Tag: Rosa Luxemburg

  • Lessen uit de strijd van Rosa Luxemburg

    Honderdvijftig jaar geleden werd Rosa Luxemburg (Rozalia Luksenburg) geboren in wat nu Polen is, als dochter van een joodse houthandelaar. Rosa werd al op vroege leeftijd politiek actief; op haar 16 sloot ze zich aan bij de revolutionaire kring ‘Proletariaat’ en begon te ageren onder haar medestudenten. Op deze jonge leeftijd was haar levenslange activisme binnen de arbeidersklasse al begonnen.

    Ze werd lid van de Poolse en Duitse sociaaldemocratische partijen en hielp daar bij de opbouw van hun linkervleugels waarbinnen ze één van de belangrijkste politieke figuren was. Rosa streed binnen de Tweede Internationale voor een revolutionaire koers en tegen pogingen om de beweging te beperken tot loutere “verbeteringen” van het kapitalisme via parlementaire weg met kleine hervormingen. Tegenover het steeds meer verstarde leiderschap van de verschillende sociaaldemocratische partijen stelde ze keer op keer dat de arbeidersmassa’s uiteindelijk zelf in actie zouden komen en revolutionair leiderschap nodig zouden hebben om hun historische doelen te bereiken.

    Rosa werd herhaaldelijk veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens “minachting voor de monarchie” en haar publieke agitatie tegen het Duitse imperialisme, alsmede tegen de dreiging van de Eerste Wereldoorlog. Het waren niet alleen de heersende klassen die ‘Rode Rosa’ en haar kameraden vreesden, maar ook de leiders van de sociaaldemocratie die in het begin van de 20ste eeuw steeds meer bevriend raakten met de burgerij en de socialistische beginselen overboord gooiden ten gunste van privileges en macht.

    Als één van de belangrijkste leiders van de Duitse Novemberrevolutie van 1918/1919, streed Rosa samen met Karl Liebknecht en anderen van de Spartacusbond en later van de Communistische Partij (KPD) voor wat zij in Rusland had gezien: de succesvolle machtsovername door de arbeidersklasse via arbeiders- en soldatenraden, de onteigening van land, banken en industrie via de sovjetrepubliek, en de eerste stappen in de opbouw van een socialistische democratie. Ze werden uitsluitend gestopt door hun arrestatie en executie op 15 januari 1919, op bevel van de kanselier en SDP-leider Friedrich Ebert. Rosa’s lichaam werd drijvend terug gevonden in het Landwehrkanaal in Berlijn.

    Onbegrepen nalatenschap

    De ideeën van Rosa Luxemburg hebben niets van hun relevantie verloren in de 21ste eeuw. Met de verergerende crisis van het kapitalistisch systeem, lijken veel van haar gezaghebbende geschriften op maat gemaakt voor onze tijd. Rosa’s werk als revolutionair werd altijd gekenmerkt door revolutionaire helderheid en een diep vertrouwen in de arbeidersklasse. De reformistische controverse binnen de sociaaldemocratie bracht dit duidelijk tot uitdrukking. Rosa argumenteerde scherp tegen Eduard Bernstein en anderen die, in het licht van de economische bloei en de parlementaire successen van de sociaaldemocratie, zich steeds verder verwijderden van het doel van een revolutionaire omwenteling van de maatschappij. Ze verzette zich tegen hun argumenten dat het kapitalisme eenvoudigweg kon hervormd worden tot het socialisme bereikt zou worden.

    Rosa wees daarentegen op een weg die vandaag nog steeds centraal staat voor revolutionaire socialisten: de strijd voor elke verbetering in het belang van de arbeidersklasse koppelen aan het doel van de socialistische revolutie. Voor haar ging het erom de strijd voor hervormingen niet als een primair doel op zich te zien, maar eerder als een middel om de arbeidersklasse te helpen leren hoe ze moet vechten voor haar ultieme bevrijding door het kapitalisme te overwinnen.

    Vandaag is er zeer weinig ruimte voor diepgaande hervormingen binnen het kapitalistische kader die de levens- en arbeidsomstandigheden aanmerkelijk zouden verbeteren. De Corona-crisis en de economische crisis hebben alle reformistische illusies in een ‘socialer kapitalisme’ weerlegd. Toch zijn alle grote linkse formaties internationaal er de laatste jaren niet in geslaagd een systemisch alternatief te bieden, en hebben ze zich uiteindelijk beperkt tot het opwerpen van minimale reformistische eisen. Deze werden bovendien niet verwezenlijkt, juist omdat het bredere plaatje en de noodzaak van strijd niet werden gezien.

    Rosa legde uit dat het kapitalisme, juist door de aard van het privébezit van de productiemiddelen, altijd crises zal voortbrengen. Ze beschreef de strijd voor hervormingen als een “leerschool voor de proletarische revolutie.” Wanneer de arbeidersklasse terugvecht en toegevingen afdwingt, vergroot dit haar begrip over klassentegenstellingen, de rol van de staat, en bovenal krijgt ze zelfvertrouwen in haar eigen strijdkracht.

    In de praktijk kwam deze benadering van hervorming en revolutie niet alleen tot uiting in haar afwijzing van socialistische deelname aan burgerlijke regeringen, maar ook in haar stellingname in het debat over massastakingen. Rosa onderschreef al heel vroeg het verderfelijke karakter van het bureaucratische vakbonds- en partij-apparaat. De vakbondsleiding en de leidende sociaaldemocraten negeerden het belang van de spontaniteit van de arbeidersmassa’s. Zij zagen stakingen als geplande acties, gechoreografeerd door de leiders van de arbeidersorganisaties, die tactisch konden worden ingezet.

    De vakbondsleiders en sociaaldemocratische top verwierpen echter de algemene staking als een beweging die van onderuit kan ontwikkelen en als centraal middel van de arbeidersbeweging om haar doelen te bereiken. Ze probeerden zelfs herhaaldelijk debatten hierover binnen hun eigen rangen in de kiem te smoren en te verbieden. Geïnspireerd door de Russische Revolutie van 1905, en bezorgd over de inertie ven de vakbondsfunctionarissen en sociaaldemocratische leiders, verdedigde Rosa herhaaldelijk de algemene staking als een essentieel instrument van de arbeidersklasse. Ze bracht het naar voren als een tactiek in diverse situaties, zoals de strijd tegen het Pruisische drie-klassen-kiesrecht, dat de stemmen van de rijken zwaarder liet doorwegen dan die van de armen,  en de strijd tegen de Eerste Wereldoorlog.

    Rosa stelde dat de oriëntatie van de sociaaldemocratie op verkiezingen, haar beperking tot economische strijd geleid door de vakbonden, en haar kunstmatige scheiding tussen politieke en economische strijd gedoemd waren te mislukken. In haar visie worden tijdens revolutionaire massa-acties de “politieke en economische strijd één” – een dialectische relatie die vandaag nog steeds heel duidelijk is.

    Hervorming en revolutie vandaag

    De massabewegingen die in verschillende landen losbarstte in 2019 en 2020, werden niet alleen gekenmerkt door de onverschrokkenheid en spontaniteit van de massa’s, maar ook door de onafscheidelijkheid van politieke en economische eisen. Rosa schreef: “In een staat waar elke vorm en elke uiting van de arbeidersbeweging verboden, waar de eenvoudigste staking een politieke misdaad is, moet ook noodzakelijkerwijze elke economische strijd tot politieke strijd uitgroeien.”

    Voor arbeiders in landen als Iran, China, Wit-Rusland of Rusland is deze analyse een schot in de roos; hetzelfde kan gezegd worden van de BLM-beweging in de VS en de rest van de wereld. Maar het geldt ook voor plaatsen als Frankrijk en Chili, waar de economische strijd al snel politiek werd en nog steeds wordt. We hebben tijdens de Coronapandemie gezien hoe economische strijd tijdens een crisis steeds meer een politiek karakter moet krijgen en vice versa.

    Rosa voorspelde dat naarmate de grotere politieke strijd zich ontwikkelde, ook de arbeidersstrijd op de agenda zou komen, en niet zou wachten op “orders” van de vakbondsleiders. Veel van de grote stakingsbewegingen van de laatste jaren hebben plaatsgevonden ondanks de remmende rol van de vakbondsbureaucratie.

    Een klein maar belangrijk voorbeeld hiervan zie je in Oostenrijk: in de gezondheidszorg en de sociale sector zijn de afgelopen twee jaar stakingsbewegingen uitgebroken, die grotendeels onafhankelijk van onderuit zijn georganiseerd. De vakbondsleiding maakte maar al te graag gebruik van de pandemie om de beweging in de kiem te smoren.

    Rosa Luxemburg legde weliswaar veel nadruk op de spontaniteit van de massa’s, maar onderschatte geenszins het remmende effect dat de vakbondsbureaucratie, en het gebrek aan revolutionair leiderschap, op de strijd van de arbeidersklasse konden hebben. In haar woorden: “een consequente, vastberaden en vooruitziende sociaaldemocratie roept bij de massa’s een gevoel van veiligheid, zelfvertrouwen en strijdvaardigheid op; een weifelende, slappe aanpak, gebaseerd op een onderschatting van het proletariaat, heeft een verlammend en verwarrend effect op de massa’s.”

    Rosa zag noch de vakbonden noch de arbeiderspartijen als doelen op zich, maar erkende toen al wat vandaag des te duidelijker is: zonder een revolutionaire partij die de woede en activiteit van de massa’s kan organiseren en sturen in de richting van een socialistisch alternatief, zal elke spontaniteit van de massa’s vroeg of laat vervliegen of zal het uitlopen op nederlagen.

    Eén van Luxemburgs belangrijkste gevechten tegen de gevaren van het reformisme was die tegen de dreigende oorlog. Onuitputtelijk bleef ze uitleggen hoe het kapitalistisch systeem inherent spanningen creërt tussen de heersende klassen en oorlogen tussen naties. Net als de bolsjewieken bleef zij zich met hand en tand verzetten tegen de imperialistische oorlog. Ondertussen capituleerden de reformistische krachten onder massale druk om oorlogskredieten goed te keuren, ondanks de formele overeenkomst tussen de partijen van de Tweede Internationale tegen de oorlog. Na een jarenlang proces van geleidelijke degeneratie markeerde deze capitulatie het begin van het snelle einde van de Tweede Internationale. De aftakeling van de sociaaldemocratie werd symbolisch voltooid met haar medewerking aan de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.

    Rosa Luxemburg in de Novemberrevolutie

    De Duitse Revolutie begon met de weigering van matrozen in Kiel om bevelen op te volgen tegen een laatste zinloze veldslag in november 1918. Het nieuws bereikte Berlijn op 9 november. Rosa Luxemburg zat op dat moment gevangen in Breslau en kwam pas de volgende avond in de hoofdstad aan. Ze kwam onmiddellijk tussen in de beweging – gebruik makend van het programma van de Bolsjewistische Partij, die de Russische arbeidersklasse in 1917 aan de macht had gebracht.

    Rosa eiste de ontbinding van het parlement en van alle politieke organen van de burgerij, en de overdracht van hun bevoegdheden aan democratisch gekozen arbeiders- en soldatenraden (sovjets); de onteigening van de eigendommen van de rijken, alle banken, mijnen en grote ondernemingen door de raden; en hun onderwerping aan een centraal orgaan van de arbeiders- en soldatenraden.

    Ze wist dat de oude elites hun heerschappij niet vrijwillig zouden opgeven. Daarom eiste Rosa de ontwapening van de politie- en legerofficieren, en tegelijkertijd de bewapening van de arbeidersklasse – d.w.z. een monopolie op geweld door de opkomende democratie van de raden – om de revolutie veilig te stellen. Tenslotte eiste ze dat de revolutie zich op een internationale basis zou ontwikkelen.

    De leiding van de sociaaldemocratie (SPD), daarentegen, werkte nauw samen met de imperialistische ministers. De leiding van de USPD (een linkse afsplitsing van de sociaaldemocratie) trad toe tot de regering met de SPD en bereidde de Rijksdagverkiezingen voor. Dit was een beslissende stap in de richting van de ontkrachting van de arbeiders- en soldatenraden.

    De volgende dag richtten Rosa en anderen de Spartacusbond opnieuw op, op basis van het hierboven genoemde, door de bolsjewieken geïnspireerde programma. De Spartacisten deden dit nu als een duidelijk omschreven revolutionaire kaderpartij, in tegenstelling tot de losse structuur die tot dan toe binnen de USPD had bestaan. Uit deze heropgerichte partij is later de Communistische Partij (KPD) voortgekomen. Zo’n partij zou tijdens een revolutionaire periode in staat moeten zijn om de meerderheid van de arbeidersklasse achter haar programma te scharen en hen naar de macht te leiden. Rosa trok dus dezelfde organisatorische conclusies als Lenin in 1903 – maar dan wel 15 jaar later.

    De reformistische ideologie en de privileges die voortvloeien uit het werken binnenin het burgerlijke systeem hadden de leiding van de SPD zo ver van het revolutionaire marxisme verwijderd, dat zij in 1914 instemde met de oorlogspolitiek van de Duitse regering, in plaats van een massale strijd tegen de wereldoorlog te organiseren. Rosa had daarentegen al verschillende keren in de gevangenis gezeten voor haar oppositie en haar rol in protesten tegen oorlog, monarchie en kapitalisme. Hierdoor genoot ze een enorm gezag bij de arbeidersklasse toen de aanvankelijke euforie voor de oorlog wegebde. Rosa gebruikte dit gezag in de eerste oorlogsjaren evenwel niet om een machtige organisatie op te bouwen die haar revolutionair programma in de praktijk had kunnen brengen.

    Toen de SPD-leiding, samen met de burgerij en de fascistische Freikorps, de revolutie van 1918 met geweld onderdrukte, werd het duidelijk dat de spontaniteit van de massa’s voldoende was voor de strijd om de macht – maar niet voor de overwinning. Vóór de Oktoberrevolutie van 1917 hadden de Bolsjewieken 14 jaar besteed aan het opbouwen van hun organisatie via omwegen, fouten en personeelswisselingen, het vormen van kameraden, het zich vestigen als betrouwbare strijders in de arbeidersklasse. De KPD was echter pas twee maanden na het begin van de Novemberrevolutie opgericht en kon geen beslissende invloed uitoefenen op het verloop ervan.

    De meeste partijleden waren vastberaden en gemotiveerd, maar onervaren in strategie en tactiek. Zij weigerden deel te nemen aan zowel de verkiezingen voor het nationale parlement, als aan revolutionair werk in de reformistische vakbonden. Rosa pleitte ervoor om deze beide werkterreinen te gebruiken voor partijopbouw, maar zij bleef in de minderheid. Hierdoor kon de KPD geen belangrijke delen van de teleurgestelde USPD-basis voor zich winnen en bleef het geïsoleerd van veel arbeiders. In de daaropvolgende maanden werden duizenden revolutionairen – onder wie Rosa Luxemburg – vermoord in opstanden die steeds weer oplaaiden, maar nooit werden veralgemeend of gecoördineerd. Toen de KPD later massale invloed ontwikkelde, miste zij Rosa’s inzicht in hoe revolutionaire crises te gebruiken om de arbeidersklasse naar de macht te leiden.

    Vandaag maken de vernieling van het milieu en de economische crisis het voor veel mensen duidelijk dat het kapitalisme ons geen toekomst biedt. We zagen dit in heel wat massabewegingen. Het ontbreekt daarbij echter aan een organisatie en een leiderschap die de harde lessen van Rosa Luxemburgs strijd en vele andere mislukte revoluties uit het verleden hebben opgenomen. Dit, plus de levendige ervaringen van nieuwe bewegingen, vormen de basis voor het ontwikkelen van een revolutionair programma om het kapitalisme in onze tijd te overwinnen. Wij hebben het tot onze taak gemaakt om met ISA zo’n organisatie op te bouwen.

     

    World to win : 150 Years Rosa Luxemburg

  • Rosa Luxemburg: een inspiratie in de strijd voor een andere samenleving

    Ruim 100 jaar na haar dood blijft Rosa Luxemburg tot de verbeelding spreken. Toen campagne ROSA in 2017 werd opgezet als voorbereiding op de hernieuwde beweging voor vrouwenrechten die we zagen aankomen en die sindsdien effectief zou ontwikkelen, was het evident om deze naam te nemen. Het was een verwijzing naar Rosa Luxemburg (1871-1919) en Rosa Parks (1913-2005), de vrouw die in 1955 weigerde om haar zitje op een bus af te staan omdat ze zwart was. Twee moedige vrouwen, twee inspiratiebronnen voor strijd vandaag. De invulling van het letterwoord ROSA gebeurde na de keuze voor die naam.

    Dossier door Geert Cool geschreven als nawoord voor het boek ‘Rosa Luxemburg. Passions, amours, origines’ van Anne Vanesse. Deze tekst werd eind 2019 geschreven

    “Rosa Luxemburg gaf het socialisme alles wat ze kon geven”

    Rosa Luxemburg heeft een stempel gedrukt op de arbeidersbeweging. Ze was klein van gestalte, maar groot qua vastberadenheid in de strijd voor een socialistische samenleving. Bij haar dood merkte de Russische revolutionair Trotski op: “Ze had zich de marxistische methode eigen gemaakt zoals een lichaam de eigen organen beheerst. Het marxisme stroomde door haar bloed.” Haar goede vriendin en strijdgenoot Clara Zetkin zei: “Rosa Luxemburg gaf het socialisme alles wat ze kon geven. Er zijn geen woorden om haar wilskracht te vatten, de belangeloosheid en de toewijding die ze aan de zaak gaf.”

    Nochtans was Rosa niet voorbestemd om een revolutionair leider te worden. Ze had alles tegen: ze groeide op in het door tsaristisch Rusland bezette deel van Polen waar de opkomende arbeidersbeweging brutaal vervolgd werd, ze was afkomstig uit een Joods gezin in het kleine stadje Zamość, was dan nog eens vrouw en kampte met gezondheidsproblemen (een heupprobleem hield haar een jaar lang in bed). Rosa’s ouders stuurden haar naar school in Warschau om meer kansen op een betere toekomst te hebben. Het was daar dat Rosa haar eerste stappen in de revolutionaire beweging zette op amper 16-jarige leeftijd. Deze eerste stappen werden ontdekt door de politie waarop ze enkel aan verbanning naar Siberië kon ontsnappen door het land te ontvluchten. Haar achtergrond en afkomst zouden steeds een rol spelen. Zoals Henriette Roland-Holst schreef in een biografie over haar goede vriendin Rosa: “De wortels van haar socialisme zijn: universeel medegevoel en hartstochtelijke drang naar gerechtigheid.”

    “Een nimmer rustend verlangen naar kennis en inzicht gaat samen met een voortdurende behoefte aan activiteit,” merkte Roland-Holst nog op. Dat bleek duidelijk in ballingschap in Zwitserland waar Rosa grondig onderzoek deed naar onder meer de geschiedenis van Polen en van de arbeidersbeweging. Zich beperken tot studie en begeleiding van Poolse revolutionairen vanuit ballingschap, botste op de behoefte aan activiteit. In de jaren 1890 was er een bijzonder snelle groei van de Duitse sociaaldemocratie. De SPD was het voorbeeld binnen de Tweede Internationale. Rosa wilde daar een actieve rol in spelen en trok in 1898 naar Duitsland.

    Daar werd ze door de partij aanvankelijk vooral ingezet om arbeiders in het bezette deel van Polen te organiseren. Rosa had het als Poolse vrouw niet gemakkelijk, ook niet binnen de Duitse socialistische partij SPD, maar ze wilde een centrale rol in de strijd voor socialistische verandering spelen. Dergelijke verandering zag Rosa ook als enig antwoord op specifieke vormen van onderdrukking. Strijd voor vrouwenrechten – in die tijd vooral rond de kwestie van stemrecht – was volgens Rosa “slechts één uitdrukking en een onderdeel van de algemene bevrijdingsstrijd van de werkende klasse. Daarin ligt de kracht en de toekomst van vrouwenstrijd.” In Clara Zetkin vond ze een bondgenoot. Rosa wilde zich bewust niet beperken tot strijd voor vrouwenrechten: heel de samenleving moest veranderen. Maar dat wilde niet zeggen dat ze vrouwenstrijd onbelangrijk vond. Ze verwees zelf naar deze uitspraak van Charles Fourier: “In elke samenleving is de vrijheid van vrouwen de natuurlijke maatstaf voor de algemene graad van emancipatie.” (Kiesrecht voor vrouwen en klassenstrijd, 1912)

    Ze stond overigens haar mannetje tegenover de grote leiders van de Duitse sociaaldemocratie. Toen Rosa tijdens een wandeling met Clara Zetkin van de weg afdwaalde en gevaarlijk dicht bij militair terrein was gekomen, werd dit nadien onder de verzamelde partijleiders bij de Kautsky’s thuis op gelach onthaald. August Bebel verzon al schertsend wat op hun grafschrift zou staan. Rosa onderbrak hem en merkte droogjes op dat het kon melden: “Hier liggen de twee laatste mannen van de Duitse sociaaldemocratie.” Het werd naar verluidt even stil…

    Rosa aarzelde evenmin om een politieke strijd tegen de kopstukken aan te gaan. Samen met onder meer Clara Zetkin en Karl Liebknecht ging ze consequent in tegen de reformistische tendensen binnen de socialistische beweging. Die groeiende strekking zag onmiddellijke kleine hervormingen als een manier om stap per stap tot een socialistische samenleving te komen. In een periode van kapitalistische groei en een snel sterker wordende arbeidersbeweging die heel wat toegevingen afdwong, vond dit reformisme ingang. Er was een materiële basis onder de opkomende groep vakbondsverantwoordelijken en partijleiders die enerzijds sociale vooruitgang konden bekomen en anderzijds hun eigen nieuwe positie in de samenleving wilden beschermen. Tegen 1914 telde de pas in 1890 uit de illegaliteit getreden SPD meer dan een miljoen leden, ruim 15.000 voltijdse organisatoren, een honderdtal dagbladen. Deze partijmachine was in de woorden van Ruth Fischer “een levenswijze,” je werd geboren en je leefde in de partij. De uitspraak van Bernstein dat de beweging alles was en het einddoel van het socialisme niets, was een uitdrukking hiervan. Het feit dat er in die periode van economische groei effectief hervormingen werden bekomen, versterkte de tendens tot reformisme. Die hervormingen maakten echter geen einde aan de tegenstellingen binnen het kapitalisme. De Eerste Wereldoorlog maakte dit op bloedige wijze duidelijk.

    De kritieken van Rosa waren niet enkel gericht tegen reformisten zoals Bernstein, maar ook tegen diegenen zoals Kautsky die in hun antwoord niet scherp genoeg waren. Haar kritiek op Kautsky werd aanvankelijk zelfs door Lenin en Trotski niet begrepen. Pas bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en de steun van de overgrote meerderheid van de SPD-leiding, inclusief Kautsky, zou Lenin erkennen dat Rosa vroeger dan alle anderen de beperkingen van Kautsky en de zogenaamde centristen had opgemerkt. “Rosa had gelijk,” merkte hij op. Bij het nieuws van de SPD-stem voor de oorlogskredieten op 4 augustus 1914 dacht Lenin eerst dat dit niet waar was en dat het om ‘fake news’ ging om de arbeidersbeweging te verwarren. In tegenstelling tot Rosa Luxemburg was hij daar niet op voorbereid.

