt moet het door neoliberale ideologen zo geliefde “tragedy of the commons”-argument kort worden genoemd. Volgens dit argument zal gemeenschappelijk bezit, of het nu pre-kapitalistisch, socialistisch of anderszins is, vanwege de menselijke aard altijd leiden tot verspilling van grondstoffen. Particulier eigendom is te verkiezen, privatisering de enige remedie, zeggen ze. Dit is natuurlijk een mythe. Zoals Engels treffend beschreef, bestonden er in pre-kapitalistische samenlevingen systemen van gemeenschapszelfregulering die eeuwenlang zeer succesvol bleken. Moderne democratische socialistische planning zou in veel opzichten op dezelfde manier werken, maar op een hoger niveau.(8)
Hoewel bureaucratische planning zonder verantwoording aan plaatselijke gemeenschappen roekeloos middelen verkwist voor kortetermijndoeleinden, is de realiteit van het model dat door de “tragedy of the commons”-theorie wordt verkondigd net zo schadelijk: winsten worden geprivatiseerd terwijl sociale en milieukosten worden gesocialiseerd.
Autarkische inefficiëntie – verschillende keren “socialisme in één land”
Het stalinistische fenomeen was van meet af aan tegengesteld aan echte internationale solidariteit. In de naoorlogse periode had dit tot gevolg dat de economieën van het Oostblok werden geconfronteerd met de extra last van een vrij beperkte economische integratie. Dit verhinderde onder meer het ontwikkelen van schaalvoordelen. Stalin eiste aanvankelijk dat de Oostblok-regimes de autarkische koers van de Sovjet-Unie volgden. Niettemin richtte de Sovjet-Unie in 1949 de Comecon (Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand) op om de handel en de nationale plannen van haar cliëntstaten te coördineren. Deze structuur was allesbehalve een uiting van internationalisme, maar was bedoeld om de politieke dominantie van één bureaucratie, die van de Sovjet-Unie, over de andere bureaucratieën te verzekeren.(9)
Bilaterale ruilhandel was de voornaamste vorm van handel tussen de Comecon leden. Dit bleek uiterst inefficiënt en een rem op de toename van de handel. Onder deze omstandigheden bleef men afhankelijk van de Sovjet-Unie, die de grootste economie en de overvloedigste natuurlijke grondstoffen had. Ondertussen betekende dit dat de Oostblokstaten economisch relatief geïsoleerd van elkaar bleven. Oproepen van sommige Oostblok-regimes om converteerbare munten in te voeren werden door Moskou afgeweerd, dat vreesde voor elk verlies van controle.
Hoewel de Sovjet-Unie na de oorlog Oost-Europa aanvankelijk plunderde als “herstelbetalingen”, waren de economische voordelen van deze ongelijke relatie op lange termijn minder duidelijk. Het lijkt er veeleer op dat Moskou zich concentreerde op het creëren van economische (en dus ook politieke) afhankelijkheid, ook al ging dit soms ten koste van de economie. Tegen de laatste jaren van de Sovjet-Unie klaagde de bureaucratie steeds meer over het subsidiëren van haar cliëntstaten. Dit was vooral het geval vanaf 1973, door de levering van natuurlijke grondstoffen, met name olie, onder de wereldmarktprijzen. Deze betrekkingen weerspiegelen het feit dat de Sovjet-Unie geen imperialistische mogendheid was in de klassieke zin van het woord; zij streefde er niet naar kapitaal uit te voeren, buitenlandse markten te veroveren, of buitenlandse grondstoffen veilig te stellen. Het doel van de Sovjet-bureaucratie was het in stand houden van volgzame bufferstaten om zich te isoleren van het Westerse imperialisme.
Uiteindelijk was de bureaucratie van de Sovjet-Unie altijd van plan haar eigen belangen voorop te stellen. Hun wanbeheer van de Sovjet-landbouw zorgde voor een groeiende behoefte aan harde valuta om de import te betalen. De export van gas was steeds meer voorbehouden aan het Westen, terwijl de Oostbloklanden vasthielden aan bruinkool als voornaamste energiebron. Het gevolg was een verslechtering van de luchtverontreiniging, niet alleen plaatselijk, maar door de wind ook in de Europese delen van de Sovjet-Unie.(10)
Hoewel de Oostblok-bureaucratieën soms probeerden de ketenen die hen aan Moskou bonden los te maken (Joegoslavië en Albanië braken in feite met het laatste), was hun visie even bekrompen en zelfzuchtig. Elke bureaucratie waakte angstvallig over haar machtsbasis (en dus over haar privileges) tegen inmenging van haar collega’s in de socialistische ‘broederstaten’.
Op deze manier miste het Oostblok een voordeel dat het had moeten hebben ten opzichte van zijn kapitalistische rivalen en hun op concurrentie gebaseerde kapitalistische systeem. Anders dan in het interbellum toonden de op nationale staten gebaseerde kapitalistische klassen in het Westen een grotere openheid voor internationale samenwerking. Met name de integratie in de EU was bedoeld om de positie van de West-Europese kapitalistische klassen ten opzichte van grotere kapitalistische concurrenten en hun rivalen met een ander systeem in het Oosten te versterken.
Blik op het Westen
Veel Oostblok-regimes zagen een normalisering van de betrekkingen met westerse kapitalistische landen als een uitweg uit zowel de economische stagnatie als de afhankelijkheid van de Sovjet-Unie. In sommige gevallen zagen de bureaucraten ook nieuwe mogelijkheden voor zichzelf in nauwere banden met de kapitalistische wereldmarkt. Overigens vond deze toenadering plaats op een moment dat ook in het Westen de gouden jaren van de naoorlogse economische expansie ten einde liepen.
In de jaren zeventig, toen er oliedollars in overvloed waren, leenden Joegoslavië, Roemenië, Polen, Hongarije, Bulgarije en Oost-Duitsland allemaal veel geld van het Westen. Het doel was de groei te versnellen door ofwel import-vervangende industrieën op te bouwen, ofwel een op harde valuta’s verdienende exportgerichte productie. Ook hier lag de nadruk op het verwerven van westerse technologie. Het inefficiënte gebruik van deze investeringen (en dus hun lage rendement) in combinatie met een stijging van de rentetarieven had tot gevolg dat deze landen tegen het begin van de jaren tachtig in een schuldenval terechtkwamen. Hierin deelden zij de hachelijke situatie van een groot deel van de neokoloniale wereld in die tijd.
Joegoslavië werd overeind gehouden door een omvangrijke IMF-lening, omdat het Westen hoopte te voorkomen dat het land onder de invloed van Moskou zou vallen. Desondanks kende het land hyperinflatie en massale jeugdwerkloosheid. Polen kwam in gebreke en het regime probeerde verschillende besparingsprogramma’s door te voeren. Ceaucescu slaagde erin de schuld van Roemenië terug te betalen door de bevolking bijzonder draconische besparingen op te leggen.(11) Hongarije begon staatsbedrijven aan buitenlandse investeerders te verkopen. De DDR werd in 1981 en 1988 geconfronteerd met een crisis van de betalingsbalans en als gevolg daarvan verminderden de staatsinvesteringen.
Opkomst van milieubewegingen in geavanceerde kapitalistische landen
In de onmiddellijke naoorlogse periode zou het moeilijk zijn geweest om te beweren dat het kapitalisme het superieure systeem was in termen van milieubescherming. Men hoeft maar te denken aan de Londense smog of het massale gebruik van DDT in de VS. Pas onder druk van een ontluikende milieubeweging werden er meer voorschriften ingevoerd.
Historisch gezien was de arbeidersklasse altijd het segment van de samenleving dat het meest te lijden had onder de milieurisico’s, zowel op het werk als in hun gemeenschap. De arbeidersbeweging, die de strijd voor veiliger werk- en leefomstandigheden opnam, speelde een voortrekkersrol in de strijd voor milieuregelgeving. In 1899 bijvoorbeeld voerde de Britse Women’s Trade Union League (WTUL) met succes campagne tegen het gebruik van lood bij de vervaardiging van borden en kopjes.(12) In de VS waren de goedkeuring van de Clean Air Act (1970) en de Clean Water Act (1972) het werk van een coalitie tussen vakbonden uit de olie-industrie, de chemische industrie, de atoomenergiesector, de staalindustrie en de landarbeiders met enkele milieu-organisaties.(13)
De sociale omwenteling van het einde van de jaren 1960, met inbegrip van de kracht van de georganiseerde arbeid in die tijd, vormde de achtergrond voor de opkomst van een krachtige milieubeweging die vaak ook overlapte met de vredes- en anti-nucleaire bewegingen. Politiek gezien resulteerde dit in de oprichting van de eerste groene partijen aan het begin van de jaren zeventig. In 1979 werd in Zwitserland het eerste groene parlementslid ter wereld verkozen. Ook in andere welvarende westerse landen behaalden groene partijen al snel zetels: België (1981), West-Duitsland (1983), Oostenrijk (1986), enz. Hoewel deze partijen aanvankelijk vaak overkwamen als radicale protestpartijen, ontbrak het hen aan een oriëntatie op de arbeidersklasse en aan kritiek op het kapitalisme. Dit zorgde voor een reformistische koers. Niettemin heeft het succes van deze partijen en de bredere beweging die hen heeft voortgebracht, milieuvraagstukken op de agenda geplaatst.
De milieubeweging in de Sovjet-Unie
De ontwikkeling van vergelijkbare bewegingen in het Oosten werd afgeremd door materiële tekorten, informatiebeperkingen en repressie. In de jaren 1960 kwam het milieu-activisme op gang, maar dit bleef grotendeels beperkt tot het indienen van petities door individuele personen, vaak wetenschappers. In 1986 werden de beperkingen op het debat versoepeld onder de Glasnost. De kernramp van Tsjernobyl in datzelfde jaar wakkerde het milieubewustzijn aan en bracht de al lang sudderende bezorgdheid over het milieu in de hele Sovjet-Unie samen. De ongevoelige veronachtzaming van de bureaucratie voor veiligheid kwam aan het licht. Bovendien ondermijnde de poging tot doofpotoperatie na Tsjernobyl de geloofwaardigheid van de hervormingen onder Gorbatsjov. Volgens officiële overheidsstatistieken was in 1987 83,5% van de Sovjetburgers “zeer sterk” of “vrij sterk” begaan met het milieu.(14)
Te midden van een dalende levensverwachting en toenemende geboorteafwijkingen was er inderdaad veel om bezorgd over te zijn: slechts 30% van het rioolwater werd naar behoren gezuiverd, de lucht in vele steden was ernstig vervuild, en het vele gebruik van pesticiden maakte 30% van de voedselketen gevaarlijk voor de menselijke gezondheid. Het Baikalmeer en de Kaspische Zee waren gevuld met industrieel afval. Het Aralmeer in Centraal-Azië, ooit het op drie na grootste meer ter wereld, was praktisch verdwenen, waardoor de regio in een giftige woestenij was veranderd.
Een landelijke anti-nucleaire beweging organiseerde protesten om de bouw van nieuwe kerncentrales te verhinderen. Als gevolg daarvan werd een dergelijk project op de Krim geschrapt. Protestbewegingen kwamen ook op de been om andere vervuilende en milieuverwoestende projecten tegen te houden.
Door het wantrouwen in de centrale besluitvorming raakten delen van de beweging verweven met opkomende nationale bewegingen. Er waren ook grote verschillen tussen de republieken. In Moldavië bijvoorbeeld was het gebruik van pesticiden 20 tot 40 maal hoger dan het Sovjet-gemiddelde, met alle gevolgen van dien voor de plaatselijke kinderen. In de drie Baltische staten werden milieuprotesten (tegen fosfaatwinning in Estland, een hydro-elektrische dam in Letland, en rond een nieuw reactorblok in Litouwen) brandpunten van nationalistische sentimenten.(15) In alle drie de republieken werden in de verkiezingen van 1990 groenen verkozen.
De milieubeweging was misschien wel de eerste massabeweging in de Sovjet-Unie sinds tientallen jaren. Lang tegengehouden door een dictatoriaal bewind, stuitte zij op een systeem dat niet in staat was om zelfs maar in de basisbehoeften te voorzien, een systeem van voedseltekorten en onbetaalde lonen. De westerse mogendheden daarentegen beschikten op dat moment over veel meer financiële en technische mogelijkheden om beperkte milieuhervormingen door te voeren.
Een oneerlijke vergelijking
Tenslotte is het van belang erop te wijzen dat het, wat economische prestaties en het milieu betreft, in feite oneerlijk is om landen die door stalinistische regimes werden gedomineerd, één op één te vergelijken met hun westerse kapitalistische rivalen. Dit is geenszins bedoeld als excuus voor de groteske mislukkingen en misdaden van het stalinisme. Maar omdat zij imperialistisch waren, profiteerden de westerse kapitalistische regimes ook van de uitbuiting van de neokoloniale wereld, zowel op het gebied van arbeid, natuurlijke grondstoffen als het milieu in het algemeen. In sommige gevallen ging deze uitbuiting eeuwen terug.
Kapitaalstromen naar het Noorden droegen bij tot massale kapitaalaccumulatie in de imperiale centra, waardoor milieuvoorschriften een minder bittere pil waren om te slikken. Bovendien konden kapitalisten, geconfronteerd met binnenlandse milieubewegingen en verhoogde milieubescherming, vervuilende industrieën en zelfs een groot deel van hun afval naar andere delen van de wereld exporteren.
De verwoestingen die westerse oliemaatschappijen hebben aangericht, zoals Shell in de Nigerdelta en Chevron in de Ecuadoriaanse jungle, moeten worden geteld als misdaden van het westerse kapitalisme. Volkswagen is ook een interessant geval. Het bedrijf kreeg belastingvoordelen van de Braziliaanse dictatuur voor het opzetten van een 140.000 hectare grote veeboerderij aan de grens van het Amazonegebied, buitte arbeidskrachten uit en stak op grote schaal bossen in brand.(16) Moet dit niet op het conto van de West-Duitse industrie worden geschreven?
Naast de rol van de in de leidende kapitalistische landen gevestigde multinationals is er de nog veel ingrijpender invloed van de financiële wereldmarkten en hun handhavers, dat wil zeggen instellingen als de Wereldbank en het IMF. Deze hebben een belangrijke rol gespeeld bij het aanvuren van de race naar de bodem. Dit was met name het geval in de jaren tachtig, te midden van de schuldencrisis in de neokoloniale wereld en de opkomst van het neoliberalisme. Dit had onnoemelijke gevolgen voor de arbeidersklasse en de armen, alsook voor het milieu.
Voor zover de regimes van de Sovjet-Unie en het Oostblok een negatieve invloed hadden op het milieu van hun cliëntstaten in de neokoloniale wereld, was dat vooral via het economische model dat zij boden en via de aanvaarding van de handelsvoorwaarden die door de kapitalistische wereldmarkt werden vastgesteld.
Conclusie
De Russische revolutie had wetenschappers voortgebracht als Vernadsky, die het concept van de ‘biosfeer’ populair hadden gemaakt en bijdroeg tot het leggen van de basis voor de moderne milieuwetenschap. Onder het stalinisme kromp de horizon helemaal tot de grenzen van de nationale grenzen en rivaliserende bureaucratische instellingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze context niet bevorderlijk was voor het nemen van geharmoniseerde beslissingen die rekening hielden met de noodzaak om het milieu als één geheel te behandelen.
Het valt niet te ontkennen dat onder het stalinisme de economische planning mijlenver verwijderd was van haar volledige potentieel. In feite ontbraken tal van voordelen van planning in de bureaucratisch geplande economieën. Hoewel een aantal van de oorzaken van verspilling die we onder het kapitalisme zagen, werden vermeden, was een afschuwelijke verspilling van natuur, mensenlevens en talent ook inherent aan dit systeem. Er gingen enorm veel middelen naar prestigeprojecten of bewapening. Planning volgde de grillen en scherpe bochten van bureaucratisch eigenbelang. Het gebrek aan echt internationalisme betekende dat het stalinisme er niet in slaagde economische integratie tot stand te brengen in het Oostblok, toen het zich buiten de Sovjet-Unie had uitgebreid. Zelfs in het binnenland belemmerde de jaloerse controle over informatie niet alleen het publieke debat en de verantwoordingsplicht, maar ook innovatie. Hoewel de bureaucratie koste wat kost groei moest realiseren om haar positie te behouden, maakte hun systeem dit steeds moeilijker.
Als een in wezen parasitaire kaste op het lichaam van genationaliseerde economieën, waren de stalinistische bureaucratieën niet in staat om de taak van de socialistische wereldrevolutie te bevorderen. Zolang zij in functie bleven, konden geen hervormingen of technische verbeteringen de economische en ecologische impasse waarin de centraal geplande economieën zich bevonden, doorbreken. In plaats daarvan stelden de stalinistische bureaucratieën steeds meer vertrouwen in westerse kapitalistische modellen en technieken, terwijl zij steeds meer, in een ondergeschikte afhankelijke positie, in de kapitalistische wereldmarkt werden geïntegreerd.
Uiteindelijk bleef het kapitalisme, ook al bestond er nog steeds een alternatief voor het kapitalisme in de vorm van de misvormde arbeidersstaten, wereldwijd het dominante systeem, waarbij het imperialisme de te volgen norm bepaalde. Het antropoceen was toen, net als nu, in feite de kapitalosfeer.
Een socialistisch alternatief daarentegen staat voor een democratische planning op basis van het in gemeenschappelijk bezit nemen van de productiemiddelen. Met verkiezingen voor raden op de werkplaatsen, permanente afzetbaarheid, een maximale loonspanning, politieke vertegenwoordigers die niet meer verdienen dan het gemiddelde loon … kan de basis hiervoor gelegd worden. Vertegenwoordigers kunnen bovendien per regio, sector en nationaal verkozen worden om de planning verder uit te werken. Het fundament van de planning moet een systeem van arbeidersdemocratie en -controle op de werkplaatsen en de productiemiddelen zijn.
- Zie: https://nl.marxisme.be/2016/01/24/marxisme-en-ecologie/
- Zie: https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1936/verraden-revolutie/2.htm
- https://www.researchgate.net/publication/242223228_InterNyet_Why_the_Soviet_Union_did_not_build_a_nationwide_computer_network
- https://library.oapen.org/bitstream/id/d4d3c439-1252-4b91-b602-67af1b066ea0/9781000210330.pdf p12
- http://www.ciesin.org/docs/006-238/006-238.html
- https://www.researchgate.net/publication/242223228_InterNyet_Why_the_Soviet_Union_did_not_build_a_nationwide_computer_network https://aeon.co/essays/how-the-soviets-invented-the-internet-and-why-it-didnt-work
- https://publikationen.uni-tuebingen.de/xmlui/bitstream/handle/10900/77679/Bachelorarbeit%20Leitz%2C%20Tilman_final.pdf?sequence=1&isAllowed=y
- https://climateandcapitalism.com/2008/08/25/debunking-the-tragedy-of-the-commons/
- https://scholarworks.wm.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=4696&context=etd
- https://www.multinationalmonitor.org/hyper/issues/1990/09/ridgeway.html#James
- https://www.globalpolicyjournal.com/blog/03/06/2021/how-china-escaped-and-eastern-europe-was-felled-volcker-shock
- https://www.theguardian.com/environment/2019/oct/11/a-working-class-green-movement-is-out-there-but-not-getting-the-credit-it-deserves
- http://www.interfacejournal.net/wordpress/wp-content/uploads/2012/11/Interface-4-2-Barca.pdf
- https://www.ssoar.info/ssoar/bitstream/handle/document/52813/ssoar-2007-caspell-Beyond_the_Iron_Curtain_The.pdf?sequence=1&isAllowed=y&lnkname=ssoar-2007-caspell-Beyond_the_Iron_Curtain_The.pdf
- https://internationalsocialist.net/en/2019/09/history
- https://cadmus.eui.eu/handle/1814/53544
-
Nationale conflicten dertig jaar na de val van de Sovjet-Unie

Mensenketting in Litouwen om autonomie te eisen. (Rimantas Lazdynas / Wikimedia Commons) Het stalinistische systeem in heel Oost-Europa, en in het bijzonder in de voormalige Sovjet-Unie, bleek niet in staat om het nationale vraagstuk op te lossen. Terwijl Gorbatsjovs beleid van ‘Perestrojka’ en ‘Glasnost’ de economische crisis in de Sovjet-Unie aan de oppervlakte bracht en verergerde, openbaarden de spanningen die tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie zouden leiden zich vaak als etnische en nationale conflicten.
Dossier door Aiten Jakubova, Sotsialisticheskaya Alternativa (Rusland)
Voorafgaand moet opgemerkt worden dat de Sovjet-Unie een federatie van 15 republieken was. Die zijn nu allemaal onafhankelijke landen. Elk van deze republieken omvatte op zijn beurt vaak ‘autonome’ regio’s. Rusland zelf was en is nog steeds een federatie die 22 ‘republieken’ en andere ‘autonome regio’s’ omvat. Deze stonden én staan onder strikte centrale controle van Moskou.
“Kan een volk echt vrij zijn, als het andere volkeren onderdrukt?” Leon Trotski
In februari 1990 won de pro-onafhankelijke S?j?dis-beweging een twee derde meerderheid bij de verkiezingen voor de Opperste Sovjet van Litouwen. Een maand later verklaarde het land zich onafhankelijk van de Sovjet-Unie. In mei volgden Estland en Letland, de twee andere Baltische staten. Slechts een jaar later, in april 1991, probeerde Michail Gorbatsjov een nieuwe “Unie van Soevereine Staten” te organiseren, bestaande uit 10 voormalige Sovjet-republieken. Deze stap lokte de Sovjet-hardliners uit om een couppoging tegen Gorbatsjov in augustus 1991 te lanceren. Het mislukken van die poging opende de deuren voor de kapitalistische tegenrevolutie.
Het Russische rijk voor de revolutie van 1917 telde bijna 200 verschillende nationaliteiten en etnische groepen en was wat Trotski omschreef als “een walgelijk juridisch kluwen van middeleeuwse bespotting van buitenstaanders.”