    In haar brochure ‘Hervorming of revolutie’ verzette Rosa zich niet tegen hervormingen in het voordeel van de werkende klasse: ze zag hervormingen als belangrijke stappen in de opbouw van een krachtsverhouding om tot fundamentele maatschappijverandering te komen. In de opbouw van die krachtsverhouding benadrukte Rosa als een van de eersten het belang en de rol van algemene stakingen. Dat deed ze onder meer vanuit de ervaring van de Russische Revolutie van 1905, waar ze als internationalist aan probeerde deel te nemen in Polen en nadien in Sint-Petersburg. De energie van onderuit in de Russische Revolutie contrasteerde met de groeiende machine van partij- en vakbondsleiders in Duitsland. Ook uit de Belgische algemene stakingen trok Rosa lessen. “De politieke betekenis van de rustig stakende arbeidersmassa’s lag in België altijd en ligt ook heden nog daarin, dat zij in geval van hardnekkige weigering door de parlementsmeerderheid, eventueel gereed en in staat zijn door onrust en oproer op straat de heersende partij er onder te krijgen.” Meteen een forse kritiek op de BWP-leiders die stakingen zagen als een manier om stoom af te laten of louter om de eigen parlementaire onderhandelingspositie te versterken.

    De massabeweging van onderuit in de Russische Revolutie van 1905 plaatste Rosa tegenover de bureaucratische greep van de SPD-leiding. Op dat ogenblik zag Lenin in dezelfde revolutionaire beweging een bevestiging van de nood aan een goed georganiseerde kaderpartij. Als gevolg van de verstikkende rol van de SPD-leiding voor wie de beweging alles was en het socialistische einddoel niets, kantte Rosa zich tegen wat zij een te gecentraliseerde revolutionaire organisatie vond. Dit was geen verzet tegen organisatie op zich: samen met haar toenmalige levenspartner en kameraad Leo Jogiches lag ze aan de basis van de Poolse socialistische partij SDKPiL en binnen de SPD deed ze er alles aan om een revolutionaire kern bijeen te houden en politiek te vormen. Ze merkte in 1913 op: “Leiders die achterover leunen zullen weggeveegd worden door de massa’s. Gewoon achterover leunen en kalm wachten op de gebeurtenissen om zeker te zijn dat de ‘tijd rijp is’, kan goed zijn voor een eenzame filosoof, maar voor de politieke leiding van een revolutionaire partij zou het een teken van armoede zijn, van moreel bankroet. De taak van de sociaaldemocratie en haar leiders is niet om meegesleurd te worden door de gebeurtenissen, maar om er bewust op voorbereid te zijn, om een algemeen beeld van de trends van de gebeurtenissen te hebben, om de periode van ontwikkeling in te korten door bewuste actie en versnelling van de gebeurtenissen.”

    Maar het gebrek aan een revolutionaire kaderpartij in Duitsland, maakte dat Rosa bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op slechts een handvol medestanders kon rekenen. De SPD omschreef ze na de stemming van de oorlogskredieten als een “rottend lijk.” Rosa koos niet voor de gemakkelijkste weg: ze ging consequent in tegen wat ze terecht zag als een verraad aan de arbeidersklasse en aan het internationale socialisme. Ze deed dit zelfs indien ze aanvankelijk in depressie wegzakte en geïsoleerd stond. Deze nieuwe realiteit leidde tot het opzetten van de Spartacusbond, met onder meer de Karl Liebknecht die als eerste in het parlement tegen de oorlogskredieten stemde. Rond Luxemburg, Liebknecht, Zetkin en Franz Mehring werd de basis voor een revolutionaire kaderpartij gelegd.

    Deze kleine groep vormde de Spartacusbond, die bij bredere lagen bekend stond als consequent in het verzet tegen de oorlog. In de moeilijke context van de oorlog werd de taak van de uitbouw van een revolutionaire organisatie aangevat. Dat was niet evident aangezien de Spartacusbond aanvankelijk bijzonder geïsoleerd stond en bovendien aan repressie onderhevig was. Ook Rosa belandde in de gevangenis. Dit alles had uiteraard gevolgen: de Spartacusbond was erg onervaren en kende een bijzonder jonge samenstelling toen de oorlog in een revolutionaire golf eindigde.

    Over de Spartacusbond merkte Henriette Roland-Holst op: “Onder zijn leden – voornamelijk zeer jonge mensen – zijn er vurige energieke idealisten, van het type zoals elke grote maatschappelijke crisis ze op de voorgrond brengt. (…) De bond is opgekomen in de jaren dat van een normaal leven voor het individu en de groep geen sprake was; dat het leven op de wilde duistere dromen van een koortslijder leek. (…) Spartacus staat onder leiding van uitnemende marxisten, maar een marxistisch kader bezit hij niet. Wat zich in hem aan spontane gezindheid openbaart, is minder marxisme dan wel een utopisch radicalisme, dat naar vruchten grijpt lang eer zij rijpen, en wil oogsten ook daar, waar het niet heeft gezaaid.”

    Naarmate de oorlog vorderde en uitzichtlozer werd, nam de moeheid toe. Het leidde tot een splitsing in de SPD met een aanzienlijke minderheid die uit de partij werd gezet en de Onafhankelijke SPD (USPD) vormde. Brede lagen van de bevolking zagen dat het bloedbad van de oorlog niet in het belang van de werkenden was, maar in dat van de imperialistische machten en de kapitalisten. Overal ontstonden bewegingen die inspiratie en enthousiasme haalden uit de Russische Revolutie. Ook in Duitsland was dit het geval. In november 1918 kende de beweging een eerste hoogtepunt: overal vormden werkenden hun eigen raden en namen ze de macht en de samenleving zelf in handen. De novemberrevolutie toonde het potentieel, maar leidde niet tot een breuk met het kapitalisme. De Keizer verdween van het toneel en er was een kiem van een arbeidersregering op basis van de arbeiders- en matrozenraden. De druk van de novemberrevolutie in 1918 leidde tot verregaande toegevingen: het vestigen van de republiek, het einde van de oorlog, sociale verworvenheden, … Vanuit de regering probeerde de SPD daar de eer voor op te strijken, terwijl de regeringsdeelname van de SPD aan een burgerlijk bewind er vooral op gericht was om de revolutie te stoppen. Hervormingen van bovenaf dienden om revolutie van onderuit te stoppen.

    Eén van de toegevingen bestond uit de vrijlating van revolutionaire voortrekkers als Rosa Luxemburg. Die had in de gevangenis de Russische Revolutie gevolgd. Zonder toegang tot voldoende bronnen, gaf ze heel wat kritiek op de Bolsjewieken. Eens vrijgekomen, wilde ze het boek daarom niet publiceren. Dat gebeurde pas na haar dood, in het kader van een interne politieke afrekening binnen de Communistische Partij van Duitsland. Het werk zou veel gebruikt worden om een wig te drijven tussen Rosa en de Bolsjewieken. Nochtans schreef ze in deze beruchte brochure: “Alles wat een partij kan bieden aan moed, revolutionaire vooruitziendheid en consistentie, hebben Lenin, Trotski en de andere kameraden tentoon gespreid op het historische ogenblik. Hun oktoberopstand was niet alleen de redding van de Russische Revolutie, het was ook de redding van de eer van het internationale socialisme.” Tevens merkte ze op dat de beperkingen van de Russische Revolutie pas zouden overstegen worden door de broodnodige Duitse Revolutie.

    Het revolutionair proces in Duitsland begon nog maar in november 1918. Er volgden nog tal van bewegingen die de wil van de massa’s toonden om tot een andere samenleving te komen. Het gebrek aan een voldoende uitgebouwde organisatie met gestaalde kaders had gevolgen: het ontbrak aan nationale coördinatie, de kapitalisten kregen tijd en ruimte om zich te herorganiseren en de contrarevolutie kon de beweging stad per stad breken.

    In januari 1919 werd in Berlijn een voorbeeld gesteld: de beweging liep daar voor op de rest van het land, waardoor de contrarevolutie zich volledig op de hoofdstad kon richten. De revolutionairen werden brutaal aangepakt: leiders als Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden vermoord. Ze beseften het gevaar, maar weigerden om Berlijn te verlaten op een ogenblik dat hun revolutionaire kameraden het slachtoffer dreigden te worden van contrarevolutionair geweld. Tot op het laatste ogenblik stonden ze aan de zijde van hun strijdmakkers. De prijs voor deze consequente opstelling was groot. Hierdoor kon de Duitse Revolutie niet langer rekenen op de meest vooruitziende leiders die in de bewegingen tussen 1919 en 1923 een verschil hadden kunnen maken om het revolutionaire potentieel van verandering te realiseren. Het falen van de Duitse Revolutie opende de weg voor de barbarij van het nazisme en droeg bij tot het isolement van de Sovjet-Unie. Jammer genoeg werd de slogan van Rosa Luxemburg ‘socialisme of barbarij’ op deze manier bevestigd.

    Rosa stierf zoals ze leefde: strijdbaar, bewust, consequent, vastberaden. “Mens zijn betekent je hele leven in ‘de weegschaal van het lot’ gooien, maar tegelijk evengoed dat je kan genieten van elke zonnige dag en elke mooie wolk,” schreef ze in 1916 vanuit de gevangenis. Ook dat was Rosa: genieten van de natuur, spelen met kinderen uit de straat, ontroerd worden door een mooi stuk poëzie. Kortom: opkomen voor brood, maar ook voor rozen. Rosa gooide haar leven in de weegschaal van het lot, van de strijd voor een andere samenleving.

    Haar revolutionaire opstandigheid, zelfstandig denken en consequent handelen maakten dat de politieke erfenis van Rosa in heel wat kringen moeilijk lag. De sociaaldemocratie was uiteraard verantwoordelijk voor de moord op Rosa en er was haar bijtende kritiek op het reformisme. Het revolutionaire en internationalistische karakter van Rosa, was de ware reden voor de kritiek van Stalin op haar vanaf begin jaren 1930. In de DDR werden Rosa en Karl Liebknecht als mythische figuren aanbeden, maar de bijdrage van Rosa aan het marxisme werd minder enthousiast gedeeld. In linkse kringen werd Rosa vaak misbruikt: haar meningsverschillen met Lenin en de Bolsjewieken werden uitvergroot en omgevormd tot wat ze niet waren. Beperkingen in haar analyses, onder meer rond de nationale kwestie of rond de revolutionaire partij, werden zodanig veralgemeend dat ze afbreuk deden aan de rol van Rosa als consequente revolutionaire denker en strijder. Hoog tijd om daar verandering in te brengen en Rosa Luxemburg te herdenken zoals dat hoort: als één van de belangrijkste marxisten uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging.

    Blijvende inspiratie

    Ruim honderd jaar na de dood van Rosa Luxemburg staat de wereld op een nieuw keerpunt. Het neoliberale triomfalisme dat na de val van de Berlijnse Muur en na het verdwijnen van de stalinistische karikaturen van socialisme zo welig tierde, ligt vandaag zelf in puin. Zelfs de Financial Times vraagt of het geen tijd is om het kapitalisme een herstart te laten maken. Tien jaar na de grote recessie van 2008 is er geen uitzicht op echt economisch herstel en verzamelen donkere wolken zich boven de wereldeconomie. De spanningen tussen imperialistische machten lopen op. De conflicterende belangen tussen de VS en China leiden niet tot een traditionele open oorlog, onder meer omdat dit vandaag een wederzijdse vernietiging zou betekenen. Maar de handelsoorlog en de botsingen tussen grootmachten in verschillende proxy-oorlogen zijn uitdrukkingen van de instabiliteit die ze verder versterken. De burgerij heeft problemen op het politieke terrein. Een systeem in crisis brengt de politieke leiders voort die daarbij passen: Trump, Bolsonaro, Modi, … En dan is er nog de dreigende klimaatramp: wetenschappers geven ons amper iets meer dan tien jaar om onherroepelijke schade te voorkomen.

    Het kapitalisme rijdt zichzelf vast en dit leidt tot steeds meer massaprotest. Van Chili over Ecuador en Puerto Rico tot Algerije en Soedan, maar ook Libanon, Irak, Iran of Hongkong: het aantal massabewegingen kent een forse toename. Verschillende regeringen en regimes zijn gevallen door massaprotest. De energie van onderuit die dergelijke collectieve acties geven, is niet nieuw. Het was dezelfde energie die Rosa zo scherp opmerkte in Rusland in 1905. Er zijn overigens wel meer gelijkenissen tussen die revolutionaire beweging begin 20e eeuw en de golf van bewegingen vandaag. Er is de onvermijdelijke confrontatie tussen het protest en de machthebbers, er zijn de vragen naar organisatie, de rol van algemene stakingen om machthebbers effectief aan de kant te schuiven en de kwestie van de macht en een alternatief stelt zich.

    In het massaprotest in Chili in het najaar van 2019 wordt uitdrukkelijk gesteld dat niet alleen de directe redenen voor het protest meespelen, maar alles wat eraan voorafging. Het gaat niet slechts om de verhoging van de metroprijzen met 30 peso, maar om 30 jaar van gebrek aan verandering na de val van de dictatuur van Pïnochet. In het geboorteland van het neoliberalisme wordt dat politieke stelsel betwist. Het doet denken aan wat Rosa schreef over Rusland 1905: “Het is helemaal verkeerd zich de massastaking als een afzonderlijke handeling in te denken. De massastaking is veeleer de aanduiding, het totaalbegrip van een jarenlange, wellicht tientallen jaren lange periode van de klassenstrijd.” In revolutionaire periodes kan elke aanleiding tot een grote confrontatie leiden. “In de onweerslucht van de revolutionaire periode kan elk klein conflict tussen arbeid en kapitaal tot een algemene losbarsting uitgroeien.”

    De kracht van massabewegingen, en in het bijzonder van algemene stakingen, wordt ook door historici erkend. Protest dat de arbeidersbeweging mobiliseert, heeft historisch het meest effect in het afdwingen van democratische rechten. Dat stelde een studie van de Amerikaanse Washington Post in oktober 2019 vast. Alle belangrijke sociale verworvenheden zijn het resultaat van massabewegingen: de 8-urendag, algemeen stemrecht, betaald verlof, sociale zekerheid, … kwamen er niet door plotse parlementaire inzichten, maar door massabewegingen die het volledige systeem bedreigden.

    De uitdaging bij massabewegingen vandaag blijft hoe we tot echte verandering kunnen komen. Vaak is het duidelijk waartegen betoogd en gestaakt wordt, maar hoe ziet ons alternatief er juist uit en hoe kunnen we dat bereiken? Doorheen collectieve actie worden lessen getrokken over hoe het kapitalisme georganiseerd is, over de rol van de staat onder het kapitalisme, over de kracht van ons aantal en van onze eenheid over nationale, religieuze en andere bronnen van verdeeldheid heen. Maar er is meer nodig: bewuste organisatie voor maatschappijverandering.

    De Russische revolutionair Trotski verklaarde in een toespraak voor de rechtbank waar hij na de revolutie van 1905 werd aangeklaagd: “Ons voorbereiden op de onvermijdelijke opstand, betekende voor ons in de eerste plaats het informeren van mensen, hen uitleggen dat een openlijk conflict onvermijdelijk was en dat alles wat ze afdwingen hen weer zou afgenomen worden, dat ze zich enkel goed konden verdedigen met een krachtige organisatie van de arbeidersklasse, dat de vijand in de ogen moest gekeken worden, dat de strijd tot het einde moest doorgezet worden en dat er geen andere weg was.”

    Het systeem zal zichzelf niet spontaan opdoeken om de sleutels van de samenleving aan de werkende klasse over te dragen. Er zijn belangen bij de verdediging van het kapitalisme: de superrijken zien hun rijkdom aan een duizelingwekkend tempo aangroeien. Ze doen er uiteraard alles aan om dit te verdedigen en zijn goed georganiseerd: ze controleren niet alleen de sleutelsectoren van de economie, maar ook de media, politiek, … Het geeft hen de schijn van enorme macht, maar dé zwakke plek is hun aantal. Zonder onze arbeid staat heel hun raderwerk stil.

    Stakingen zijn populair als actiemiddel en worden overgenomen in bewegingen. Klimaatjongeren houden stakingen, de vrouwenbeweging in Spanje en Latijns-Amerika grijpt terug naar stakingen op 8 maart. Een volledig begrip van wat een algemene staking op het politieke terrein betekent, is er vandaag nog niet. Maar die politieke betekenis zit ingebakken in de actiemethode zelf. Zoals Rosa schreef over 1905 in Rusland: “De economische strijd leidt van het ene politieke knooppunt tot het andere, de politieke strijd is de periodieke bevruchting van de bodem voor de economische strijd. Oorzaak en werking verwisselen hier ieder ogenblik van plaats, en zo vormen de economische en de politieke factoren in de massastakingsperiode, ver van zich scherp te scheiden of wederkerig uit te sluiten, zoals het schema het wil, veel meer slechts twee vervlochten zijden van de proletarische klassenstrijd in Rusland. En hun eenheid is juist de massastaking.” De algemene staking onderstreept de economische en collectieve rol van de arbeidersklasse, de kracht die een socialistische transformatie van de samenleving kan bewerkstelligen.

    Een ander opmerkelijk element in de massabewegingen vandaag is hoe deze elkaar internationaal aansteken. In Catalonië werd in het protest tegen repressie bijvoorbeeld gekeken naar actiemethoden van het Hongkongse protest tegen de Chinese dictatuur. Sommigen schrijven die internationale wisselwerking toe aan sociale media. Het klopt dat sociale media mogelijkheden bieden tot sneller en meer internationaal contact. Maar net als de gevestigde media worden sociale media gecontroleerd door grote bedrijven met andere belangen dan die van de meerderheid van de bevolking. Het kapitalisme is nog altijd gebonden aan de structuren van de natiestaat, enkel de werkende klasse is een oprechte drager van internationalisme. Ook voor er sociale media bestonden, had succesvolle strijd in één land effect op de arbeidersbeweging in andere landen. Militanten als Rosa Luxemburg waren zich daar bijzonder bewust van en haalden niet alleen zelf inspiratie uit strijd in andere landen, maar probeerden die inspiratie om te zetten in een sterker begrip en hoger bewustzijn onder de arbeidersklasse.

    Het kapitalisme heeft een probleem omdat in veel landen de massa’s op straat komen uit woede tegen alles wat fout loopt, eigenlijk tegen het hele systeem. De grootste troef van het kapitalisme op dit ogenblik is dat het bewustzijn over een alternatief, over een andere samenleving, over socialisme, beperkt is. Er ontstaan nieuwe politieke formaties die zich op het ongenoegen tegen het kapitalisme baseren, zonder evenwel de noodzaak van een revolutionaire breuk met het systeem te erkennen of stappen in die richting te zetten. De nieuwe linkse formaties zoals Syriza, Podemos of in ons land de PVDA staan politiek dichter bij het reformisme van Bernstein dan bij de revolutionaire politiek van Rosa Luxemburg. Maar dan met dit verschil dat Bernstein naar reformisme opschoof in een periode van economische groei en toegevingen aan de arbeidersbeweging. Daar is er vandaag geen marge voor, wat maakt dat bijvoorbeeld Syriza in Griekenland snel door de mand viel. Wat zou Rosa daarvan gedacht hebben? Ze zou ons ongetwijfeld aangezet hebben tot een scherpe kritiek op basis van een globaal begrip van hoe het kapitalisme functioneert en op basis van de dynamiek van klassenstrijd. In het opbouwen van een nieuwe politieke uitdrukking van de arbeidersklasse zullen de inzichten van Rosa over de verhouding tussen hervormingen en revolutie nog goed van pas komen!

    In de protestbewegingen vandaag staan jongeren en vrouwen vooraan. Denk maar aan de klimaatstakingen die zich wereldwijd verspreiden met eind september 2019 maar liefst 7,6 miljoen betogers. Of denk aan de groeiende vrouwenbeweging, die ook in België breder gedragen wordt en voor nieuwe massamobilisaties zorgt. Ten onrechte wordt Rosa Luxemburg soms een gebrek aan betrokkenheid bij vrouwenstrijd verweten. Voor haar was dat wel degelijk een belangrijke strijd, maar ze zag het niet als iets afzonderlijk van de klassenstrijd in het algemeen. Van een slogan als ‘Vrouwen zullen zichzelf wel bevrijden’ zou Rosa gegruweld hebben. Over de strijd voor vrouwenkiesrecht schreef ze: “De massale strijd voor de politieke gelijkberechtiging van de vrouw is slechts een uiting en een deel van de algemene vrijheidsstrijd van het proletariaat en daarin ligt precies ook haar kracht en haar toekomst.” Die benadering ligt ook vandaag aan de basis van campagne ROSA in België. De strijd voor vrouwenrechten is onderdeel van de strijd voor de algemene bevrijding van de werkende klasse. In die strijd worden specifieke vormen van onderdrukking erkend en bestreden. Specifieke vormen van onderdrukking worden niet los gezien van hoe het volledige systeem functioneert, maar net als uitdrukking ervan. Verzet ertegen betekent strijden tegen het kapitalisme en daarin staan we sterker als de werkende klasse verenigd is. Om tot een grotere eenheid van de werkende klasse te komen, moet rekening gehouden worden met gevoeligheden rond specifieke vormen van onderdrukking, zoals tegen vrouwen of de LGBTQI+-gemeenschap.

    Dat de mensheid voor de keuze tussen ‘socialisme of barbarij’ staat, is wellicht de bekendste uitspraak van Rosa. Strijd voor socialisme stond centraal in haar leven en ze zag dit niet als iets voor een verre toekomst. Opkomen voor een andere samenleving is onlosmakelijk onderdeel van elke concrete directe strijd vandaag. Bij het uitbreken van de novemberrevolutie in Duitsland in 1918 merkte Rosa op: “De arbeidersklasse moet er eerst en vooral naar streven om de volledige politieke macht over de staat in eigen handen te krijgen. Politieke macht is voor ons socialisten echter niet meer dan een middel. Het doel, waarvoor we deze macht moeten gebruiken, is een fundamentele transformatie van de economische verhoudingen.” Een fundamentele maatschappijverandering was de doelstelling en de leidraad in het dagelijkse leven en werk van Rosa.

    Is het daar vandaag niet te laat voor? Revolutionaire marxisten analyseren grondig en halen daaruit hun optimisme en vertrouwen in de arbeidersklasse. Rosa is ook op dat vlak een voorbeeld. Zelfs op het ogenblik dat de revolutie onder vuur lag en Rosa besefte dat haar leven in gevaar was, bleef haar vertrouwen in fundamentele maatschappijverandering overeind. “Orde heerst in Berlijn. Gij stompzinnige beulsknechten! Uw orde is op zand gebouwd. De revolutie zal zich morgen reeds met luide galm verheffen en tot uw schrik onder bazuingeschal verkondigen: ik was, ik ben en ik zal zijn.”

  • De marxisten: wie was Rosa Luxemburg?

    Wie waren de belangrijke marxistische voortrekkers? We stellen enkele van hen voor aan de hand van een korte biografische schets. Vandaag: Rosa Luxemburg, de Pools-Duitse revolutionaire socialiste die durfde in te gaan tegen de leiding van de begin 20e eeuw snel groeiende socialistische partij. Rosa verzette zich tegen het reformisme en gaf alles wat ze kon voor socialistische maatschappijverandering. Hieronder een artikel uit ons maandblad uit 2018.

    [divider]

    Rosa Luxemburg groeide op in het door tsaristisch Rusland bezette deel van Polen. Omwille van haar eerste stappen in de revolutionaire beweging moest ze het land ontvluchten en kwam ze in Zwitserland terecht en nadien vestigde ze zich in Duitsland. Daar werd Rosa Luxemburg aanvankelijk vooral ingezet om de arbeiders in het bezette deel van Polen te organiseren. Rosa Luxemburg wilde zich echter niet beperken tot haar rol van Poolse migrante van Joodse afkomst of haar rol als vrouw. Ze had het als Poolse vrouw niet gemakkelijk, ook niet binnen de Duitse socialistische partij SPD, maar ze wilde een centrale rol in de strijd voor socialistische verandering spelen. Dergelijke verandering zag Rosa als enig antwoord op specifieke vormen van onderdrukking. Strijd voor vrouwenrechten – in die tijd vooral rond de kwestie van stemrecht – was volgens Rosa “slechts één uitdrukking en een onderdeel van de algemene bevrijdingsstrijd van de werkende klasse. Daarin ligt de kracht en de toekomst van vrouwenstrijd.”

    Samen met anderen, zoals Clara Zetkin en Karl Liebknecht, verzette Rosa Luxemburg zich consequent tegen de reformistische tendensen binnen de socialistische beweging. Die tendens zag onmiddellijke kleine hervormingen als manier om stap per stap tot een socialistische samenleving te komen. Rosa verzette zich daar niet alleen tegen, ze beargumenteerde op schitterende wijze het failliet van het reformisme in haar brochure ‘Hervorming of revolutie.’ Niet dat Luxemburg tegen hervormingen in het voordeel van de werkende klasse was: ze zag hervormingen als belangrijke stappen in de opbouw van een krachtsverhouding die nodig is om tot fundamentele maatschappijverandering te komen. Als één van de eersten benadrukte Luxemburg ook het belang en de rol van algemene stakingen.

    Als gevolg van de verstikkende rol van de SPD-leiding voor wie de beweging alles was en het socialistische einddoel niets, kantte Luxemburg zich tegen wat zij een te gecentraliseerde nationale revolutionaire organisatie vond. Dit was geen verzet tegen organisatie op zich: samen met haar levenspartner en kameraad Leo Jogiches lag ze zelf aan de basis van de Poolse socialistische partij SDKPiL en binnen de SPD deed ze er alles aan om een revolutionaire kern bijeen te houden.

    Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waartegen ze zich consequent verzette, omschreef ze de sociaaldemocratie als een ‘rottend lijk.’ Haar politieke opstelling bracht Rosa opnieuw in de gevangenis in 1916. “Mens zijn betekent je hele leven in ‘de weegschaal van het lot’ gooien, maar tegelijk evengoed dat je kan genieten van elke zonnige dag en elke mooie wolk,” schreef ze vanuit de gevangenis.

    De oorlogsmoeheid was algemeen tegen 1918: dit bloedbad was niet in het belang van de werkenden, maar van de imperialistische machten en de kapitalisten. Overal ontstonden bewegingen die inspiratie en enthousiasme haalden uit de Russische Revolutie. Ook in Duitsland was dit het geval. In november 1918 kende de beweging een hoogtepunt: overal vormden werkenden hun eigen raden en namen ze de macht en de samenleving zelf in handen. De novemberrevolutie toonde het potentieel, maar leidde niet tot een breuk met het kapitalisme. De Keizer verdween van het toneel en er was een kiem van een arbeidersregering op basis van de arbeiders- en matrozenraden. De kapitalisten moesten enorme toegevingen doen om hun systeem overeind te houden, de belangrijkste bondgenoot daartoe vonden ze bij de SPD-leiders.

    Jammer genoeg was er geen voldoende sterke en eengemaakte revolutionaire stroming die doorheen Duitsland richting kon geven aan de bewegingen en die met voldoende tactische inzichten kon bouwen aan een eenheidsfront van alle socialistische arbeiders. Er volgden na de novemberrevolutie nog tal van bewegingen die tot een andere samenleving wilden komen. Het gebrek aan een voldoende uitgebouwde organisatie met gestaalde kaders liet zich daarbij voelen: het ontbrak aan nationale coördinatie en de contrarevolutie kon de beweging stad per stad breken.

    In januari 1919 werd in Berlijn een voorbeeld gesteld: de beweging liep daar voor op de rest van het land, waardoor de contrarevolutie zich volledig op de hoofdstad kon richten. De revolutionairen werden brutaal aangepakt: leiders als Luxemburg en Liebknecht werden vermoord. Hierdoor kon de Duitse Revolutie niet langer rekenen op de meest vooruitziende voortrekkers die in de bewegingen tussen 1919 en 1923 een verschil hadden kunnen maken om het revolutionaire potentieel van verandering te realiseren. Het falen van de Duitse revolutie opende de weg voor de barbarij van het nazisme. Jammer genoeg werd de slogan van Rosa Luxemburg ‘socialisme of barbarij’ op deze manier bevestigd.

    Voor Luxemburg stond de strijd voor socialisme centraal in haar leven. Haar goede vriendin en strijdgenoot Clara Zetkin vatte het na haar dood samen: “Rosa Luxemburg gaf het socialisme alles wat ze kon geven. Er zijn geen woorden om haar wilskracht te vatten, de belangeloosheid en de toewijding die ze aan de zaak gaf.”

  • 15 januari 1919: moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. Hun strijd gaat door!

    Op 15 januari 1919 werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, de moedige voortrekkers van de Duitse arbeidersklasse, vermoord door het bloeddorstige verslagen Duitse leger. Dat werd gedekt door de laffe sociaaldemocratische leiders Noske en Scheidemann. Bij deze verjaardag kijken we terug op de inspirerende revolutionaire erfenis van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.

    Wil je meer weten over de Duitse Revolutie en de rol van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht daarin, maar ook over het verder verloop ervan? Bestel dan ons boek ‘1918-1923: revolutie in Duitsland’

    Het monument voor Rosa en Karl in Berlijn. Zondag trokken tienduizenden naar dit monument om hulde te brengen.
  • Rosa Luxemburg over de Novemberrevolutie

    In een aantal artikels van Rosa Luxemburg voor ‘Die Rote Fahne’, het dagblad van de Spartakusbond, worden belangrijke aspecten van de Novemberrevolutie aangeraakt. Opmerkelijk in deze artikels zijn het besef van het gevaar dat de revolutie op een zijspoor wordt gezet door de sociaaldemocratie, de scherpe kritiek ook op de USPD die met de SPD een coalitieregering vormt, de oproep om de revolutie door te zetten en de internationalistische benadering.

    [divider]

    Het begin

    Die Rote Fahne, 18 november 1918

    De revolutie is begonnen. Geen gejubel over het volbrachte, geen triomf over de verpletterde vijand is op zijn plaats, maar strengste zelfkritiek en ijzeren concentratie van de energie om het begonnen werk door te zetten. Want het volbrachte is gering, en de vijand is niet verpletterd.

    Wat is er bereikt? De monarchie is weggevaagd, de hoogste regeringsmacht is in handen van de Arbeiders- en Soldatenraden overgegaan. Maar de monarchie was nooit de eigenlijke vijand, deze was slechts façade, zij was het uithangbord van het imperialisme.

    Niet de Hohenzollern hebben de wereldoorlog ontketend, de wereld aan alle kanten in brand gestoken en Duitsland aan de rand van de afgrond gebracht. De monarchie was zoals elke burgerlijke regering de zaakwaarneemster van de heersende klassen. De imperialistische bourgeoisie, de kapitalistische klassenheerschappij — dat is de misdadiger die voor de volkenmoord verantwoordelijk moet worden gemaakt. De afschaffing van de heerschappij van het kapitaal, de verwerkelijking van de socialistische maatschappijorde: dit en niets minder is het historische thema van de tegenwoordige revolutie. Een geweldig werk, dat niet in een handomdraai door een paar decreten van bovenaf volbracht kan worden, dat slechts door de eigen bewuste actie van de massa van de arbeiders in stad en land in het leven kan worden geroepen, dat slechts door de hoogste geestelijke rijpheid en onuitputtelijk idealisme van de volksmassa’s door alle stormen veilig in de haven kan worden gebracht.

    Uit het doel van de revolutie is de weg aangegeven, uit de taak volgt de methode. De gehele macht in handen van de werkende massa, in handen van de Arbeiders- en Soldatenraden, veiligstelling van het werk van de revolutie tegen haar op de loer liggende vijanden: dat is het richtsnoer voor alle maatregelen van de revolutionaire regering.

    Elke stap, elke daad van de regering zou als een kompas in deze richting moeten wijzen:

    • Uitbouw en herkiezing van de lokale Arbeiders- en Soldatenraden, opdat de eerste chaotische en impulsieve geste van haar ontstaan door een bewust proces vervangen wordt, waarbij zij met zichzelf in het reine komt over de doeleinden, de opgaven en de wegen van de revolutie; voortdurende verantwoording van deze vertegenwoordigers van de massa en overdracht van de eigenlijke politieke macht uit het kleine comité van de Executieve Raad aan de bredere basis van de Arbeiders-en Soldatenraad.
    • Spoedigste bijeenroeping van het Rijksparlement van de arbeiders en soldaten om de proletariërs van heel Duitsland als klasse, als compacte politieke macht te vestigen en deze macht achter het werk van de revolutie te stellen als schild en stootkracht.
    • Onverwijlde organisatie niet van de ‘boeren’, maar van de agrarische proletariërs en de kleine boeren, die als groep tot dusver nog buiten de revolutie staan. Vorming van een proletarische Rode Garde voor de onafgebroken bescherming van de revolutie en de opleiding van arbeidersmilities, om het gehele proletariaat te vormen tot een voortdurend gereedstaande wacht.
    • Uitbanning uit regering, justitie en leger van de overgenomen organen van de absolutistische militaire politiestaat.
    • Onmiddellijke confiscatie van de dynastieke vermogens en bezittingen, evenals van het grootgrondbezit als een voorlopige eerste maatregel ter verzekering van het levensonderhoud van de bevolking, omdat de hongersnood de gevaarlijke bondgenoot is van de contrarevolutie. Onmiddellijke bijeenroeping van het Wereldcongres van Arbeiders in Duitsland om het socialistische en internationale karakter van de revolutie scherp en helder te laten uitkomen; immers in de Internationale, in de Wereldrevolutie alleen is de toekomst van de Duitse revolutie verankerd.

    Slechts de eerste meest noodzakelijke stappen hebben we hier opgesomd. Wat doet echter de huidige revolutionaire regering?

    Zij laat de staat als bestuursorgaan van boven naar beneden rustig verder in handen van de steunpilaren van gisteren, van het absolutisme van de Hohenzollern en van de werktuigen van morgen van de contrarevolutie.

    Zij roept de constituerende Nationale Vergadering bijeen, schept daarmee een burgerlijk tegenwicht voor de Arbeiders- en Soldatenvertegenwoordiging, schuift daarmee de revolutie op het spoor van een burgerlijke revolutie, verdoezelt de socialistische doeleinden van de revolutie;

    zij doet niets om de nog voortbestaande macht van de kapitalistische klassenheerschappij te verpletteren;

    zij doet alles om de bourgeoisie gerust te stellen, om de heiligheid van het eigendom te verkondigen, om de onaantastbaarheid van de kapitaalverhoudingen te verzekeren;

    zij laat de bij iedere stap zich roerende contrarevolutie rustig begaan, zonder een oproep aan de massa te doen, zonder het volk luid te waarschuwen.

    Rust! Orde! Rust! Zo weerklinkt het van alle kanten, in alle regeringsverklaringen, zo jubelt de echo uit alle burgerlijke lagen. Het getier tegen het spook van de ‘Anarchie’ en van het ‘Putschisme’, de bekende helse muziek van de bourgeois die bezorgd is om de brandkasten, eigendom en winst is de meest luide noot van de dag, en de revolutionaire Arbeiders- en Soldatenregering — duldt rustig deze algemene opmars voor de stormaanval tegen het socialisme, ja zij doet er in woord en daad aan mee.

    Het feit van de eerste week van de revolutie: in de staat van de Hohenzollern heeft zich in wezen niets veranderd, de Arbeiders- en Soldatenregering fungeert als plaatsvervangster van de keizerlijke regering die bankroet is gegaan. Al haar doen en laten wordt beheerst door de vrees voor de arbeidersmassa. Voordat de revolutie nog kracht, dynamiek en vaart heeft verkregen wordt haar levenskracht, haar socialistisch en proletarisch karakter, verloochend. Alles is in orde. De reactionaire staat van de beschaafde wereld wordt niet in 24 uur omgevormd tot een revolutionaire volksstaat. Soldaten die gisteren in Finland, Rusland, de Oekraïne, in de Oostzee als gendarmes van de reactie revolutionaire proletariërs vermoordden, en arbeiders die dit rustig lieten gebeuren, zijn niet in 24 uur tot doelgerichte dragers van het socialisme geworden.

    Het beeld van de Duitse revolutie beantwoordt aan de innerlijke rijpheid van de Duitse omstandigheden. Scheidemann-Ebert zijn de aangewezen regering van de Duitse revolutie in haar huidige stadium. En de onafhankelijken, die met Scheidemann-Ebert samen geloven socialisme te kunnen maken, die voor hen in de ‘vrijheid’ plechtig getuigen dat gemeenschappelijk met hen een ‘zuiver socialistische regering’ gevormd kan worden, kenmerken zichzelf als de aangewezen medeoprichters van de firma in dit eerste provisorische stadium.

    Maar revoluties staan niet stil. Het is hun noodzakelijke opdracht om snel voorwaarts te gaan, om boven zichzelf uit te groeien. Het eerste stadium voert reeds door zijn innerlijke tegenstrijdigheden voorwaarts. De toestand is als begin begrijpelijk, als toestand op de lange duur onhoudbaar. Wil de contrarevolutie niet over de hele linie de overhand krijgen dan moeten de massa’s op hun hoede zijn.

    Het begin is er. Het verdere verloop ligt niet in de hand van dwergen die de loop van de revolutie tegenhouden, spaken in het wiel van de wereldgeschiedenis steken. De dagorde van de wereldgeschiedenis luidt heden: verwerkelijking van het socialistische einddoel. De Duitse revolutie is in de baan van dit fonkelende gesternte terechtgekomen. Zij zal verder gaan, stap voor stap, door Sturm und Drang, door strijd en leed, door ramp en triomf verder naar het doel.

    Zij moet!

    [divider]

    Aan de proletariërs van alle landen

    Die Rote Fahne, 25 november 1918

    Proletariërs! Mannen en Vrouwen van de Arbeid! Kameraden!

    In Duitsland heeft de revolutie zijn intrede gedaan. De soldatenmassa’s die vier jaar lang naar de slachtbank werden gedreven terwille van kapitalistische winst, de arbeidersmassa die vier jaar lang werd uitgezogen, uitgeperst, uitgehongerd — zij zijn opgestaan. Het vreselijke werktuig van onderdrukking: het Pruisische militarisme, deze gesel van de mensheid, ligt gebroken op de aarde; de meest zichtbare vertegenwoordigers ervan en daarmee de meest zichtbare schuldigen aan deze oorlog, de keizer en de kroonprins, zijn het land uit gevlucht. Overal hebben zich arbeiders- en soldatenraden gevormd.

    Proletariërs aller landen, wij zeggen niet dat in Duitsland alle macht werkelijk in de handen van het werkende volk komt, dat de volledige overwinning van de proletarische revolutie reeds is behaald. Nog zitten al die socialisten in de regering die in augustus 1914 ons duurste goed, de Internationale, hebben prijsgegeven, die vier jaar lang de Duitse arbeidersklasse en de Internationale tegelijk hebben verraden.

    Maar, Proletariërs aller landen, nu spreekt de Duitse proletariër zelf tot jullie. Wij geloven het recht te hebben om uit zijn naam voor jullie forum te treden. Wij hebben vanaf de eerste dag van deze oorlog ons best gedaan om onze internationale verplichtingen na te komen, doordat wij elke misdadige regering met alle kracht hebben bestreden en deze als de ware schuldigen van de oorlog hebben gebrandmerkt.

    Nu, in dit uur zijn wij gerechtvaardigd voor de geschiedenis, voor de internationale en voor het Duitse proletariaat. De massa’s vallen ons geestdriftig bij, steeds bredere kringen van het proletariaat nemen deel aan de kennis dat het uur van afrekening met de kapitalistische klassenheerschappij heeft geslagen.

    Dit grootse werk kan echter niet alleen door het Duitse proletariaat worden volbracht, het kan slechts strijden en overwinnen door een beroep te doen op de solidariteit van de proletariërs van de gehele wereld.

    Kameraden van de oorlogvoerende landen, wij kennen jullie situatie. Wij weten heel goed dat jullie regeringen, nu zij eenmaal de overwinning hebben behaald, vele lagen in de bevolking door de uiterlijke gloed van de overwinning verblinden. Wij weten dat ze erin slagen om door het succes van de moord, de oorzaken en doelstellingen ervan te doen vergeten.

    Maar ook weten wij iets anders. Wij weten dat ook in jullie landen het proletariaat de meest gruwelijke offers aan vlees en goed heeft gebracht, dat het de gruwelijke slachting moe is, dat de proletariër nu naar huis terugkeert en thuis gebrek en ellende aantreft, terwijl er in de hand van een paar kapitalisten miljardenvermogens zijn opgehoopt. Hij heeft ingezien en zal verder inzien, dat de oorlog ook door jullie regeringen om de grote geldbuidel is gevoerd, dat jullie regering, toen zij sprak van ‘recht en beschaving’ en van ‘bescherming der kleine naties’, net zo goed de kapitaalwinsten meende als de onze toen zij sprak van ‘verdediging van het vaderland’; dat de vrede van ‘rechts’ en van de ‘Volkenbond’ uitloopt op dezelfde laaghartige roof als de vrede van Brest-Litovsk. Hier als daarginds dezelfde schaamteloze rooflust, dezelfde wil tot onderdrukking, dezelfde beslissing om de hardvochtige overmacht van het moordwapen tot het uiterste te benutten.

    Het imperialisme van alle landen kent geen ‘goede verstandhouding’, het kent slechts één recht: de kapitaalwinst, slechts één taal: het zwaard, slechts één middel: het geweld. En wanneer het nu in alle landen, zowel bij jullie als bij ons, spreekt over ‘Volkenbond’, ‘Ontwapening’, ‘Recht van de kleine landen’, ‘Zelfbestemming van de volkeren’, dan zijn dat slechts de gebruikelijke leugenachtige uitspraken van de heersers om de waakzaamheid van het proletariaat in slaap te wiegen.

    Proletariërs aller landen! Deze oorlog moet de laatste zijn! Dat zijn wij verschuldigd aan de 12 miljoen vermoorde slachtoffers, aan onze kinderen en aan de mensheid.

    Europa is door de verfoeilijke volkerenmoord geruïneerd. Twaalf miljoen lijken bedekken de gruwelijke plaatsen van de imperialistische misdaad. De bloei van de jeugd en de beste mankracht van de volkeren is neergemaaid. Ontelbare productiekrachten zijn vernietigd. De mensheid staat op het punt te verbloeden aan de meest ongehoorde aderlating in de wereldgeschiedenis.

    Overwinnaar en overwonnene staan aan de rand van de afgrond. De mensheid wordt bedreigd door de vreselijkste hongersnood, door het vastlopen van het gehele productieapparaat, epidemieën en degeneratie.

    De grote misdadigers van deze gruwelijke anarchie, van deze ontketende chaos: de heersende klassen, zijn niet in staat om hun eigen werk in toom te houden. Het roofdier, het kapitaal, dat de hel van de wereldoorlog heeft opgeroepen, is niet in staat deze weer uit te bannen, werkelijke orde te herstellen, de gekwelde mensheid brood en arbeid, vrede en cultuur, recht en vrijheid te waarborgen.

    Dat wat door de heersende klassen als vrede en recht wordt voorbereid, is slechts een nieuw werk van het brute geweld, waaruit het monster van de onderdrukking, van de haat en van nieuwe bloedige oorlogen haar duizend koppen opheft.

    Het socialisme alleen is in staat om het grote werk van de duurzame vrede te volbrengen, de duizend bloedende wonden van de mensheid te helen, de weiden van Europa die nu vertrappeld zijn door de tocht van de apocalyptische oorlogsruiters te veranderen in bloeiende tuinen, om op de plaats van de verwoeste productiekrachten tien keer zoveel nieuwe tevoorschijn te toveren, om alle fysieke en zedelijke energie van de mensheid tot nieuw leven te wekken en de haat en tweedracht te vervangen door broederlijke solidariteit, door eendracht en achting voor alles wat menselijk is.

    Wanneer de vertegenwoordigers van het proletariaat aller landen elkaar de hand reiken om de vrede te maken, dan is de vrede in weinig uren gemaakt. Dan zijn er geen twistvragen meer zoals de linker Rijnoever, Mesopotamië, Egypte of de koloniën. Dan bestaat er slechts één volk: de werkende mensheid aller rassen en talen. Dan bestaat er slechts één recht: de gelijkheid van alle mensen. Dan bestaat er slechts één doel: welvaart en vooruitgang voor allen.

    De mensheid staat voor het alternatief: op te lossen en onder te gaan in de kapitalistische anarchie of wel wedergeboorte door sociale revolutie. Het uur van de beslissing heeft geslagen. Wanneer je gelooft in het socialisme, dan is het nu de tijd om dit door daden te tonen. Wanneer je socialist bent, dan gaat het er nu om te handelen.

    Proletariërs aller landen, wanneer wij jullie nu oproepen tot de gemeenschappelijke strijd, dan gebeurt dit niet ter wille van de Duitse kapitalisten, die onder het merk ‘Duitse natie’ de gevolgen van eigen misdaad trachten te ontlopen; het gebeurt terwille van ons en van jullie. Bedenkt: jullie triomfantelijke kapitalisten staan gereed om onze revolutie, die zij evenzeer als de hunne vrezen, bloedig te onderdrukken. Jullie zelf zijn door de ‘overwinning’ niet vrijer, jullie slechts nog meer slaaf geworden. Als jullie heersende klassen erin slagen om de Duitse Revolutie, en ook de Russische, te stoppen, dan zullen ze zich hierna met verdubbelde kracht tegen jullie richten. Jullie kapitalisten hopen dat de overwinning op ons, en op het revolutionaire Rusland, hen de macht zal verschaffen om jullie het vuur aan de schenen te leggen en het duizendjarige rijk van de uitbuiting boven het graf van het internationale socialisme op te richten.

    Daarom kijkt het proletariaat van Duitsland in dit uur naar jullie uit. Duitsland is zwanger van de sociale revolutie, maar het socialisme kan slechts door het wereldproletariaat worden verwezenlijkt.

    En wij roepen jullie daarom toe: Op ten strijde! Op tot handeling! De tijd van de lege manifesten, platonische resoluties en schallende woorden is voorbij: het uur van de daad heeft voor de Internationale geslagen. Wij roepen jullie op: Kies overal Arbeiders- en Soldatenraden die zich van de politieke macht meester maken en die samen met ons de vrede zullen maken.

    Niet Lloyd George en Poincaré, niet Sonnino, Wilson en Erzberger of Scheidemann mogen de vrede sluiten. Onder het waaiend banier van de wereldrevolutie moet de vrede worden gesloten.

    Proletariërs aller landen! Wij roepen jullie op om het werk van de socialistische bevrijding te voltrekken; om aan de geschonden wereld weer een menselijke gestalte te geven en om elk woord waar te maken waarmee wij elkaar vroeger zo vaak begroetten en waarmee wij uit elkaar gingen:

    De Internationale zal de mensheid zijn!

    Leve de Wereldrevolutie van het Proletariaat!

    Proletariërs aller Landen, verenigt U!

     

    Uit naam van de Spartakusbond:

    Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, Franz Mehring, Clara Zetkin.