De Februarirevolutie loste dit probleem niet op, maar liet de onderdrukte klassen en naties van Rusland toe om openlijk te spreken over hun moeilijkheden. De Voorlopige Regering die als gevolg van de Februarirevolutie aan de macht kwam, beloofde aanvankelijk om de kwestie aan te pakken. Toen de woorden evenwel in daden moesten worden omgezet en de regering haar standpunt over de rechten van de naties voor de grondwetgevende vergadering publiceerde, beschreef zij Rusland met behulp van de tsaristische terminologie als “één en ondeelbaar”.
Wat werd er na de Oktoberrevolutie gedaan? Het duurde minder dan een week voordat de nieuwe Sovjetregering het recht op onafhankelijkheid van Finland erkende. Dit werd snel gevolgd door steun voor de onafhankelijkheid van Oekraïne, Moldavië, Litouwen, Estland, Transkaukasië, Wit-Rusland, Polen en Letland.
Speciale aandacht werd besteed aan de ontwikkeling van de nationale culturen, met name de talen. Lenin zou behoorlijk boos worden als hij hoorde dat Sovjetambtenaren, vooral die uit het centrum, Russisch bleven gebruiken in die gebieden waar Russisch niet de plaatselijke taal was.
De stalinistische bureaucratie die in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw de macht greep, had een andere aanpak. Het vernietigde alle elementen van arbeidersdemocratie die door de bolsjewieken waren ingevoerd, en gaf de voorkeur aan een willekeurige verdeling van de etnische regio’s op basis van administratief gemak, in plaats van de verschillende nationaliteiten die de Sovjet-Unie vormden met gevoeligheid te behandelen. Bovendien was er een grote wrok tegen de stalinistische politiek van de gedwongen collectivisering van land, die leidde tot een afschuwelijke hongersnood in heel Oekraïne, een groot deel van Rusland en Kazachstan in 1932-3. Dit werd nog verergerd door de overname van de drie Baltische staten en een deel van Moldavië door de Sovjet-Unie na het Hitler-Stalin-pact van 1939. Andere nationaliteiten zoals de Tsjetsjenen en de Krim Tataren werden tijdens de oorlog en-masse gedeporteerd.
De erfenis van het nationale beleid van Stalin
Het is onmogelijk om de nationaliteitenkwestie in de Sovjet-Unie in de jaren tachtig te begrijpen zonder te beseffen dat het nationale beleid van Stalin diepgewortelde littekens heeft achtergelaten. Al in 1986 waren er protesten met nationalistische leuzen. In Jakoetsk, de hoofdstad van de Sacha-republiek in Noord-Siberië, kwam de frustratie van de lokale jeugd over het discriminerende beleid van Moskou tegen nationale minderheden op gang nadat er een gevecht was uitgebroken tussen Sacha-jongeren en bezoekers uit Moskou. Later dat jaar volgden drie dagen van rellen, bekend als Jeltoqsan in Alma-Ata, de toenmalige hoofdstad van Sovjet-Kazachstan, na het ontslag van het Kazachse hoofd van de Republiek door Gorbatsjov en zijn vervanging door een Russisch staatsburger.
Tegelijkertijd begonnen andere onderdrukte nationaliteiten het herstel van de historische gerechtigheid te eisen en de teruggave van land en eigendommen die eerder van hen waren afgenomen. Een bijzonder levendig voorbeeld is dat van de Krim-Tataren, die in 1944 door Stalin van de Krim naar Centraal-Azië waren gedeporteerd omdat gedacht werd dat ze een Duitse bezetting zouden ondersteunen. Tatarenactivisten slaagden er zelfs in om in juli 1987 een protest te organiseren op het Rode Plein in Moskou. Dit was een van de eerste keren dat een protest in Moskou werd getolereerd. Gorbatsjov kondigde aan dat een speciale commissie onder leiding van de oude Sovjet-minister van Buitenlandse Zaken Andrey Gromyko de kwestie zou onderzoeken. Die commissie noemde de Tataren nog steeds ‘collaborateurs van de nazi’s’, maar gaf toe dat de ‘aanklacht en uitzetting van de hele bevolking onrechtvaardig was geweest’. Pas in 1989 kregen de Krim-Tataren de mogelijkheid om terug te keren naar de Krim, waar ze tot op de dag van vandaag te maken hebben met onderdrukking en discriminatie.
Veel volkeren begonnen de kwestie van het veranderen van de grenzen van hun republieken aan de orde te stellen, hun status binnen de federatie in vraag te stellen of zelfs het recht op afscheiding van hun Unie-republiek te eisen. Dit was het geval met de drie Baltische staten Litouwen, Letland en Estland, en met Moldavië en Georgië. In andere gevallen werd geëist om de Unie-republiek waartoe zij behoorden te verlaten om zich bij een andere te voegen. Dit was de eis van de overwegend Armeense autonome regio Nagorno-Karabach, die Azerbeidzjan wilde verlaten, en de autonome regio’s Abchazië en Zuid-Ossetië, die het recht opeisten om Georgië te verlaten. Binnen de Russische Federatie waren er sterke bewegingen die de soevereiniteit opeisten in de olierijke Republiek Tatarstan in Centraal Rusland en in Tsjetsjenië in de Kaukasus. Dit werd beschreven als de “parade van de soevereiniteit van de autonome republieken”, die in grote mate werd aangemoedigd door de Russische president Boris Jeltsin na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, als onderdeel van het proces van het uiteenvallen van het voormalige Sovjet-staatsapparaat.
Er waren ook verschillende regio’s waar de meerderheid van de bevolking Russisch sprak (maar niet Russisch was) in de andere republieken van de Unie, zoals in Transdnjestrië in Moldavië en de Krim in Oekraïne.
Hoewel het zelfbeschikkingsrecht formeel in de grondwet van de Sovjet-Unie werd gegarandeerd, waren er geen wetten of procedures die de Unie-republieken in staat stelden zich af te scheiden. Dat was om de eenvoudige reden dat de stalinistische bureaucratie niet van plan was dit recht effectief toe te kennen. Ook waren er geen middelen voor etnische groepen die ontevreden waren over hun status of die de grenzen van de republieken en regio’s wilden veranderen, om hun wil kenbaar te maken. De reden hiervoor was dat alle nationale en territoriale problemen al lang geleden hadden moeten zijn opgelost. De groei van etnisch-nationale conflicten heeft echter aangetoond dat dit niet het geval was. Elke poging van Gorbatsjov om de situatie te verlichten door de centrale controle te versoepelen en nieuwe wetten aan te nemen, heeft de protesten alleen maar aangewakkerd en de zaken erger gemaakt.
Een poging in april 1990 om een nieuwe wet voor de Sovjet-Unie aan te nemen die bepaalde hoe de republieken van de Unie zich zouden kunnen afscheiden, leidde tot een complexe en langdradige procedure. Het stelde autonome republieken in staat hun status te verbeteren tot het niveau van de Unie-republiek zonder de instemming van hun voormalige republiek, maar dit stelde de stabiliteit van de Unie-republieken ter discussie en verscherpte de spanningen in plaats van ze op te lossen. Een jaar later heeft de Russische Federatie een wet aangenomen die de rehabilitatie van “onderdrukte volkeren” mogelijk maakte en die de stalinistische onderdrukking van hele volkeren en het herstel van hun historische rechten veroordeelde. Maar deze wet fungeerde vooral als een katalysator voor vele nieuwe conflicten, omdat het de terugkeer van onderdrukte volkeren naar het land dat ze hadden verloren mogelijk maakte. Deze grond werd in de meeste gevallen gebruikt door andere groepen. De wet heeft niet bepaald hoe dergelijke belangenconflicten konden worden opgelost en zette in werkelijkheid de ene etnische groep tegen de andere op. Deze nieuwe wetten bleken ontoereikend voor het oplossen van nationale conflicten.
Geen enkele wet of verandering van aanpak door het Kremlin had het uiteenvallen van de Sovjet-Unie tegen het einde van de jaren tachtig nog kunnen tegenhouden. Het proces van kapitalistisch herstel waarbij de Sovjet-bureaucratie de staatseconomie in privaat bezit bracht, veroorzaakte ten eerste een verdieping van de economische crisis, die leidde tot een verscherping van de sociale problemen en ontevredenheid, en ten tweede tot een verdieping van het proces van de decentralisatie van het gezag. Het gaf de lokale elites, waaronder de nationale elites, waarvan velen al op zoek waren naar kapitalistische oplossingen, de hoop dat ze hun eigen positie konden verbeteren door zich te baseren op de nationale aspiraties van hun volk. In de meeste gevallen waren noch de regionale, noch de nationale elites bereid om een constructief economisch beleid te voeren, maar ze waren wel bereid om nationale tegenstellingen op te rakelen, in de hoop op die manier de controle over hun bevolking te behouden.
Het deel van de Sovjetelite dat tegen een snelle overgang naar de markt gekant was, verzette zich tegen de decentralisatie en was voorstander van de ‘Chinese weg’. Daarbij baseerden ze zich vaak op de Russische sprekende bevolking in de andere republieken. Zo werd het conflict tussen diegenen via een schok het herstel van het kapitalisme wilden en diegenen die hetzelfde wilden doen langs de ‘Chinese weg’ (van geleidelijke invoering van het kapitalisme) meteen ook uitgespeeld als een conflict tussen verschillende nationaliteiten. Elders ontaardde dit conflict in een confrontatie tussen verschillende clans of machtscentra binnen de heersende elite.
Zo ontstonden aan het einde van de jaren tachtig verschillende broeihaarden van etnische conflicten in Centraal-Azië, de Kaukasus, Moldavië, de Krim, de Wolga en het zuiden van Rusland. Van 1988 tot 1991 waren er meer dan 150 interetnische conflicten in de voormalige Sovjet-Unie, waarbij ten minste twintig mensen omkwamen.
Moldavië
In 1989 ontstond er een conflict in Moldavië. De oppositie tegen de heerschappij van Moskou leidde tot massale protesten onder leiding van het Moldavische Volksfront. Aanvankelijk werd gepleit voor “perestrojka”, “glasnost” en “democratisering”, met andere woorden de belangrijkste onderdelen van het hervormingsprogramma van Gorbatsjov in Moskou. Al gauw werd de belangrijkste eis echter het herstel van de Moldavische cultuur. Na massale protesten in de hoofdstad Chisinau werden er steeds meer eisen gesteld om van het Moldavisch de enige staatstaal te maken. De bevolking die aan de oevers van de rivier de Dnjestr woonde, voornamelijk Russischtaligen (niet noodzakelijkerwijs Russen) in Transdnjestr en de christelijke Turken in Gagauzia maakten hiertegen bezwaar als discriminatie van hun taal.
In Transdnjestrië waren er demonstraties en stakingen, en de lokale overheidsinstanties begonnen orders van Chisinau te weigeren en zelfs overheidsbesluiten te saboteren. De Moldavische leiders namen hun toevlucht tot geweld tegen de oppositie te. In oktober 1990 werd een “mars op Gagauzia” georganiseerd waarin enkele duizenden nationalistische vrijwilligers onder leiding van Mircha Druka probeerden te voorkomen dat er lokale verkiezingen plaatsvonden. De Gagauziërs namen de wapens op en organiseerden zelfverdedigingsteams.
Een nieuwe escalatie van het conflict vond plaats na de couppoging van augustus 1991 tegen Gorbatsjov in Moskou. De Republiek Moldavië verklaarde zich onafhankelijk van de Sovjet-Unie. Daarop werd ook in Transdnjestrië een referendum gehouden, waarin de overgrote meerderheid zich uitsprak voor afscheiding van Moldavië. De bevolking van de regio, bestaande uit Oekraïners, Russen en Moldaviërs, was deels bezorgd over de pogingen van het Moldavische Volksfront om het land met Roemenië te laten fuseren. Dit werd in verband gebracht met de periode van de Tweede Wereldoorlog, toen de heersers van ‘Groot Roemenië’ Hitler steunden. In 1992 was het conflict uitgegroeid tot een open militaire confrontatie tussen het Moldavische leger en de Transdnjestriërs. Hoewel het Russische 14e leger, dat zich in Transdnjestrië bevond, onofficieel de plaatselijke bevolking steunde en in feite de nederlaag van de Moldavische kant kon garanderen, hield het zich afzijdig. Het conflict blijft tot vandaag ‘bevroren’ en Transdnjestrië is een bron van spanning gebleven. Intussen gebruiken zowel de leiders van Transdnjestrië als de Russische oligarchen de niet-erkende status van de republieken voor het witwassen van geld. De corruptie tiert er welig.
Centraal-Azië
Etnische conflicten in Centraal-Azië zijn begonnen met de bloedige gebeurtenissen in de Fergana-vallei, een zeer vruchtbare, katoenproducerende regio die door Stalin kunstmatig werd verdeeld tussen Oezbekistan, Kirgizië en Tadzjikistan. In 1944 werden de Turken die in de Meskhetiaanse regio van Georgië woonden onder dwang gedeporteerd naar Oezbekistan. Tegen het einde van de jaren tachtig begonnen de nationale spanningen in Oezbekistan toe te nemen. Vertegenwoordigers van de ‘titulaire’ natie, de meerderheid van de Oezbeken, begon voordelige rechten te claimen ten opzichte van land en andere grondstoffen. In mei 1989 braken er massale gevechten uit tussen Oezbeken en Turken, die zich ontwikkelden tot pogroms.
Hoewel de rellen begonnen als een botsing tussen nationaliteiten, kwam het al snel tot aanvallen op regeringsgebouwen en communistische partijgebouwen en verspreidde het zich over de republiek, waarbij zelfs de hoofdstad – Tasjkent – werd getroffen. Er waren 15.000 oproeragenten nodig om de situatie weer onder controle te krijgen. Vijftienduizend Turken moesten naar Rusland vluchten, meer dan honderd mensen werden gedood en duizend gewond.
Het bloedbad in Osh, Kirgizië, in juni 1990 werd uitgelokt door het onvermogen van de plaatselijke Sovjetleiding om de ernstige economische problemen op te lossen die de spanningen tussen de Kirgizische minderheid en de beter gesitueerde Oezbeekse bevolking veroorzaakten. Toen het hele land op weg was naar markthervormingen, werd het conflict gedreven door de vraag wie het land van voormalige collectieve boerderijen zou overnemen. Bovendien eiste de Oezbeekse meerderheid administratieve en culturele autonomie. Tienduizenden mensen werden meegesleept in het gewapende conflict en hoewel er geen exacte cijfers zijn over het aantal slachtoffers, wordt gedacht dat het om duizenden gaat.
In Tadzjikistan, februari 1990, braken in de hoofdstad Dushanbe massale rellen uit. Dit begon als een anti-Armeense betoging als reactie op de komst van vluchtelingen uit het conflict in Azerbeidzjan. Maar het ontwikkelde zich al snel tot een gewapende confrontatie en plunderingen. In feite was dit een strijd tussen verschillende clans in de Tadjiekse leiding, die pas werd beëindigd nadat er troepen waren gestuurd.
Maar dit was slechts een voorbode van het uitbreken van een bloedige burgeroorlog in Tadjikstan van 1992 tot 1997, waarbij meer dan 60.000 mensen omkwamen en ongeveer een miljoen mensen op de vlucht gingen. De heersende Tadjiekse elite in de Sovjettijd rustte nog grotendeels op de loyaliteit van de voormalige clan. De regering werd gedomineerd door figuren uit de hoofdstad Leninabadi, waarbij de politie werd gecontroleerd door mensen uit Kulob. Net als elders in de voormalige Sovjet-Unie werd het beleid van Moskou in toenemende mate in vraag gesteld door een laag van intelligentsia met groeiende illusies in de liberale vrije markt. In Tadzjikistan kregen ze gezelschap van een heroplevende islamitische beweging. Aanvankelijk nam de pro-Moskou-regering na ernstige botsingen ontslag en werd ze vervangen door een coalitie van oppositiekrachten, waarvan de steun grotendeels afkomstig was uit de Midden- en Oostelijke regio’s. Gesteund door de Russische en Oezbeekse strijdkrachten echter, begon de Leninobadi-Kolabfactie met haar controle over politie en leger zich te reorganiseren als milities en werd een tegenoffensief ingezet. Beide partijen namen hun toevlucht tot moorden, massamoorden en tegen het einde van de oorlog werden in de Pamirs etnische zuiveringen uitgevoerd.
Kaukasië
De Kaukasus werd een centrum van etnische conflicten. Tegenwoordig bestaat de regio uit Armenië, Georgië en Azerbeidzjan, en acht Russische republieken, waarvan Tsjetsjenië de bekendste is. De regio had een zeer complexe etnische samenstelling, vanwege de zeer uiteenlopende etnische groepen en de vele gebieden waar compacte minderheidsgroepen woonden en ook als gevolg van de willekeurige heerschappij en repressie van de stalinistische tijd.
Tegen de achtergrond van de versterking van de nationalistische stemmingen in de voormalige republieken van de Sovjet-Unie, onder andere in Armenië en Azerbeidzjan, ontstond een bijzonder scherp conflict over de status van Nagorno-Karabach. Nagorno-Karabach is een Armeense enclave binnen Azerbeidzjan. Toen de Sovjetmacht in de Kaukasus werd gevestigd, kwamen de nieuwe regeringen van Armenië en Azerbeidzjan in 1921 overeen dat Nagorno-Karabach deel zou uitmaken van Armenië. Dit besluit werd echter door Stalin in 1923 terzijde geschoven, die om Turkije te sussen de republiek terug naar Azerbeidzjan stuurde. Toen de perestrojka zich opende, ontstonden zowel in Karabach zelf als in Armenië massale betogingen met de eis om Karabach naar de Armeense republiek over te brengen.
Veel Armeniërs waren bang voor hun leven en ontvluchtten Azerbeidzjan. Veel Azerbeidzjanen verlieten Nagorno-Karabach en Armenië. Maar in februari 1988 vond na enkele dagen van betogingen een pogrom plaats in de Azerbeidzjaanse stad Sumgait. Ooggetuigen melden dat de pogrom werd aangemoedigd door de heersende Azerbeidzjaanse CP, die bang was de macht te verliezen. De staatsorganen en de politie hebben geen actie ondernomen om de pogrom te stoppen of een einde te maken aan de rellen. Enkele tientallen mensen werden gedood, honderden raakten gewond. Dit was een van de eerste gevallen van massaal geweld op basis van etno-nationale haat tijdens de jaren van de perestrojka. Zelfs hier waren er schitterende voorbeelden van solidariteitsacties van gewone mensen: sommige Azeri’s verborgen hun Armeense buren voor het geweld. De pogrom kwam pas tot een einde nadat er troepen werden gestuurd.
Maar het conflict was nog niet voorbij. In september 1988 werd de Azerbeidzjaanse bevolking uit Stepanakert in Nagorno-Karabach verdreven en de Armeniërs uit Sushi. Begin januari 1990 vond in de Azerische hoofdstad Bakoe een anti-Armeense pogrom plaats, waarbij tot 300 mensen omkwamen en honderden gewond raakten. Alleen de afkondiging van een avondklok en de inzet van troepen maakte een einde aan het bloedbad. Bij de aankomst van de troepen vielen er echter nog doden: 134 vreedzame inwoners kwamen om het leven en er vielen meer dan 700 gewonden.
Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 werd een nieuwe fase in het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan ingeluid. De verklaring van de Azerbeidzjaanse leiders dat zij de Sovjet-Unie verlieten, bracht een onmiddellijke reactie uit Karabach met zich mee, dat in september van dat jaar de vorming van de Republiek Nagorno-Karabach uitriep. Als reactie op het verschijnen van de Armeense troepen begon Azerbeidzjan met het afvuren van zware artillerie op Stepanakert, wat enkele maanden duurde. Toen de Sovjet-Unie ineenstortte, werden de Sovjet-troepen uit de regio teruggetrokken, waardoor grote hoeveelheden wapens en voorraden achterbleven die snel door de oorlogvoerende partijen in beslag werden genomen en tot een langdurige, grootschalige oorlog leidden.
Pas in mei 1994 ondertekenden de partijen het Bishkek-protocol, dat het conflict weliswaar niet oploste, maar bevroor. Het is niet bekend hoeveel mensen er tijdens het conflict zijn omgekomen, maar het aantal zou in de duizenden lopen, waaronder vrouwen en kinderen. De Republiek wordt nog steeds niet erkend, maar is een de-facto onafhankelijke republiek op het grondgebied van Azerbeidzjan.
Georgië
De Kaukasische republiek Georgië verzonk al snel in een staat van gewapend conflict toen de perestrojka zich ontwikkelde. Sterke nationalistische tendensen hadden hier altijd al bestaan. In 1956 stuurde Chroesjtsjov tanks naar Tbilisi om massale betogingen te onderdrukken, ironisch genoeg tegen zijn ‘destalinisatie’ – Stalin was een Ossetin, een van de minderheidsnationaliteiten binnen Georgië. Naarmate de processen die leidden tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie zich versneld ontwikkelden, ging ook Georgië over tot het uitroepen van zijn onafhankelijkheid, eerst tot het uitroepen van de soevereiniteit en vervolgens tot volledige afscheiding na de couppoging van 1991 in Moskou. In een meerpartijenverkiezing in mei 1991 werd Zviad Gamsakhurdia tot president gekozen. Hij was een voormalig mensenrechtenactivist met een bezwaard verleden: hij was een virulente anticommunist en zijn belangrijkste eis was gericht op het herstel van de Georgische natie. “Georgië voor de Georgiërs,” was een van zijn slogans. Zijn heerschappij werd gekenmerkt door totalitaire acties en binnen twee jaar kristalliseerde een oppositie, met de steun van de voormalige Sovjet-minister van Buitenlandse Zaken Eduard Sjevardnadze. Die oppositie lanceerde een staatsgreep, waardoor een drie jaar durende burgeroorlog begon.
In deze periode spraken twee autonome regio’s binnen Georgië – Abchazië en Zuid-Ossetië – zich uit tegen de heerschappij van Tbilisi. Al in maart 1989 werd een mars van Abchaziërs voor afscheiding van Georgië gevolgd door meeting van 24 uur voor de regeringsgebouwen. Dit protest werd door Sovjettroepen gestopt. In juni waren er gevechten uitgebroken in de hoofdstad van Abchazië, Soechoemi, die pas na de interventie van de Sovjettroepen werden gestopt.