    [divider]

    De ‘onrijpe’ massa

    Die Rote Fahne 3 december 1918

    Afgelopen donderdag vond er in Berlijn in het Rijksdaggebouw een zitting plaats van de Soldatenraden. Het is er daar stormachtig aan toegegaan. Een contrarevolutionaire kliek die de dag ervoor was gevormd en zich achter Majoor Walz opstelde — Majoor Walz heeft zelf toegegeven dat hij deelgenomen heeft aan de voorbereidingen van de revolutie om mededelingen aan het Opperbevel te kunnen verschaffen — trad vastberaden en in goede regie op. Deze kliek trachtte de revolutie met behulp van schreeuwlelijke bondgenoten dood te maken. Dat is niet gelukt. Na langdurige lawaaiscènes werd de vergadering ontbonden na de praktisch eensgezinde aanvaarding van een compromisvoorstel — wellicht het enige dat deze hele zitting compromitteert. Immers niets is natuurlijker dan dat in tijden van revolutie de politieke opwinding en bewogenheid zich uit in luide vormen: mogen rode koppen dan niet het hoogste product van de politieke opvoeding van een volk zijn, zij zijn toch meer waard dan de halfgesloten oogleden van ‘de oude en vertrouwde partijgenoot’ die bij het voorlezen van de notulen door de voorzitter, de partijsecretaris, heerlijk in slaap dommelt.

    Daarom hebben we niets gezegd tegen de opwinding en het wilde pathos van de massa’s: óók niet toen in het circus Busch bij die eerste plenaire zitting van de Arbeiders- en Soldatenraden alle opwinding zich tegen ons keerde, toen de soldaten het geweer richtten op kameraad Liebknecht. Wij bestreden die lieden, wier afgezaagde demagogie de hemelbestormende wil van de massa’s in verkeerde banen stuurde; wij probeerden en proberen de massa’s een helder beeld van hun toestand en van hun doel te geven, alle geestdrift en Sturm und Drang aan hen over te laten, bij de enorme problemen die zij moeten oplossen. Wij blijven bij de uitspraak dat men grote dingen slechts met geestdrift kan volvoeren.

    De ‘Vorwärts’ dacht daar anders over. Daar zit ergens een redacteurtje achter zijn schrijfbureau en vraagt op de toon van een gezapige burger, hetgeen kenmerkend is voor al wie van paard verwisselt: ‘De hand op het hart! Geloven jullie dat een vergadering zoals die van gisteren geschikt en in staat is om over het lot van ons volk een beslissend woord te spreken?’

    Na met deze retorische vraag over de vergadering het oordeel te hebben geveld, verzuimt de ‘Vorwärts’ niet om zijn oude kwakzalversmiddeltjes weer in herinnering te brengen. Dat is allereerst: Rust en Orde. Nadat alle gaven van deze roemruchte godinnen naar behoren zijn geprezen, volgt dan het tweede recept: politieke en parlementaire scholing.

    We hebben de verheugende vruchten van de politieke en parlementaire scholing voor de arbeidersklasse reeds zo vaak beschreven dat we ze hier niet opnieuw zullen beschrijven: men lette op de ‘revolutionaire’ veroveringen van deze socialistische regering in drie weken revolutie, en men kijke naar de door de heer Friedrich Ebert, die zo ‘politiek en parlementair geschoold’ is, verrichte daden in zijn koehandel met Wilson. Dan heb je al genoeg van ‘politieke en parlementaire scholing.’

    Maar de ‘Vorwärts’ heeft er niet genoeg van. Die ene vergadering van Soldatenraden in Berlijn, die zijn ‘politieke en parlementair geschoolde’ smaak niet zint, geeft aan dit blad de aanleiding dit geval te generaliseren en daarop als volgt door te gaan:

    ‘Heeft men gebeurtenissen zoals die van gisteren meegemaakt, dan begrijpt men oprecht wat voor een inferieur volksbedrog de door narren geprezen Russische Sovjetregering is. Onze arbeiders en soldaten zijn — dat mag wel zonder nationale overdrijving worden uitgesproken — torenhoog verheven boven de Russen wat algemene ontwikkeling en politieke scholing betreft. Wanneer bij ons het systeem van de ‘Radengrondwet’ mislukt, dan is dat het beste bewijs dat dit systeem ook bij het meest ontwikkelde en intelligentste volk niet is door te voeren omdat er juist een intrinsieke onmogelijkheid bestaat.’

    Waarmee er dus, ‘zonder nationalistische overdrijving’, twee conclusies zijn getrokken:

    ten eerste, dat de Duitse arbeiders en soldaten torenhoog verheven zijn boven de Russen wat hun algemene ontwikkeling en politieke scholing betreft;

    ten tweede, dat het hele systeem niet is door te voeren, dat het lijdt aan een innerlijke onmogelijkheid, omdat nu eenmaal de ontwikkeling en de intelligentie van het meest ontwikkelde en intelligente volk hiervoor niet voldoende is, en dit alles leidt dan tot een derde conclusie: ‘Redding uit deze chaos brengt slechts de constituerende Nationale Vergadering.’

    Een ding is bij dit alles zeker. Het Duitse volk heeft in doorsnee langer de school bezocht, heeft beter leren schrijven en rekenen dan het Russische. Daarnaast heeft het — d.i. één van de grondslagen voor de ‘politieke en parlementaire scholing’ — ook langer dan het Russische volk godsdienstonderwijs en vaderlandse geschiedenis genoten en het is daarna bij de hogeschool ‘van de politiek-parlementaire scholing’, bij de Duitse sociaaldemocratie, in de leer gegaan.

    Deze leermeester heeft het Duitse volk bevolen om de meest schaamteloze veroveringsoorlog ter wereld te beschouwen als een verdediging tegen een ‘smadelijke overval’; om de bedreigde bankkluizen van de kapitalisten te verslijten voor ‘huis en hof’, de roof van België en Noord-Frankrijk voor ‘onze rechtvaardige zaak’ en de moord op hun proletarische broeders in Finland, in de Oekraïne, in Letland, Estland, in de Krim te beschouwen als een strijd voor ‘rust en orde’.

    De hele betekenis van deze revolutie is het wilde optornen van de massa’s tegen deze resultaten van ‘parlementaire en politieke scholing’, zowel van de school als van de leermeesters, en reeds staat de ‘Vorwärts’ klaar om hen opnieuw naar de school te sturen van de ‘constituerende Nationale Vergadering’.

    Zeker, dan kwamen ze allen weer terug, de ‘politiek en parlementair geschoolde’ heren, de Westarps, en de Erzbergers, de Stresemanns en de Groebers, de Payers en Haussmanns, alle erfgenamen van een door eeuwenlange, in de bourgeoisie eigengemaakte kunst om het volk te bedriegen. En met hen kwamen dan de Scheidemanns en de Eberts, David en Lensch die hen in alles na-apen. Allen zouden ze weer bij elkaar komen en hun beroep van volksbedrog voortzetten, zoals zij dat in de afgelopen vier oorlogsjaren met een gruwelijke virtuositeit hebben bedreven en dat eindigde op de bloedige slagvelden in Frankrijk en bij het eerste massaoptreden van de Duitse arbeiders en soldaten.

    Met de streek die de ‘Vorwärts’ hier heeft geleverd, stelt dit blad zich waardig aan de zijde van zijn meester, Friedrich Ebert: Heeft deze getracht om de revolutie hand in hand met de heer Wilson door honger fysiek te doden, precies zo tracht de ‘Vorwärts’ haar geestelijk te vermoorden, namelijk door die ijzeren Tafel weer op te richten, die de burgerij en elke heersende klasse al duizenden jaren aan de onderdrukten hebben voorgehouden en waarop stond geschreven: ‘U bent niet rijp; U kunt het nimmer worden; een “innerlijke onmogelijkheid”; U heeft leiders nodig; die leiders zijn wij.’

    Zij hebben zich nu gelukkig ontwikkeld voorbij de staatsfilosofie van de reactionairen uit alle tijden en landen, en dit schouwspel wordt er niet mooier op wanneer dezelfde ‘Vorwärts’, precies twaalf uur nadat het blad in een redactioneel artikel het geestelijke erfgoed van de massa’s ‘filosofisch’ tot een eeuwig verschijnsel heeft verklaard, in een demagogisch gekrakeel met een lid van het Uitvoerend Comité een beroep doet op eer en geweten, omdat dit lid gezegd zou hebben dat ‘de massa’s nog niet rijp zijn’, en dat de ‘Vorwärts’, weer een dag later, aan diezelfde Soldatenraad een certificaat van rijpheid uitreikt, omdat er een besluit was genomen dat paste in het kraam van de ‘Vorwärts’. De schaamteloosheid van de ‘Vorwärts’ wordt er door huichelarij niet beter op. Geen proletariaat ter wereld, ook het Duitse niet, kan de sporen van een duizendjarige slavernij van heden op morgen, de sporen van de boeien, welke de heren Scheidemann en consorten het hebben opgelegd, in een handomdraai van zich afleggen. Evenmin als de politieke, bereikt de geestelijke gesteldheid van het proletariaat haar hoogste stand op de eerste dagen van de revolutie. Pas de revolutionaire strijd zal in elk opzicht het proletariaat tot volle rijpheid verheffen.

    Het begin van de revolutie is het teken dat dit rijpingsproces begint. Het zal snel verder schrijden en de ‘Vorwärts’ heeft een goede maatstaf, waaraan zij kan toetsen of deze intrede tot volle rijpheid heeft plaatsgevonden. Op de dag waarop haar redacteuren, met de heren Scheidemann, Ebert, David en consorten, van hun zetels wegvliegen naar de plaats waar de Hohenzollerns of Ludendorffs zitten — op die dag is de volle rijpheid ingetreden.

    [divider]

    Orde heerst in Berlijn

    Die Rote Fahne 14 januari 1919

    ‘Orde heerst in Warschau’, deelde Minister Sebastiani in het jaar 1831 aan het Parijse parlement mee, toen de soldatenmeute van Paskievitsj, na de gruwelijke stormaanval op de voorstad Praga, de Poolse hoofdstad was binnengerukt en begon met het beulswerk op de opstandelingen.

    ‘Orde heerst in Berlijn!’ verkondigt de burgerlijke pers met veel triomf, verkondigen Ebert en Noske, verkondigen de officieren van de ‘zegevierende troepen’, die door het kleinburgerlijk gepeupel met doeken in de straten worden toegezwaaid, met hoera! worden toegejuicht. De roem en de eer van de Duitse wapens zijn voor de wereldgeschiedenis gered. De jammerlijk verslagenen van Vlaanderen en de Argonne hebben hun reputatie weer hersteld door de prachtige overwinning — over de 300 ‘Spartacisten’ – in het blad ‘Vorwärts’. De tijden van de eerste roemrijke inval van Duitse troepen in België, de tijden van Generaal von Emmich, de overwinnaar van Luik, verbleken bij de daden van Reinhardt en zijn volgelingen in de straten van Berlijn. Neergestoken parlementariërs, die wilden onderhandelen over de overgave van de ‘Vorwärts’ en door de soldatenmeute van de regering met de geweerkolven dusdanig werden toegetakeld dat de herkenning van hun lijken onmogelijk was, gevangenen die tegen de muur werden gezet en zodanig werden afgemaakt dat schedels en hersenen in het rond spatten: wie denkt er dan nog bij het zien van zo roemrijke daden, aan de smadelijke nederlagen voor de Fransen, Engelsen en Amerikanen? ‘Spartacus’ heet de vijand en Berlijn de plaats waar onze officieren weten te zegevieren. Noske, de ‘arbeider’, heet de generaal, die overwinningen weet te organiseren waar Ludendorff gefaald heeft.

    Wie denkt daarbij niet aan de overwinningsroes van de meute van ‘de orde’ in Parijs, aan het bacchanaal van de bourgeoisie op de lijken van de strijders van de Commune, van diezelfde bourgeoisie die even te voren zo erbarmelijk voor de Pruisen had gecapituleerd en de hoofdstad van het land had prijsgegeven aan de buitenlandse vijand om zelf als de grootste lafaard de benen te nemen! Maar tegen slecht bewapende uitgehongerde Parijse proletariërs, tegen hun weerloze vrouwen en kinderen — hoe laaide toen weer de heldenmoed op van de bourgeoiszoontjes, van de ‘gouden jeugd’ en van de officieren! Hoe raasde toen de dapperheid van de zonen van Mars, die waren bezweken voor de buitenlandse vijand, in bestiale wreedheden op weerlozen, op gevangenen en op gevallenen!

    ‘Orde heerst in Warschau!’ — ‘Orde heerst in Parijs!’ — ‘Orde heerst in Berlijn!’ Zo lopen de berichten van de hoeders van ‘de orde’ elke halve eeuw van het ene centrum van de historische strijd in de wereld naar het andere. En de jubelende ‘overwinnaars’ merken niet dat een ‘orde’, die periodiek staande moet worden gehouden door bloedige slachtpartijen, onweerstaanbaar haar historisch lot, haar ondergang tegemoet gaat. Wat was deze laatste ‘Spartacus-week’ in Berlijn, wat heeft zij gebracht, wat leert zij ons? Nog midden in de strijd, midden in het triomfgehuil van de contrarevolutie moeten de revolutionaire proletariërs over het gebeurde rekenschap afleggen, de gebeurtenissen en hun resultaten meten aan de grote historische maatstaf. De revolutie heeft geen tijd te verliezen, zij stormt verder — over nog open graven, over ‘triomfen’ en ‘nederlagen’ — in de richting van haar grootse doeleinden. Haar richtlijnen, haar wegen bewust te volgen, dat is de eerste taak van de strijders voor het internationale socialisme. Was een definitieve overwinning van het revolutionaire proletariaat bij deze confrontatie, was de val van Ebert-Scheidemann en een oprichting van de socialistische heerschappij te verwachten? Stellig niet, wanneer men alle momenten rijpelijk in beraad neemt die voor deze vraag beslissend zijn. De achillespees van de revolutionaire zaak op dit ogenblik: de politieke onrijpheid van de soldatenmassa, die zich nog steeds door haar officieren laat misbruiken voor contrarevolutionaire doeleinden tegen het volk, is er alleen reeds het bewijs voor dat een duurzame overwinning van de revolutie bij deze botsing niet mogelijk was. Anderzijds is deze onrijpheid van de militair zelf slechts een symptoom van de algemene onrijpheid van de Duitse revolutie.

    Het platteland, waaruit procentueel een groot deel van de soldatenmassa afkomstig is, wordt evenals voorheen nog nauwelijks door de revolutie beroerd. Berlijn is tot dusver zo goed als geïsoleerd van het rijk. Wel staan de revolutionaire centra in de provincie — in het Rijnland, langs de kust, in Braunschweig, in Sachsen, in Würtemberg — met hart en ziel aan de kant van het Berlijnse proletariaat. Maar toch ontbreekt voorlopig nog de directe gelijke tred van de opmars, de directe coördinatie van de actie; dit zou het oprukken en de slagvaardigheid van de Berlijnse arbeiders onvergelijkelijk veel effectiever maken. Verder verkeren de economische veldslagen, de eigenlijke voortdurende vulkanische voedingsbronnen van de revolutionaire klassenstrijd, pas in het aanvangsstadium — dit wat betreft de diepere samenhang van die politieke onvolmaaktheden van de revolutie.

    Uit dit alles volgt dat er op dit ogenblik niet kan worden gerekend op een definitieve duurzame overwinning. Was derhalve de strijd van de laatste week een ‘fout’? Ja, wanneer het tenminste om een beoogde ‘opmars’, om een zogenaamde ‘putsch’ zou gaan! Wat was echter het uitgangspunt van de laatste week van strijd? Zoals tot dusver steeds het geval was, zowel op 6 december als op 24 december: een gewelddadige provocatie van de regering! Zoals eerder het bloedbad van weerloze demonstranten in de Chausséestraat en de steekpartij tegen de matrozen, zo was deze keer de aanslag op het Berlijnse hoofdbureau van politie de oorzaak van alle verdere gebeurtenissen. De revolutie opereert nu eenmaal niet uit eigen beweging op open terrein volgens een sluw door ‘strategen’ berekend plan. Haar tegenstanders hebben ook de initiatieven, ja zij ontplooien dit veel meer dan de revolutionairen zelf. Geconfronteerd met de brutale provocatie van de kant van Ebert-Scheidemann, waren de revolutionaire arbeiders gedwongen om naar de wapens te grijpen. Ja, het was een zaak van eer voor de revolutie om onmiddellijk de aanval met alle energie af te slaan, wilde de contrarevolutie niet aangewakkerd worden tot een verder oprukken, en de revolutionaire rijen van het proletariaat, het morele krediet van de Duitse revolutie binnen de Internationale niet worden geschokt.

    De onmiddellijke tegenstand ontstond ook spontaan en met een zo vanzelfsprekende energie vanuit de Berlijnse volksmassa, dat reeds terstond bij de eerste aanval de morele overwinning door de ‘straat’ werd behaald. Nu is het een intrinsieke wet van de revolutie, een wet van levensbelang, om nimmer bij een bereikte stap werkloos te blijven toezien, passief te blijven stilstaan. De beste afweer is een krachtige slag toebrengen. Deze elementaire regel van elke strijd geldt pas goed voor alle stappen van de revolutie. Het spreekt vanzelf en getuigt van gezond instinct, van de gezonde kracht van het Berlijnse proletariaat, dat het niet berustte in het opnieuw benoemen van Eichhorn in zijn ambt, dat het spontaan besloot tot het bezetten van andere machtsposities van de contrarevolutie: van de burgerlijke pers, van de officieuze nieuwsbureaus, van de ‘Vorwärts’. Al deze maatregelen ontsproten bij de massa uit het instinctieve inzicht dat de contrarevolutie van haar kant zich niet zou neerleggen bij de daar opgelopen nederlaag, maar het zou toeleggen op een algemene krachtmeting.

    Ook hier staan wij voor een van de grote historische wetten van de revolutie waartegen alle muggenzifterijen en betweterijen van zulke onbetekenende ‘revolutionairen’ van het slag van de USPD stuk lopen, lieden die in elke strijd alleen maar onder allerlei voorwendselen ijveren voor de aftocht.

    Zodra het grondprobleem van de revolutie duidelijk is gesteld — en in deze revolutie is dat de val van de regering Ebert-Scheidemann, de eerste hindernis voor de overwinning van het socialisme —, dan duikt dit grondprobleem telkens weer in heel zijn actualiteit op. In elke afzonderlijke episode van de strijd worden wij met de fataliteit van een natuurwet met dit probleem in zijn volle omvang geconfronteerd, ook al is de revolutie nog zo onvoorbereid op haar oplossing, al is de situatie nog zo onrijp. ‘Weg met Ebert-Scheidemann!’ — deze leuze duikt onvermijdelijk op in elke revolutionaire crisis, als de enige vruchtbare formule van alle partiële conflicten, en stuwt daardoor vanzelf, door haar innerlijke objectieve logica gedreven, of men het wil of niet, elke strijdepisode naar een hoogtepunt.

    Uit deze tegenstelling tussen de toespitsing van de taak enerzijds en de niet aanwezige preliminaire voorwaarden tot haar oplossing anderzijds, in een beginstadium van de revolutionaire ontwikkeling, volgt dat de sporadische gevechten van de revolutie formeel met een nederlaag eindigen. Maar de revolutie is de enige vorm van ‘oorlog’ — ook dit is haar bijzondere levenswet, waar de uiteindelijke overwinning slechts door een reeks van ‘nederlagen’ kan worden voorbereid! Wat toont ons de gehele geschiedenis van moderne revoluties en van het socialisme? Het eerste oplaaien van de klassenstrijd in Europa, nl. het oproer van de zijdewevers in Lyon, eindigde met een zware nederlaag. De Chartistenbeweging in Engeland — met een nederlaag. De opstand van het Parijse proletariaat in de junidagen van 1848 eindigde met een verpletterende nederlaag. De Parijse Commune eindigde met een vreselijke nederlaag. De gehele weg van het socialisme is — voor zover men kijkt naar revolutionaire veldslagen — met louter nederlagen bezaaid.

    En toch voert dezelfde geschiedenis stap voor stap zonder ophouden naar de uiteindelijke overwinning! Waar zouden wij heden staan zonder die ‘nederlagen’ waaruit wij historische ervaring, inzicht, kracht, idealisme hebben geput! Wij baseren ons vandaag, nu wij geheel zijn genaderd tot de laatste veldslag van de proletarische klassenstrijd, juist op die nederlagen, waarvan wij er niet één mogen missen, waarvan elk een deel is van onze kracht en van onze doelbewustheid.

    Het gaat met revolutionaire strijd net andersom als met de parlementaire strijd. Wij hadden in Duitsland binnen vier decennia louter parlementaire ‘overwinningen’, wij gingen bepaald van de ene overwinning naar de andere. En het resultaat was bij de grote historische krachtmeting op 4 augustus 1914: een vernietigende politieke en morele nederlaag, een ongehoorde ineenstorting, een bankroet zonder voorbeeld. De revoluties hebben ons tot dusver alleen maar nederlagen gebracht, maar deze onvermijdelijke nederlagen zijn een gezamenlijke waarborg voor de toekomstige eindoverwinning.

    Uiteraard onder één voorwaarde! De vraag rijst onder welke omstandigheden de ondergane nederlaag heeft plaats gehad. Was zij het gevolg van het feit dat de voorwaarts stormende strijdlust van de massa’s stukliep op de onvoldoende rijpheid van de historische voorwaarden, of werd revolutionaire actie zelf verlamd door halfslachtigheid, besluiteloosheid en interne zwakten?

    Klassieke voorbeelden voor beide gevallen zijn enerzijds de Franse Februarirevolutie, anderzijds de Duitse Maartrevolutie in 1848. De heldhaftige actie van het Parijse proletariaat in het jaar 1848 is de levende bron geworden van de klassenenergie voor het gehele internationale proletariaat. De erbarmelijkheden van de Duitse Maartrevolutie hingen als een blok aan het been van de hele hedendaagse Duitse ontwikkeling. Zij bleven nawerken vanaf de bijzondere geschiedenis van de officiële Duitse sociaaldemocratie tot op de jongste gebeurtenissen van de Duitse revolutie — tot op de zojuist meegemaakte dramatische crisis.

    In welk licht nu moet deze historische vraag, de nederlaag van deze zogenaamde Spartacus-week, bezien worden? Was het een nederlaag die voortsproot uit stormachtige revolutionaire energie en de ontoereikende rijpheid van de situatie óf wel uit zwakheid en halfslachtigheid van de actie?

    Beide! Het gespleten karakter van deze crisis, de tegenstelling tussen het energieke, vastberaden, offensieve optreden van de Berlijnse massa en de besluiteloosheid, het aarzelen en de halfslachtigheid van de Berlijnse leiding is het bijzondere kenmerk van deze jongste episode.

    De leiding heeft gefaald. Maar de leiding kan en moet opnieuw voortkomen door en uit de massa’s. De massa’s zijn het doorslaggevende element, zij zijn de rots waarop de eindoverwinning van de revolutie wordt gebouwd. De massa’s waren op de hoogte, zij hebben deze ‘nederlaag’ gemaakt tot een keten van die historische nederlagen, die de trots en de kracht zijn van het internationale socialisme. En daarom zal uit deze ‘nederlaag’ de toekomstige overwinning opbloeien.

    ‘Orde heerst in Berlijn!’ Gij stompzinnige beulsknechten! Uw ‘orde’ is op zand gebouwd. De revolutie zal zich morgen reeds ‘met luide galm verheffen’ en zal tot uw schrik onder bazuingeschal verkondigen: ‘Ik was, ik ben, ik zal zijn!’