Dit maakte geen einde aan het conflict. Het onafhankelijkheidsstreven van Georgië, dat in 1990-91 werd versterkt, werd na de staatsgreep van augustus voltooid. Terwijl de Sovjet-Unie nog bestond, verklaarden de twee regio’s hun intentie om zich bij de Sovjet-Unie aan te sluiten als Unie-republieken, dat wil zeggen om zich af te scheiden van de Georgische republiek.
In augustus 1992 brak de eerste Abchazische oorlog uit toen de Georgische Nationale Garde troepen de regio binnenkwamen. Hoewel ze superieure aantallen hadden, kreeg Abchazië steun van vrijwilligers uit Tsjetsjenië en uit Rusland zelf. Hoewel Rusland niet rechtstreeks tussenbeide kwam, stuurde het wel voedsel en medische voorraden. Minstens 8.000 mensen stierven en een kwart miljoen Georgiërs werden gedwongen Abchazië te ontvluchten. Hoewel er in 1993 een vredesakkoord werd gesloten, brak er in 1998 een tweede oorlog uit.
De situatie in Zuid-Ossetië ontwikkelde zich op vrijwel dezelfde manier. Deze keer was de beslissing van de Georgische Opperste Sovjet om alleen het Georgisch als staatstaal te erkennen de directe aanleiding. In november 1989 organiseerde Gamsakhurdia een mars van Tsinvali, de hoofdstad, waar er aanzienlijke tegenstand was van de lokale bevolking. Georgische vrijwilligers belegerden de stad. Zuid-Ossetië stond centraal in de 5-daagse Russisch-Georgische oorlog in 2008 – de ‘eerste Europese oorlog van de 21e eeuw’!
Hoewel de nationale spanningen zich in veel gevallen niet ontwikkelden tot een gewapende confrontatie, zoals in de Baltische staten en op de Krim, waren het de militaire acties die de meeste van deze gebeurtenissen eind jaren tachtig en begin jaren negentig kenmerkten. De littekens die deze conflicten hebben achtergelaten, zijn vandaag nog steeds voelbaar.
De huidige situatie van nationaliteiten uit de voormalige Sovjet-Unie
De nationale kwestie blijft zoals voorheen zeer belangrijk in de hele regio. Bevroren conflicten en niet-erkende staten zoals Transdnjestrië, Nagorno-Karabach, Abchazië en Zuid-Ossetië worden door de verschillende heersende elites gebruikt om hun eigen rijkdom te vergroten en gewone mensen tegen elkaar op te zetten. En meer recentelijk bevond Oekraïne zich in het centrum van het conflict tussen de imperialistische mogendheden met een oorlog in Oost-Oekraïne die nog steeds voortduurt.
In Rusland is de nationale kwestie nog steeds zeer belangrijk. Er zijn 160 nationaliteiten – Tataren, Tsjoevasj, Tsjetsjenen, Oekraïners, Armeniërs, Azerbeidzjanen en volkeren uit het Verre Noorden. Rusland grenst ook aan veertien andere landen. Maar hoewel Rusland nog steeds een federatie is, geniet bijna geen enkel deel van de federatie de rechten die het geacht wordt te hebben. Het beleid van het Poetin-regime is erop gericht om de macht van het centrum te versterken en zich op een imperialistische manier naar het buitenland uit te breiden. Sinds 2000 heeft een aantal ‘autonome regio’s’ hun status verloren. De wetgeving die in de republieken wordt gebruikt, is in overeenstemming gebracht met de federale wetgeving. Sinds 2014 is het zelfs strafbaar om oproepen te doen die de territoriale integriteit van Rusland schaden. Er zitten verschillende mensen in de gevangenis op beschuldiging van het bepleiten van separatisme.
Rusland zal geen referenda over autonomie toestaan, wat bijzonder hypocriet is gezien de manier waarop de Krim is overgenomen. Met amendementen op de Russische grondwet waarin het “geloof in God” als een traditionele waarde wordt gedefinieerd en waarin het Russische volk (in tegenstelling tot de andere nationaliteiten die in Rusland leven) als basis voor de staat wordt vastgelegd, zijn de andere nationaliteiten opnieuw in een tweederangspositie geplaatst.
Na twee wrede Tsjetsjeense oorlogen en opstanden die in totaal meer dan 12 jaar hebben geduurd en tot 250.000 doden hebben veroorzaakt, blijft Tsjetsjenië een staat binnen de staat. De Tsjetsjeense president – Kadyrov – staat dicht bij Poetin en bestuurt de republiek als zijn eigen persoonlijke leengoed, met onderdrukking, marteling en moord op wie het daar niet mee eens is. Geweld tegen vrouwen wordt als normaal beschouwd, eremoorden worden genegeerd. En sinds 2017 is er een heksenjacht op LGBT’s.
Sinds 2017 is de naburige Republiek Ingoesjetië, een van de armste regio’s van Rusland met een werkloosheidspercentage van 26%, het toneel van massaal protest tegen een poging van Tsjetsjenië om land over te nemen, wat tot een grote politieke crisis heeft geleid. We mogen niet vergeten dat het Ingoesjische volk een bittere historische ervaring had: na deportatie door Stalin naar Centraal-Azië en een terugkeer in 1957, was er een conflict met de Ossetiërs die in hun voormalige huizen woonden. Maar een andere, economische factor voedde het conflict ook: de officiële werkloosheid in de republiek is 26%, en zelfs hoger onder jongeren, terwijl het ook de Russische regio is met de laagste lonen.
In het 3 miljoen inwoners tellende Dagestan, waar 31 etnische groepen en 81 nationaliteiten wonen, is er de afgelopen jaren geprotesteerd door vrachtwagenchauffeurs, tegen de vernietiging van bossen en tegen corruptie en pesterijen van de politie. Het hoofd van de republiek werd ontslagen door Moskou, dat een militaire officier benoemde die niets met de regio te maken had. Dagestan heeft zich aangesloten bij republieken als Tatarstan, Karachay-Tsjerkessia en delen van Siberië die zich verzetten tegen de centralisatie.
Steeds meer regionale verantwoordelijken worden beschuldigd van corruptie en worden door het Centrum ontslagen. Bovendien gebruikt het Poetin-regime de middelen van de centrale regering niet om de onderontwikkelde regio’s te helpen, maar om de lokale elites te dwingen zich aan zijn heerschappij te houden.
Ook nu worden er aanvallen gepleegd op minderheidstalen. Het Russische parlement heeft een wet aangenomen waardoor in Tatarstan, waar de meeste inwoners Turks spreken, onderricht van de eigen taal enkel nog vrijwillig kan. De middelen voor scholen, musea en theaters die de Tatarentaal gebruiken zijn fors afgebouwd. In feite zijn alle andere talen in Rusland van secundair belang verklaard.
Een socialistisch standpunt
Het is belangrijk dat de socialisten lessen trekken uit deze gebeurtenissen om een uitgewerkt standpunt te ontwikkelen in het belang van de arbeidersklasse. Onze belangrijkste taak is het opbouwen van een maximale eenheid van de arbeidersklasse van verschillende nationaliteiten in een gemeenschappelijke strijd.
Het recht op zelfbeschikking
Zelfbeschikking is een belangrijk recht voor alle naties. Sommigen proberen het belang ervan te beperken door alleen “culturele zelfbeschikking” te ondersteunen – het recht om de eigen taal te gebruiken, culturele instellingen te ontwikkelen, enzovoort. Als marxisten steunen we deze rechten natuurlijk niet alleen in woorden, maar vechten we ook voor de middelen om ze te realiseren. Maar deze rechten zijn zinloos als we de politieke rechten van naties niet volledig ondersteunen, in Lenins woorden “tot en met de afscheiding.”
Toen Lenin deze eis formuleerde, had hij de noodzaak in gedachten om nationale staten op te richten met hun eigen taal, afgebakende grenzen en heersende instellingen als onderdeel van het proces van de burgerlijk-democratische revolutie. De eis werd nog belangrijker in het tijdperk van het imperialisme, toen de dominante machten de ontwikkeling van nieuwe onafhankelijke staten aan banden legden. De acties van Lenin en de bolsjewieken om zelfbeschikking te verlenen aan een reeks republieken speelden een grote rol in het winnen van steun voor de nieuwe regering. Stalins weigering om dit te accepteren en zijn brute behandeling van de naties hebben het Sovjetsysteem sterk in diskrediet gebracht. Het is niet verwonderlijk dat naarmate de ontevredenheid over de heerschappij van de stalinistische bureaucratie in de jaren tachtig van de vorige eeuw groeide, een groot deel ervan op nationale leest geschoeid was, met oproepen tot meer autonomie en vervolgens tot afscheiding van de Sovjet-Unie.
Toen de nationale spanningen in de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig explodeerden, stelden wij als marxisten dat de republieken die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie het recht op zelfbeschikking moesten hebben. Daarmee zetten we niet alleen de revolutionaire tradities van de bolsjewistische revolutie voort, maar ook die van Trotski en de linkse oppositie, die aan het eind van de jaren dertig betoogden dat Oekraïne een apart, onafhankelijk, socialistisch Oekraïne moest worden. Maar wat even belangrijk is: als we dit niet hadden gedaan, zouden we ons hebben afgesneden van de massa van arbeiders en jongeren in deze landen die strijden voor onafhankelijkheid.
Dat betekende niet dat we toen de rechten van de nationale minderheden in de nieuwe, onafhankelijke landen hebben genegeerd. Wij hebben ons verzet tegen elke poging om de taalrechten te beperken, bijvoorbeeld in de Baltische staten, waar de Russische minderheid na 1991 met grote discriminatie werd geconfronteerd. Wij hebben ervoor gepleit dat regio’s als Transdnjestrië het recht hebben op autonomie binnen Moldavië, of om onafhankelijk te zijn als de bevolking dat zou willen.
Het proces van kapitalistisch herstel raakte in een stroomversnelling, waarbij we waarschuwden dat de werkende klasse de controle over de nieuwe onafhankelijke landen moest krijgen. Zoniet zou ze geen economisch of politiek voordeel halen en zelfs niet de echte onafhankelijkheid bekomen die werd nagestreefd. Toen de Sovjet-Unie ineenstortte, ontstonden er vijftien nieuwe kapitalistische landen, die formeel onafhankelijk waren, maar de inzet van strijd tussen de imperialistische machten waren, waaronder het nieuwe kapitalistische Rusland. Verschillende van de nieuwe staten zijn autoritair. De meeste hebben nog steeds te lijden onder grote armoede en sociale problemen.
Voor kleinere, arme naties of regio’s die in de tang zitten tussen de imperialistische belangen, is echte onafhankelijkheid of zelfs autonomie onder het kapitalisme niet mogelijk. Zelfs het machtige “onafhankelijke” Rusland is als kapitalistische staat niet in staat om al zijn burgers een fatsoenlijke levensstandaard te bieden of om echte democratische rechten te verlenen, en het beperkt op zijn beurt de rechten van nationaliteiten in Rusland. Evenmin is er een uitweg te vinden door steun en bescherming te vragen van de ene of de andere machthebber. Welke weg men ook kiest, het kapitalistische establishment zal de natuurlijke grondstoffen en de lage lonen uitbuiten om de winsten te verhogen, terwijl de armen met een laag inkomen blijven zitten. Een eerste stap om de onafhankelijkheid te garanderen is ervoor te zorgen dat alle natuurlijke grondstoffen van de regio worden genationaliseerd.
Het recht op zelfbeschikking steunen betekent niet dat we in alle gevallen en onder alle omstandigheden automatisch om een afscheiding vragen. Het belangrijkste criterium bij de besluitvorming is de stemming van de arbeidersklasse zelf. Als socialisten zich uitspreken voor de afscheiding van het ene volk van het andere, doen we dat niet om de belangen van een nationale burgerlijke groepering te bevorderen, maar om de solidariteit en de eenheid van de arbeiders van alle nationaliteiten op te bouwen.
De taalkwestie
Dit is nog meer het geval in veel van de regio’s van de voormalige Sovjet-Unie, waar in een relatief klein gebied verschillende nationaliteiten of etnische groepen samenleven. De erkenning van gelijke rechten voor nationaliteiten en talen is in het belang van de solidariteit van de werkende klasse. Het is noodzakelijk om het minste gebrek aan vertrouwen tussen nationale groepen, elke vorm van vervreemding, verdenking of vijandigheid uit de weg te ruimen. Volledig gelijke rechten betekent de weigering van voorrechten voor een bepaalde taal. De pogingen om één staatstaal in te voeren in de Baltische staten, maar ook in Moldavië, Oekraïne en nu Rusland, leiden onmiddellijk tot een toename van wantrouwen.
Wij zijn daarentegen van mening dat alle culturen en talen bestaansrecht hebben en in alle regio’s moeten worden opgenomen in het door de staat gefinancierde onderwijs. De mogelijkheid om de eigen nationale taal te leren en te gebruiken is immers een fundamenteel onderdeel van het zelfbeschikkingsrecht van naties.
Sociale bevrijding
Door het recht van naties op zelfbeschikking op te eisen en te verdedigen, verwerpen wij alle gedwongen banden. Marxisten verzetten zich tegen privileges aan een bepaald land boven een ander. Gewelddadige, feodale of militaire methoden moeten worden vervangen door vrijwillige verbintenissen. In lijn hiermee steunen wij het recht van naties op zelfbeschikking volledig. Gewone werkende mensen, 99% van de bevolking, kan hier alleen maar baat bij hebben.
Noch de scheiding, noch de eenwording op zich kan het doel zijn en is geen oplossing voor alle problemen. Maar zelfbeschikking maakt nationale en culturele vooruitgang mogelijk. Het is een middel om echte sociale bevrijding te garanderen, een maximale materiële en creatieve ontwikkeling van het individu en van de samenleving als geheel. Dit zal niet mogelijk zijn als de rijkdom van de nieuwe samenleving in private handen blijft, als het kapitalisme de natuurlijke grondstoffen en de arbeidskrachten van elk nieuw land blijft exploiteren. Het is daarom noodzakelijk om te strijden voor het ten dienste stellen van alle natuurlijke, menselijke en andere grondstoffen aan de hele samenleving. Er moet sprake zijn van sociaal eigendom en een democratische planeconomie, een werkelijk vrije en gelijke, socialistische samenleving.
Conflicten
De arbeidersklasse was niet onafhankelijk georganiseerd en speelde geen leidende rol in zelfbeschikkingsstrijd toen de Sovjet-Unie instortte. Hierdoor werden de nieuwe naties of republieken al snel onderworpen aan een strijd tussen de belangen van de verschillende groepen of clans binnen de nationale elite en de burgerij, nog verergerd door de tegenstellingen en conflicten tussen verschillende imperialistische belangen.
Nationale oorlogen, interetnische conflicten zijn voorbeelden van hoe de kapitalisten het principe van verdeel en heers gebruiken. Etnische verdeeldheid is de beste methode om een wig te drijven tussen arbeiders, waardoor ze gedwongen worden hun naaste te wantrouwen en te haten, terwijl de echte vijand van beide de kapitalistische klasse zelf is. Door gevoelens te verdelen en te vergiftigen met behulp van nationalistische stemmingen kan de heersende elite de arbeidersklasse beter domineren en uitbuiten.
Daarom zijn de socialisten volledig tegen discriminatie van welke etnische groep dan ook en verdedigen wij de rechten van de onderdrukte arbeiders en de uitgebuite volkeren van alle nationaliteiten. In die regio’s of gebieden waar de heersende elite erin geslaagd is een conflict tussen nationaliteiten op te rakelen (waarbij dit kan leiden tot gewapende confrontaties en oorlogen), zijn socialisten van mening dat het de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse en haar organisaties is om tegen dergelijke acties op te komen en de verdediging van minderheidsgroepen op te nemen en indien nodig de verdediging van werkenden van alle nationaliteiten tegen gewapende aanvallen te organiseren.
De enige manier om de arbeiders te verdedigen tegen aanvallen en om echte autonomie of onafhankelijkheid te bereiken is het ontwikkelen van een sterke, onafhankelijke arbeidersbeweging die in staat is om te strijden en het kapitalisme omver te werpen. De eerste stap in die richting is het verwerpen van elke poging om de arbeidersklasse te verdelen langs nationale of etnische lijnen. Dit betekent de noodzaak om arbeidersorganisaties op te bouwen die zich kunnen verzetten tegen nationalistische demagogie, en die in staat zijn om de belangen van alle arbeiders te verdedigen.
Organisatie is echter niet voldoende, het is ook noodzakelijk om deze organisaties te wapenen met een politiek programma gericht op het mobiliseren van de arbeidersklasse ter verdediging van haar dagelijkse belangen, en om de banken, de grote industrie en de natuurlijke grondstoffen over te nemen, zodat ze op een democratische manier kunnen worden gepland in het belang van alle werkenden, om een echte socialistische samenleving te vestigen. Alleen dan wordt het mogelijk om echte onafhankelijkheid te garanderen aan de nationaliteiten die dat wensen als onderdeel van een gelijke en vrijwillige federatie of confederatie van arbeidersstaten.
-
Verjaardagen in 2018… 90 jaar na de splitsing tussen stalinisten en trotskisten in België
Vandaag en de komende dagen publiceren we artikels uit onze archieven. Het gaat om artikels die nuttig zijn om nu al mee te zijn met enkele historische verjaardagen in 2018. Dit jaar is het 90 jaar geleden dat er in de Communistische Partij van België (KPB) een grote scheuring was tussen een stalinistische meerderheid en een trotskistische minderheid.

Trotski (links) en Stalin (rechts) In maart 1920 wordt de eerste communistische groep opgericht rond War Van Overstraeten vanuit de Socialistische Jonge Wacht (SJW, jongerenorganisatie van de Belgische Werkliedenpartij, de voorganger van SPA/PS). Joseph Jacquemotte, verantwoordelijke van de bediendenbond in Brussel, leidt een groep rond zijn blad “L’Exploité”. In mei 1921 verlaten ze in de BWP om de Belgische Communistische Partij op te richten. Op aandringen van de communistische internationale fusioneren de beide partijen.
Een moeilijk begin
De partij telt slechts 500 leden en kan in de parlementsverkiezing slechts 2 lijsten indienen (Brussel en Verviers). In `22 moeten een 15-tal leiders van de KPB voor het Assisenhof verschijnen op verdenking van “samenzwering”. In hetzelfde jaar neemt de BWP de motie “Mertens” aan: de vakbondsposities van de communistische militanten worden geëlimineerd. De grootste problemen komen echter voort uit het gebrek aan politieke samenhang in de KP zelf. Zo zijn er meningsverschillen over hoe de organisatie moet uitgebouwd worden, wie lid kan zijn van de partij,…
Linkse Oppositie in de Sovjetunie
Na de dood van Lenin in Rusland, werd de strijd tussen de bureaucratie en de revolutionairen openlijker gevoerd. De periode van oorlog (er vielen tientallen buitenlandse legers het land binnen) gecombineerd met de isolatie van de Sovjetunie (ondermeer door het mislukken van de Duitse revolutie in 1918) zorgden ervoor dat een bureaucratische laag meer macht naar zich kon toetrekken en in conflict kwam met een deel van de oude bolsjewistische leiding. Dit conflict wordt soms voorgesteld als een strijd tussen twee personen, Stalin en Trotski, maar uiteraard was er een materiële basis voor het conflict die veel dieper was dan een conflict tussen twee personen.
Vanuit de Communistische Internationale werd alles eraan gedaan om de invloed van Trotski en de Linkse Oppositie te beperken. De meeste afdelingen volgden de stalinistische leiding in Moskou.
In België waren de standpunten verdeeld. In de partijbladen van de KP (‘Drapeau Rouge’ en ‘Rode Vaan’) werden zowel de standpunten van Trotski als die van de ‘Troika’ (de groep rond Stalin, Zinoviev en Kamenew) uitgebreid toegelicht. Op het Centraal Comité van de Belgische KP van 1 maart 1925 werd een motie gestemd dat de houding van de Russische KP verwierp omdat ze op een kunstmatige wijze beschuldigingen naar voor brachten tegen Trotski en het “trotskisme”. Een resolutie van Jacquemotte dat een volledige steun uitsprak aan de houding van de Russische KP-leiding kreeg slechts 3 stemmen, tegenover 19 voor de eerste resolutie.
Tussen 1925 en 1927 waren er intense discussies in de partij over de ‘Russische kwestie’. In de ‘Rode Vaan’ van 16 september 1926 werd zelfs uitdrukkelijk geschreven dat de partij geen standpunt innam om de situatie eerst grondiger te kunnen bestuderen.
Op 7 november 1927 werd Trotsky uitgesloten uit de Russische KP. Dit leidde tot enorm veel reacties in de Belgische KP. Zo was er minstens één Brusselse afdeling die de volgende dag een brief stuurde naar de partijleiding waarin het haar vertrouwen opzegde in de leiding van de Kommunistische Internationale en aankondigde alle publieke activiteit (waaronder de zittingen in de gemeenteraad) voor de partij stop te zetten tot er een degelijke uitleg zou verschaft worden aan de leden. Op het CC (Centraal Comité) van eind november werden ook protestresoluties voorgelegd van afdelingen uit Schaarbeek, Molenbeek en van de federatie Charleroi. Op hetzelfde CC werd Georges Vereeken, als verantwoordelijke van de Brusselse afdeling die een ultimatum gesteld had, al zijn functies ontnomen.
In de nationale leiding van de Belgische KP waren de meningen verdeeld. Een resolutie van Van Overstraten en Adhemar Hennaut op het Uitvoerend Bureau (UB) waarin de schorsing van de uitsluitingen van Trotski en de leden van de Linkse Oppositie werd geëist, kreeg maar de helft van de stemmen op het UB, maar op het CC behaalden ze een meerderheid (15 tegen 3).
Moskou in het verweer tegen oppositie
De Stalinistische leiding in Moskou begon erg verveeld te zijn met de standpunten van de Belgische KP. Ze begonnen een offensief om een meerderheid te krijgen in België. Daartoe nodigden ze ondermeer een aantal leidinggevende figuren uit naar Moskou. Een aantal onder hen werden daar op een paar weken omgevormd van sympathisanten voor de oppositie tot de hevigste verdedigers van de stalinisten. Er werden ook een aantal wijzigingen opgelegd in de manier waarop gewerkt werd met buitenlandse communisten in België. Totdantoe waren die afzonderlijk georganiseerd met een raadgevende stem in de Belgische KP. Gezien het feit dat die buitenlandse communisten vooral de stalinisten steunden, kregen deze nu plots volwaardig stemrecht.
Het resultaat was dat tegen het CC van januari 1928 de verhouding tussen de steun aan de Linkse Oppositie en de Moskou-gezinden van 15 tegen 3 gewijzigd werd in een verhouding 13 tegen 13.
Dit was nog steeds een relatief zwakke positie en de leiding zag zich genoodzaakt om een periode van open discussie in te lassen. De pagina’s van het dagblad ‘Drapeau Rouge’ en het weekblad ‘Rode Vaan’ werden opengesteld voor de discussie. Bijna dagelijks verschenen artikels van zowel trotskisten als stalinisten.
Congres van maart 1928
De discussie leidde tot een congres in maart 1928 waar een partijstandpunt zou beslist worden. De Oppositie stond vooral sterk in Vlaanderen (waar het een meerderheid had), Brussel en Charleroi. Er was ongeveer 1 mandaat voor elke 10 leden. De meerderheid had 79 mandaten, de oppositie 34.
De discussies binnen de KP gingen vooral over de situatie in de Sovjetunie. De stalinistische degeneratie in de Sovjetunie en de bijhorende bureaucratisering van de internationale zorgde voor heel wat protest onder arbeiders en kaders van de KP. De nog erg jonge KP, die bovendien samengesteld was uit mensen met een verschillende achtergrond, leed sterk onder deze verdeeldheid. Het feit dat de meningsverschillen van bij de oprichting van de KP nooit echt volledig uitgediscussieerd waren, bevorderde dit niet. De oude groep die uit de sociaal-democratie kwam, werd voornamelijk actief in de stalinistische groep. De ultra-linkse groep rond Van Overstraeten sloot bij de trotskisten aan.
Linkse Oppositie in België
Het congres van 11 en 12 maart 1928 leidde tot een splitsing. De Oppositie bleef formeel oproepen om opnieuw opgenomen te worden in de KP en noemde zich nog steeds een ‘platform’ van de KP. De breuk was echter definitief. De Kommunistische Oppositie begon met een eigen krant, een tweewekelijks blad in het Nederlands en het Frans.
Er waren belangrijke groepen in Charleroi (onder de staalarbeiders) en ook in Vlaanderen, onder meer bij de dokwerkers in Gent en Antwerpen. De Kommunistische Oppositie probeerde de breuk met de KP te verwerken door een enorme activiteit aan de dag te leggen. Er werd niet enkel een enorme inspanning gedaan om haar pers uit te bouwen (de twee kranten), er waren ook tal van meetings en campagnes. Zo was er deelname aan verkiezingen. Bij de beruchte Borms-verkiezingen in Antwerpen (november 1928) namen ook de KP en de trotskisten deel. De trotskisten haalden meer dan 3.000 stemmen en versloegen de KP.
De enorme activiteitsgraad legde echter een hypotheek op de inhoudelijke discussies. Kwam daar nog bij dat er vanuit de stalinisten geprobeerd werd de trotskisten te destabiliseren. Zo bleek een internationale vertegenwoordiger achteraf een agent van de stalinistische GPU (geheime dienst) te zijn. Die vertegenwoordiger slaagde erin onderhuidse verdeeldheid te versterken.
Dit leidde tot een zekere desorientatie en ontgoocheling. De afdeling in Charleroi scheurde zich af van de organisatie omdat deze een ultra-linkse orientatie had door de verdediging van de Sovjetunie niet op te nemen, geen werking te hebben naar de KP toe,… Op een ogenblik van weinig arbeidersstrijd (tot aan de staking van 1932) had dit een rampzalig gevolg voor de linkerzijde. Ook de KP slaagde er niet in om de splitsing te verwerken tot de stakingsacties van 1932.
De splitsing zorgde ervoor dat de werking van de trotskisten al vrij snel erg beperkt was, ondanks de enorme mogelijkheden vlak na de splitsing.
Vanuit de kleine groep trotskisten in Charleroi (geleid door Léon Lesoil en anderen) en Brussel (met Georges Vereecken) werd gestaag gebouwd aan een nieuwe kracht. Tijdens de mijnstaking van 1932 wint de Linkse Oppositie aan autoriteit. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 worden 5 van hun leden verkozen in de regio van Charleroi.
De KPB telt een duizendtal aanhangers in het begin van 1928. De uitsluitingen en ontslagen zullen de KPB bijna de helft van haar leden kosten. Bovendien volgt de KPB een ultra-linkse oriëntatie die leidt tot haar isolatie.
In 1932 gaat de KPB van 1.175 leden naar 3.241 leden. In 1935 concretiseert de Volksfrontpolitiek zich in België door het voorstel van Jacquemotte om de KPB bij de BWP te doen aansluiten als autonome organisatie. De leiding van de BWP gaat hierop niet in.
Gedurende deze periode slaat de repressie ook toe in de leiding van de KPB zelf. Marc Willems, lid van het politiek bureau en verantwoordelijk voor de Jongkommunisten (JK), wordt te Moskou op het matje geroepen voor zijn voorstel tot eenheid tussen de JK, de SJW en de trotskistische jongerenorganisatie. Hij verdwijnt in de Goelag.
Jacquemotte sterft in 1936. Zijn partij is ondertussen uit de marginaliteit gestapt. De KPB heeft in 1935 negen afgevaardigden voor de kamer en vier senatoren. In 1938 telt de KPB 8.500 leden. Maar de draai naar de Volksfrontpolitiek heeft de KPB veranderd tot een partij die afstand doet van de socialistische revolutie.
De Kommunistische Oppositie ging de wereldoorlog in met sterke kernen in Charleroi en Brussel. Vooral in Charleroi stonden ze erg sterk en slaagden ze erin om ervoor te zorgen dat in die stad het laagste percentage Joden gedeporteerd werd door de nazi’s. De tol van de oorlog is echter enorm. Veel leiders sterven in concentratiekampen waardoor er na de oorlog weinig overblijft van het trotskisme in België.
Lessen uit de geschiedenis van het trotskisme
De Belgische trotskisten hadden voor de Wereldoorlog een enorme actiedrang en speelden een belangrijke rol in arbeidersstrijd. Ze slaagden erin een autoriteit op te bouwen onder de meest proletarische lagen van de bevolking.
Het ontbreken van een sterke theoretische basis om dit te begeleiden en het gebrek aan doordiscussiëren van meningsverschillen heeft echter een desastreuse rol gespeeld.
Het volstaat niet om een beweging op te bouwen zonder een stevige basis. Een inhoudelijke basis en een basis onder brede lagen van de bevolking. Het was op basis van hun massa-orientatie en hun rol in strijdbewegingen dat de trotskisten een autoriteit konden opbouwen. We moeten daar vandaag lessen uit trekken en vanuit deze traditie bouwen aan een sterke trotskistische partij in België die in staat is om niet enkel brede lagen te organiseren maar ook om vanuit een dagelijkse analyse van de politieke situatie in België en op wereldvlak de nodige bagage op te bouwen om de strijd voor een socialistische maatschappij tot een goed einde te brengen.
-
[Debat] Lenin en Trotski tegen de bureaucratie. Russische Revolutie en de overgangsmaatschappij
LSP verwelkomt een bijdrage van Eric Toussaint voor de site revolutie1917.com. Eric vroeg ons om een dossier over de overgangsmaatschappij na de Russische Revolutie te publiceren. We doen dit in zowel het Frans als het Nederlands en vroegen Eric Byl van LSP om een voorwoord te schrijven waarin ook enkele meningsverschillen aan bod komen. De bijdrage van Eric Toussaint verruimt ons inzicht en begrip over de toenmalige gebeurtenissen, verrijkt onze analyse en verplicht ons om soms dieper te graven. We zijn hem dan erkentelijk voor deze bijdrage.
Om het de lezer makkelijker te maken om dit materiaal te lezen, hebben we beide teksten in een pdf gegoten.
-
[Archieftekst] 1936: start van de stalinistische ‘grote zuivering’

Rykov en Boecharin op weg naar hun proces in 1938. We hebben heel de zomer aandacht gehad voor de gebeurtenissen van 80 jaar geleden. 1936 was een jaar van revolutie en hoop op verandering. Er waren de Franse massastakingen, de Spaanse revolutie maar ook de Belgische algemene staking van 1936. In Frankrijk en Spanje werd de hoop op verandering niet ingelost, de stalinistische tactiek van het Volksfront leidde er tot allianties met de ‘progressieve burgerij’ vanuit het idee dat eerst het fascisme moest gestopt worden vooraleer over socialisme kon gepraat worden. De Volksfronten werden van bovenaf opgelegd om strijd van onderuit te stoppen. De bijhorende nederlagen gaven nieuw zelfvertrouwen aan zowel de Duitse nazi’s als de stalinistische kliek in Moskou. Om revolutionaire strijd preventief de kop in te drukken, werd vanaf de zomer van 1936 gestart met de ‘grote zuiveringen’. Duizenden strijdbare militanten werden vermoord, vooral de trotskisten waren een centrale vijand voor Stalin en co.
In onderstaand artikel uit 2009, een recensie van het boek ‘Stalin’s Terror’, wordt op die politieke terreur ingegaan.
http://nl.marxisme.be/2009/12/recensie-stalins-terror-of-1937-1938-political-genocide-in-the-ussr-door-vadim-z-rogovin/
-
60 jaar geleden: toen Chroetsjov Stalin afviel, maar geen einde maakte aan het stalinisme
In 1956 verbaasde Nikita Chroetsjov leden van de Communistische Partijen doorheen de wereld met zijn toespraak waarin hij Stalin aanviel. Stalin was toen recent overleden en werd verafgood als de ‘grote leider’ van de Sovjet-Unie. De toespraak van Chroetsjov leidde tot revoltes tegen de rotte regimes in Rusland en Oost-Europa. Het toonde vooral aan dat het top-down stalinistisch bewind zijn limieten had bereikt. Een dossier door NIALL MULHOLLAND.Op 14 februari 1956 kwam het 20ste partijcongres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU) bijeen in het Kremlin in Moskou. Er waren 1.355 stemgerechtigde en 81 niet-stemgerechtigde afgevaardigden. Ze vertegenwoordigden 6,8 miljoen volledige leden en 620.000 kandidaat-leden van de CPSU. Tot de verrassing van velen opende Chroetsjov het congres met de vraag om allemaal recht te staan uit eerbetoon aan alle CP-leiders die overleden sinds het vorige congres in 1952. Daarmee stelde hij Stalin, de ‘grote leider’, op dezelfde voet als minder bekende figuren zoals Klement Gottwald of Kyuichi Tokuda.
Er zouden nog enkele schokken volgen. Op de laatste ochtend van het congres, op 25 februari, woonden enkel de Sovjet-afgevaardigden een sessie achter gesloten deuren bij. Ze luisterden er uit hun lood geslagen naar een een bijna vier uur durende toespraak van Chroetsjov die hiermee het congres en daarna de internationale communistische beweging schokte. Hij zette een vernietigende aanval in op Stalin die in 1953 was overleden. Stalin had zich schuldig gemaakt aan “ernstig machtsmisbruik”, stelde Chroetsjov. Hij ging over tot “massale arrestaties en deportaties van duizenden mensen, tot executies zonder rechtszaak of normaal onderzoek”, waardoor “onveiligheid, angst en zelfs wanhoop” gecreëerd werden. Stalin “toonde in heel wat gevallen zijn intolerantie, zijn brutaliteit en zijn machtsmisbruik. Hij koos vaak voor de weg van repressie en fysieke uitschakeling, niet alleen tegen zijn eigenlijke vijanden maar ook tegen individuen die geen enkele misdaad tegen de partij of de Sovjet-regering begingen.”
Onschuldige mensen werden gedwongen om misdaden op te biechten omdat “de fysieke methoden van druk, marteling, buiten bewustzijn brengen, vernietigen van elk inschattingsvermogen en het ontnemen van hun menselijke waardigheid” hen daartoe bracht. Stalin had “persoonlijk een ondervrager bij hem geroepen, bevelen gegeven en gezegd welke methoden hij moest gebruiken. De methoden waren eenvoudig: slaan, slaan en nog eens slaan.” Chroetsjov haalde ook uit naar het oorlogsbeleid van Stalin en zijn “monsterlijke” deportatie van Kaukasische volkeren. Stalin was verantwoordelijk voor de verwoesting van de landbouw en voor het promoten van zijn “vreselijke” persoonlijkheidscultus. Stalin had de ideeën en nalatenschap van Lenin verraden, stelde Chroetsjov. Zijn veroordelingen waren echter beperkt. Hij meende dat ‘trotskistische’ en ‘boecharanistische’ dissidenten niet fysiek moesten uitgeschakeld worden, maar wel dat het om “ideologische en politieke vijanden” ging.
Om zichzelf toch wat te verantwoorden, stelde Chroetsjov dat hij samen met andere hooggeplaatste medewerkers van Stalin nu pas naar buiten kwam met deze kwesties omdat ze “de zaken op verschillende ogenblikken anders ingeschat hadden.” Hij beweerde dat hij niet wist wat Stalin in hun naam deed en toen dit ontdekt werd, was het te laat. Chroetsjov stelde ook dat Stalin plannen had om zijn kameraden van het Politburo, de centrale leiding, om te brengen met als doel “om de schandalige handelingen die we nu bekendmaken onder de mat te vegen.” Leiders en voormalige bondgenoten van Stalin, zoals Molotov, Malenkov, Kaganovitsj of Vorosjilov, zaten er ijzig stil bij.
De inhoud van de ‘geheime toespraak’ verspreidde zich snel. Afgevaardigden uit Oost-Europa mochten het de volgende avond horen. Tegen 5 maart waren er kopies rondgestuurd doorheen de Sovjet-Unie. Binnen de maand verscheen er een officiële vertaling in Polen waar er 12.000 exemplaren van gedrukt werden. Een van die exemplaren raakte in het westen.
Door Stalin af te vallen, wilde Chroetsjov de samenleving in de Sovjet-Unie niet fundamenteel veranderen. Maar zijn toespraak had verregaande en langdurige gevolgen. Het was een vernietigende slag voor de stalinistische regimes en het droeg bij aan de revolte in Polen en de Hongaarse revolutie van 1956. Decennia later zou Michael Gorbatsjov, de laatste Sovjet-leider voor de ontbinding en de brutale terugkeer van het kapitalisme, Chroetsjov aanprijzen als een “moreel hoogstaande” man.
Bureaucratie verdedigt zich
De westerse kapitalistische media probeerde de toespraak van Chroetsjov af te doen als een uiting van persoonlijke haat tegen Stalin (die zeker bestond) of zelfs als een soort laattijdig ontdekte morele afkeuring van de misdaden onder Stalin. Maar Chroetsjov en andere leiders hadden deelgenomen aan de zuiveringsoperaties van Stalin en aan andere misdaden. In de toespraak van Chroetsjov werden alle misdaden – de massamoorden, valselijke in kaart gezette beschuldigingen, concentratiekampen en andere misdaden tegen de arbeidersklasse en nationale minderheden – volledig in de schoenen van Stalin geschoven. Maar hoe kon één individu al deze misdaden begaan?
Leon Trotski legde uit dat Stalin de bureaucratische kaste vertegenwoordigde: miljoenen geprivilegieerde toplui die de CPSU en de regering domineerden en vanuit die positie de industrie, de samenleving en de staat in hun eigen belangen beheerden. De dictatuur van Stalin vertegenwoordigde de noden van deze kaste die de macht van de arbeidersklasse naar zich toe had getrokken. “Voordat hij zijn eigen koers wist te vormen, vormde de bureaucratie Stalin,” merkte Trotski op in ‘De Verraden Revolutie’ (1937).
De Russische revolutie van 1917 was een van de grootste gebeurtenissen uit de menselijke geschiedenis. Er kwam in februari een einde aan het tsaristische bewind, het kapitalisme en het grootgrondbezit werden in oktober omvergeworpen door de massa van werkenden en boeren onder leiding van Lenin, Trotski en de Bolsjewieken (later omgevormd tot de Communistische Partij). De grote industrie werd in publieke handen genomen onder democratische arbeiderscontrole. Het zorgde voor een enorm enthousiasme in de rest van de wereld met een proces van wereldwijde revolutie.
Maar op enkele jaren tijd werd de macht door bureaucratische elite uit handen van de arbeiders gehaald. Het isolement van de revolutie in Rusland – nadat arbeidersrevoluties doorheen Europa en vooral in Duitsland en China op nederlagen uitliepen – en het achtergebleven karakter van de economie lieten de bureaucratie toe om onder leiding van Stalin de touwtjes in handen te nemen. “Hoe zwaarder de klappen waren die de wereldwijde arbeidersklasse opliep, des te meer zelfvertrouwen kreeg de Sovjet bureaucratie”, aldus Trotski.
Trotski en de Linkse Oppositie voerden een enorme strijd tegen deze bureaucratisering. Jammer genoeg was de massa van arbeiders in Sovjet-Rusland uitgeput na jaren van revolutionaire en contrarevolutionaire strijd, bovenop vreselijke economische en sociale achtergesteldheid als erfenis van het tsaristische regime.
Wat overbleef van de arbeidersstaat was een geplande economie gecontroleerd door de staat. Het doel van Lenin en Trotski was een geplande economie die democratisch beheerd werd door comités van werkenden gericht op de belangen van de volledige bevolking. Toen Stalin en de bureaucratie de macht overnamen, werd geen enkele inbreng van de werkenden in beslissingen over de economie of het beheer van de samenleving geduld. Ondanks de deformatie van de geplande economie, ging Rusland vooruit van een achtergebleven land naar een supermacht. Dit is een indicatie van wat mogelijk zou zijn indien een economie democratisch gepland wordt.
Onder een bureaucratie die met brutale methoden de eigen machtspositie veilig stelt, gingen alle stappen vooruit ten koste van een enorme menselijke en materiële prijs. De economie ontwikkelde maar de bureaucratie, die onder bepaalde omstandigheden een relatief progressieve rol kan spelen, kwam hierdoor steeds meer in conflict met de noden van de economie en op cultureel vlak. Het werd een absolute rem op de ontwikkeling van de productiekrachten.
De opkomst van Chroetsjov
In zijn geheime toespraak van 1956 beweerde Chroetsjov dat hij en andere leiders in het Kremlin terugkeerden naar de methoden van Lenin. In werkelijkheid maakten ze slechts op cynische wijze misbruik van de reputatie van Lenin om de privileges van de bureaucraten rond hen veilig te stellen. De opkomst van Chroetsjov is veelzeggend voor de sociale belangen die hij vertegenwoordigde. Hij was impulsief, sluw en ambitieus waardoor hij betrouwbaar was om alle orders, ook de meest brutale, van Stalin uit te voeren.
Chroetsjov was in 1894 geboren in een arme landbouwersfamilie in de buurt van de hedendaagse grens tussen Rusland en Oekraïne. Nikita Chroetsjov genoot amper officieel onderwijs. Hij verhuisde naar Joezovka (Donetsk) en werd een metaalarbeider die tevens de Pravda, de krant van de bolsjewieken, verspreidde. Toen de tsaar van de troon verdween in 1917 werd Chroetsjov verkozen in de arbeidersraad (sovjet) van Roetsjenkovo en in mei werd hij er de voorzitter van. Hij werd door het Rode Leger gemobiliseerd en was tijdens de burgeroorlog na de oktoberrevolutie politiek commissaris in de strijd tegen de westerse kapitalistische legers die Rusland binnenvielen om de contrarevolutionaire krachten, bekend als de ‘Witten’, te ondersteunen.
Chroetsjov werd pas in 1918 lid van de bolsjewieken. Zijn biograaf, William Taubman, merkt op dat de bewering van Chroetsjov dat hij zijn ideologische positie onmiddellijk na oktober 1917 vastlegde “helemaal verkeerd is. Wellicht stond Chroetsjov zelfs dichter bij de mensjewieken met hun nadruk op economische verbetering dan bij de bolsjewieken die ten alle prijze de politieke macht wilden. De mensjewieken stonden vooral sterk onder beter gestelde werkenden die iets te verliezen hadden. Chroetsjov was zo iemand. Zolang de gematigden de controle hadden, kon hij er voordeel uithalen. Pas nadat de bolsjewieken de macht overnamen en het ernaar uitzag dat ze de pogingen tot contrarevolutie zouden afslaan, besloot Chroetsjov om hun kant te kiezen.” (Khrushchev: The Man and His Era, 2003)
Na de nederlaag van de Witten en het einde van de burgeroorlog, werkte Chroetsjov zich op in de steeds meer stalinistische hiërarchie in Oekraïne en nadien in Rusland. Reeds in 1932 keek hij vol bewondering naar Stalin. Hij kende een snelle opmars in de partijstructuren en werd in 1935 de eerste secretaris van het Regionaal Comité in Moskou en lid van het Centraal Comité. In datzelfde jaar kreeg hij van Stalin een medaille van de Orde van Lenin wegens zijn toezicht op de aanleg van een metrosysteem in Moskou, een project dat bijzonder snel en met een enorme dodentol onder de arbeiders tot stand kwam.
Showprocessen en zuiveringen
Ondanks zijn latere pogingen om zich van de misdaden van Stalin te distantiëren, steunde Chroetsjov de bloedige zuiveringen van de jaren 1930 en keurde hij duizenden arrestaties goed. Vanaf 1934 begon Stalin een campagne van politieke repressie, ook wel bekend als de ‘grote zuivering’, waarbij miljoenen mensen omgebracht werden of naar de goelags verdwenen, een uitgebreid netwerk van gevangenissen en gevangenenkampen. Een centrale plaats in deze zuiveringen werd ingenomen door de Moskouse processen, een reeks showprocessen tegen toplui van de CPSU en het leger.