     

  • Rosa Luxemburg en de Belgische socialisten

    In ‘Rosa Luxemburg et les socialistes Belges’ brengt Anne Vanesse enerzijds een biografisch stuk over Rosa Luxemburg en anderzijds laat ze ons kennis maken met de scherpe analyses en polemieken over de Belgische stakingsacties voor algemeen stemrecht op het begin van de 20e eeuw. De kritieken van Luxemburg op de leiding van de Belgische Werkliedenpartij blijven bijzonder actueel.

    Recensie door Geert Cool

    Rosa Luxemburg was een veelzijdig figuur met sterktes en zwaktes. Dat leidt onvermijdelijk tot erg verschillende inschattingen van haar opvattingen. Heel wat elementen in het voorwoord en de biografie van Rosa zouden wij anders formuleren of inschatten. In dit boek wordt een eenzijdig beeld gegeven van de meningsverschillen tussen Rosa en de Bolsjewieken en vooral met Lenin.

    De afwezigheid van een georganiseerde revolutionaire stroming binnen de Duitse sociaaldemocratie bleek bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een grote zwakte. Luxemburgs analyse van de oorlog – de ‘Juniusbrochure’ – was scherp, maar Lenin merkte op dat dit het werk van “een eenzame man” was (hij wist niet dat Rosa de auteur was). Anders gezegd: er zat geen organisatie achter. Die taak werd aangevat in de moeilijke context van een oorlog. Eerst was er het tijdschrift ‘Internationale’ en dan de Spartakusbond. Rosa Luxemburg verwierp de sociaaldemocratie als een ‘rottend lijk’ en was het met Lenin en Trotski eens dat er een nieuwe internationale moest komen. Met de uitbouw van de Spartakusbond en nadien de Communistische Partij van Duitsland droeg Rosa daaraan bij. Rosa was enthousiast over de Oktoberrevolutie, ondanks kritieken die ze overigens meteen verbond met de noodzaak van internationale uitbreiding van de Russische Revolutie.

    De kritieken van Rosa Luxemburg op de houding van de BWP-leiding in de strijd voor algemeen stemrecht in België vormen het hoogtepunt van het boek ‘Rosa Luxemburg en les socialistes Belges’. Ze beschrijft daarin de kracht van algemene stakingen in het afdwingen van sociale verworvenheden. De groter wordende stakingen van 1891 en 1893 dwongen het meervoudig algemeen stemrecht voor mannen af. Tegelijk werd de kracht van deze massabewegingen van onderuit in de jaren nadien verzwakt door de strijd af te stemmen op parlementaire compromissen met de liberalen. Zo werd de eis van het vrouwenstemrecht achterwege gelaten. “Het is iets nieuw om het partijprogramma te zien als een menu waarvan de verschillende onderdelen slechts na elkaar kunnen geproefd worden,” merkte Luxemburg op. “Zelfs indien een specifieke politieke situatie de arbeiderspartij er tijdelijk toe kan brengen om bepaalde eisen sterker naar voor te schuiven, moet ons volledig programma steeds het fundament van onze politieke strijd vormen.”

    Rosa Luxemburg merkt op dat syndicale en politieke strijd hand in hand gaan, maar dat het onderwerpen van de buitenparlementaire strijd aan die van de parlementaire compromissen tot nederlagen leidt. Ze benadrukte sterk de noodzaak van massabewegingen en brede betrokkenheid om zo de controle op de beweging te behouden en ervoor te zorgen dat de discussie steeds vertrekt vanuit de noden van de werkende bevolking en niet vanuit wat haalbaar is binnen politieke compromissen. Ze legde ook uit dat stakingen niet mogen misbruikt worden om wat stoom af te laten. “Voor een dreigen met “de vuisten in de zak”, zoals Le Peuple in alle ernst de stakers aanried, schrikt niet eens een kind, laat staan een om het overblijfsel van haar politieke heerschappij op leven en dood worstelende klasse.” Een algemene staking heeft steeds politieke betekenis: “De politieke betekenis van de rustig stakende arbeidersmassa’s lag in België altijd en ligt ook heden nog daarin, dat zij in geval van hardnekkige weigering door de parlementsmeerderheid, eventueel gereed en in staat zijn door onrust en oproer op straat de heersende partij er onder te krijgen.”

    De bijdrage van Luxemburg over de rol van de algemene staking, in het bijzonder in België, blijft erg actueel en belangrijk. Het is positief dat Anne Vanesse met dit boek de aandacht daar opnieuw op vestigt. Daarmee draagt ze bij aan wat Trotski over Rosa Luxemburg schreef: “We moeten het waarlijk mooie, heldhaftige en tragische voorbeeld van Rosa in zijn volle grootheid en inspirerende kracht doorgeven aan de jonge generaties van de arbeidersklasse.”

  • Leon Trotski over Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg (1919)

    Onmiddellijke reactie van Leon Trotski nadat bekend werd dat Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord waren in januari 1919. Dit is de eerste vertaling naar het Nederlands van deze tekst met het oog op de publicatie van een boek over de Duitse Revolutie gepland voor september 2018.

    We hebben twee zware verliezen in één klap geleden. Uit onze rangen werden twee leiders neergeschoten van wie de namen voor altijd in de geschiedenis van de arbeidersrevolutie zullen gegrift zijn: Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Ze zijn omgekomen. Ze werden vermoord. Ze zijn niet meer bij ons.

    Karl Liebknecht was voorheen al bekend, maar zijn naam kreeg wereldwijd belang in de eerste maanden van de vreselijke slachtpartij in Europa. Het werd een naam van revolutionaire eer, van de belofte van een overwinning die zou komen. In die eerste weken, toen het Duitse militarisme zijn orgie van geweld en de eerste triomfen vierde, in die weken toen de Duitse troepen door België stormden en Belgische forten als kaartenhuisjes in elkaar deden storten, toen het Duitse 420 millimeter kanon heel Europa leek te zullen onderwerpen aan Wilhelm, in die dagen en weken toen de officiële Duitse sociaaldemocratie onder leiding van Scheidemann en Ebert een patriottische knieval deed voor het Duitse militarisme, waarvoor toen schijnbaar alles boog – zowel de buitenwereld (het veroverde België en Frankrijk waarvan het noorden bezet werd door de Duitsers) als het binnenland (niet alleen de Duitse Junkers, niet alleen de Duitse burgerij, niet alleen de chauvinistische middenklasse, maar niet in het minst ook de officieel erkende partij van de Duitse arbeidersklasse); in die zwarte en vreselijke dagen klonk er vanuit Duitsland een rebelse stem van protest, woede en verontwaardiging. Dit was de stem van Karl Liebknecht. Hij weerklonk door de hele wereld.

    In Frankrijk stond de stemming van brede lagen onder invloed van de Duitse slachtpartij en riep de heersende partij van de Franse sociaal-patriotten de werkenden op om niet voor het leven maar tot de dood te strijden (en hoe kon dit anders als het ‘gehele volk’ van Duitsland ernaar hunkerde om Parijs in te nemen!). Maar toch weerklonk de stem van Liebknecht zelfs in Frankrijk met zijn waarschuwing en ontnuchterende boodschap, zijn explosieve antwoord op de barricades van leugens, laster en paniek. Het kon aangevoeld worden dat enkel Liebknecht de verstikte massa’s vertegenwoordigde.

    Zelfs toen was hij niet alleen. Hij kwam vanaf de eerste dag van de oorlog hand in hand naar voor met de moedige, onwankelbare en heldhaftige Rosa Luxemburg. De rechteloosheid van het Duitse burgerlijke parlementarisme gaf haar niet de mogelijkheid om vanuit het parlement te protesteren zoals Liebknecht, waardoor haar stem minder gehoord werd. Maar haar aandeel in het ontwaken van de beste elementen van de Duitse arbeidersklasse is zeker niet minder dan dat van haar kameraad in strijd en dood, Karl Liebknecht. Deze twee strijders waren zo verschillend van karakter en toch zo nauw met elkaar verbonden. Ze vulden elkaar aan en gingen onbuigzaam op weg naar een gemeenschappelijk doel. Ze kwamen samen de dood tegen en gingen zij aan zij de geschiedenis is.

    Karl Liebknecht vertegenwoordigde de oprechte en voltooide belichaming van een onverzoenlijke revolutionair. In de laatste dagen en maanden van zijn leven zijn er ontelbare legendes rond zijn naam ontstaan: onnoemlijk wreedaardige in de burgerlijke media, heldhaftige op de lippen van de werkende massa’s.

    In zijn persoonlijk leven was Karl Liebknecht slechts een toonbeeld van goedheid, eenvoud en broederschap.  Ik ontmoette hem voor het eerst meer dan 15 jaar geleden. Het was een charmante, aandachtige en sympathieke man. Hij had een zekere vrouwelijke zachtheid, in de beste zin van het woord. Naast deze tederheid onderscheidde hij zich door het uitzonderlijke hart vol revolutionaire wil om te strijden tot de laatste druppel bloed om te bekomen wat hij als juist en waar beschouwde. Zijn geestelijke onafhankelijkheid bleek al in zijn jeugd toen hij meer dan eens zijn mening verdedigde tegen de onbetwiste autoriteit van Bebel in. Zijn werk onder de jeugd en zijn strijd tegen de militaire machine van de Hogenzollern werden gekenmerkt door grote moed. Uiteindelijk ontdekte hij zijn volledige kracht toen hij zich uitsprak tegen de dolgedraaide oorlogszuchtige burgerij en de verraderlijke sociaaldemocratie in de Duitse Reichstach waar de atmosfeer helemaal doordrenkt was van chauvinisme. Hij ontdekte de volledige omvang van zijn persoonlijkheid toen hij als soldaat een openlijke oproep tot opstand tegen de burgerij en het militarisme deed op het Potsdamplein in Berlijn. Liebknecht werd opgepakt. De gevangenis en de dwangarbeid hebben hem niet gebroken. Hij wachtte in zijn cel en voorspelde met zekerheid. Hij werd bevrijd door de novemberrevolutie van vorig jaar. Hij stond eens te meer aan het hoofd van de beste en meest vastberaden elementen van de Duitse arbeidersklasse. Spartacus bevond zich in de rangen van de Spartakisten en kwam om met hun vlag in zijn handen.

    De naam van Rosa Luxemburg is in andere landen minder bekend dan bij ons in Rusland. Maar we kunnen met zekerheid zeggen dat ze zeker niet moest onderdoen voor Karl Liebknecht. Rosa Luxemburg was klein van gestalte, broos, ziek, met edele trekken in haar gezicht, mooie ogen en een scherpe geest waarmee ze haar moedige standpunten bracht. Ze had zich de marxistische methode eigen gemaakt zoals een lichaam de eigen organen beheerst. Het marxisme stroomde door haar bloed.

    Ik heb al gezegd dat deze twee zo verschillende leiders elkaar aanvulden. Ik wil dit benadrukken en uitleggen. Als de intrinsieke revolutionair Liebknecht gekenmerkt werd door een vrouwelijke tederheid op persoonlijk vlak, dan werd deze broze vrouw gekenmerkt door een mannelijke sterkte in haar denken. Ferdinand Lasalle sprak ooit over de fysieke kracht van het denken, over de bevelende kracht van het denken als het materiële obstakels op zijn pad lijkt te overwinnen. Dat is de indruk die je kreeg toen je met Rosa praatte, haar artikelen las of toehoorde als ze vanop het podium sprak tegen haar vijanden. En ze had veel vijanden! Ik herinner me dat ze op een congres, ik denk in Jena, met haar hoge stem, gespannen als een draad, door het wilde protest van opportunisten uit Beieren, Baden en elders brak. Hoe hard moeten ze haar gehaat hebben! En hoe sterk moet zij hen veracht hebben! Rosa was klein en fragiel gebouwd, maar ze betrad het platform van het congres als de verpersoonlijking van de arbeidersrevolutie. Door de kracht van haar logica en de kracht van haar sarcasme legde ze de meest toegewijde tegenstanders het zwijgen op. Rosa wist hoe ze de vijanden van de arbeidersklasse moest haten en daarom wist ze bij hen ook haat jegens haar op te wekken. Ze hadden haar al snel opgemerkt.

    Vanaf de eerste dag, eigenlijk van het eerste uur van de oorlog, begon Rosa Luxemburg een campagne tegen chauvinisme, tegen de patriottische druk, tegen het wankelen van Kautsky en Haase en tegen de vormeloosheid van de centristen; voor de revolutionaire onafhankelijkheid van de arbeidersklasse, voor internationalisme en voor de arbeidersrevolutie.

    Ja, ze vulden elkaar aan!

    Met de kracht van haar theoretische denken en haar capaciteiten om te veralgemenen stak Rosa Luxemburg met voorsprong niet alleen boven haar tegenstanders uit maar ook boven haar kameraden. Ze was een geniale vrouw. Haar stijl was gespannen, precies, briljant en genadeloos. Dit zal steeds de echte spiegel van haar denken blijven.

    Liebknecht was geen theoreticus. Hij was een man van directe actie. Van nature uit was hij impulsief en gepassioneerd. Hij beschikte over een uitzonderlijke politieke intuïtie, een goed besef van de massa’s en van de situatie. Tenslotte beschikte hij over een ongeëvenaarde moed van revolutionair initiatief.

    Voor een analyse van de interne en internationale situatie waarin Duitsland zich bevond na 9 november 1918, alsook van de revolutionaire vooruitzichten, moest in de eerste plaats naar Rosa Luxemburg gekeken worden. Een oproep tot onmiddellijke actie en, op een bepaald ogenblik, tot een gewapende opstand zou eerder van Liebknecht komen. Deze twee strijders konden elkaar niet beter aangevuld hebben.

    Luxemburg en Liebknecht hadden amper de gevangenis verlaten of ze gingen samen voorwaarts, deze onuitputtelijke revolutionaire man en deze onverzettelijke revolutionaire vrouw stonden samen aan het hoofd van de beste elementen van de Duitse arbeidersklasse in de nieuwe veldslagen en beproevingen van de arbeidersrevolutie. Op de eerste stappen langs deze weg heeft een verraderlijke slag beiden neergehaald.

    De reactie kon geen betere slachtoffers uitgekozen hebben. Wat een slag! En het is niet verwonderlijk. De reactie en de revolutie kenden elkaar erg goed, in dit geval werd de reactie verpersoonlijkt in de leiders van de vroegere partij van de arbeidersklasse, Scheidemann en Ebert. Hun namen zullen steeds in het zwartboek van de geschiedenis voorkomen wegens hun schandalige verantwoordelijkheid voor deze verraderlijke moorden.

    Het klopt dat er officieel Duits nieuws kwam waarin de moord op Liebknecht en Luxemburg werd afgedaan als een “misverstand” op straat als gevolg van een gebrek aan waakzaamheid door een wacht terwijl er een woedende menigte was. Er is een juridisch onderzoek aangekondigd. We weten maar al te goed dat de reactie zelf de ‘spontane’ woede tegen revolutionaire leiders opzet, net zoals dit in de Julidagen gebeurde in Petrograd. We herinneren maar al te goed hoe benden van de Zwarte Honderd opgevorderd werden door Kerenski en Tsereteli om tegen de Bolsjewieken te strijden en de arbeiders terroriseerden. Deze benden vermoordden de leiders van de arbeiders en keerden zich tegen individuele arbeiders op straat. De naam van de arbeider Voinov, vermoord bij een ‘misverstand’ op straat, zal steeds herinnerd worden. Als we Lenin toen konden redden, was het enkel omdat hij niet in handen van de Zwarte Honderd was gevallen. Er waren toen goedbedoelende mensen onder de Mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen die klaagden dat Lenin en Zinovjev, die ervan beschuldigd werden Duitse spionnen te zijn, niet voor de rechtbank verschenen om de laster te beantwoorden. Maar voor welke rechtbank? Voor een rechtbank op dezelfde weg waarlangs Lenin net als Liebknecht zou moeten ‘vluchten’?  Indien Lenin niet neergestoken of geschoten werd, zou het officieel verslag van Kerenski en Tsereteli ongetwijfeld vermeld hebben dat de Bolsjewistische leider door een soldaat vermoord werd bij een vluchtpoging. Neen, na de vreselijke ervaring in Berlijn hebben we tien keer meer redenen om er ons op te verheugen dat Lenin zich niet aanbood voor een schijnproces en voor geweld zonder proces.

    Maar Rosa en Karl zijn niet ondergedoken. De hand van de vijand greep hen stevig vast. En die hand heeft hen verstikt. Wat een slag! Wat een treurnis! En wat een verraad! De beste leiders van de Duitse Communistische Partij zijn niet meer – onze grote kameraden zijn niet meer onder de levenden. En hun moordenaars volgen de vlag van de Sociaaldemocratische Partij waarbij ze het lef hebben om hun geboorterecht af te leiden van niemand anders dan Karl Marx! Wat een schande, wat een pervers bedrog! Denkt u maar eens, kameraden, dat de ‘marxistische’ Duitse sociaaldemocratie, de moeder van de arbeidersklasse, van de eerste dagen van de oorlog het ongebreidelde Duitse militarisme steunde toen België en de noordelijke provincies van Frankrijk werden veroverd. De partij die de Oktoberrevolutie verried aan het Duitse militarisme tijdens de vredesonderhandelingen van Brest, dat is de partij waarvan de leiders Scheidemann en Ebert nu zwarte benden organiseren om de helden van de internationale, Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, te vermoorden.

    Wat een monsterlijke historische perversie! Als je door de eeuwen heen kijkt, zie je een zekere parallel met het historische lot van het christendom. De evangelische leer van de slaven, vissers, werkenden, de onderdrukten en al wie verpletterd werd onder het juk van de slavenmaatschappij, deze opkomende doctrine van arme mensen, werd gerecupereerd door de monopolisten van de rijkdom, de koningen, aristocraten, aartsbisschoppen, parasieten, patriarchen, bankiers en de paus van Rome. Het werd een dekmantel voor hun misdaden. Er is geen twijfel mogelijk dat er tussen de leer van het primitieve christendom, zoals dit ontwikkelde uit het bewustzijn van de plebejers, en het officiële katholicisme of de orthodoxie nog steeds een kloof bestaat, net zoals die er is tussen de leer van Marx die doordrongen is van revolutionair denken en revolutionaire wil en de verachtelijke overblijfselen van burgerlijke ideeën die gevolgd worden door de Scheidemanns en Eberts van alle landen. Door middel van de leiders van de sociaaldemocratie heeft de burgerij een poging gedaan om de geestelijke bezittingen van de arbeidersklasse te plunderen en werden de eigen misdaden toegedekt onder de vlag van het marxisme. We moeten hopen, kameraden, dat deze vreselijke misdaad de laatste zal zijn waarvoor de Scheidemanns en Eberts verantwoording moeten afleggen. De Duitse arbeidersklasse heeft zwaar geleden door de rol van diegenen die aan het hoofd ervan stonden, maar dit feit zal niet zomaar zonder sporen vergeten worden. Het bloed van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg schreeuwt. Dit bloed zal tot actie leiden op de voetpaden van Berlijn en van het Potsdamplein waar Liebknecht tot opstand tegen oorlog en kapitaal opriep. Vroeg of laat zullen er barricaden opgeworpen worden op de straten van Berlijn tegen de volgzame schoothonden van de burgerlijke samenleving, tegen de Scheidemanns en de Eberts!

    In Berlijn hebben de slachters de Spartakistenbeweging, de Duitse communisten, de kop ingedrukt. Ze hebben de twee meest inspirerende voortrekkers uitgeschakeld en vandaag vieren ze hun overwinning. Maar het is geen echte overwinning omdat er nog geen openlijke en volledige strijd was, er was nog geen opstand van de Duitse arbeidersklasse in naam van de verovering van de politieke macht. Er was slechts een machtige verkenningsoperatie, een missie om diep in het kamp van de tegenstander binnen te dringen. Deze verkenning gaat het conflict vooraf, maar er is nog geen conflict. Deze diepgaande verkenning is noodzakelijk voor de Duitse arbeidersklasse, net zoals het voor ons nodig was in de Julidagen. Jammer genoeg zijn twee van de beste aanvoerders omgekomen bij deze operatie. Dit is een vreselijk verlies, maar geen absolute nederlaag. De strijd moet nog komen.

    De betekenis van wat in Duitsland gebeurt, zal beter begrepen worden als we naar ons eigen verleden kijken. De loop van de gebeurtenissen en hun interne logica zijn bekend. Eind februari wierpen de massa’s de tsaar omver. In de eerste weken was er het gevoel dat de belangrijkste taak al vervuld was. Nieuwe mensen uit oppositiepartijen stapten naar voor. Het ging om mensen die nooit de macht hadden en nu het vertrouwen of semi-vertrouwen genoten van de massa’s. Dit vertrouwen stond al gauw onder druk. Petrograd bevond zich in de tweede fase van de revolutie en stond vooraan. In juli was het net als in februari de voorhoede van de revolutie die ver voorop liep. Maar deze voorhoede die de massa’s opriep tot een openlijke strijd tegen de burgerij en de verzoeningsgezinden betaalde een zware tol voor de verkenningsopdracht.

    In de julidagen brak de voorhoede van Petrograd met de regering-Kerenski. Dit was nog geen opstand zoals we die in oktober organiseerden. Dit was een confrontatie van de voorhoede waarvan de brede massa’s in de rest van het land het belang nog niet inzagen. In deze confrontatie maakten de arbeiders van Petrograd voor de massa’s van heel Rusland, maar ook van alle landen, duidelijk dat er achter Kerenski geen onafhankelijk leger stond en dat de krachten die achter hem stonden die van de burgerij waren, de witte garde, de contrarevolutie.

    In juli leden we een nederlaag. Kameraad Lenin moest onderduiken. Sommigen onder ons belandden in de gevangenis. Onze kranten werden onderdrukt. De sovjet van Petrograd werd hard aangepakt. De drukkerijen van de partij en van de sovjet werden vernield. Het geweld van de Zwarte Honderd heerste overal. Anders gezegd: we zagen hetzelfde als wat nu in de straten van Berlijn gebeurt. Maar destijds twijfelde geen enkele oprechte revolutionaire eraan dat die julidagen slechts de voorloper op onze overwinning vormden.

    De afgelopen periode is er een gelijkaardige situatie ontwikkeld in Duitsland. Zoals het met Petrograd bij ons gebeurde, loopt Berlijn voor op de rest van de massa’s. Zoals bij ons roepen alle vijanden van de Duitse arbeidersklasse: “We kunnen niet onder de dictatuur van Berlijn blijven, het Spartakistische Berlijn moet geïsoleerd worden, we moeten een grondwetgevende vergadering bijeenroepen en het uit het rode Berlijn weghalen naar een gezondere stad in Duitsland, zodat het niet onder de propaganda van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg valt.” Alles wat onze vijanden ons lieten ondergaan en alle kwaadaardige agitatie en smerige laster tegen ons, werd in een Duitse vertaling gericht tegen de Berlijnse arbeidersklasse en zijn leiders Liebknecht en Luxemburg. De verkenningsopdracht van de Berlijnse arbeidersklasse ontwikkelde breder en diepgaander dan bij ons in juli, het aantal slachtoffers en de verliezen zijn eveneens groter. Dit kan verklaard worden door het feit dat de Duitsers de geschiedenis maakten waar wij al doorgegaan zijn; de Duitse burgerij en de militaire machine hadden de ervaring van juli en oktober in Rusland al opgenomen. En wat nog belangrijker is: de klassenverhoudingen zijn veel scherper in Duitsland, de heersende klassen zijn veel steviger, slimmer, actiever en dus ook meedogenlozer.