In 1936 toonde Chroetjsov zijn enthousiaste steun aan de doodstraf voor de oude bolsjewieken Kamenev en Zinovjev: “Al wie de successen die we in ons land behaalden toejuicht alsook de overwinningen van onze partij onder leiding van de grote Stalin, zal slechts één woord vinden die gepast is voor de huurlingen en fascistische honden van de bende van Trotsky en Zinovjev. Dat woord is executie.”
Chroetsjov was verantwoordelijk voor de zuivering van heel wat vrienden en collega’s. Van de 38 toplui in en rond de stad Moskou werden er 35 vermoord. Van de 146 partijsecretarissen in de provincie Moskou overleefden er slechts 10 de zuiveringen. Volgens Taubman gaf het Politbureau in 1937 aan Chroetjsov een quotum van 35.000 “vijanden van het volk” die moesten opgepakt worden waarvan 5.000 moesten vermoord worden. Chroetsjov overtrof de doelstelling en liet 41.000 mensen arresteren waarbij er 8.500 ‘geliquideerd’ werden. Hij vroeg om 20.000 voormalige koelakken (rijke boeren) die naar de regio van Moskou gevlucht waren hieraan zouden toegevoegd worden.
Ondanks zijn bijzonder enthousiaste loyaliteit aan Stalin was Chroetsjov toch bang voor zijn eigen verleden. In de jaren 1920 was hij gedurende korte tijd lid geweest van een oppositiegroep in Donbass. Hij vreesde dat dit hem fataal zou worden, net zoals het vele anderen fataal werd. “In 1923 volgde ik een opleidingsprogramma voor arbeiders en maakte ik me schuldig aan trotskistische illusies. Ik was op een verkeerd spoor gezet door Kharesjko, een eerder bekende trotskist. Ik bleef verschillende stromingen analyseren, maar ik wist dat deze man voor de revolutie had gevochten voor de mensen, voor de arbeiders en de boeren”, schreef Chroetsjov nadien in zijn memoires. In 1937 biechtte hij dit op aan Stalin. De dictator ‘adviseerde’ hem om het openlijk te vertellen op de partijconferentie van de Moskouse CP. Chroetsjov deed dit en werd onder applaus herkozen.
Tweede Wereldoorlog
Chroetsjov werd in 1938 door Stalin naar de Oekraïne gestuurd om er de zuiveringen verder te zetten. Na het beruchte Stalin-Hitler pact in augustus 1939 gingen Sovjet troepen over tot de bezetting van een deel van het oosten van Polen, vandaag is dit gebied westelijk Oekraïne, waar een groot aantal etnische Oekraïners woonden. Snel nadat ze bij de Sovjet-Unie gevoegd waren, kregen deze westelijke Oekraïners te maken met de hardhandige acties van de Sovjet bureaucratie die deze regio bijvoorbeeld onder de knoet hield door enkel oostelijke Oekraïners aan te stellen.
Na de invasie van nazi Duitsland in juni 1941 werd Chroetsjov opnieuw als commissaris aangesteld waarbij hij een tussenpersoon was tussen Stalin en zijn generaals. De zuiveringen hadden een groot deel van de legerleiding, waaronder de meest getalenteerde officiers, weggemaaid. Het betekende dat de Sovjet-Unie niet voorbereid was op de nazi-aanvallen. Volgens Taubam begon Chroetsjov de onfeilbaarheid van de ‘grote leider’ in vraag te stellen toen de irrationele militaire beslissingen van Stalin leidden tot de dood van duizenden soldaten van het Rode Leger.
In zijn geheime toespraak zei Chroetsjov: “Indien onze industrie ernstig gemobiliseerd was en tijdig het leger had kunnen voorzien van het nodige materieel, dan zouden onze oorlogsverliezen een pak kleiner geweest zijn. In de eerste dagen van de oorlog werd duidelijk dat ons leger slecht bewapend was, dat we onvoldoende artillerie, tanks en vliegtuigen hadden om de vijand te stoppen.” Toen de Sovjet-regering bekomen was van de eerste schok na de invasie door Hitler, werden menselijke en materiële middelen op bijzonder grote schaal geëvacueerd en werd de oorlogsindustrie gereorganiseerd. De heldhaftige vastberadenheid van de arbeidersklasse om het land te verdedigen tegen de invasie en om de verworvenheden van de revolutie te beschermen, was beslissend in de strijd tegen het nazisme.
De overwinning van de Sovjet-Unie in de oorlog was een van de belangrijkste factoren die het mogelijk maakte dat het stalinistische regime na 1945 nog enkele decennia kon standhouden. Voor de arbeiders van Rusland en de rest van de wereld leek het alsof de bureaucratie een progressieve rol speelde. De geplande economie werd verdedigd tegen Hitler en dit werd gevolgd door de uitbreiding van stalinistische regimes naar het oosten van Europa en in 1949 was er ook de Chinese revolutie. Deze regimes waren geen gezonde arbeidersstaten maar volgden het model van stalinistisch Rusland. Deze nieuwe stalinistische regimes versterkten op hun beurt het regime in Moskou.
De belangrijkste reden waarom de stalinistische bureaucratie het al die tijd kon volhouden, was de ontwikkeling van de productiekrachten ook al bleef de angst voor de dictatuur een rol spelen. Van een achtergebleven en voornamelijk op de landbouw gericht land werd Rusland omgevormd tot de tweede grootste industriële macht en een belangrijke militaire rivaal voor het VS-imperialisme.
In december 1949 werd Chroetsjov terug naar Moskou gehaald als adviseur van Stalin. De ouder wordende en steeds meer paranoïde Stalin wilde een nieuwe bloedige zuivering lanceren die de samenleving tot chaos zou brengen – en de algemene belangen van de heersende bureaucratie bedreigde – op een ogenblik dat het land zich pas herstelde van de oorlog.
Machtstrijd
Op 5 maart 1953 overleed Stalin echter plots (mogelijk werd hij vermoord). Hierna volgde een machtstrijd aan de top. Veel toplui beseften dat er hervormen van bovenaf nodig waren om een revolutie van onderuit te vermijden. De woede onder de intellectuelen en delen van de werkenden nam sterk toe. Er waren grote protestacties tegen het stalinistische regime van Oost-Duitsland en er waren opstanden in arbeidskampen in Rusland. Deze opstanden werden bloedig neergeslaan. Binnen een week na de dood van Stalin gaf Beria, de beruchte chef van de geheime politie, bevel om een miljoen gevangenen amnestie toe te kennen, hij begon de dwangarbeid te stoppen en maakte een einde aan bekentenissen op basis van martelingen.
De voorstanders van ‘hervormingen’, onder leiding van Chroetsjov, haalden het in de machtstrijd. Zelfs indien de bureaucratie erg bang was voor de beweging die deze ‘dooi’ kon veroorzaken, was het evenmin mogelijk om met de oude methode van massaterreur verder te gaan. De Sovjet-Unie was niet langer de primitieve economie van het verleden. Zowat de helft van de bevolking leefde nu in steden, miljoenen arbeiders hadden onderwijs genoten en hadden toegang tot cultuur. Chroetsjov en zijn medestanders keerden zich tegen de hardleerse stalinisten aan de top. De meest draconische wetten verdwenen. Maar er bleven politieke gevangenen bestaan. Beria werd neergeschoten.
De toespraak van Chroetsjov op het 20ste partijcongres was het begin van de zogenaamde ‘destalinisering’. Chroetsjov bleef Stalin voorstellen als een noodzakelijke en historische figuur. Op een plenum van het Centraal Comité in 1957 voerde hij strijd tegen enkele rivalen en op een vergadering waar de terreur van Stalin gedetailleerd besproken werd, riep hij uit: “Wij allemaal samen komen nog niet aan de enkels van Stalin.”
Zoals Chroetsjov vreesde, zette de dooi de deur voor een golf van protest open. In juni 1956 was er een opstand in Polen. Een algemene staking in Poznan in de zomer werd onderdrukt, maar het protest verspreidde zich tegen oktober doorheen het hele land. Er werden arbeidersraden in de fabrieken opgezet. Maar de beweging werd door de CP onder leiding van Gomulka overgenomen met oproepen voor ‘hervormingen’ en ‘nationale onafhankelijkheid.’ Tevreden dat de Poolse arbeidersklasse niet aan de macht kwam, sloot Chroetsjov een compromis met Gomulka.
Maar er doken nog grotere problemen op voor Chroetsjov. In oktober 1956 werden er in tijdens de Hongaarse revolutie arbeiderscomités gevestigd. Chroetsjov en de heersende bureaucratie wisten dat een geslaagde revolutie in Hongarije een inspiratiebron zou zijn voor de Russische arbeidersklasse en dat de dagen van het stalinistische bewind in Rusland mogelijk geteld waren. Dat is waarom de revolutie in Hongarije op bloedige wijze gestopt werd.
De omstandigheden in Hongarije waren gunstig voor een succesvolle politieke revolutie. De arbeidersklasse kon het bureaucratische bewind omverwerpen en democratische arbeiderscontrole en -beheer vestigen in de geplande economie. Tegenover deze opstand was de bureaucratie verdeeld. Duizenden leden van de CP sloten bij de revolutie aan. De regering was geparalyseerd en de echte macht was in handen van de arbeidersraden. Moskou kon niet vertrouwen op de Sovjet troepen in Hongarije die steeds meer verbroederden met de revolutionairen. Er werden andere troepen uit het verre oosten van Rusland gestuurd. Deze kregen te horen dat ze naar Berlijn gingen om een fascistische revolte te stoppen.
Ondanks de machtige tegenstanders leverden de Hongaarse arbeiders een heldhaftige strijd, met twee algemene stakingen en twee gewapende opstanden. Wat ontbrak in Hongarije was een revolutionaire en internationalistische partij zoals de bolsjewieken in 1917. Dit had het verschil kunnen maken om een overwinning te boeken en van daaruit de arbeiders in de rest van Oost-Europa en de Sovjet-Unie aan te spreken. De revolutie werd de kop ingedrukt en tienduizenden mensen lieten het leven daarbij.
Van de top naar de bodem
Naast het gebruik van repressie konden Chroetsjov en de bureaucratie hun macht stabiliseren door de reële resultaten van de geplande economie. Er kwam een massaal programma van huizenbouw onder de bijnaam ‘Chroetstyovka’. Goedkope appartementsgebouwen met drie tot vijf verdiepingen kwamen in de plaats van de overbevolkte flatgebouwen. Rusland lanceerde de eerste satelliet rond de aarde, Spoetnik 1, in 1957 en stuurde in 1961 de eerste man in de ruimte: Joeri Gagarin. Met groeicijfers van 10% kon Chroetsjov beweren dat Rusland de VS zou voorbijsteken tegen 1980. “We maken hen in,” pochtte hij in oktober 1961.
Ondanks het monsterlijke karakter van de stalinistische samenleving had de geplande economie de industrie, wetenschap en techniek ontwikkeld tot een punt waarop de materiële voorwaarden bestonden om in de richting van socialisme te gaan. Zoals Marx uitlegde vereist dit een arbeidersstaat die een niveau van ontwikkeling kent dat minstens even hoog is als de meest ontwikkelde kapitalistische landen. Dat was echter niet mogelijk zolang de bureaucratie een enorme last bleef op de kap van de arbeidersklasse en een obstakel bleef voor verdere ontwikkeling.
Chroetsjov verdedigde ook de Sovjet-belangen in het buitenland. De twee supermachten kwamen tijdens de Cubaanse rakettencrisis van 1962 dicht bij een kernoorlog. De kapitalistische machten en media stelden dat Chroetsjov eerst toegaf door raketten uit Cuba terug te trekken. Hij kreeg veel steun voor dat standpunt en het dwong de VS er uiteindelijk toe om raketten uit Turkije weg te trekken en om te beloven dat Cuba niet zou aangevallen worden.
Maar zelfs begin jaren 1960 was de crisis van het stalinisme al duidelijk in de landbouw, de achillespees van de economie. De topdownpolitiek waarbij ook grandioze projecten werden opgezet, onder meer om maïs te telen in regio’s die daar niet voor geschikt waren, maakte de problemen enkel groter. Een slechte oogst in 1963 zorgde ervoor dat Rusland graan uit het westen moest invoeren en problemen had om iedereen toegang tot brood te geven, wat leidde tot onrust. Deze gebeurtenissen overtuigden de angstige bureaucratie ervan dat de ‘hervormingen’ van Chroetsjov het volledige systeem bedreigden en dat hij van het toneel moest verdwijnen.
Een groep samenzweerders rond Leonid Breznjev viel Chroetsjov aan voor zijn falende beleid. Ze verzetten zich sterk tegen zijn bevel om een derde van de leden van de partijcomités te vervangen bij elke verkiezing. Op 14 oktober 1964 stemde het presidium en het Centraal Comité in met het “vrijwillige” verzoek van Chroetsjov om ontslag te nemen wegens “gevorderde leeftijd en slechte gezondheid.” Op enkele dagen tijd werd de ‘geliefde leider’ een gepensioneerde ‘niet-persoon’. Toen hij in 1971 overleed, volgde er geen staatsbegrafenis en Chroetsjov werd evenmin begraven in het Kremlin.
Terugkeer van het kapitalisme
Het bewind van Brezjnev vormde een periode van stagnatie. De bureaucratische methoden waren niet verenigbaar met de invoering van nieuwe technologie en nieuwe productietechnieken. De arbeidersklasse moest de macht uit de handen van de bureaucraten halen om de geplande economie democratisch te beheren. Dat vereist het bestaan van een revolutionaire partij. Maar er bestonden zelfs geen onafhankelijke arbeidersorganisaties in de Sovjet-Unie.
De arbeiders waren kwaad over de luxeueze levensstijl van de bureaucraten terwijl hun eigen levensstandaard achteruitging. Ze eisten democratie en een beter leven. Het besef dat hervormingen van de top nodig waren om een revolutie van onderuit te vermijden, gaf aanleiding tot de aanstelling van Gorbatsjov als algemeen secretaris van de Communistische Partij in 1985 en als staatshoofd in 1988. Hij oefende die functie uit tot aan de val van het stalinisme in 1991. Het beleid van glasnost (openheid) en perestrojka (herstructureren) vergrootte enkel de roep van de massa’s naar meer democratische rechten en een betere levensstandaard.
In de jaren 1930 had Trotski voorspeld dat ofwel de arbeidersklasse de bureaucratie zou omverwerpen en de macht zou nemen ofwel dat het kapitalisme een einde zou maken aan de geplande economie. Elementen van beide mogelijkheden waren aanwezig in de situatie van eind jaren 1980 en begin jaren 1990. De massabewegingen van werkenden doorheen Rusland en Oost-Europa en hun potentieel om tot oprecht socialisme te komen, leidde tot angst onder de bureaucratie in de Sovjet-Unie maar ook onder de kapitalistische machten in het westen. De afwezigheid van een revolutionair socialistisch alternatief zorgde er echter voor dat deze strijdbewegingen tot het einde van het stalinisme leidden, maar ook tot de herinvoering van de kapitalistische markteconomie.
De arbeiders in de Sovjet-Unie en Oost-Europa betaalden een hoge prijs hiervoor. Ze ondergingen de horror van het kapitalisme: massale werkloosheid, teloorgaan van volledige industriële sectoren, grootschalige privatiseringen, ineenstorting van de levensstandaard en dalende levensverwachting, oorlogen en conflicten, een opmars van nationalisme en etnische haat, de opkomst van oligarchen en een groteske ongelijkheid. De val van de Sovjet-Unie bood de verdedigers een gouden kans om in het offensief te gaan tegen de ideeën van het ‘communisme’, marxisme en socialisme.
Twee decennia later is de belofte van vrede en welvaart onder het kapitalisme niet waargemaakt voor de overgrote meerderheid van de bevolking. De economische crisis van het kapitalisme en het besparingsbeleid leiden tot meer antikapitalistische gevoelens. Jongeren zoeken steeds meer naar socialistische ideeën. Het blijkt in de VS met de campagne van de ‘democratische socialist’ Sanders of de Britse jongeren die steun geven aan de socialistische voorzitter van Labour, Corbyn.
De arbeidersklasse, jongeren en onderdrukten hebben zoals in 1917 nood aan hun eigen onafhankelijke massa-organisaties waarmee ze ingaan tegen het kapitalisme en opkomen voor een socialistische samenleving. Op deze manier zullen ze ontdekken dat de objectieve voorwaarden voor echt socialisme – niet de stalinistische karikatuur ervan – vandaag veel sterker aanwezig zijn dan in Rusland in 1917. De enorme ontwikkeling van de productiekrachten op wereldvlak en de moderne communicatiemogelijkheden bieden de basis voor een wereldwijde systeemverandering en de ontwikeling van een socialistische samenleving beheerd door en voor de arbeidersklasse.
-
‘De Verraden Revolutie’, een marxistische analyse van het stalinisme

In februari verkrijgbaar: ‘De Verraden Revolutie’ door Leon Trotski, voor het eerst in het Nederlands in boekvorm! Het boek zal 15 euro kosten (verzendingskosten inbegrepen) of 12 euro indien er geen verzendingskosten zijn. Wil je nu al je exemplaar bestellen? Dat kan door 15 euro te storten op BE 48 0013 9075 9627 van ‘Socialist Press’ met vermelding ‘De Verraden Revolutie’. De Verraden Revolutie van Leon Trotski vormde de eerste grondige marxistische analyse van het stalinisme. Het boek werd in 1936 geschreven, toen Trotski reeds jarenlang in ballingschap op de vlucht was voor het stalinisme.
Toch is dit boek geen persoonlijke afrekening, het is een analyse van de objectieve omstandigheden die een opmars van een reactionaire bureaucratie in de Sovjet-Unie, de eerste arbeidersstaat uit de geschiedenis, mogelijk maakten.
Reeds in 1936 voorzag Trotski het gevaar van een kapitalistisch herstel indien er onder invloed van revolutionaire gebeurtenissen in de rest van de wereld geen politieke revolutie in de Sovjet-Unie kwam die de bureaucratie aan de kant schoof om plaats te maken voor echte arbeidersdemocratie.
Tot vandaag wordt de stalinistische karikatuur van het marxisme regelmatig als argument tegen socialisten gebruikt. De Verraden Revolutie blijft een krachtig antwoord op dit argument. Dit is de allereerste uitgave van dit boek in het Nederlands. Hieronder het voorwoord door Baptiste (Nijvel) bij deze uitgave.
Bij de eerste nederlandstalige uitgave
De Russische revolutionair Leon Trotski schreef ‘De Verraden Revolutie’ in een periode die van groot belang was voor de wereldwijde arbeidersbeweging. Sinds 1917 woedde de klassenoorlog over de grenzen heen. Deze vloed van arbeidersstrijd werd deels aan banden gelegd door de economische crash van 1929 waarbij de arbeidersbeweging aanvankelijk verlamd was. Bovendien had het enthousiasme na de Russische Oktoberrevolutie in geen enkel ander land geleid tot een blijvende geslaagde breuk met het kapitalisme.
In 1936 bevond de situatie zich opnieuw op een keerpunt. De denegeratie van de Sovjet-Unie werd nog sterker in de verf gezet door de Moskouse processen, showprocessen waarbij duizenden prominente personen weg gezuiverd werden. In Duitsland had Hitler de macht kunnen nemen in de navolging van de nederlagen van de arbeidersbeweging bij de revolutionaire mogelijkheden die zich na 1917 meermaals voordeden. In Spanje, de zwakke schakel in het Europese kapitalisme, was er een revolutionaire periode. Nadat ze dit eerder in China deden, gingen Stalin en zien kliek opnieuw over tot het saboteren van de kansen op succes. Het opende de weg voor de extreemrechtse dictatuur onder leiding van Franco die de arbeidersbeweging hard aanpakte. Het is in deze context, versterkt door de achtergrond van de grootste economische depressie uit de geschiedenis van het kapitalisme, dat een nieuwe imperialistische wereldoorlog onvermijdelijk werd.
Trotski beperkt zich in ‘De Verraden Revolutie’ niet vaststellingen van de situatie in de Sovjet-Unie. De enorme verdienste van zijn werk is dat hij nagaat op welke basis de eerste arbeidersstaat uit de geschiedenis een dergelijke reactionaire bureaucratie kon voortbrengen. Trotski analyseert tevens wat de Sovjet-Unie nog kan betekenen voor de internationale arbeidersbeweging in de aanloop naar wat de Tweede Wereldoorlog zou worden.
Wat is stalinisme?
In tegenstelling tot hoe het door burgerlijke historici al decennialang wordt voorgesteld, was de strijd tussen Trotski en Stalin geen ‘opvolgingsoorlog’. Het was geen strijd van twee ‘kinderen’ die elk de gezinserfenis willen binnen halen ten koste van de andere. Als dat het geval was geweest, valt het niet uit te leggen dat Trotski er niet als winnaar uitkwam. Hij was de historische leider van het Rode Leger en van de Sovjet van Sint-Petersburg. Zijn politieke werk droeg bij tot het versterken van de Bolsjewieken. Het was evenwel Stalin die het haalde, een revolutionair van de tweede rij wiens politieke niveau niet bepaald opmerkelijk was. In werkelijkheid was het een strijd tussen de linkse oppositie die zich baseerde op het programma van Lenin aan de ene kant en de opkomende bureaucratie belichaamd door zijn meest natuurlijke vertegenwoordiger aan de andere kant.
Deze verklaring voltstaat niet als het niet in een historische context wordt gezien, als er niet wordt ingegaan op de materiële voorwaarden die tot deze tegenstellingen hebben geleid. De theorie van de spontane ontwikkeling geldt evenmin voor Stalin en zijn kaste als voor het verklaren van de aanwezigheid van een rat in een garage of van schimmel op kaas. De fundamentele reden voor de aanzienlijke ontwikkeling van een laag van bureaucraten aan de top van de Sovjet-Unie is in essentie niets anders dan de mislukking van de wereldwijde revolutie. Anders gezegd: het isolement van een arbeidersstaat die economisch achterop loopt in een imperialistische oceaan.
De marxisten, en Marx als eerste, hebben uitgebreid uitgelegd hoe het kapitalisme in haar ontwikkeling diepgaande tegenstellingen heeft ontwikkeld. Tegenover het feodalisme vervulde het kapitalisme een progressieve rol (door de ontwikkeling van de industriële productie), maar het systeem botste op zijn beperkingen. De private eigendom van de productiemiddelen en de winsthonger die eruit voortkomt, kunnen slechts leiden tot een anarchistische productie die regelmatig ingaat tegen de behoeften van de samenleving. Dit alles wordt gebaseerd op uitbuiting van de arbeidskracht van de mens die hierdoor geen degelijk leven kan leiden en ook de door hem geproduceerde waarde niet kan consumeren. Het kapitalisme is een productiewijze die voorbijgestreefd is door de ontwikkeling van de cultuur, techniek, wetenschap,… door de volledige samenleving. De oplossing om deze rem op verdere ontwikkeling weg te nemen, bestaat uit het overnemen van de economie door de grote arbeidersklasse die door het kapitalisme is ontstaan.
Op dezelfde wijze als een geïsoleerd bedrijf in handen van zijn personeel gedoemd is om te mislukken in het kader van neoliberale concurrentie, is ook een alleenstaande arbeidersstaat niet in staat om blijvend stand te houden in het kader van de imperialistische barbarij. Het doel van socialisme is niet om een productiesysteem te vestigen dat concurrentie voert met het kapitalisme, het doel is om een einde te maken aan het kapitalisme en de inherente armoede voor de meerderheid van de bevolking. De kapitalisten zijn zich daar ten stelligste bewust van. Hoe geïsoleerder hun vijand staat, hoe gemakkelijker ze die kunnen aanvallen. Het socialisme is steeds van een internationalistisch standpunt uitgegaan. De eerste theorie die het socialisme in slechts één land probeerde te rechtvaardigen, dateert van 1924 en komt van Stalin. Voorheen had de linkerzijde nooit het idee voortgebracht dat een economisch achtergebleven land “definitief tot het socialisme” zou komen vooraleer het socialisme gevestigd werd in de ontwikkelde kapitalistische landen.
In de eerste jaren na de overwinning van oktober 1917 ging de Sovjet-Unie gebukt onder militaire aanvallen van niet minder dan een twintigtal imperialistische landen, waaronder ook België. Het leidde in de Sovjet-Unie onvermijdelijk tot toegevingen om de Sovjet-Unie op de been te houden. Het overleven van de arbeidersstaat op middellange termijn werd door de arbeidersbeweging in West-Europa duidelijk als een overwinning gezien. Maar het oorlogscommunisme, de nieuwe economische politiek, de beperkingen op democratisch vlak, al deze maatregelen hadden een strikt tijdelijk karakter in afwachting van een revolutie in Europa.
Naarmate deze noodmaatregelen langere tijd in voege bleven, nam het aantal complicerende factoren ook toe. Het stalinisme is de onvermijdelijke kristallisatie van deze tegenstellingen. Voor een laag van de bevolking werden de toegevingen en de symptomen van de mislukking van de wereldrevolutie cynisch genoeg een doel op zich om de schaamteloze privileges te beschermen. Deze privileges van een toplaag waren in laatste instantie het resultaat van de tekorten, op dezelfde manier als dit in andere productiesystemen gebeurt. Zoals Marx reeds opmerkte: “De ontwikkeling van de productiekrachten is een absoluut noodzakelijke praktische voorwaarde [voor het socialisme], omdat zonder deze het gebrek algemeen wordt en daarmee de strijd om de eerste levensbehoeften weer oplaait en dat zal betekenen dat alle oude troep weer op zal leven.” De ‘oude troep’ leefde in de Sovjet-Unie inderdaad terug op.
Geconfronteerd met het isolement en de vele tekorten, greep de opkomende bureaucratie steeds meer terug naar de distributienormen uit de kapitalistische landen waarbij de “belangrijkste” mensen eerst aan bod kwamen. Hierna verbreedde de bureaucratie haar sociale basis door een nieuwe laag van geprivilegieerden te ontwikkelen doorheen de beweging van Stachanovisten, de hardst werkenden. Op termijn zou Stalin zelfs in de grondwet omschrijven wat volgens hem het principe van het socialisme was, met name “Van ieder naar zijn kunnen, aan ieder naar zijn arbeid.” Het was de bekroning van het bureaucratisch centralisme.
Naar wat zou het leiden?
Gorbatsjov was een centrale figuur van de perestrojka, de opening van de Sovjet-Unie eind jaren 1980. Hij is tot op vandaag een van de meest gehate figuren in Rusland. Gorbatsjov wordt gezien als de verantwoordelijke voor het afnemen van de sociale verworvenheden van de werkende bevolking en voor de enorme armoede nadat de Sovjet economie aan het kapitalisme werd overgedragen. In grote lijnen klopt dit ook. Veel commentatoren waren verrast door de val van de Sovjet-Unie, dit systeem van “reëel bestaand socialisme”. In ‘De Verraden Revolutie’ legt Trotski niet alleen uit wat dit ‘reëel bestaand socialisme’ inhield, maar ook dat de machtspositie van Stalin op de tegenstellingen in de Sovjet-Unie was gebaseerd maar deze niet afschafte. Een status quo met het kapitalisme was niet houdbaar op langere termijn, hoe hard de stalinistische leiders dit ook wensten.
De geplande economie had enorme voordelen in de economische ontwikkeling. Nooit voorheen kende een economie een dergelijke snelle ontwikkeling als Rusland in de jaren 1920 en 1930. Maar arbeidersdemocratie is voor een geplande economie even nodig als zuurstof dat is voor het functioneren van een menselijk lichaam. Bij afwezigheid hiervan kan de planmatige aanpak zijn progressieve rol niet ten volle spelen en komt het onvermijdelijk terecht in tal van economische bochten die uiteindelijk leiden tot stagnatie van de economie. Ondertussen nemen de sociale tegenstellingen toe. Enerzijds is er een kleine laag van de bevolking die van burgerlijke normen bij de verdeling van de tekorten geniet, anderzijds is er een brede laag van de bevolking die daar het slachtoffer van is. Een dergelijke situatie kan niet oneindig standhouden.
Het ontbrak niet aan symptomen. De leiders vonden steeds minder steunpunten onder de jongeren en er werd steeds meer gezocht naar individuele oplossingen. Stalin kon op elk symptoom, net zoals op elk tekort, slechts antwoorden met enerzijds groteske grootspraak over het socialisme en anderzijds onderdrukking en brutale repressie. De bureaucratie was niet in staat om oplossingen te bieden op basis van het ‘reële socialisme’ en kopieerde dan maar steeds meer de methoden die ook in de kapitalistische landen bestaan.
Trotski bracht twee mogelijke toekomstperspectieven naar voor. Ofwel zou een politieke revolutie plaatsvinden waarbij de macht uit de handen van de bureaucratie werd genomen om de arbeidersdemocratie in ere te herstellen. Dit zou onder druk van internationale gebeurtenissen, in het bijzonder geslaagde revoluties in West-Europa, een mogelijkheid worden. De andere optie die Trotski naar voor schoof, was deze van een kwalitatieve stap van de bureaucratie in de richting van kapitalistisch herstel (de Sovjet-Unie bleef ondanks de deformaties immers een arbeidersstaat). Jammer genoeg heeft dit laatste scenario zich gerealiseerd.
De strijd voor socialisme vandaag
Het verdwijnen van het ‘Oostblok’ heeft ook geleid tot een afname van de invloed van het stalinisme op revolutionaire ontwikkelingen doorheen de wereld. Maar dit betekent niet dat de lessen van ‘De Verraden Revolutie’ minder belangrijk geworden zijn.
Vanaf 2007-08 zagen we een harde economische ineenstorting en recessie zoals we dit niet meer zagen sinds de periode na de crash van 1929. Na een eerste fase van apathie kwam de woede van de massa’s sterk naar voor. In 2011 waren er massale bewegingen doorheen Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Het doel daarvan was duidelijk: de dictators verjagen en een einde maken aan hun neoliberale beleid. Er werden gedeeltelijke overwinningen geboekt, verschillende dictators kwamen ten val. Het enthousiasme dat dit teweegbracht, leidde internationaal tot een opgang van strijd en tot hoop onder miljoenen jongeren, werkenden, armen,… Maar de revolutionaire opstanden leidden niet tot een breuk met het kapitalistische systeem waardoor alle ‘oude troep’ kon standhouden. De mogelijkheid van revolutie werd algemeen erkend, maar het blijkt geen gemakkelijk en rechtlijnig proces te zijn.
Deze periode van revolutie en contrarevolutie is nog niet afgesloten. Het bewustzijn van de arbeidersbeweging loopt achter op de objectieve situatie, maar kan door de loop van de gebeurtenissen grote stappen vooruit zetten, zeker indien overwinningen worden behaald. Waar er na de val van de Sovjet-Unie werd gezegd dat dit het einde van de geschiedenis betekende en dat het kapitalisme definitief had overwonnen, is het nu duidelijk dat de komende jaren door strijd en bewegingen kunnen gekenmerkt worden, zelfs indien er tijdelijke terugvallen zijn.
Voor marxisten zal het belangrijk zijn om in deze situatie politiek tussen te komen. Een politieke duidelijkheid over het stalinisme en het karakter ervan, is essentieel voor elke revolutionaire militant. Wie voor een socialistisch alternatief opkomt, wordt immers vaak met het voorbeeld van Stalin geconfronteerd in discussies. Het is onze taak om het programma van het socialisme geduldig uit te leggen en daarbij ook in te gaan op de ervaringen van de Sovjet-Unie.
We willen een wereldwijde revolutionaire partij uitbouwen. Een overwinning op nationaal vlak is slechts het begin van een proces, van een strijd die op het internationale terrein wordt beslist. Het doel van ‘De Verraden Revolutie’ is niet om te kunnen meepraten over de Sovjet-Unie, maar om activisten politiek te versterken en voor te bereiden op revolutionaire situaties in de toekomst. Strategie en tactieken mogen niet aan het toeval overgelaten worden. Het zijn instrumenten in de opbouw van een krachtsverhouding en om strijdbewegingen tot overwinningen te brengen. Een verkeerde tactiek – het handelsmerk van de buitenlandse politiek van het stalinisme – kan de voorhoede van de arbeidersklasse onthoofden en de weg vrijmaken voor de ergste reactionaire stromingen. In die zin zijn de tactische en programmatorische discussies waar Trotski gedetailleerd op ingaat voorbeelden die we kunnen gebruiken om een meer uitgewerkt inzicht te krijgen in onze interventies en ons programma.
Het kapitalisme biedt de meerderheid van de bevolking steeds meer elementen van barbarij. Een systeem dat enorm veel rijkdom creëert en toch een zesde van de wereldbevolking honger laat lijden, heeft haar houdbaarheidsdatum overschreden. In plaats van de enorme sociale behoeften aan te pakken, gaat de aandacht van de toplaag binnen dit systeem uit naar allerhande vormen van speculatie om de winsten op te drijven. Dat dit ten koste van het industriële weefsel of zelfs ten koste van volledige landen gaat, denk maar aan Griekenland, laat de kapitalisten koud. Alle sociale verworvenheden zijn bedreigd, wat de economische problemen nog verdiept, terwijl een kleine minderheid zich verder verrijkt en ons harde besparingen oplegt. Het kapitalisme heeft ons geen toekomst te bieden. Dit systeem heeft geen enkele progressieve rol meer te spelen, het is door en door reactionair. De strijd voor socialisme is meer dan ooit nodig, enkel een democratisch geplande economie kan ervoor zorgen dat geproduceerd wordt naar de behoeften van de meerderheid van de bevolking zodat de levens- en arbeidsvoorwaarden van iedereen verbeteren.
De “vrienden van de Sovjet-Unie”
In de traditie van Marx, Engels en Lenin maakt ook Trotski in ‘De Verraden Revolutie’ gebruik van de politieke polemiek. Hij dient de “vrienden van de Sovjet-Unie” van antwoord. Het gaat om militanten of commentatoren van buiten de Sovjet-Unie die kritiekloos het stalinisme verdedigden. “Het is het minste kwaad in vergelijking met het kapitalisme”, was een van de argumenten daartoe. De vrienden van het stalinisme zagen niet in hoe de bureaucratie een rem vormde op de ontwikkeling van iedere revolutionaire kans en uiteindelijk op iedere hoop in de strijd voor socialisme op wereldvlak. We kunnen dit toeschreven aan naïviteit, slechte wil of minstens toch domheid. Dat is ook het karakter van diegenen die tot op vandaag vrienden van het stalinisme blijven.
-
Wat was het stalinisme en hoe staan marxisten er tegenover?
Hoe kijken marxisten terug op het stalinisme? Daarover is naar aanleiding van een reportage op Ter Zake gisteren opnieuw wat debat ontstaan. Om dit debat te voeren, is het nuttig om terug te kijken naar wat marxisten vroeger al schreven over zowel de oorsprong van het stalinisme als de wijze waarop we met die geschiedenis omgaan. Als marxisten verzetten we ons ten stelligste tegen de karikatuur van socialisme die het stalinisme vormde.In de LSP-brochure ‘Marxisme in 160 vragen en antwoorden’ wordt het verschil tussen marxisme en stalinisme kort uitgelegd alsook hoe het stalinisme kon ontwikkelen. De brochure ‘Stalinisme en Bolsjewisme’ van Leon Trotski is begrijpelijk geschreven en niet te lang. Een grondiger analyse is beschikbaar in het boek ‘De Verraden Revolutie’, waarvan een verder afgewerkte eerste Nederlandstalige vertaling later dit jaar in boekvorm zal uitkomen.
- Marxisme in 160 vragen en antwoorden: “Stalinisme en arbeidersdemocratie”
- Trotski: ‘Stalinisme en Bolsjewisme’
- Trotski: ‘De Verraden Revolutie’
De foto hiernaast is een onder het stalinisme aangepaste versie van een foto waar Leon Trotski werd uitgeknipt. De twee versies van deze foto alsook een ander flagrant voorbeeld van stalinistische geschiedenisvervalsing kan je hier zien.
-
65 jaar geleden. Oprichting Chinese Volksrepubliek
65 jaar na de stichting van de Volksrepubliek China gaan we na wat het belang is van de Chinese revolutie voor de actuele strijd in China en op internationaal vlak. Met een historisch overzicht wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het regime tot stand gekomen en de discussies die daarmee gepaard gingen. Een dossier door Per-Ake Westerlund dat 10 jaar geleden voor het eerst verscheen.
De voorbije jaren hebben kapitalisten vanuit de hele wereld zich naar China gehaast om er een graantje mee te pikken van de superwinsten die er aangeboden werden door het “communistische” regime. Dat staat in een schril contrast met de revolutie van 65 jaar geleden, toen het imperialisme en kapitalisme het land werden uitgezet.De kapitalisten worden er vandaag niet graag aan herinnerd dat de jaren 1900 een eeuw van massale strijd vormden in China met oorlogen en revolutie. Om tegen de kapitalistische propaganda in te gaan, is het belangrijk dat klassenbewuste arbeiders en jongeren de lessen van de revolutie van 1949 bestuderen om zo een beter beeld te krijgen van het regime dat toen gevestigd werd.
Twee belangrijke factoren zorgden ervoor dat de eerste helft van de vorige eeuw wereldwijd een periode van revolutie en contra-revolutie vormde. De fundamentele objectieve factor was de extreme impasse en de crisis van het kapitalistische systeem dat leidde tot belangrijke confrontaties tussen de klassen en ook tot twee wereldoorlogen. De andere reden was de overwinning van de Russische revolutie in 1917, mee omwille van de cruciale subjectieve rol van Lenin, Trotski en de Bolsjewieken. In China hielp dit mee de voorwaarden scheppen op basis waarvan de Chinese Communistische Partij (CCP) 28 jaar na haar oprichting de macht kon grijpen.
Imperialistische overheersing
De eerste Chinese revolutie vond plaats in 1911 toen de Manchu dynastie in elkaar stuikte en vervangen werd door een republiek, die op haar beurt twee jaar later omgevormd werd tot een militaire dictatuur. Tot in de jaren 1820 was het duizend jaar oude rijk goed voor zowat 30% van de wereldwijde productie. Maar in de tweede helft van de jaren 1800, kon het regime niet langer weerstaan aan de druk van het wereldwijde kapitalisme. Imperialistische machten als Japan, Engeland, Rusland, Frankrijk en Duitsland veroverden delen van China in hun globale veroveringsdrang op zoek naar strategische posities, goedkope koloniale arbeid en grondstoffen.
De Russische revolutie zorgde voor een enorme toename van massa-strijd en radicalisering op wereldvlak. De nieuwe Communistische Internationale had – in tegenstelling tot de oude sociaal-democratische partijen – een duidelijk perspectief van koloniale revoluties, waarbij de arbeiders in de ontwikkelde kapitalistische landen aan de kant van de onderdrukte arbeiders en armen in de kolonies strijden. In China was er de beweging van 4 november 1919 waarbij een grote groep van voornamelijk studenten een aantal imperialistische symbolen en oude tradities, waaronder het Confucianisme, aanvielen. Een factor in het radicaliseringsproces was de breed verspreide ontgoocheling in de uitkomst van de revolutie van 1911. Alle belangrijke kwesties – landhervormingen, imperialistische uitbuiting, de eenmaking van China – bleven onopgelost. De nationalistische partij, de Kwomingtan (KMT), richtte zich naar de Russische revolutie voor steun en inspiratie in haar strijd. Zoals tegelijkertijd ook het geval was in India, kwam er met de ontwikkeling van de arbeidersklasse ook een nieuwe leidinggevende kracht op het strijdtoneel.
In het Rusland van de jaren 1920 begon de conservatieve kaste rond Stalin haar macht te consolideren. Dat was een gevolg van de nederlagen van de arbeidersbeweging op internationaal vlak, in het bijzonder in Duitsland, de tijdelijke stabilisatie van het kapitalisme, de onderontwikkeling van Rusland (versterkt door de puinhopen veroorzaakt door de wereldoorlog en de militaire interventie van het imperialisme in de Sovjetunie). Op dit ogenblik vormde het slechte advies van Stalin en co aan de arbeiders die in actie kwamen nog niet zozeer een bewust verraad, maar was het een uitdrukking van een compleet onbegrip van de Russische revolutie zelf.
Dit stond in een scherp contrast met Leon Trotski, samen met Lenin één van de leiders van de revolutie van 1917. Trotski organiseerde binnen de Russische Communistische Partij de Linkse Oppositie en nam de verdediging van het marxisme op in de debatten en de strijd over de ontwikkelingen in de Sovjetunie en internationale ontwikkelingen. Eén van de belangrijkste discussies in de jaren 1920 was deze over de Chinese revolutie van 1925-27 waarbij een in veel opzichten klassieke arbeidersrevolutie, werd neergeslagen door een bloedige contra-revolutie. Als gevolg van die nederlaag kon de nationalistische en conservatieve fractie rond Stalin haar overwinning op de Linkse Oppositie uitroepen. Trotski werd uit de partij gezet en verbannen naar Alma Ata in Centraal-Azië.
Stalins standpunt in 1925-27 was dat de leidinggevende rol in de revolutie aan de KMT toebehoorde, aangezien deze de Chinese burgerij vertegenwoordigde. Stalins prioriteit bevond zich bij de “theorie” van het socialisme in één land: het stabiliseren van de situatie in Rusland – niet in het minst binnen zijn eigen leidinggevende groep – in plaats van het stimuleren van revolutionaire bewegingen in andere landen. Stalin dacht dat er in China eerst een burgerlijk-democratische revolutie onder leiding van de KMT moest komen. Op die basis besliste de CCP om te fusioneren met de KMT in wat omschreven werd als “een alliantie van binnenuit”. De leider van de KMT, Tsjang-Kai-Shek, werd uitgenodigd naar Moskou om deel te nemen aan de bijeenkomsten van de Communistische Internationale (Comintern). Door het ritme van de klassenstrijd kon de CCP snel groeien (van 300 leden in 1923 tot 58.000 in 1927) en in 1926 werd Mao Zedong van de CCP – een enthousiaste aanhanger van de alliantie tussen de CCP en de KMT – verkozen als plaatsvervangend lid van het uitvoerend bestuur van de KMT. De KMT kreeg belangrijke financiële steun van Stalin, alsook wapens en militaire training.
Burgerlijk-democratische taken
Trotski ging akkoord dat de taken van de burgerlijke revolutie de centrale aandacht verdienden in China, zeker wat de landkwestie betrof. De rijkste 10% bezat 70% van de landbouwgrond. Maar Trotski legde ook uit dat in China de grootgrondbezitters onderdeel vormden van de stedelijke burgerij. De strijd van de arme boeren voor grond was dan ook een strijd tegen de burgerij – en onvermijdelijk ook tegen de KMT. De boerenklasse was niet in staat om onafhankelijk haar strijd tot een goed einde te brengen en dus was het de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse om de revolutie te leiden. Om China te kunnen ontwikkelen, moesten bovendien de imperialistische monopolies overgenomen worden wat de verschillende belangen van de arbeiders en de KMT nog sterker zou benadrukken.
Trotski baseerde zich op de ervaringen van de Russische revolutie om aan te tonen dat de burgerij niet in staat zou zijn om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en dat de arbeiders, met de steun van de boeren, wel degelijk de macht kunnen grijpen. Dat zou op zich niet de voorwaarden voor het socialisme creëren, maar het zou een enorme impuls betekenen voor de wereldrevolutie die noodzakelijk is om een socialistisch systeem te ontwikkelen.
De Chinese arbeidersklasse vormde de belangrijkste kracht in de revolutie van 1925-27 met bezettingen en massale stakingen. De strijd was gericht tegen de voorwaarden van enorme uitbuiting, niet in het minst in bedrijven in handen van buitenlandse kapitalisten. Dit alarmeerde de leiding van de KMT die in 1925 beroep deed op Britse troepen om de arbeiders aan te vallen. Er waren massale acties van arme boeren die het land bezetten en daarmee de acties van de arbeiders volgden. Bij alle centrale kwesties van de revoluties stonden de belangen van de arbeiders en de belangen van de KMT lijnrecht tegenover elkaar. Stalin en de bureaucratie in Moskou verwierpen evenwel de waarschuwingen van Trotski inzake het contra-revolutionaire karakter van de KMT. In plaats van Trotski’s advies op te volgen en met de CCP op te komen voor een onafhankelijke arbeidersleiding in de strijd, onderwierp de partij zich op mensjewistische wijze aan de KMT.