    Bij ons zaten er vier maanden tussen de Februarirevolutie en de Julidagen. De arbeidersklasse van Petrograd had een kwart van een jaar nodig vooraleer de onweerstaanbare drang er was om op straat te komen in een poging om de zuilen waarop de tempel van het regime van Kerenski en Tsereteli rustte omver te werpen. Na de nederlaag van de Julidagen duurde het nog eens vier maanden vooraleer de grote reservekrachten uit de provincies zich achter Petrograd schaarden waardoor we, met de zekerheid van een overwinning, een direct offensief konden opzetten tegen de bastions van het privaat bezit. Dat was in oktober 1917.

    In Duitsland vond de eerste revolutie, waarmee de monarchie ten val kwam, plaats in november. En nu zien we begin januari al de tegenhanger van onze julidagen. Betekent dit dat de Duitse arbeidersklasse de revolutie op een kortere tijd kan doorvoeren? Waar wij vier maanden voor nodig hadden, gebeurt hier op twee maanden. Laten we hopen dat dit ritme aangehouden wordt. Misschien zullen er dan tussen de Duitse julidagen en de Duitse oktober geen vier maanden liggen, maar minder – misschien zullen twee maanden voldoende zijn en misschien zelfs minder. Maar wat er ook gebeurt, één zaak staat vast: de schoten waarmee Karl Liebknecht in de rug is gedood vinden een echo doorheen Duitsland. Deze echo weerklinkt als een doodsvonnis voor de Scheidemanns en de Eberts, zowel in Duitsland als elders.

    We hebben hier een requiem voor Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg gebracht. De leiders zijn niet meer. We zullen hen nooit meer levend zien. Maar kameraden, hoeveel van jullie hebben hen ooit in levende lijve gezien? Een kleine minderheid. En toch waren Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg de afgelopen maanden steeds onder ons. Op meetings en congressen hebben jullie Karl Liebknecht als erevoorzitter verkozen. Hij was er zelf niet bij – hij kon Rusland niet binnen geraken – en toch was hij onder jullie, hij zat aan jullie tafel als eregast, als jullie medestander. Zijn naam betekende immers meer dan die van een gewone mens, hij stond voor al het beste, moedigste en nobelste in de arbeidersklasse. Als we denken aan een man die zichzelf opofferde voor de onderdrukten, er volledig voor ging, iemand die zich nooit verstopte of zijn standpunten afzwakte voor de vijand, dat denken we meteen aan Karl Liebknecht. Hij is ons bewustzijn en het geheugen van de mensen binnengetreden als de heldhaftigheid van actie. Toen het militarisme in het kamp van onze vijanden alles overheerste en alle andere standpunten had vertrappeld, toen al wie de plicht had om te protesteren zweeg, toen het leek alsof er nergens enige ademruimte was, toen sprak Karl Liebknecht als een strijder. Hij zei: “Jullie heersende tirannen, militaire slachters, plunderaars, jullie volgzame lakeien, jullie vertrappelen België en terroriseren Frankrijk, jullie willen de hele wereld onderdrukken en jullie denken dat je niet tot de orde kan geroepen worden. Maar ik zeg jullie: wij zijn met weinig, maar wij zijn niet bang van jullie. We verklaren jullie de oorlog en we zullen de massa’s doen opstaan om deze oorlog tot het einde te voeren.” Dit zijn de vastberadenheid en de heldhaftige moed die van Karl Liebknecht een onvergetelijke figuur van de wereldwijde arbeidersklasse maken.

    Aan zijn zijde staat Rosa, een voorvechtster van de arbeidersklasse die zijn gelijke is. Hun tragische dood en hun strijdposities brachten hun namen samen in een bijzondere en voor altijd onbreekbare band. Ze zullen steeds samen genoemd worden: Karl en Rosa, Liebknecht en Luxemburg.

    Weet je waar legendes over heiligen en hun eeuwig leven op gebaseerd zijn? Op de nood van mensen om de herinnering aan wie hen op een of andere wijze leidde levendig te houden, op het streven om de persoonlijkheid van leiders te vereeuwigen door er heiligen van te maken. De realiteit waarin we nu leven is voldoende voor ons, deze realiteit is op zich immers legendarisch. Het zijn de ontwakende krachten in de geesten van de massa’s en hun leiders die zorgen voor de ontwikkeling van schitterende figuren die boven de mensheid uitsteken.

    Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg zijn dergelijke eeuwige figuren. We zijn ons bewust van hun aanwezigheid met een sterke, bijna fysieke, nabijheid. Op dit tragische ogenblik denken we aan de beste arbeiders van Duitsland en de hele wereld die dit nieuws kregen en die in rouw zijn. We ervaren de scherpte en bitterheid even hard als onze Duitse broeders. We zijn internationalisten in ons lijden net zoals we dat in al onze strijdbewegingen zijn.

    Voor ons was Liebknecht niet gewoon een Duitse leider. Voor ons was Rosa Luxemburg niet gewoon een Poolse socialiste die aan het hoofd van de Duitse arbeiders stond. Neen, ze waren beiden onderdeel van de wereldwijde arbeidersklasse en we zijn onlosmakelijk met hen verbonden. Tot hun laatste adem behoorden ze niet tot een natie maar tot de Internationale.

    Ter informatie voor de Russische werkende mannen en vrouwen moeten we opmerken dat Liebknecht en Luxemburg bijzonder dicht bij de Russische revolutionaire arbeidersklasse stonden en dit vooral op de meest moeilijke ogenblikken. Het appartement van Liebknecht was het hoofdkwartier van de Russische ballingen in Berlijn. Toen we in het Duitse parlement of de Duitse media wilden protesteren tegen de diensten van de Duitse heersers voor de Russische reactie, dan richtten we ons in de eerste plaats aan Karl Liebknecht en hij klopte op alle deuren en protesteerde bij iedereen, ook bij Scheidemann en Ebert, om hen ertoe te verplichten zich uit te spreken tegen de misdaden van de Duitse regering. We keken ook steeds naar Liebknecht als één van onze kameraden materiële steun nodig had. Liebknecht was onvermoeibaar als het Rode Kruis van de Russische Revolutie.

    Op het congres van de Duitse sociaaldemocraten in Jena, waar ik eerder naar verwees en waar ik als bezoeker aanwezig was, vroeg het presidium op initiatief van Liebknecht me om te spreken over de resolutie die dezelfde Liebknecht had ingediend om het geweld en de brutaliteit van de tsaristische regering in Finland aan te klagen. Met enorme zorgvuldigheid bereidde Liebknecht zijn eigen toespraak voor. Hij verzamelde feiten en cijfers en stelde me gedetailleerde vragen over de handelsrelaties tussen tsaristisch Rusland en Finland. Maar voor de kwestie besproken werd (ik moest na Liebknecht spreken) kwam er een telegram over de moord op Stolypin in Kiev. Dit telegram maakte een grote indruk op het congres. De eerste vraag die bij de leiding opkwam, was of het gepast zou zijn dat een Russische revolutionair een Duits congres zou toespreken op een ogenblik dat een andere Russische revolutionair een moord had gepleegd op de Russische premier. Deze gedachte kwam zelfs bij Bebel op, de oude man die drie koppen uitstak boven de andere leden van het Centraal Comité hield niet van ‘nodeloze’ complicaties. Hij zocht me meteen op en stelde vragen: “Wat betekent deze moord? Welke partij kan er verantwoordelijk voor zijn? Dacht ik dat mijn toespraak onder deze voorwaarden de aandacht van de Duitse politie zou opwekken?” Ik vroeg de oude man voorzichtig: “Ben je bang dat mijn toespraak tot problemen zal leiden?” “Ja,” antwoordde Bebel. “Ik moet toegeven dat ik liever heb dat je niet spreekt.” “Natuurlijk,” antwoordde ik. “In dat geval kan er geen sprake van zijn dat ik spreek.” Daarop gingen we uiteen.

    Nog geen minuut later kwam Liebknecht letterlijk op me afgelopen. Hij was buiten adem van opwinding. “Is het waar dat ze voorgesteld hebben dat je niet spreekt,” vroeg hij me? “Ja,” antwoordde ik, “ik heb het er net met Bebel over gehad.” “En stemde je daarmee in?” “Hoe kon ik er niet mee instemmen,” antwoordde ik, “ik ben hier niet de baas maar een bezoeker.” “Dat is een schandalige daad van ons presidium. Het is vreselijk, een nooit gezien schandaal, ellendige lafheid!” Liebknecht uitte zijn verontwaardiging in een toespraak waarin hij genadeloos uithaalde naar de tsaristische regering, ondanks waarschuwingen van het presidium achter de schermen om geen ‘nodeloze’ complicaties te creëren door de tsaristische monarchie te beledigen.

    Van in haar jeugd stond Rosa Luxemburg aan het hoofd van die Poolse sociaaldemocraten die nu samen met de zogenaamde ‘Lewica’, de revolutionaire vleugel van de Poolse Socialistische Partij, de Communistische Partij gevormd hebben. Rosa Luxemburg sprak prachtig Russisch, ze had een grote kennis van de Russische literatuur, volgde het Russische politieke leven op de voet, had nauwe banden met Russische revolutionairen en deed alle moeite om over de revolutionaire stappen van de Russische arbeidersklasse in de Duitse media te berichten. In haar tweede thuisland, Duitsland, slaagde Rosa Luxemburg er met haar kenmerkende talenten in om niet alleen de Duitse taal perfect te beheersen, maar ook om het Duitse politieke leven volledig te begrijpen. Ze nam een van de meest prominente plaatsen in de oude Bebelistische sociaaldemocratische partij in. Daar bleef ze heel haar leven aan de radicale linkerkant.

    In 1905 leefden Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg in de meeste oprechte betekenis mee met de gebeurtenissen van de Russische revolutie. Rosa Luxemburg verliet Berlijn in 1905 om naar Warschau terug te keren. Ze deed dit niet als Poolse maar als revolutionaire activiste. Toen ze op borgtocht vrijkwam uit de citadel van Warschau, trok ze illegaal verder naar Petrograd waar ze in 1906, onder een valse naam, verschillende vrienden in de gevangenis bezocht. Ze keerde naar Berlijn terug en voerde haar strijd tegen het opportunisme op. Tegenover dat opportunisme plaatste ze de weg en de methoden van de Russische revolutie.

    Samen met Rosa beleefden we de grootste tegenspoed die de arbeidersklasse ooit kende. Ik heb het over het schandelijke bankroet van de Tweede Internationale in augustus 1914. Samen met haar hebben we de vlag van de Derde Internationale omhoog gebracht. En nu, kameraden, met het werk dat we dagelijks uitvoeren, blijven we trouw aan de erfenis van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Als we hier in het nog steeds koude en hongerige Petrograd de basis leggen voor een socialistische staat, dan treden we op in de geest van Liebknecht en Luxemburg. Als ons leger vooruitgang boekt aan het front, is het met bloed de erfenis van Liebknecht en Luxemburg aan het verdedigen. Hoe vreselijk is het dat we henzelf niet konden verdedigen!

    In Duitsland is er geen Rood Leger aangezien de macht nog in handen van de vijanden is. We hebben nu een leger en het wordt groter en sterker. In afwachting dat een leger van de Duitse arbeidersklasse de rangen zal aaneensmeden onder de vlag van Karl en Rosa, zal het de taak van ons allemaal blijven om in ons Rode Leger iedereen te informeren over wie Liebknecht en Luxemburg waren, waarom ze gestorven zijn en waarom hun herinnering heilig is voor elke soldaat van het Rode Leger en voor elke werkende en boer.

    De slag die ons toegebracht is, komt ondraaglijk hard aan. Toch kijken we niet alleen hoopvol, maar ook met zekerheid vooruit. Ondanks het feit dat er vandaag een golf van reactie door Duitsland gaat, verliezen we geen enkel ogenblik ons vertrouwen dat ook daar een rode Oktober nabij is. De grote strijders zijn niet tevergeefs gevallen. Hun dood zal gewroken worden. Hun schaduwen zullen krijgen wat hen toebehoort. We zullen ons tot hun schaduwen richten en zeggen: “Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, jullie behoren niet langer tot de levenden maar jullie zijn onder ons aanwezig. We voelen jullie sterke geest, we zullen onder jullie vlag vechten, onze strijdkrachten zullen jullie morele grootsheid dragen. En elk van ons zweert dat als het uur komt en als de revolutie het vraagt, we zonder wankelen ons leven geven voor dezelfde vlag als die waarvoor jullie gevallen zijn, vrienden en kameraden, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.”

     

  • Leon Trotski: Handen af van Rosa Luxemburg!

    In 1932 reageerde Leon Trotski op een stalinistische aanval op Rosa Luxemburg. Daarin maakt hij duidelijk wat de inschatting van hemzelf en van Lenin over Rosa Luxemburg was. Voor hen was Luxemburg een belangrijke bondgenoot naar wie ze opkeken. Een deel van de stalinistische kritiek op Luxemburg is nadien blijven hangen in linkse kringen. Het is dan ook nuttig om Trotski’s antwoord op een artikel van Stalin over Luxemburg opnieuw boven te halen.

    Stalins artikel “Over enkele vragen van de geschiedenis van het bolsjewisme” ontving ik met grote vertraging. Toen ik het had, kon ik het lange tijd niet over mijn hart krijgen om het te lezen, want dergelijke literatuur is even slecht te verteren als zaagsel of gehakte borstels.

    Maar toen ik het tenslotte gelezen had, kwam ik tot de overtuiging dat het niet mocht voorbijgaan, alleen al omdat het een brutale en onbeschaamde laster tegen Rosa Luxemburg bevat. Stalin verplaatst de grote revolutionaire Rosa naar het kamp van het centrisme. Hij toont aan – of beter gezegd: hij beweert, want hij toont het niet aan – dat het bolsjewisme van bij de aanvang opkwam voor een splitsing met het centrisme van Kautsky, terwijl Rosa Luxemburg Kautsky vanop de linkervleugel zou ingedekt hebben. In zijn eigen woorden: “Nog lang voor de oorlog, ongeveer vanaf 1903-1904, toen zich in Rusland de groep van de Bolsjewieken vormde en in de Duitse sociaaldemocratie de linkervleugel voor het eerst naar buiten trad, volgde Lenin de weg naar een breuk en een splitsing met de opportunisten, zowel bij ons in de Russische sociaaldemocratische partij als in de Tweede Internationale, in het bijzonder in de Duitse sociaaldemocratie.” Als dit niet lukte, was dit omdat “de linkse sociaaldemocraten in de Tweede Internationale en vooral in de Duitse sociaaldemocratie een zwakke en machteloze groep vormden (…) die het woord breuk of splitsing zelfs niet durfden uit te spreken.” Dat is de voornaamste teneur van het artikel. De bolsjewieken kwamen vanaf 1903 voor een splitsing op, niet alleen met de rechtervleugel maar ook met het centrisme van Kautsky. Rosa Luxemburg daarentegen durfde het woord “splitsing” zelfs niet hardop uit te spreken.

    Om tot een dergelijke bewering te komen, moet men totaal onbekend zijn met de geschiedenis van de eigen partij en vooral met de ontwikkelingsgang van Lenin. In de stellingen van Stalin staat geen enkel juist woord. In de jaren 1903-1904 was Lenin natuurlijk een onverzoenlijke tegenstander van het opportunisme in de Duitse sociaaldemocratie. Maar hij zag enkel de “revisionistische” stroming die theoretisch door Bernstein werd geleid als opportunisme. Kautsky bevond zich toen in een strijd met Bernstein. Lenin zag in Kautsky zijn leraar en kwam daar openlijk voor uit. In de werken van Lenin van die jaren is er geen spoor van een principiële kritiek op de stroming van Bebel en Kautsky. Wel zijn er een reeks voorbeelden van de stelling dat het bolsjewisme niet een of andere zelfstandige stroming is, maar slechts een vertaling van de stroming Bebel-Kautsky in de taal van de Russische verhoudingen. Iedereen kan vaststellen wat Lenin midden 1905 schreef in zijn bekende brochure ‘Tweeërlei tactiek’: “Waar en wanneer noemde ik het ‘revolutionisme van Bebel en Kautsky’ opportunisme? Waar en wanneer heb ik gepoogd in de internationale sociaaldemocratie een bijzondere richting in het leven te roepen, die niet volkomen gelijk aan de richting van Bebel en Kautsky zou zijn? Waar en wanneer zijn tussen mij enerzijds en Bebel en Kautsky anderzijds meningsverschillen aan de dag getreden (…)? De volledige solidariteit van de internationale revolutionaire sociaaldemocratie in alle belangrijke vraagstukken van het programma en van de tactiek is een absoluut onbetwistbaar feit.” De woorden van Lenin zijn zo duidelijk, klaar, categorisch, dat zij de kwestie meteen afdoen.

    Anderhalf jaar later, op 7 december 1906, schreef Lenin in het artikel ‘De crisis van het mensjewisme’: “Wij hebben van het begin af aan (sedert ‘Een pas voorwaarts, twee schreden terug’) verklaard: wij roepen geen bijzondere “bolsjewistische” stroming in het leven, wij verdedigen slechts altijd en overal het standpunt van de revolutionaire sociaaldemocratie. Maar tot aan de sociale revolutie zal er in de sociaaldemocratie onvermijdelijk een opportunistische en een revolutionaire vleugel zijn.”

    Daar Lenin over het mensjewisme sprak als over een opportunistische vleugel van de sociaaldemocratie, stelde hij de mensjewieken niet met Kautsky maar met het revisionisme op één lijn. Het bolsjewisme daarentegen beschouwde hij als de Russische vorm van het kautskyanisme, dat in zijn ogen met het marxisme samenviel. Het hierboven aangehaalde citaat bewijst bovendien dat Lenin volstrekt niet onvoorwaardelijk voor een splitsing met de opportunisten was: hij hield het verblijf van revisionisten in de sociaaldemocratie tot aan de sociale revolutie niet alleen voor mogelijk, maar ook voor “onvermijdelijk.”

    Nog twee weken later, op 20 december 1906, begroet Lenin triomferend Kautskys antwoord op de vraag van Plechanov over het karakter van de Russische revolutie: “Dat waar wij aanspraak op maken — de verdediging van de positie van de revolutionaire sociaaldemocratie tegen het opportunisme, in geen geval de vestiging van de een of andere ‘originele’ bolsjewistische stroming — bevestigt Kautsky volkomen…”

    Wij hopen dat de kwestie in dit opzicht volkomen duidelijk is. Volgens Stalin eiste Lenin reeds sedert 1903 in Duitsland de breuk met de opportunisten, niet alleen met de rechtervleugel (Bernstein) maar ook met de linker (Kautsky). Lenin echter wijst er Plechanov en de mensjewisten in december 1906 met trots op dat de stroming van Kautsky in Duitsland en die van het bolsjewisme in Rusland… identiek zijn.

    Zo ziet men wat er aan is van het eerste deel van het uitstapje van Stalin in de geschiedenis van het bolsjewisme. De nauwgezetheid en de kennis van de onderzoeker staan op hetzelfde peil! Direct na zijn bewering over de jaren 1903-04 maakt Stalin een sprong naar 1916 en beroept hij zich op de scherpe kritiek van Lenin op de oorlogsbrochure van Junius, d.w.z. van Rosa Luxemburg. Jawel, in deze periode heeft Lenin reeds de onverzoenlijke oorlog aan het kautskyanisme verklaard, omdat hij uit zijn kritiek alle noodzakelijke organisatorische gevolgtrekkingen trok. Er is geen twijfel over mogelijk dat Rosa Luxemburg de problemen van de strijd met het centrisme niet met de nodige conclusies stelde. Op dit punt was het overwicht glansrijk voor Lenin. Maar tussen 1903, toen het bolsjewisme ontstond, en oktober 1916 verliepen dertien jaar. Gedurende een groot deel van deze periode stond Rosa Luxemburg in oppositie tot Kautsky en het partijbestuur rond Bebel. Daarbij nam haar strijd tegen het formele, pedante, innerlijk bedorven “radicalisme” van Kautsky steeds scherpere vormen aan. Lenin nam geen deel aan deze strijd en steunde Rosa Luxemburg niet voor het jaar 1914. Hartstochtelijk in beslag genomen door de Russische zaken, betrachtte hij in internationale vragen een zeer grote voorzichtigheid. In Lenins ogen stonden Bebel en Kautsky als revolutionairen onvergelijkelijk veel hoger dan in de ogen van Rosa Luxemburg, die hen van dichterbij in hun activiteit gadesloeg en de invloed van de Duitse politiek veel directer bespeurde. De capitulatie van de Duitse sociaaldemocratie van 4 augustus was voor Lenin een complete verrassing. Het is bekend dat Lenin het nummer van de Vorwärts met de patriottische verklaring van de sociaaldemocratische fractie [bij de stemming van de oorlogskredieten op 4 augustus 1914] voor een vervalsing van de Duitse staf hield. Pas toen hij zich volledig van de verschrikkelijke waarheid overtuigd had, herzag hij zijn beoordeling van de hoofdstromingen van de sociaaldemocratie, waarbij hij dit werk leninistisch uitvoerde, d.w.z. het direct afmaakte.

    Op 27 oktober 1914 schreef Lenin aan A. Schljapnikov: “Kautsky haat en veracht ik momenteel het meest van al: een onzuivere, ellendige, zelfvoldane huichelarij… Rosa Luxemburg had gelijk en had al lang begrepen dat Kautsky de ‘dienstvaardigheid van de theoreticus’ had – eenvoudiger gezegd de bekwaamheid van een lakei voor de meerderheid van de partij, voor het opportunisme.” (“Leninski sbornik” II, blz. 200). Zelfs indien er geen andere documenten waren (maar er zijn er honderden), zouden deze regels alleen al de geschiedenis van deze kwestie helemaal ophelderen. Lenin vindt het nodig om eind 1914 aan een van zijn beste arbeiders in die tijd mee te delen dat hij “op dat moment” – vandaag, als tegenstelling tot vroeger –  Kautsky “haat en veracht.” De scherpte van de uitdrukking bewijst onmiskenbaar in welke mate Kautsky de hoop en verwachtingen van Lenin bedrogen had. Niet minder duidelijk is de tweede zin: “Rosa Luxemburg had gelijk en had al lang begrepen dat Kautsky de ‘dienstvaardigheid van de theoreticus’ had.” Lenin aarzelt niet om dat “gelijk hebben” dat hij vroeger niet zag of toch niet volledig, aan Rosa Luxemburg toe te kennen.

    Dat zijn de voornaamste chronologische elementen van de kwestie, die meteen ook belangrijke kentekens zijn voor de politieke biografie van Lenin. Het leidt geen twijfel dat de ideologische ontwikkeling van Lenin een omhooggaande curve vormde.  Dat betekent echter ook dat Lenin niet als de volledig ontwikkelde Lenin geboren werd, zoals hij afgebeeld wordt door de kwijlende verafgodende epigonen, maar dat hij zichzelf tot Lenin heeft gevormd. Lenin verbreedde zijn gezichtsveld, leerde van anderen en verhief zich elke dag tot een hoger niveau dan waar hij zich de vorige dag bevond. In deze standvastigheid van de voortdurende geestelijke groei tot een hoger niveau, vond zijn heldhaftige ziel ook een uitdrukking. Als Lenin in 1903 alles had begrepen en geformuleerd wat nodig was voor de toekomstige tijden, dan had zijn verdere leven enkel bestaan uit verbeteringen. Dat was in werkelijkheid absoluut niet zo. Stalin stempelt eenvoudig de stalinistische afdruk op Lenin en beperkt zijn denken tot een aantal genummerde motto’s.

    In de strijd van Rosa Luxemburg tegen Kautsky, vooral in de jaren 1910-1914, hadden de problemen van de oorlog, van het militarisme en het pacifisme een grote betekenis. Kautsky verdedigde het reformistische programma: beperking van de bewapening, internationaal scheidsgerecht, … Rosa Luxemburg bestreed dit programma vastberaden als een illusie. Lenin twijfelde in deze kwestie. Hij stond een tijd dichter bij Kautsky dan bij Luxemburg. Uit destijds gevoerde gesprekken met Lenin herinner ik me dat volgend argument van Kautsky een grote indruk op hem maakte: zoals de hervormingen in binnenlandse aangelegenheden een resultaat zijn van revolutionaire klassenstrijd, zo kunnen er ook in de internationale betrekkingen bepaalde garanties (‘hervormingen’) afgedwongen worden op de weg van de internationale klassenstrijd. Lenin meende dat men deze positie van Kautsky geheel zou kunnen ondersteunen, als hij zich na de polemiek met Rosa Luxemburg tegen de rechtervleugel zou keren (Noske & Co). Ik durf nu niet louter afgaande op mijn geheugen zeggen in welke mate deze ideeëngang tot uiting kwam in artikels van Lenin, deze vraag zou een grondige studie vereisen. Ik durf evenmin vaststellen hoe snel Lenin rond deze kwestie tot een ander standpunt kwam. In ieder geval kwam zijn positie niet alleen naar voor in gesprekken, maar ook in briefwisseling. Zo is Radek in het bezit van zo’n brief. Ik vind het nodig om een getuigenis af te leggen in de hoop zo een voor de theoretische biografie van Lenin bijzonder waardevol document te redden. In de herfst van 1926, toen we samenwerkten aan het platform van de linkse oppositie, toonde Radek aan Kamenev, Zinovjev en mij – waarschijnlijk ook aan andere kameraden – een brief van Lenin aan hem (uit 1911?) met een verdediging van Kautsky tegen de kritiek van de Duitse linkervleugel. Volgens een beslissing van het Centraal Comité had Radek net als iedereen anders deze brief aan het Lenininstituut moeten bezorgen. Maar uit vrees dat de brief in de stalinistische vervalsingsfabriek verborgen of vernietigd zou worden, besloot Radek om de brief zelf te bewaren. Het recht van deze overweging kan men Radek op geen enkele wijze betwisten. Vandaag neemt Radek zelf echter, zij het niet op zeer verantwoordelijke dan toch op afdoende actieve wijze, deel aan de fabricage van politieke vervalsingen. Dat wordt aangetoond door het feit dat Radek, die in tegenstelling tot Stalin vertrouwd is met de geschiedenis van het marxisme en in elk geval de brief van Lenin goed kent, zich solidair verklaarde met de onbeschaamde laster van Stalin over Rosa Luxemburg. De omstandigheid dat Radek hierbij onder de knuppel van Jaroslavski handelde, doet niets af van zijn schuld. Slechts verachtelijke slaven doen afstand van de principes van het marxisme in naam van de principes van de knuppel.

    Maar het gaat hier niet over het persoonlijk karakter van Radek. We hadden het over de brief van Lenin. Wat is er met die brief gebeurd? Verstopt Radek die vandaag nog steeds voor het Lenininstituut? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Wellicht gaf hij de brief aan de vervalsers als wezenlijk bewijs voor een onwezenlijke genegenheid. Wat was het verder lot van de brief? Wordt hij in het persoonlijk archief van Stalin bewaard samen met andere documenten die zijn beste medestanders compromitteren? Of werd hij net als vele andere waardevolle documenten uit het verleden van de partij vernietigd? Er kan in geen geval ook maar een schijn van politieke motivatie zijn voor het achterhouden van een brief die 20 jaar geleden geschreven werd over een kwestie die vandaag slechts een historisch belang heeft. Maar de historische waarde van de brief is net wel zeer groot. Hij toont Lenin zoals hij in werkelijkheid was, niet zoals de bureaucratische domkoppen hem volgens hun voorbeeld van onfeilbaarheid scheppen. Wij vragen: waar is Lenins brief aan Radek? Op de tafel van de partij en van de Comintern met Lenins brief! Wanneer men de verschillen tussen Lenin en Rosa Luxemburg in hun gehele omvang neemt, dan was het historische recht ongetwijfeld bij Lenin. Maar dat sluit niet uit dat in bepaalde vragen en in bepaalde perioden Rosa Luxemburg tegenover Lenin gelijk had. In ieder geval ontwikkelden zich de verschillen, ongeacht hun betekenis en dikwijls hun uiterlijke scherpte, op grond van hun gemeenschappelijke, revolutionaire, proletarische politiek.

    Terugblikkend op oktober 1918 schreef Lenin in zijn ‘Groet aan de Italiaanse, Franse en Duitse communisten’: “Op het moment van de verovering van de macht en de vestiging van de Sovjetrepubliek stond het bolsjewisme alleen, het trok het beste uit de bestaande stromingen van de socialistische beweging tot zich.” Met dat “beste” had hij zonder twijfel ook de stroming van Rosa Luxemburg op het oog, een stroming waarvan geestesverwanten als Marchlewski, Dzjerzjinski en anderen in de rangen van de bolsjewisten actief waren.

    Lenin begreep de dwalingen van Rosa Luxemburg beter dan Stalin; maar het was niet toevallig dat Lenin de volgende oude Russische regels gebruikte voor Rosa Luxemburg: “Vaak moet de adelaar zich dieper neerlaten dan de kippen, maar de kippen zullen nooit in staat zijn om zich tot in de wolken te verheffen.” Zo is het! Zo is het! En om dezelfde reden moet Stalin met zijn boosaardige middelmatigheid spaarzamer omgaan met persoonlijkheden als Rosa Luxemburg.

    In het artikel ‘Over de geschiedenis van het probleem van de heerschappij’ (oktober 1920) schreef Lenin over de reeds door de revolutie van 1905 gestelde vragen van de Sovjet-macht en de arbeidersheerschappij: “Dergelijke vooruitstrevende vertegenwoordigers van de revolutionaire arbeidersklasse en het onvervalste marxisme als Rosa Luxemburg, hebben reeds de betekenis van deze praktische poging erkend en kwamen op vergaderingen en in de pers met een kritische analyse ervan voor de dag.” Aan de andere kant: “Lieden van het type van de toekomstige kautskyanen… toonden hun totale onbekwaamheid om de betekenis van deze poging te begrijpen.” In weinige regels erkent Lenin ten volle de historische betekenis van de strijd van Rosa Luxemburg tegen Kautsky — een strijd die Lenin aanvankelijk zelf in de verste verte niet op de juiste waarde schatte. Zoals voor Stalin, de bondgenoot van Tsjang Kai-sjek en Purcell, de theoreticus van de “Arbeiders- en boerenpartij”, van de “democratische heerschappij,” van het “niet afstoten der bourgeoisie”, … Rosa Luxemburg de vertegenwoordigster van het centrisme is, zo is zij voor Lenin de vertegenwoordigster van het “onvervalste marxisme.” Wat deze formulering uit Lenins pen betekent, is voor iedereen die Lenin ook maar een beetje kent duidelijk.

    We voegen hier nog aan toe dat in de aantekeningen bij de werken van Lenin over Rosa Luxemburg onder meer het volgende gezegd wordt: “In de bloeitijd van het bernsteinse revisionisme en later van het ministerialisme (Millerand) voerde Luxemburg, die haar plaats op de linkervleugel van de Duitse partij innam, tegen deze stromingen een beslissende strijd… In 1907 nam zij als gedelegeerde van de Poolse en Litouwse sociaaldemocratie deel aan de Londense partijdag van de Russische sociaaldemocratische arbeiderspartij, waarbij zij in de principiële vragen van de Russische revolutie de bolsjewistische fractie ondersteunde. Vanaf 1907 gaf Luxemburg zich volledig aan het Duitse werk, waarbij zij een links-radicale positie innam en het centrum en de rechtervleugel bestreed… Haar deelname aan de januariopstand maakte haar naam tot een banier van de arbeidersrevolutie.”

    Natuurlijk zal de schrijver van de aantekeningen morgen wellicht al zijn zonde bekennen en verklaren dat hij ten tijde van Lenin in het duister tastte en pas in het tijdperk van Stalin volledige klaarheid kreeg. Nu worden dergelijke verklaringen – een mengeling van geveinsdheid, idiotisme en hansworsterij – dagelijks in de Moskouse pers gepubliceerd. Maar aan de zaak zelf veranderen ze niets: “Wat met de pen geschreven is, wordt niet met de bijl afgehakt.” Jazeker: Rosa Luxemburg werd een banier van de arbeidersrevolutie.

    Hoezo en waarom hield Stalin echter zich zo opeens— met zo grote vertraging — bezig met de revisie van de oude bolsjewistische waardering van Rosa Luxemburg? Net als zijn vroegere theoretische ongelukken is ook dit nieuwe, bijzonder schandalige, ongeluk het resultaat van de logica van zijn strijd tegen de theorie van de permanente revolutie. In zijn ‘historisch’ artikel schenkt Stalin opnieuw veel aandacht aan deze theorie. Hij zegt niets nieuw. We hebben op zijn argumenten al lang geleden geantwoord in het boek ‘De permanente revolutie.’ Vanuit historisch oogpunt wordt de kwestie, naar wij hopen, voldoende toegelicht in ‘De geschiedenis van de Russische Revolutie.’ In deze tekst houdt de kwestie van de permanente revolutie ons slechts in zoverre bezig als Stalin haar met de naam van Rosa Luxemburg verbindt. We zullen meteen zien hoe de ongelukkige theoreticus het klaarspeelt om een voor zichzelf dodelijke val te zetten.

    Nadat hij aan de geschillen van de mensjewieken met de bolsjewieken in de kwestie van de leidende krachten van de Russische revolutie aanhaalde en het klaarspeelde om in enkele regels een hele reeks vergissingen te maken, die wij hier even buiten beschouwing laten, schrijft Stalin: “Hoe hebben de Duitse links-sociaaldemocraten Parvus en Rosa Luxemburg zich in deze geschillen gedragen? Zij creëerden het utopische en half-mensjewistische schema van de permanente revolutie… Verder werd dit half-mensjewistische schema van de permanente revolutie door Trotski (gedeeltelijk door Martov) aangegrepen en tot een wapen in de strijd tegen het leninisme veranderd.” Zo ziet de verrassende geschiedenis van het ontstaan van de theorie van de permanente revolutie er dus volgens de laatste historische onderzoekingen van Stalin uit. Maar, o wee, de onderzoeker is vergeten naar zijn eigen vroegere werken te kijken. In 1925 stelde dezelfde Stalin in zijn polemiek tegen Radek: “Het is onjuist dat de theorie van de permanente revolutie… in 1905 door Rosa Luxemburg en Trotski opgesteld werd. In werkelijkheid werd deze theorie door Parvus en Trotski opgesteld.”

    Deze verklaringen kan men lezen op blz. 185 van de Russische uitgave van de “Vragen van het leninisme.” Het is te hopen dat zij ook in de uitgaven in alle andere talen behouden zijn gebleven.

    In 1925 verklaarde Stalin dus dat Rosa Luxemburg niet schuldig was aan het begaan van de doodzonde om de theorie van de permanente revolutie te ontwikkelen. “In werkelijkheid werd deze theorie door Parvus en Trotski opgesteld.” In 1931 vernemen we van dezelfde Stalin dat “Parvus en Luxemburg (…)het utopische en half-mensjewistische schema van de permanente revolutie creëerden.” Trotski had geen schuld aan de schepping van de theorie, hij heeft die slechts “aangegrepen.” Dat gebeurde tevens door… Martov! Weer is Stalin op heterdaad betrapt. Waarom schrijft hij over kwesties waar hij niets van begrijpt? Of speelt hij in principiële kwesties van het marxisme bewust met valse kaarten? De keuze kan niet beperkt worden tot deze twee opties: in werkelijkheid is zowel het ene als het andere het geval. De stalinistische vervalsingen zijn bewust, voor zover zij op dat gegeven ogenblik door zuiver berekenende, persoonlijke belangen gedicteerd zijn. Tezelfdertijd zijn zij slechts half bewust voor zover de oorspronkelijke onwetendheid de theoretische willekeur niets in de weg legt. Maar feit blijft feit. In de strijd met de “bende van het trotskisme” botste Stalin in 1931 op een nieuwe persoonlijke vijand: Rosa Luxemburg. Hij aarzelde geen ogenblik om haar te belasteren waarbij hij, voor hij de sluizen van zijn grofheid en deloyaliteit openzette, niet eens de moeite deed om na te gaan wat hij zelf vijf jaar eerder over deze kwestie had gezegd.

    De nieuwe versie van de geschiedenis van de theorie van de permanente revolutie is vooral ingegeven door het streven om nog meer gepeperde spijs voor te zetten dan voorheen. Om het theoretische en historische kooksel nog wat pikanter te maken, wordt Martov er met de haren bijgetrokken. Martov stond met een onveranderlijke vijandigheid tegenover de theorie en de praktijk van de permanente revolutie. Hij benadrukte meer dan eens dat de opvattingen van Trotski over de revolutie door zowel de bolsjewieken als de mensjewieken werden verworpen. Maar het heeft geen zin om daar stil bij te blijven staan.

    Het is inderdaad fataal dat er geen enkele belangrijke kwestie over de internationale revolutie is waarin Stalin geen twee geheel tegenstrijdige meningen heeft verkondigd. We weten dat hij in april 1924 in zijn ‘Vragen van het leninisme’ de onmogelijkheid van de opbouw van het socialisme in één land bewees. In de herfst van hetzelfde jaar verving hij deze passage in een nieuwe oplage van het boek door het bewijs (dat willen zeggen door de aankondiging) dat de arbeidersklasse het socialisme in één land “kan en moet” opbouwen. De rest van de tekst bleef onveranderd. In de kwestie van de arbeiders- en boerenpartij, de onderhandelingen van Brest-Litovsk, de leiding van de Oktoberrevolutie, de nationaliteitenkwestie, … speelde Stalin het klaar in de loop van enkele jaren, dikwijls enkele maanden, lijnrecht tegenover elkaar staande meningen te verkondigen. Het zou foutief zijn de schuld aan een slecht geheugen te geven. De reden ligt hier dieper. Stalin mist de methode om wetenschappelijk te denken, het principiële onderscheidingsvermogen ontbreekt helemaal. Hij behandelt iedere vraag alsof zij nu voor het eerst ontstaat en bovendien los staat van alle andere vragen. Stalins beoordeling hangt af van zijn ogenblikkelijk acuut belang. De hem overstelpende tegenstellingen zijn de vergelding voor zijn vulgair empirisme. Voor hem staat Rosa Luxemburg niet in het perspectief van de Duitse, Poolse en internationale arbeidersbeweging van de laatste halve eeuw. Neen, zij is voor hem telkens een nieuwe, geïsoleerde persoonlijkheid, waarvan hij zich in iedere nieuwe fase moet afvragen: is dat een vriend of een vijand? Een juist instinct zei de theoreticus van het socialisme in één enkel land dit keer dat de schaduw van Rosa Luxemburg een onverzoenlijke vijand is. Dat verhindert deze grote schaduw overigens niet om de banier van de arbeidersrevolutie te blijven.

    Vanuit de gevangenis schreef Rosa Luxemburg in 1918 een zeer strenge en in hoofdzaak foutieve kritiek op het beleid van de bolsjewieken. Maar ook in deze, haar meest onjuiste arbeid, zijn haar adelaarsvleugels zichtbaar. Dit is haar algemene opinie over de Oktoberrevolutie: “Alles wat de partij aan moed, kracht, handelen, revolutionair vooruitzien en bekwaamheid kan tonen, dat alles hebben Lenin, Trotski en hun kameraden geheel volbracht. De revolutionaire eer en bekwaamheid van het handelen die de sociaaldemocratie in het Westen ontbreken, bleken bij de bolsjewieken aanwezig te zijn. Hun Oktoberopstand was niet alleen de werkelijke redding van de Russische Revolutie, maar ook de redding van de eer van het internationale socialisme.” Is dat werkelijk de stem van het centrisme? Luxemburg onderwierp op de volgende bladzijden de politiek van de bolsjewieken in de agrarische kwestie, de leuze van de nationale zelfbeschikking en het opgeven van de formele democratie aan een scherpe kritiek. In deze kritiek die zowel tegen Lenin als tegen Trotski gericht is, maakt zij, terloops opgemerkt, tussen hun opvattingen geen enkel onderscheid en Rosa Luxemburg verstond het te lezen, te begrijpen en verschillen op te merken. Het kwam niet eenmaal bij haar op om mij ervan te beschuldigen dat ik mijn opvattingen over de boeren veranderd zou hebben, doordat ik mij met Lenin in de agrarische kwestie verenigde. Daarbij kende zij deze opvattingen goed, want ik had ze in haar Pools tijdschrift in 1909 grondig beschreven… Rosa Luxemburg eindigde haar kritiek met de eis: “in de politiek van de bolsjewieken het wezenlijke van het onwezenlijke, het fundamentele van het toevallige te onderscheiden.” Voor fundamenteel houdt zij de macht van de beweging van de massa’s, haar wil tot het socialisme. “In dit opzicht,” schreef zij, “waren Lenin en Trotski de eersten die de internationale arbeidersklasse een voorbeeld gaven. Zij zijn ook nu de enigen die openlijk kunnen zeggen: ‘Ik heb het gedurfd!’”

    Ja, er zijn voldoende redenen voor Stalins haat tegen Rosa Luxemburg. Maar dat versterkt enkel onze plicht om de nagedachtenis van Rosa te beschermen tegen de laster van Stalin die overgenomen werd door de ingehuurde functionarissen in zowel het westen als het oosten. We moeten het waarlijk mooie, heldhaftige en tragische voorbeeld van Rosa in zijn volle grootheid en inspirerende kracht doorgeven aan de jonge generaties van de arbeidersklasse.

    Prinkipo, 28 juni 1932.

  • Waarom Rosa Luxemburg voor ons een voorbeeld is

    Met de naam ROSA leggen we bewust de link naar zowel Rosa Parks, de voorvechtster van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, als de Pools-Duitse revolutionaire Rosa Luxemburg (1871-1919). Luxemburg was één van de leiders van de novemberrevolutie in Duitsland exact 100 jaar geleden. Brutale repressie tegen een protestbeweging in januari 1919 leidde tot de moord op onder meer Luxemburg.

    Rosa Luxemburg groeide op in het door tsaristisch Rusland bezette deel van Polen. Omwille van haar eerste stappen in de revolutionaire beweging moest ze het land ontvluchten en kwam ze in Zwitserland terecht en nadien vestigde ze zich in Duitsland. Daar werd Rosa Luxemburg aanvankelijk vooral ingezet om de arbeiders in het bezette deel van Polen te organiseren. Rosa Luxemburg wilde zich echter niet beperken tot haar rol van Poolse migrante van Joodse afkomst of haar rol als vrouw. Ze had het als Poolse vrouw niet gemakkelijk, ook niet binnen de Duitse socialistische partij SPD, maar ze wilde een centrale rol in de strijd voor socialistische verandering spelen. Dergelijke verandering zag Rosa als enig antwoord op specifieke vormen van onderdrukking. Strijd voor vrouwenrechten – in die tijd vooral rond de kwestie van stemrecht – was volgens Rosa “slechts één uitdrukking en een onderdeel van de algemene bevrijdingsstrijd van de werkende klasse. Daarin ligt de kracht en de toekomst van vrouwenstrijd.”

    Samen met anderen, zoals Clara Zetkin en Karl Liebknecht, verzette Rosa Luxemburg zich consequent tegen de reformistische tendensen binnen de socialistische beweging. Die tendens zag onmiddellijke kleine hervormingen als manier om stap per stap tot een socialistische samenleving te komen. Rosa verzette zich daar niet alleen tegen, ze beargumenteerde op schitterende wijze het failliet van het reformisme in haar brochure ‘Hervorming of revolutie.’ Niet dat Luxemburg tegen hervormingen in het voordeel van de werkende klasse was: ze zag hervormingen als belangrijke stappen in de opbouw van een krachtsverhouding die nodig is om tot fundamentele maatschappijverandering te komen. Als één van de eersten benadrukte Luxemburg ook het belang en de rol van algemene stakingen.

    Als gevolg van de verstikkende rol van de SPD-leiding voor wie de beweging alles was en het socialistische einddoel niets, kantte Luxemburg zich tegen wat zij een te gecentraliseerde nationale revolutionaire organisatie vond. Dit was geen verzet tegen organisatie op zich: samen met haar levenspartner en kameraad Leo Jogiches lag ze zelf aan de basis van de Poolse socialistische partij SDKPiL en binnen de SPD deed ze er alles aan om een revolutionaire kern bijeen te houden.

    Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waartegen ze zich consequent verzette, omschreef ze de sociaaldemocratie als een ‘rottend lijk.’ Haar politieke opstelling bracht Rosa opnieuw in de gevangenis in 1916. “Mens zijn betekent je hele leven in ‘de weegschaal van het lot’ gooien, maar tegelijk evengoed dat je kan genieten van elke zonnige dag en elke mooie wolk,” schreef ze vanuit de gevangenis.

    De oorlogsmoeheid was algemeen tegen 1918: dit bloedbad was niet in het belang van de werkenden, maar van de imperialistische machten en de kapitalisten. Overal ontstonden bewegingen die inspiratie en enthousiasme haalden uit de Russische Revolutie. Ook in Duitsland was dit het geval. In november 1918 kende de beweging een hoogtepunt: overal vormden werkenden hun eigen raden en namen ze de macht en de samenleving zelf in handen. De novemberrevolutie toonde het potentieel, maar leidde niet tot een breuk met het kapitalisme. De Keizer verdween van het toneel en er was een kiem van een arbeidersregering op basis van de arbeiders- en matrozenraden. De kapitalisten moesten enorme toegevingen doen om hun systeem overeind te houden, de belangrijkste bondgenoot daartoe vonden ze bij de SPD-leiders.

    Jammer genoeg was er geen voldoende sterke en eengemaakte revolutionaire stroming die doorheen Duitsland richting kon geven aan de bewegingen en die met voldoende tactische inzichten kon bouwen aan een eenheidsfront van alle socialistische arbeiders. Er volgden na de novemberrevolutie nog tal van bewegingen die tot een andere samenleving wilden komen. Het gebrek aan een voldoende uitgebouwde organisatie met gestaalde kaders liet zich daarbij voelen: het ontbrak aan nationale coördinatie en de contrarevolutie kon de beweging stad per stad breken.

    In januari 1919 werd in Berlijn een voorbeeld gesteld: de beweging liep daar voor op de rest van het land, waardoor de contrarevolutie zich volledig op de hoofdstad kon richten. De revolutionairen werden brutaal aangepakt: leiders als Luxemburg en Liebknecht werden vermoord. Hierdoor kon de Duitse Revolutie niet langer rekenen op de meest vooruitziende voortrekkers die in de bewegingen tussen 1919 en 1923 een verschil hadden kunnen maken om het revolutionaire potentieel van verandering te realiseren. Het falen van de Duitse revolutie opende de weg voor de barbarij van het nazisme. Jammer genoeg werd de slogan van Rosa Luxemburg ‘socialisme of barbarij’ op deze manier bevestigd.