In maart 1926 richtten de troepen van Tsjang-Kai-shek een slachting aan onder stakende arbeiders in Canton en werd een militaire dictatuur gevestigd. Het nieuws van deze wreedheden werd onderdrukt door de Comintern – eerder dat jaar was de KMT erkend als als “sympathiserende afdeling” van de Comintern. Een jaar later, in april 1927, werden ongewapende arbeiders die in Shanghai deelnamen aan een algemene staking aangevallen door de troepen van Tsjang-Kai-shek. Daarvoor hadden 800.000 arbeiders met massa-betogingen en stakingen de controle over de stad overgenomen. De CCP ging echter akkoord met het bevel van Tsjang-Kai-shek om troepen die de arbeiders steunden weg te sturen. Duizenden communisten werden vermoord in wat een belangrijke overwinning vormde voor de contra-revolutie. In juni 1927 werd in Wuhan een gelijkaardig slagveld aangericht door een afsplitsing van de KMT, een zogenaamde linkse KMT waarin Stalin en de CCP grote illusies hadden. In 1927 werden 35.000 leden van de CCP vermoord. Op basis van die nederlaag van de arbeidersklasse, vormde de KMT, met financiële steun van de kapitalisten en bewapend door het imperialisme, een nieuwe regering in Nanking.
Het bloedige resultaat van de mislukte revolutie bepaalde het verdere verloop van de gebeurtenissen in China tot aan de revolutie van 1949. Na de slachting in Shanghai deed Stalin alsof er niets gebeurd was en riep hij op voor nieuwe gewapende opstanden. Om de catastrofale realiteit te verdoezelen, gaf hij het bevel voor de premature opstand in Canton op hetzelfde ogenblik als de start van het congres van de Communistische Partij in de Sovjetunie in december 1927 – het congres waar Trotski en de Linkse Oppositie officieel werden uit de partij gezet. Bij de “commune van Canton” werden alle 6.000 gearresteerde deelnemers vermoord. Pas in de zomer van 1928 gaf de Comintern toe dat het een nederlaag had geleden in China en het legde daarbij de schuld bij de CCP-leiders, in het bijzonder bij Che Tu-hsiu, ook al had die zich sinds 1926 uitgesproken tegen de fusie met de KMT en werd hij nadien een leider van de Linkse Oppositie.
Mao keert zich naar de boeren
De overblijvende CCP-leiders keerden de steden en de arbeidersklasse de rug toe. Ondanks de terugkerende retoriek over een alliantie van arbeiders en boeren, lag de nadruk volledig op de boeren en het platteland. De klassenstrijd tegen het kapitalisme vormde de basis voor de opbouw van een boerenlagen, het Rode Leger. De CCP stelde nu dat de dictatuur van de KMT het onmogelijk maakte om de stedelijke arbeidersklasse te organiseren. Tijdens de periode 1927-33 was de CCP in de praktijk geïsoleerd van de Sovjetunie. Stalin wou liever niet herinnerd worden aan de nederlaag en de CCP kreeg “verbazend weinig steun” van de Sovjetunie, volgens de Amerikaanse journalist Edgar Snow die in de jaren 1930 verschillende ontmoetingen had met Mao Zedong en andere CCP-leiders. In 1931 stelden Mao en de CCP dat geen gebruik kon gemaakt worden van buitenlandse modellen.
Dat vormde geen breuk met het stalinisme, maar eerder een eerste stap in de vorming van een nationale variant van het stalinisme. De CCP behield alle centrale ingrediënten van het stalinisme: nationalisme, een twee-stadia theorie over de revolutie, volksfrontpolitiek (allianties met kapitalistische partijen) en een regime van bureaucratisch centralisme in de partij.
Toen het debat over het “socialisme in één land” begon in 1924, voorspelde Trotski dat er een nationale degeneratie van de internationale communistische beweging zou komen indien die “theorie” aangenomen werd. Om gebruik te maken van de autoriteit van de Russische Revolutie, kwam het voor 1949 nooit tot een formele breuk tussen Mao en Stalin en het “marxisme” van Moskou. Zoals Edgar Snow opmerkte, hadden de Russische Revolutie en de Sovjetunie “een grotere indruk nagelaten bij het Chinese volk dan de invloed van alle christelijke missionarissen samen.”
In de jaren 1930 was de nieuwe lijn van de CCP dat er een “sovjet” moest opgebouwd worden in de regio Kiangsi. In plaats van een echte sovjet – een democratische raad gericht op het voeren van acties – werd die regio gecontroleerd door een leger van boeren en ex-boeren geleid door de CCP. Daarbij had de regio haar eigen “universiteiten”, een drukkerij met 800 werknemers, een theater,… De arme boeren kregen land en hun vaak erg grote schulden werd kwijtgescholden. Die episode – het organiseren van een mini-staat – vormde een belangrijke administratieve ervaring voor heel wat leidinggevende CCP’ers die er gebruik van konden maken toen ze twee decennia later aan de macht kwamen.
De KMT probeerde aanvankelijk om de “sovjet” van Kiangsi uit te hongeren en nadien werd geprobeerd om er op militaire wijze komaf mee te maken. De eerste aanval met meer dan 200.000 soldaten leidde tot een vernederende nederlaag voor de KMT. Het was pas met de vijfde poging, in 1933, waarbij 1 miljoen soldaten ingezet werden, dat de KMT er in slaagde om het Rode Leger te verslaan. In totaal vielen er 1 miljoen slachtoffers bij de Kiangsi sovjet.
Zoals Trotski had voorspeld, was de KMT niet in staat om de taken van de burgerlijke revolutie te volbrengen. Tsjang-Kai-shek gaf het land terug aan de grootgrondbezitters toen de sovjet van Kiangsi werd verslagen. Hij slaagde er niet in om de natie te verenigen, waarbij er in tal van regio’s lokale krijgsheren de touwtjes in handen hadden. De economische rol van de staat was er vooral op gericht om de KMT-leiders te verrijken en de helft van de begroting te verspillen aan militaire uitgaven.
Ondanks haar nationalistische retoriek bood de KMT geen echte oppositie tegenover het imperialisme. Het kapitalisme in China werd in die periode gedomineerd door het imperialisme (van de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en anderen). Er waren lange arbeidsdagen, militaire discipline op de werkvloer, onderbetaalde vrouwenarbeid, veel arbeidsongevallen,… Die situatie doet wat denken aan de actuele situatie op de werkvloer in China. In 1936 gebeurde 40% van het zeevervoer en de binnenscheepvaart onder Britse vlag. De helft van de spoorwegen opereerde onder imperialistische controle. In september 1931 viel Japan Mantsjoerije binnen waarbij een marionettenregime werd gevestigd. Het imperialisme was openlijk racistisch in China met apartheidregels voor Chinezen. Kapitalistische commentatoren die de revolutie van 1949 als een uitspatting beschouwen (en dus impliciet menen dat het kapitalisme de natuurlijke gang van zaken is), zullen nooit uitleggen wat het kapitalisme in China betekende in de jaren 1930.
Na de nederlaag in Kiangsi begon de CCP-leiding in oktober 1934 aan de beruchte ‘Lange Mars’. Dat was een terugtrekking gedurende 370 dagen met een mars van 10.000 kilometer waarbij er “iedere dag wel een schermutseling was en om de twee weken een grootschalig gevecht”, aldus Lucien Bianco. Van de 90.000 tot 100.000 deelnemers bereikten er slechts 7.000 tot 8.000 Yenan in de provincie Shensi. Het enorme heroïsme van de Lange Mars vestigde de leiding van Mao Zedong in de CCP en het Rode Leger boven dat van verschillende rivalen die onder meer gesteund werden door Stalin en de Comintern. De nieuwe “sovjet” van Yenan begon onmiddellijk het land te herverdelen waardoor ook de krachten van het Rode Leger werden aangevuld.
Een nieuwe alliantie van de CCP met de KMT
1935 was een keerpunt voor alle Communistische Partijen, het congres van de Comintern besliste immers om een nieuwe lijn aan te nemen, de lijn van het Volksfront. Stalin gaf het bevel aan de CP’s om allianties te vormen met de “liberale burgerij” tegenover het fascisme. In China betekende dit dat de CCP een alliantie aanging met de KMT tegen Japan. Het model voor dit nieuwe “eenheidsfront” met de KMT, was het Volksfront in Spanje. Dat werd aanvaard door de leiders van de CCP. Mao stelde dat zonder de samenwerking met de KMT de krachten van de CCP onvoldoende zouden zijn. In augustus 1935 eiste het programma van de CCP een eenheid van alle “patriottische” partijen in China. Vanaf dat ogenblik zouden anti-imperialisme en nationalisme centraal staan in de propaganda van de CCP.
Mao had het perspectief dat de taak van de revolutie niet was om socialisme onmiddellijk op de agenda te plaatsen, maar om te strijden voor nationale onafhankelijkheid. In tegenstelling tot Spanje, behield Mao wel de controle over zijn eigen gewapende krachten en behield hij de politieke onafhankelijkheid van de CCP. De onderwerping aan de KMT in 1927 en de daaruit voortvloeiende slachtpartijen waren een te bittere ervaring geweest.
Toch leidden de stalinistische posities van de CCP tot het missen van een aantal kansen. In december 1936 was er een muiterij met de mogelijkheid van een burgeroorlog in het kamp van de KMT. Tsang Hsueh-liang, een generaal van de KMT die leiding gaf aan 170.000 soldaten, nam Tsjang Kai-shek gevangen. De eisen van de muiterij waren dezelfde als die van de CCP: landhervormingen en een agressieve strijd tegen het imperialisme.
Maar Tsjang Kai-shek werd gered door de CCP. Stalin panikeerde en smeekte Tsang Hsueh-liang om Tsjang Kai-shek niet om te brengen. Staling zag in Tsjang Kai-shek immers de enige aanvaardbare leider van China, en dreigde er zelfs mee om met de CCP te breken als deze niet zou aandringen op diens vrijlating. Leidinggevend CCP-lid Chou En-lai speelde een sleutelrol in de onderhandelingen over Tsjangs vrijlating, waarbij hij in ruil nieuwe onderhandelingen eiste tussen de CCP en de KMT (een voorwaarde waarmee Tsjang uiteraard instemde).
Die onderhandelingen namen een ernstiger karakter aan in 1937, toen Japan een oorlog begon om China volledig te bezetten. De KMT was niet in staat om het verzet tegen Japan te organiseren. Een leider van de KMT (en voormalige leider van de “linkse KMT”), Wang Ching-wei, liep zelfs over om de Japanse bezettingsregering te leiden in 1940. Maar zoals bij iedere imperialistische bezetting, kende ook Japan enorme problemen bij haar poging om China te controleren. Haar beleid om de communisten “uit te roeien” en de “drie allemaals” (“allemaal verbranden, allemaal vermoorden, allemaal uitroeien”), leidde tot een versterking van het verzet.
In 1937 stelde de KMT vier eisen voor een alliantie met de CCP: 1) ontbinding van het Rode Lger, 2) ontbinding van de sovjet van Shensi en in andere regio’s, 3) stopzetting van alle communistische propaganda en 4) een einde van de klassenstrijd.
De CCP aanvaardde deze voorwaarden in woorden. De “sovjets” werden omgevormd tot “speciale regio’s” en het Rode Leger werd het “nationaal revolutionair leger”. Er kwam in mei-juni 1937 een nationale vergadering met grote portretten van Marx, Stalin, Mao en Tsjang Kai-shek! In de praktijk betekenden deze toegevingen niet veel. Wat wel belangrijk was, was het feit dat de troepen van de CCP niet langer opkwamen voor de onteigening van de grootgrondbezitters en hun propaganda tegen de KMT achterwege lieten.
Onafhankelijkheid van Stalin
Mao volgde Stalins bevelen niet toen die vroeg om zich volledig te onderwerpen aan Tsjang Kai-shek. De militaire eenheden van de CCP leverden hun wapens niet in en behielden de controle over de grond die al bezet werd. Dit leidde ertoe dat de CCP haar machtsbasis in de “speciale regio’s” kon behouden. In werkelijkheid vormde de CCP daar reeds een alternatief staatsapparaat.
Mao stelde dat de CCP haar eigen programma behield. Dat was gericht tegen zowel de KMT als op indirecte wijze tegen Stalin. Mao’s standpunt was dat een eindoverwinning op het imperialisme slechts mogelijk was indien de ‘arbeiders en boeren’ (hij bedoelde zijn eigen leger) de leiding hadden. Dat zou leiden tot een gecontroleerd kapitalisme, gevolgd door staatskapitalisme en daarna door een economie naar het model van de Sovjetunie. Mao balanceerde op zijn manier tussen toegevingen aan de bevelen van Moskou en wat hij zag als de nationale belangen van China. In feite was hij meer stalinistisch dan Stalin op vlak van het afstand nemen van echte marxistische standpunten.
Het nationalisme was een belangrijke factor bij zowel het stalinisme als het maoïsme. In 1943, het jaar dat Stalin de Comintern ophief, stelde CCP-leider Liu Shao Chi dat Mao “een Chinese of Aziatische vorm van marxisme” had gecreëerd. Reeds in 1936 stelde Mao aan Edgar Snow dat niet gestreden werd voor de bevrijding van China om het aan Moskou over te dragen.
Vanaf 1937 werden oorlogsvoorraden vanuit de Sovjetunie toegestuurd aan de KMT, niet aan de CCP. Dit weerhield Tsjang Kai-shek er niet van om de CCP als zijn belangrijkste vijand te beschouwen. Het leger van de KMT vermeed grote confrontaties met Japan maar ging wel over tot het aanvallen van CCP-eenheden. In 1940 was er zo’n aanval net buiten Shanghai waarbij de CCP de KMT een nederlaag toebracht. In andere gevallen weigerde Mao bevelen op te volgen om Japan aan te vallen omdat dit zou leiden tot nutteloze opofferingen van troepen.
De nadruk van Stalin lag steeds op het overleven van zijn eigen regime en dat was een constante rem op de gebeurtenissen in China. In april 1941 tekende Rusland een niet-aanvalsakkoord met Japan. De CCP leverde geen kritiek en was formeel gebonden door dat akkoord. Maar toen Duitsland drie maanden later Rusland binnenviel, kreeg de CCP bevelen vanuit Moskou om de gevechten tegen Japan te hervatten.
Stalin wil “stabiliteit” in China
Stalin wou op het einde van Wereldoorlog 2 de alliantie met het VS-imperialisme van na 1941 gewoon verderzetten. In 1944 stelde Molotov, de minister van Buitenlandse Zaken in de Sovjetunie, tegenover de VS-generaal Hurley: “Rusland steunt de CCP niet, wil geen gevechten of burgeroorlog in China, wil harmonieuze contacten…” (Fernando Claudin, De crisis in de communistische beweging).
Toen de oorlog voorbij was, kreeg Tsjang Kai-shek de macht over China van het Amerikaans leger. Zijn troepen werden overgebracht naar de grote steden en de Japanese troepen kregen van de Amerikanen het bevel om zich aan Tsjang Kai-shek over tegeven. Na de oorlog hield Rusland Mantsjoerije bezet. Daarbij werden fabrieken ontmanteld en overgebracht naar Rusland. De controle over de belangrijkste stad van Mantsjoerije, Mukden, werd aan de KMT overgedragen.
Op dat ogenblik had de CCP evenwel reeds de controle verkregen over de landelijke gebieden van Mantsjoerije. Om de schijn van steun aan de CCP te vrijwaren, moest Stalin ook Russische wapens achterlaten voor de CCP die de instructie kregen om met de KMT samen te werken.
Op 14 augustus 1945 werd een “vriendschapsverdrag tussen China en de Sovjetunie” gesloten tussen de KMT en Moskou. Op basis van de weigering om steun te verlenen aan de CCP, werd Rusland beloofd dat het een aantal militaire bases zou terugkrijgen dat het verloor aan Japan in de oorlog van 1904-1905.
De VS en de Sovjetunie oefenden beiden druk uit om tot onderhandelingen tussen de CCP en de KMT te komen. In 1945 schreef Mao het document “Over een coalitieregering” dat als basis diende voor onderhandelingen. Maar in tegenstelling tot wat Stalin wilde, was Mao niet bereid om zich volledig aan de KMT te onderwerpen.
Wereldoorlog 2 had de verhoudingen op wereldvlak gewijzigd, het imperialisme was verzwakt terwijl het stalinisme versterkt was. Het imperialisme moest Oost-Europa aan Stalins invloedssfeer overlaten. Maar in andere delen van de wereld waren de kapitalisten afhankelijk van Stalin om de revolutie tegen te houden.
Het VS-imperialisme trok haar troepen terug uit de oorlog en wou geen nieuwe uitbarsting van gevechten in Azië. De VS wou, met het akkoord van Stalin, de CCP laten integreren in het regime van de KMT. Deze aanpak werkte in Frankrijk en Italië waar de dreiging van revolutie werd geneutraliseerd door de deelname van de communistische partijen aan burgerlijke regeringen. De KMT gaf de voorkeur aan het Griekse voorbeeld waar de communistische troepen, met de instemming van Stalin militair verslagen werden door de Britten en binnenlandse contra-revolutionaire troepen.
De CCP daarentegen verzette zich evenwel tegen beide modellen en besefte dat dit zou eindigen met een nieuw 1927. Tegen 1946 was het duidelijk dat er geen akkoord zou komen en brak een tweede burgeroorlog uit. De CCP vormde het Volksbevrijdingsleger met 910.000 soldaten.
Tweede burgeroorlog (1946-1949)
Aanvankelijk beschikte Tsjang Kai-shek over een groot militair overwicht. Hij beschikte over 500 vliegtuigen met Amerikaanse piloten terwijl de CCP geen enkel vliegtuig had. Tsjang had tanks, de CCP niet. Tsjang kreeg ook de steun van duizenden Amerikaanse adviseurs en technici. In totaal gaf het VS-imperialisme 6 miljard dollar steun aan de KMT in de periode 1946-1949. De nederlaag van de KMT kan dan ook niet aan militaire redenen worden toegeschreven. Ze waren ook aan de winnende hand tot de zomer van 1947.
Politiek gezien waren er echter wel grote problemen voor de KMT. De troepen van de CCP stonden lokaal gekend omwille van hun rol in de oorlog tegen Japan. De massa’s zagen hoe de KMT komaf maakte met de sociale verworvenheden in regio’s die voorheen gecontroleerd werden door de CCP. De KMT-regering was bovendien verantwoordelijk voor de hongersnood van 1942-1943 waarbij 2 miljoen doden vielen. De regering stond bovendien gekend als corrupt, en was verantwoordelijk voor speculatie en hyperinflatie na de oorlog.
Gedurende het eerste jaar probeerde de CCP om gevechten te vermijden terwijl het de agrarische revolutie op het platteland probeerde te verspreiden. Op basis van landhervormingen recruteerde het Volksbevrijdingsleger 1,6 miljoen nieuwe soldaten in Mantsjoerije alleen. De steun voor de CCP in de “bevrijde gebieden” was enorm omwille van de landhervormingen en andere verworvenheden. In 1947 zorgde dat voor een keerpunt in de burgeroorlog toen het boerenleger van Mao de confrontatie met de KMT begon aan te gaan.
De KMT stuikte ineen toen het samen met de oorlog geconfronteerd werd met sociale revolutie. Er was een golf van desertie uit het leger en volledige militaire eenheden desintegreerden. Er was een enorm machtsvacuüm in het land. Het imperialisme moest zich terugtrekken en zelfs de VS overwoog geen invasie. Geen enkele kapitalistische partij bood een uitweg aan waarbij het land zou verenigd worden of de grondkwestie zou opgelost worden. De KMT had afgedaan.
In de Russische Revolutie nam de arbeidersklasse de macht en voerde zij de taken van de burgerlijk-democratische revolutie uit, samen met de taken van de socialistische revolutie. In China kon enkel het Volksbevrijdingsleger de macht grijpen. Vanaf 1947 controleerde het Mantsjoerije en Centraal China en slaagde het erin om wapens van de KMT te bemachtigen. Tegen begin 1949 controleerde het Peking, tegen de lente de hoofdstad van het KMT-regime, Nanking, en Shanghai. Tegen de herfst was ook Canton in handen van de CCP. Ironisch genoeg vluchtte de Sovjet-ambassadeur samen met de KMT naar Canton. Op 1 oktober 1949 werd de Volksrepubliek China opgericht.
In tegenstelling tot Rusland was het in China het leger dat de macht overnam en waren er geen democratische arbeidersraden of sovjets die discussieerden en de revolutie organiseerden. Er waren belangrijke stakingen in 1947 en begin 1947 waarbij de arbeidersklasse terug op het voorplan kwam, maar toen het Volksbevrijdingsleger de steden binnentrok werden stakingen verboden.
Nationale spanningen Los van de theorieën die hij ontwikkelde – Mao sprak over een “nieuwe democratische” fase tussen het KMT-regime en “socialisme” – moest Mao verder gaan om aan de macht te blijven. Een alliantie met de burgerij of het imperialisme was onmogelijk. Maar er was wel het model van Stalins regime in Rusland. Terwijl de Russische revolutie een nederlaag kende in de vorm van een bureaucratische degeneratie, was de Volksrepubliek op bureaucratische wijze gedeformeerd van bij het begin. Het regime van Mao voerde een landhervorming door en schafte het kapitalisme af om aan de macht te blijven en het land te ontwikkelen. China’s economie, na 25 jaar van oorlog, bevond zich in een catastrofale staat. De industriële productie bevond zich op 57% van het niveau van 1936, in de landbouw was dat 75%. Slechts 10% van de bevolking had enig onderwijs genoten.
In december 1949 waren er onderhandelingen tussen Stalin en Mao wat leidde tot een verdrag waarbij China beperkte bijstand vanuit Rusland werd beloofd. Mao moest in ruil daarvoor beloven dat in alle propaganda zou gesteld worden dat Stalin had deelgenomen aan ieder stadium van de Chinese revolutie, daarbij fouten had gecorrigeerd,… Het feit dat Stalin tot in 1948 nog stelde dat de CCP haar leger moest ontbinden, mocht uiteraard niet meer vermeld worden.
De Koreaanse oorlog die uitbrak in juni 1950, zorgde ervoor dat Mao het ritme van sociale veranderingen in China moest opdrijven omwille van de dreiging van een imperialistische interventie maar ook omdat de oorlog leidde tot een opdrijven van het verzet van de oude feodale heersers. Vanaf 1950 werd begonnen met het verdelen van grote delen landbouwgrond. In 1954 werden private boerderijen omgevormd tot coöperatieven, tegen 1957 controleerden die 97% van de landbouwgrond. In 1952 werd gestart met het nationaliseren van privé-bedrijven, en een jaar later werd het eerste vijfjarenplan gelanceerd. De Koreaanse oorlog leidde er ook toe dat de alliantie met de Sovjetunie werd versterkt tegenover de gezamenlijke vijand van het VS-imperialisme.
Die veranderingen vormden de basis voor een snelle ontwikkeling van de Chinese economie en de Chinese samenleving. En dat ondanks de bureaucratische misvormingen van de revolutie die zorgden voor corruptie, verspilling en slecht beheer. De economie groeide met 10% per jaar in de jaren 1950, de industriële productie met 20%. De revolutie en de indrukwekkende economische resultaten vormden een inspiratiebron voor guerilla-oorlogen in andere delen van de koloniale wereld, in Vietnam, Cuba en elders.
De nationalistische rivaliteit, inherent aan het stalinisme, leidde later tot een breuk tussen Moskou en Mao. De Sovjet-bureaucratie haalde de woede van Peking op zich toen het in een poging om tot akkoorden te komen met het imperialisme overging tot een zacht standpunt tegenover het regime van Tsjang Kai-shek in Taiwan – het regime dat toen door de imperialisten en de VN werd erkend als de “officiële” Chinese regering. Mao haalde zich de woede van Moskou op de hals toen hij weigerde toe te geven op punten zoals het conflict tussen China en India, het regime in India werd door Moskou als “progressief” bestempeld. In 1962 was er een grensconflict tussen China en India. Die tegenstellingen bevestigen het fundamenteel nationaal karakter van het stalinisme – de heersende elites verdedigen enkel hun eigen macht, prestige en privileges.
Hierdoor konden China en de Sovjetunie nooit ten volle gebruik maken van een echte samenwerking tussen beide landen. Aangezien dit niet lukte, ondernam Mao een aantal wanhopige pogingen om de Chinese samenleving sneller te ontwikkelen. Deze bureaucratische avonturen – de “Grote Sprong Voorwaarts” eind jaren 1950 en de zogenaamde “Culturele Revolutie” in de jaren 1960 – eindigden allemaal op rampzalige wijze.
Uiteindelijk werd de lijn van het “schitterende isolement” verlaten door Mao’s opvolger Deng Xiaoping die aanvankelijk aarzelend een kapitalistische weg insloeg. Dit werd opnieuw geleidelijk en pragmatisch aanvaard door de CCP als de enige weg om aan de macht te blijven. Maar zoals de geschiedenis van China in de jaren 1900 aantoont, zullen de voorwaarden die gecreëerd worden door het kapitalisme en het imperialisme opnieuw leiden tot revolutionaire strijd. Het bewustzijn en het organiseren van de arbeidersklasse beginnen in die richting te gaan.
-
20 jaar geleden. De val van de Berlijnse Muur
Dit dossier door Tanja Niemeier verscheen in ons maandblad in 2009
In het algemeen wordt de geschiedenis door de overwinnaars geschreven. Vandaar dat talloze reportages, televisieprogramma´s en krantenartikels de handtekening dragen van de heersende kapitalistische klasse. Ze hebben het over het einde van een brutale dictatuur, de overwinning van de democratie, de gewonnen vrijheden en het samenkomen van een volk dat 40 jaar gescheiden leefde. Wat was de echte betekenis van de beweging in Duitsland 20 jaar geleden?Ze hebben het over het einde van een brutale dictatuur, de overwinning van de democratie, de gewonnen vrijheden en het samenkomen van een volk dat 40 jaar gescheiden leefde. Ongetwijfeld zullen ze het ook hebben over de moed van de toenmalige DDR-bevolking om op te staan en het bureaucratische regime ten val te brengen. De hereniging van Duitsland op kapitalistische basis zal klinken als het logische gevolg van deze – inderdaad moedige en indrukwekkende – massabeweging.
Voor de heersende klasse komt dit goed van pas nu de kapitalistische economie in een zware crisis verkeert. De gevolgen zijn nog niet voor iedereen voelbaar. Een groot deel van de arbeidende bevolking en de jongeren is er zich wel van bewust dat zij zullen opdraaien voor deze kapitalistische crisis. De woede stijgt en zal leiden tot een legitimiteitscrisis van het systeem. Ook de stalinistische versie van het socialisme kende eind de jaren ’80 een zware legitimiteitscrisis. De bevolking wou meer democratie, meer vrijheid,… Maar wat is het alternatief? Zowel in 1989 als in 2009 is dit de centrale vraag die moet beantwoord worden.
“Het socialisme heeft gefaald”, “Marx is dood, Jezus leeft”. Deze uitspraken, die onmiddellijk na de val van de muur de ronde deden, hebben een stempel nagelaten op het bewustzijn van de internationale arbeidersklasse. De val van de Berlijnse Muur staat symbool voor de val van het socialisme (lees: stalinisme) in het algemeen. Het heeft de wereld veranderd. Het heeft geleid tot frustratie en demotivatie ter linkerzijde. Het heeft de koers naar rechts binnen de sociaaldemocratie en de vakbondsleiding versneld. Een correcte schets van deze gebeurtenissen is cruciaal voor iedereen die vandaag en morgen de zoektocht begint naar een economisch en ideologisch alternatief op het kapitalisme.
Glasnost en Perestroika
Het ontstaan van de protestbeweging die leidde tot de revolutionaire ontwikkelingen in de DDR van oktober 1989 tot januari/februari 1990 kaderde in een internationale context.In de Oostbloklanden werkte de economie niet volgens de principes van de vrije markt, maar op basis van een geplande economie. De productiemiddelen bevonden zich niet in privé-eigendom, winstmaximalisatie was niet de drijfveer van de productie. Openbaar vervoer, huisvesting, onderwijs, boeken, eten en zelfs speelgoed en bloemen werden goedkoop ter beschikking gesteld aan de bevolking. De bureaucratische planeconomie kende weinig directe inbreng, inspraak en controle van arbeiders en gebruikers. Alles werd centraal gepland. Het gebrek aan democratie leidde tot starre en bureaucratische planning, wat op zijn beurt leidde tot tekorten (zoals bvb wachttijden van 10 jaar voor een auto of 8 jaar voor een telefoon) en soms tot slechte kwaliteit van producten. In de jaren ‘80 ontwikkelde de bureaucratie in de meeste landen tot een totale rem op de planeconomie, werden de tekorten groter en daalde het BBP.
In 1985 kwam Michail Gorbatsjov aan de macht in de Sovjetunie. Zijn programma van Glasnost (opening) en Perestroika (hervorming) was in feite een eerste aanzet tot kapitalistische restauratie. Maar het werd door veel mensen als “een nieuwe frisse wind” ervaren. Er bestonden heel wat illusies in de verandering van koers in de Sovjetunie. Het tolereren van een zekere mate van publieke discussie had ook gevolgen in Oost-Duitsland.
Mensen durfden op café opeens openlijk kritisch te zijn. De kritiek ging vooral over het gebrek aan democratische rechten, de vrijheid om te reizen en bezorgdheid over de economische toestand. De eerste kleine protestacties vonden plaats. Meestal diende de kerk, die een speciaal statuut genoot, als “onderdak” voor de oppositie. De bureaucratie was alert en gebruikte repressie als wapen.
Ongenoegen komt tot uiting
In mei 1989 waren er twee belangrijke gebeurtenissen in de aanloop naar de revolutionaire massabeweging die later zou volgen.Op 2 mei opende Hongarije zijn grens met Oostenrijk. Voor het eerst sinds lang bood dit ook de mogelijkheid om de DDR te verlaten zonder grote moeilijkheden.
Even belangrijk waren de gemeenteraadsverkiezingen van 7 mei. Aangezien er meer openlijk kritiek werd gegeven op het regime, wist de bevolking dat de reële steun voor het regime beperkt was. Weinigen hechtten enig geloof aan de officiële verkiezingsresultaten die stelden dat 98,77% van de kiezers voor de regeringskandidaten hadden gestemd. Het provoceerde een diepe woede en dezelfde avond nog trokken 1.500 mensen de straat op.
Ook elders komt het ongenoegen tot uiting. Op 4 juni eindigde de protestbeweging van Chinese studenten en arbeiders in het bloedbad op Tien An Men. Die gebeurtenissen werden wereldwijd gevolgd. In Oost-Duitsland kreeg Tien An Men een bitter nasmaak. Her regime keurde de repressie officieel goed. Neue Deutschland, het propagandablad van de bureaucratie, schreef: “het [de repressie] was een noodzakelijk antwoord op de oproer van een minderheid”. Het scenario van een gelijkaardig optreden tegen de beweging in eigen land leek een reële optie.
De Exodus – “wir wollen raus”
In augustus en september 1989 beslisten steeds meer mensen om de DDR via Hongarije en Tsjecho-Slowakije te verlaten. Eind september hadden reeds 25.000 mensen, waaronder veel jongeren, het land verlaten. In oktober volgden 57.000 anderen en in de eerste week van november liep het op tot 9.000 mensen per dag.Dit bracht onvermijdelijk discussie met zich mee in de beweging. “Wat gaat er gebeuren als iedereen wegloopt? Gaat de economie in elkaar storten vanwege een gebrek aan arbeidskrachten? Wij willen niet weglopen. Dit is onze thuis. Maar we willen verandering. We willen dat er iets gebeurt.” Terwijl steeds meer mensen vertrokken, was er ook een toenemend aantal deelnemers aan de protestbetogingen.
De bureaucratie probeerde het tij nog te keren. In de eerste week van oktober waren er feestelijkheden om “40 jaar DDR” te vieren. Met een bombastisch feest moest de macht en de dominantie van de bureaucratie worden aangetoond. De betogingen aan de vooravond van het feest werden onderdrukt: 1.300 betogers werden opgepakt.
Maar ook binnen het regime ontstonden de eerste meningsverschillen. Er werd vol spanning uitgekeken naar de eerstvolgende, intussen de zesde, maandagbetoging in Leipzig. Daarbij kwamen er maar liefst 70.000 betogers op straat, de grootste mobilisatie tot dan toe. Het regime reageerde niet, ook niet met repressie. Dat werd op zich gezien als een overwinning en een teken van zwakte bij de bureaucratie. Het zelfvertrouwen nam toe en de beweging werd offensiever.
Erich Honecker, de toenmalige minister-president en de vertegenwoordiger bij uitstek van het regime, werd het eerste slachtoffer. Het regime offerde hem op in een poging om de beweging te kalmeren. Op 17 oktober nam hij ontslag wegens “gezondheidsredenen”.
Maandagbetogingen: “Wir bleiben hier – Wir sind das Volk”
De beweging liet zich echter niet zomaar kalmeren. Integendeel! De hoofdslogan was intussen aangepast tot “wij blijven hier” en “wij zijn het volk”. De maandagbetogingen bleven verder aangroeien. Op 9 oktober waren er 70.000 betogers, op 16 oktober 120.000, op 23 oktober 250.000 en op 30 oktober waren het er al 300.000. De beweging kende ook een geografische uitbreiding.De massa’s betraden het politieke toneel en het regime vertoonde interne barsten. Dat zijn twee wezenlijke kenmerken van een revolutie. Op dat ogenblik was er geen enkele eis die wees op een verlangen naar een terugkeer van het kapitalisme of een eenmaking met het andere Duitse buurland.
De centrale eisen gingen over meer democratie, vrije verkiezingen en het einde van de in de grondwet gebetonneerde positie van de regimepartij SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschlands). Op alle betogingen werd de Internationale gezongen. In een interview met BBC stelde Jens Reich, een leidinggevende figuur van het Neues Forum: “Volgens mij kan en zou de DDR als onafhankelijke eenheid binnen Europa moeten blijven bestaan. We zijn een socialistisch land en willen dit ook blijven. Natuurlijk zijn er hervormingen en veranderingen nodig, maar toch is de Duitse hereniging niet aan de orde. Ik denk niet dat dit realistisch of wenselijk zou zijn.”
“Dit is een socialistische betoging”
De doorbraak en het hoogtepunt van de revolutionaire beweging kwam er met een betoging op 4 november. Naargelang de bron waren er 500.000 tot 1 miljoen betogers in Berlijn. Ook deze betoging liet geen twijfel bestaan over het pro-socialistische karakter van de beweging. Het klopt dat er voor het eerst spandoeken waren met slogans als “Duitsland, Vaderland”, maar dat bleef geïsoleerd.De betoging werd geopend met de slogan: “Dit is een socialistische betoging”. Eén van de sprekers was de schrijver Stefan Heym. Hij riep op om eindelijk te beginnen aan de uitbouw van het echte socialisme, een socialisme dat deze naam waardig was. Anderen hadden het over een socialisme met een menselijk gezicht.
Onder de sprekers waren er ook vertegenwoordigers van de SED, onder meer Gregor Gysi (die vandaag mee aan de leiding staat van Die Linke), die begrip toonden voor de betogingen en de eisen voor hervormingen. Deze sprekers vroegen tegelijk begrip voor de fel bekritiseerde opvolger van Honecker, Egon Krenz.
Opvallend op de betoging was dat niemand een terugkeer van het kapitalisme eiste. De spandoeken op de betoging benadrukten dit. Er waren verwijzingen naar de socialistische Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland: “Lang lebe die Oktoberrevolution von 1989”, maar vooral veel eisen die bewust of onbewust een politieke revolutie eisten: “DDR – Direkte Demokratische Reformen”, “Weg met alle privileges”, “Privileges voor iedereen”, “Gebruik jullie macht – richt arbeidersraden op”, “Tegen monopoliesocialisme, Voor een democratisch socialisme”, “Vrije verkiezingen. Nu!”
Het regime was op dit ogenblik niet meer functioneel en stond volledig geïsoleerd in de samenleving. De macht lag op straat. Beslissende en concrete ordewoorden op deze betoging hadden het begin kunnen vormen om een programma van politieke revolutie in de praktijk om te zetten. Helaas riepen de sprekers op het einde van de betoging alleen op om naar huis te gaan en bepaalde metro- en tramstations te mijden om zo de overlast te beperken.
De betoging van 4 november toonde de sterktes en de zwaktes van de revolutie aan. De beweging was in staat om de massa´s te mobiliseren en het oude regime te doen wankelen. De massa´s voelden hun eigen kracht en kregen zelfvertrouwen. Het karakter van de beweging was spontaan, de organisatiestructuur los. Geen enkele van de grotere oppositiestructuren had een duidelijk programma en strategie om de eis van “een humaan en democratisch” socialisme in de praktijk om te zetten. De zelforganisatie van de mensen om het dagelijkse leven in hun bedrijven, school, universiteit, wijk,… zelf in handen te nemen door raden op te richten, bleef abstract. Waar er raden of comités ontstonden, was er meestal een gebrek aan coördinatie om deze op nationaal niveau te laten functioneren. Een echte machtsstructuur die de oude structuren kon vervangen ontstond niet. Dit had zware gevolgen voor het resultaat van de revolutie.
De Muur valt
De betoging van 4 november was een echt machtsvertoon van de massa´s. De oppositie werd officieel erkend en er werden verkiezingen uitgeroepen voor mei 1990. Onder druk van de betoging werd het onmogelijke mogelijk. Op 9 november dwong de Oost-Duitse bevolking de vrijheid van reizen af. De Berlijnse Muur viel.Tussen 9 en 19 november bezochten 9 miljoen mensen (bijna de helft van de inwoners van de DDR) West-Duitsland of West-Berlijn. Slechts 50.000 kozen ervoor om niet terug te keren. In een opiniepeiling gaf 87% van de bevraagden aan dat ze in de DDR wilden blijven wonen.
De West-Duitse regering en de kapitalistische elite hadden de gebeurtenissen aandachtig geobserveerd. Op 22 augustus stelde de toenmalige CDU-kanselier Helmut Kohl dat hij geen belang had bij onstabiliteit in Oost-Duitsland. Vanaf november kwam de West-Duitse regering wel naar voor met het idee van kapitalistische hereniging. Er werd immers gevreesd dat een socialistische massamobilisatie in het Oosten ook gevolgen zou hebben voor het bewustzijn van de arbeidersklasse in het Westen.
Ronde Tafels
De SED-bureaucratie was volledig verzwakt en stond geïsoleerd, maar ook de zwakte van de oppositie kwam tot uiting. Ondanks alle kritiek op het regime verklaarde de grootse oppositiestructuur Neues Forum : “(…) het is niet goed als de SED ten onder gaat. Het Neues Forum is niet in staat om de regering over te nemen, daarom is het best dat de rgering eindelijk samen werkt met de oppositie”.Zo ontstonden de ronde tafels. Deze hielpen het regime om te overleven op een ogenblik dat de afkeer bij de bevolking tegen dit regime enkel maar toenam. Dat werd versterkt door het einde van de censuur, waardoor tot dan toe geheim gehouden feiten aan het licht kwamen over onder meer de levensstandaard van de elite of de omvang van de afluister- en verkliktechnieken van de Stasi (staatsveiligheid).
De arbeidersklasse
De eis “Weg met het regime, weg met de SED” werd een vaste waarde op de betogingen. De woede over de decadente levensstijl van de elite zorgde ervoor dat de rol van de arbeidersklasse als georganiseerde kracht veranderde. Tot dan toe waren er vooral avond- en weekendbetogingen. De arbeiders waren massaal aanwezig, maar zagen de acties als iets voor ’s avonds terwijl overdag werd gewerkt.Die houding was een uitdrukking van het bewustzijn van de arbeiders. Ondanks alle kritiek bestond er een loyaliteit en een verantwoordelijkheidsgevoel tegenover de economische productie. Omdat er geen privé-eigendom bestond, zouden stakingen alleen maar de eigen bevolking treffen. Op een moment dat de economie moeilijkheden kende en met een tekort aan arbeidskrachten kampte, zou dit bijzonder hard aankomen.
De bekendmaking van de enorme verspilling van middelen door de elite, die een vergelijkbare levensstandaard kende als de hebzuchtige kapitalistenklasse, was een klap in het gezicht. De arbeiders gingen nu wel over tot stakingsacties om het regime verder te destabiliseren.
Er werden discussies opgezet over de nood aan een nieuwe, democratische en strijdbare vakbond. Er werd een algemene staking aangekondigd voor 11 december, maar deze vond nooit plaats. Zowel regering als oppositie spraken zich uit tegen een algemene staking. Een algemene staking had een breed en open debat op nationaal niveau kunnen uitlokken onder arbeiders van verschillende bedrijven. Het had een begin kunnen vormen van de democratisering van de planning en de productie. Het gebrek aan een consequente leiding zorgde er evenwel voor dat het pro-kapitalistische kamp van de situatie kon profiteren.
Het begin van de contrarevolutie
De aarzelende houding van de oppositiebeweging en het blijven vasthouden aan de ronde tafel gesprekken, zorgde ervoor dat de West-Duitse regering van Kohl zich kon profileren als de meest consequente tegenstander van het DDR-regime. Dat leidde tot een toename van het aantal Duitse vlaggen op de betogingen. Ook de eis naar een hereniging met West-Duitsland werd prominenter.Op de ronde tafel van eind september werd bekend gemaakt dat 59.000 van de oorspronkelijk 85.000 Stasi-werknemers nog steeds in dienst waren en dat het centraal computersysteem nog steeds in gebruik was. Dat leidde tot grote betogingen en een bestorming van de gebouwen van de Stasi. Deze gebeurtenissen verdiepten verder de haat tegenover het regime. De hoofdvijand bleef echter de bureaucratische elite. Op de volgende betogingen werden spandoeken meegedragen die de intussen tot PDS (Partei des Democratisches Sozialismus) vervelde SED omschrijven als “Partei der Stalinisten”, “Partei der Stasi” of als “Priviligien, Dominanz, Stagnation”.
Om de gemoederen te bedaren en ook uit schrik voor een dreigende algemene staking werd beslist om de verkiezingen te vervroegen naar 18 maart. Onder druk van een verslechterende economische situatie zagen de oppositiegroepen geen alternatief op de invoering van kapitalistische elementen in de economie. De verkiezingen zorgden voor een onverwacht sterke overwinning van de door Kohl opgerichte Alliantie voor Duitsland. Die haalde 42,8%. De PDS kreeg nog 16,4% van de stemmen.
Dit resultaat en de propaganda vanuit de West-Duitse elite waarin een sociale markteconomie werd beloofd, openden de deuren voor een hereniging van Duitsland op kapitalistische basis op 3 oktober 1990.
20 jaar later is voor de overgrote meerderheid van Oost-Duitsers duidelijk dat de beloofde “bloeiende landschappen” er niet meer zullen komen. Een jaar na de hereniging was de werkloosheid al gestegen van 7,2% tot 30%. Er kan snel een balans worden opgemaakt van wie won en wie verloor bij de hereniging.
De Oost-Duitse arbeidersklasse houdt na 20 jaar ervaring met het kapitalisme nog altijd goede herinneringen over aan de positieve elementen van de geplande economie. In september 2005 bracht Der Spiegel een opvallende opiniepeiling. Daaruit bleek onder meer dat 73% van de ondervraagde Oost-Duitsers “de kritiek van Karl Marx op het kapitalisme vandaag nog steeds zinvol vindt” en dat 66% “het socialisme een goed idee vindt dat in het verleden echter fout is uitgevoerd”.
Lees ook
- 1989: Val van de Muur van Berlijn
- DDR 1989: Bestond er een alternatief op de kapitalistische restauratie?
- 20 jaar na het IJzeren Gordijn. Hoe het uitzicht van de wereld hertekend werd