    Voor Luxemburg stond de strijd voor socialisme centraal in haar leven. Haar goede vriendin en strijdgenoot Clara Zetkin vatte het na haar dood samen: “Rosa Luxemburg gaf het socialisme alles wat ze kon geven. Er zijn geen woorden om haar wilskracht te vatten, de belangeloosheid en de toewijding die ze aan de zaak gaf.”

    >> Op de ROSA-conferentie van 31 maart is er een commissie over Rosa Luxemburg gepland. Hier vind je meer info over die conferentie

  • 95 jaar na de moord op Rosa Luxemburg

    Op 15 januari 1919 werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, de moedige voortrekkers van de Duitse arbeidersklasse, vermoord door het bloeddorstige verslagen Duitse leger. Dat werd gedekt door de laffe sociaaldemocratische leiders Noske en Scheidemann. Bij deze verjaardag kijken we terug op de inspirerende revolutionaire erfenis van Rosa Luxemburg.

    Dossier door Peter Taaffe (geschreven in 2009)

    De moord werd uitgevoerd door de soldaat Otto Runge. Het uitschakelen van Luxemburg en Liebknecht was van belang in het neerslaan van de Duitse revolutie en het is dan ook onlosmakelijk verbonden met de overwinning van Hitler en de nazi’s 14 jaar later. Wilhem Canaris, de zeemachtofficier die betrokken was bij de ontsnapping van een van de moordenaars van Rosa Luxemburg, zou 20 jaar later de Abwehr leiden, de militaire geheime dienst onder de nazi’s. Andere voortrekkers van het naziregime hadden een gelijkaardig bloedig verleden opgebouwd in zowel het eigen land als de rest van Europa. Van Faupel, de officier die de afgevaardigden van de nieuw opgezette arbeiders- en soldatenraden verried, zou 20 jaar later terug opduiken als ambassadeur van Hitler in het Spanje onder Franco. Achter de bekendere generaals stond een generatie klaar met figuren als majoor Kurt von Schleicher die in 1932 kanselier werd en de deur voor Hitler open zette. Als de Duitse revolutie had overwonnen, dan zouden we deze figuren of de horror van het fascisme wellicht niet gekend hebben. Rosa Luxemburg was een centrale leider en theoretica van het marxisme. Ze zou een cruciale en wellicht beslissende rol hebben kunnen spelen in de gebeurtenissen tot 1923 en de overwinning van de revolutie. Maar ze werd brutaal vermoord.

    Karl Liebknecht wordt terecht met Luxemburg voorgesteld als een centrale en heldhaftige voortrekker van de arbeidersbeweging. Hij viel op door zijn verzet tegen de Duitse oorlogsmachine en was een symbool voor de troepen in de met bloed doordrongen loopgraven. Zowel onder Duitse als Franse en andere soldaten werd hij gezien als een onvermoeibare internationalist die zich tegen de Eerste Wereldoorlog bleef verzetten. Zijn beroemde slogan – ‘de belangrijkste vijand bevindt zich in eigen land’ – vatte de sfeer samen, zeker toen het aantal doden in de oorlog begon op te lopen.

    Op deze verjaardag willen we echter bijzonder aandacht schenken aan Rosa Luxemburg omwille van de belangrijke bijdrage die ze leverde aan het begrip van marxistische ideeën, theorie en hun toepassing in de bewegingen van de arbeidersklasse. Velen hebben Luxemburg aangevallen over haar ‘verkeerde methoden’, zeker het vermeende gebrek aan begrip van de nood aan een ‘revolutionaire partij’ en organisatie worden haar aangewreven. Dat gebeurde onder meer door Stalin en andere stalinisten. Anderen beweren zich op Luxemburg te baseren omdat ze nadruk legde op de ‘spontane rol van de arbeidersklasse’, wat aansluiting lijkt te vinden bij een anti-partijgevoelen dat zeker onder de jongere generatie aanwezig is en een resultaat is van de afkeer van de bureaucratische erfenis van het stalinisme en de echos van die erfenis in de voormalige sociaaldemocratie. Een analyse van de ideeën van Rosa Luxemburg moet echter rekening houden met meerdere kanten, we moeten vertrekken van de historische situatie waarin haar ideeën ontwikkelden en rijpten. Dan blijkt al gauw dat beide hierboven vermelde kampen het verkeerd voor hebben.

    Natuurlijk maakte Rosa Luxemburg fouten, wie maakt er immers geen fouten? Maar wat ze bijna 100 jaar geleden schreef, blijft vandaag fris en relevant – zeker als we het contrasteren met de vastgeroeste ideëen van de leiding van de ‘moderne’ arbeidersbeweging. De ideeën van Luxemburg zijn zeker interessant op een ogenblik dat een nieuwe generatie in de richting van socialistische en marxistische ideeën gaat. Zo is de brochure ‘Hervorming of revolutie’ niet gewoon een uitleg van de algemene ideeën van het marxisme tegenover die van de reformisten die uitgingen van een stapsgewijze verandering in de richting van socialisme. De brochure werd geschreven in verzet tegen de belangrijkste theoreticus van het ‘revisionisme’, Edward Bernstein. Zoals veel vakbondsleiders vandaag stond Bernstein – die oorspronkelijk een marxist was en een vriend van Friedrich Engels – onder druk van de economische groei van de late jaren 1890 en het eerste deel van de 20ste eeuw. Onder deze druk probeerde hij de ideeën van het marxisme te ‘herzien’, wat eigenlijk betekende dat ze aan de kant werden geschoven. Zijn bekende uitspraak: ‘De beweging is alles, het doel niets’, is een uitdrukking van de poging om de Duitse sociaaldemocratische partij SPD te verzoenen met het toen nog groeiende kapitalisme.

    Rosa Luxemburg verzette zich net als Lenin en Trotski niet alleen tegen de ideeën van Bernstein, maar ze bracht een sterke analyse die ons begrip van het toenmalige kapitalisme, en tot op zekere hoogte van het huidige kapitalisme, versterkt net als de verhouding tussen hervormingen en revolutie (vanuit marxistisch oogpunt worden die niet zomaar tegenover elkaar geplaatst) en ook andere elementen. Ze schreef: “Het foutieve karakter van de theorie van Bernstein wordt nog het beste aangetoond door het feit dat de laatste crisis (1907-1908) het hardste toesloeg in die landen landen die de grootste ontwikkeling van de befaamde ‘aanpassingsmiddelen’ – krediet, perfecte communicatie en trusts – kenden.” Het doet denken aan de huidige wereldwijde economische crisis die hard toeslaat in economiën als de Amerikaanse.

    Sociaaldemocratie steunt de oorlog

    Luxemburg was bovendien een van de weinigen die de ideologische aftakeling van de Duitse sociaaldemocratie voor de Eerste Wereldoorlog erkende. Deze aftakeling kende een hoogtepunt in de rampzalige stemming waarbij de SPD-afgevaardigden in de Reichstag (parlement) – met uitzondering van Karl Liebknecht – voor de oorlogskredieten voor het Duitse imperialisme stemden. De SPD-leiders waren net als de vakbondsleiders gewoon geraakt om compromissen te sluiten en te onderhandelen binnen het kader van het kapitalisme. Het betekende dat de vooruitzichten voor socialisme, en zeker voor socialisitsche revolutie, niet bepaald vooraan stonden in het bewustzijn van deze leiders.

    Dit werd versterkt door de groei van het gewicht van de SPD in de Duitse samenleving. Het vormde bijna een ‘staat binnen de staat’ met meer dan een miljoen leden in 1914, 90 dagbladen, 267 voltijdse journalisten en 3.000 voltijdse handarbeiders en bedienden, managers, directeurs en vertegenwoodigers. Bovendien waren er 110 verkozenen in de Reichstag en 220 verkozenen in de verschillende deelstaatparlementen. Er waren bijna 3.000 verkozen gemeenteraadsleden. Behalve in 1907 leek de SPD bij iedere verkiezing terrein te winnen. Er waren minstens 15.000 voltijdse organisatoren in de vakbonden die tot de SPD behoorden. In de woorden van Ruth Fischer, die nadien een leider van de Communistische Partij zou worden, was het “een levenswijze. De individuele arbeider leefde in zijn partij, de partij drong door tot de dagelijkse gewoonten van de arbeider. Zijn ideeën, reacties, attitudes, werden gevormd door de integratie van het persoonlijke en het collectieve.” Dit vormde zowel een sterkte als een zwakte. Het was een sterkte omdat de groeiende kracht van der arbeidersklasse tot uiting kwam in de SPD en in de vakbonden. Maar het ging samen met een verstikking van deze kracht, een onderschatting door de SPD-leiders en een groeiende vijandigheid tegenover de revolutionaire mogelijkheden die onvermijdelijk tot debat en een breuk zou leiden.

    Rosa Luxemburg botste steeds meer met de SPD-machine. Ze zag het contrast tussen het afstompende en conservatieve effect van die SPD-machine aan de ene kant en de sociale explosies in de eerste Russische revolutie van 1905-07. Als internationalist was Luxemburg actief in de revolutionaire beweging in verschillende landen. Ze was van Poolse afkomst en mede-oprichter van de sociaaldemocratische partij van Polen, de SDKP. In de Russische beweging nam ze deel aan de activiteiten van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij RSDLP. Als genaturaliseerde Duitse was ze een prominent lid van de SPD. Ze zag de energie van onderuit in Rusland en contrasteerde het met de toenemende bureaucratische machine van de partij en de vakbonden in Duitsland. Ze zag dat dit voor de arbeidersklasse een enorm obstakel kon vormen bij revolutionaire uitbarstingen.

    Op dat vlak was ze scherper dan zelfs Lenin, die uiteraard vooral met Russische zaken bezig was en de SPD zag als een ‘model’ voor alle partijen van de Tweede Internationale met leiders als Kautsky als leraars. Trotski merkte op: “Lenin beschouwde Kautsky als zijn leermeester en benadrukte dit waar hij het kon. In Lenin’s werken uit die periode en gedurende enkele jaren erna, vind je geen spoor van kritiek op de tendens van Bebel en Kautsky.” Lenin dacht effectief dat de toenemende kritiek van Luxemburg op Kautsky en de SPD-leiding wat overdreven was. In zijn bekende werk ‘Tweeërlei tactiek’ uit 1905 schreef Lenin: “Waar en wanneer heb ik het ‘revolutionarisme van Bebel en Kautsky’ als opportunisme gekenschetst? (…) Waar en wanneer zijn tussen mij enerzijds en Bebel en Kautsky anderzijds meningsverschillen aan de dag getreden? (…)De volledige solidariteit van de internationale revolutionaire sociaaldemocratie in alle belangrijke vraagstukken van het program en van de tactiek is een absoluut onbetwistbaar feit.”

    Lenin erkende dat er opportunistische tendensen zouden zijn binnen de massapartijen van de arbeidersklasse, maar hij vergeleek de Russische mensjewieken niet met Kautsky maar wel met het rechtse revisionisme van Bernstein. Dat bleef zo tot de beruchte steun van de Duitse sociaaldemocraten aan de oorlogskredieten tijdens de stemming van 4 augustus 1914. Van de 110 SPD verkozenen was aanvankelijk enkel Karl Liebknecht en nadien ook Otto Rühle tegen de steun aan de oorlog gekant. Toen Lenin een kopie van het SPD-blad Vorwärts in handen kreeg waarin de steun aan de oorlogskredieten werd verdedigt, dacht hij dat het om een ‘vervalsing’ door het Duitse leger ging. Rosa Luxemburg was niet zo onvoorbereid, ze was al langer bezig met een strijd tegen niet alleen de rechtse SPD-leiders maar ook de ‘linkse’ en ‘centristische’ elementen zoals Kautsky.

    In zijn boek ‘Resultaten en Vooruitzichten’ (1906), waarin de theorie van de permanente revolutie voor het eerst werd uitgewerkt, schreef Trotski: “De Europese socialistische partijen, met name de grootste van hen, de Duitse sociaaldemocratische partij, hebben een behoudendheid ontwikkeld in dezelfde mate dat de massa’s het socialisme hebben omhelsd en hoe meer die massa’s georganiseerd en gedisciplineerd zijn geworden. Als gevolg daarvan kan de sociaaldemocratie als een organisatie, die de politieke ervaring van de arbeidersklasse belichaamt, op een gegeven moment een directe hindernis worden voor het open conflict tussen de arbeiders en de kapitalistische reactie.” In zijn autobiografie ‘Mijn Leven’ zou Trotski later schrijven: “Ik had niet verwacht, dat de officiële leiders van de Internationale in geval van oorlog bekwaam zouden blijken tot het nemen van revolutionaire initiatieven. Maar toch geloofde ik evenmin dat de sociaaldemocratie eenvoudig in het stof zou kruipen voor het nationale militarisme.”

    Spontane massa-actie

    Het waren deze factoren, de enorme kracht van de sociaaldemocratie enerzijds en de inertie van de bureaucratische top anderzijds, die leidden tot een van de bekendste werken van Luxemburg: ‘De massastaking’ (1906). Het boek bracht een samenvatting van de eerste Russische revolutie waar Luxemburg zowel politieke als organisatorische conclusies uit trok. Het is een erg interessante analyse over de rol van de massa’s als de drijvende kracht, van hun ‘spontane’ karakter in het proces van revolutie. Ze benadrukte de onafhankelijke beweging en wil van de arbeidersklasse tegen de “lijn en de marsrichting van de officiële leiders” in. Dat was ongetwijfeld correct vanuit een breed historisch standpunt.

    Veel revoluties vonden plaats tegen de oppositie en zelfs de sabotage van de leiders van de eigen arbeidersorganisaties in. Dit zagen we onder meer bij de revolutionaire gebeurtenissen van 1936 in Spanje. Waar de arbeiders van Madrid aanvankelijk betoogden om wapens te eisen en de socialistische leiders deze weigerden te voorzien, kwamen de arbeiders van Barcelona ‘spontaan’ in opstand en maakten ze de troepen van Franco binnen 48 uur met de grond gelijk. Het leidde tot een sociale revolutie die doorheen Catalonië en Aragon trok tot aan de grenzen van Madrid. Bijna vier vijfden van Spanje was even in handen van de arbeidersklasse. In Chili in 1973 volgde de arbeidersklasse de leiding en bleef ze toekijken vanuit de fabrieken toen Pinochet zijn staatsgreep aankondigde. Het zorgde ervoor dat de meest militante arbeiders werden opgepakt en afgeslacht.

    We zagen ook spontane revolutionaire uitbarstingen in Frankrijk in 1968 toen 10 miljoen arbeiders een maand lang de fabrieken bezet hielden. De leiders van de Franse Communistische Partij en de ‘Socialistische’ Federatie probeerden geen overwinning te behalen door een revolutionair programma van arbeidersraden en een regering van arbeiders en boeren, ze deden er integendeel alles aan om deze schitterende beweging op een zijspoor te zetten. In Portugal in 1974 zette een revolutie niet alleen de dictatuur van Caetano aan de kant, maar was er aanvankelijk een absolute meerderheid voor socialisten en communisten. In 1975 werd beslist om het grootste deel van de industrie te nationaliseren. De krant ‘The Times’ verklaarde vanuit Londen: ‘Het kapitalisme is dood in Portugal’. Dit bleek jammer genoeg niet het geval te zijn en wel omdat de initiatieven van onderuit door de arbeidersklasse en de kansen die dit met zich meebracht niet werden gegrepen. Er was geen coherente en voldoende invloedrijke massapartij en leiding die in staat was om alle mogelijkheden te bundelen om te gaan voor de vestiging van een democratische arbeidersstaat. Deze voorbeelden tonen aan dat de spontane beweging van de arbeidersklasse op zich niet volstaat om een overwinning te bekomen in de strijd tegen het kapitalisme.

    Het ‘spontane’ karakter van de Duitse revolutie was evident in november 1918. De spontane opstand van de massa’s ging bovendien regelrecht in tegen wat de sociaaldemocratische leiders wilden. Kort voordien werd de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij (USPD) opgezet, een afsplitsing van de SPD in 1917. Dit was niet het resultaat van een bewuste politiek van de leiders – waaronder Kautsky en Rudolf Hilferding maar ook de revisionist Bernstein. De partij ontwikkelde omwille van de verontwaardiging en de revolte van de arbeidersklasse tegen de compleet gesloten houding van de SPD-leiding tegen alle verzet tegen het oorlogsbeleid van de partij. De splitsing was niet voorbereid of zelfs gewenst door de ‘oppositionelen’. Maar ze namen wel 120.000 leden en een reeks kranten met zich mee.

    De algemene staking

    Samen de nadruk op ‘spontaneïteit’ beklemtoonde Rosa Luxemburg ook het belang van de algemene staking. Ze baseerde zich op de massale stakingen tijdens de Russische revolutie, maar nam toch een zekere passieve en fatalistische benadering in. Tot op zekere hoogte beïnvloedde dit de latere leiders van de Communistische Partij (KPD) na haar dood. Rosa Luxemburg stelde terecht dat een revolutie niet kunstmatig tot stand kan komen buiten het rijpen van de objectieve omstandigheden die de mogelijkheid van revolutie toelaten.

    Maar de rol van wat marxisten omschrijven als de ‘subjectieve factor’, een massapartij met een vooruitziende leiding, is cruciaal om van een revolutionaire situatie tot een geslaagde revolutie te komen. Timing is eveneens erg belangrijk, de kansen voor een succesvolle sociale overgang kunnen erg kortstondig van duur zijn. Als een kans verloren gaat, kan het voor een langere tijd zijn en kan de arbeidersklasse een nederlaag ondergaan. Op een cruciaal ogenblik met een correcte leiding is het mogelijk dat de arbeidersklasse de macht neemt. Dat was de rol van de Bolsjewieken in de Russische revolutie van 1917.

    Het tegenovergestelde zagen we in 1923 in Duitsland. De kans om het voorbeeld van de Bolsjewieken te volgen, ging verloren omwille van de aarzeling van de KDP-leiders die in hun verkeerde houding onder meer door Stalin werden gesteund. Het had deels te maken met de historische ervaringen met onder meer ‘gedeeltelijke algemene stakingsacties’ die kenmerkend waren voor arbeidersstrijd in de decennia voor de Eerste Wereldoorlog. In die periode waren er ogenblikken dat regeringen bijzonder bang waren van algemene stakingen en om confrontaties te vermijden toegevingen deden. Dat was het geval na de Belgische algemene staking van 1893 waarin 300.000 arbeiders deelnamen, waaronder ook linkse katholieke groepen. In Rusland was er in oktober 1905 een algemene staking op een grotere schaal. Onder druk van die staking deed het tsaristische regime in 1905 grondwettelijke ‘toegevingen’.

    De situatie na de Eerste Wereldoorlog – een periode van revolutie en contrarevolutie – was anders. De algemene staking stelde op een scherpere manier de kwestie van de macht. De kwestie van de algemene staking is van groot belang voor marxisten. Niet dat het een fetisj is voor ons. In sommige gevallen is het zelfs een wapen dat niet aan de situatie is aangepast. Dat was bijvoorbeeld het geval ten tijde van de opmars van Kornilov tegen Petrograd in augustus 1917. Toen dachten de bolsjewieken of de sovjets (arbeidersraden) er niet aan om een algemene staking uit te roepen. De spoorarbeiders bleven integendeel werken zodat de tegenstanders van Kornilov mobiel waren en zijn troepen konden ondermijnen. De arbeiders in de fabrieken bleven eveneens aan de slag, behalve diegene die rechtstreeks de strijd met Kornilov gingen voeren. Ten tijde van de oktoberrevolutie in 1917 was er evenmin sprake van een algemene staking. De Bolsjewieken beschikten over een massale steun en onder die omstandigheden zou een algemene staking hen verzwakt hebben en niet de kapitalistische tegenstanders. De arbeiders en bedienden hielpen de opstand tegen het kapitalisme vooruit door een democratische arbeidersstaat te vestigen.

    Vandaag is de kwestie van een alternatieve arbeidersregering doorgaans impliciet aanwezig bij algemene stakingen. Bij de Britse algemene staking van 1926 stelde de kwestie van de macht zijn, er was gedurende negen dagen een situatie van ‘dubbele macht’. In Frankrijk in 1968 was dit in Frankrijk eveneens het geval, maar omwille van de redenen die we hiervoor al aanhaalden, werd deze kans niet gegrepen.

    In de Duitse revolutie van 1918-1924 waren er verschillende algemene stakingen en gedeeltelijke pogingen in die richting. De Kapp-putsch in maart 1920, toen Kapp als vertegenwoordigers van de Junkers en hooggeplaatste ambtenaren met de steun van de generaals de macht greep, leidde tot de meest volledige algemene staking in de geschiedenis. Zoals in Frankrijk in 1968 kon de regering geen enkele affiche meer gedrukt krijgen. De arbeidersklasse legden de regering en de staat volledig plat. De putsch duurde hierdoor amper 100 uur. Maar zelfs bij deze overweldigende demonstratie van de macht van de arbeidersklasse, kwam het niet tot een socialistische omverwerping. Dat kwam net omwille van de afwezigheid van een massale arbeiderspartij en een leiding die in staat was om de massa’s te mobiliseren en een alternatief in de vorm van een democratische arbeidersstaat te vestigen. De opvolgers van Luxemburg in de nieuwe Communistische Partij maakten overigens ultralinkse fouten door aanvankelijk geen steun te geven aan de massale acties tegen Kapp.

    De rol van de revolutionaire partij

    De kwestie van leiding en de noodzaak van een partij nemen een centrale plaats in als we het leven en werk van Rosa Luxemburg bekijken. Het zou eenzijdig zijn om haar, zoals enkele critici van zowel Luxemburg als Trotski dat doen, te verwijten dat ze het belang van een revolutionaire partij zou ‘onderschat’ hebben. Haar volledige activiteit in de SPD was gericht op het redden van de revolutionaire kern binnen deze organisatie en de strijd tegen reformisme en centrisme. Ze bouwde zelf samen met Leo Jogiches in Polen aan een erg ‘rigide onafhankelijke organisatie’ in de vorm van een partij. Maar haar afkeer tegenover het verlammende effect van de SPD en het ‘centralisme’ van die partij zorgde ervoor dat ze de balans soms te sterk naar de andere kant liet overhellen. Zo stond ze erg kritisch tegenover de poging van Lenin om in Rusland een ‘gecentraliseerde’ partij op te zetten.

    Bij de splitsing tussen Bolsjewieken en Mensjewieken was Luxemburg een ‘verzoener’ in haar benadering. Ook Trotski stond op dat standpunt. Luxemburg wilde de eenheid van Bolsjewieken en Mensjewieken in Rusland bekomen. Toen de Bolsjewieken tegen 1912 vier vijfden van de georganiseerde arbeiders achter hen schaarden, kwam het tot een formele splitsing met de Mensjewieken. Lenin begreep vroeger dan anderen dat de Mensjewieken niet bereid waren om de strijd tot buiten het kader van het Russische kapitalisme en grootgrondbezit te voeren. De benadering van Lenin werd bevestigd door de Russische revolutie toen de Mensjewieken aan de andere kant van de barricaden stonden. Na de Russische revolutie van 1917 stond Rosa Luxemburg erg dicht bij het Bolsjewisme en werd ze, net als Trotski, deel van de internationale organisatie ervan.

    Het voornaamste verwijt dat tegen Luxemburg kan ingebracht worden, is dat ze onvoldoende bouwde aan een afgelijnde tendens die inging tegen zowel de rechterzijde van de SPD als de centristen rond Kautsky. Er waren sommige kritieken die zowel toen als nadien gemaakt werden die ervan uitgaan dat Luxemburg en haar aanhangers beter onmiddellijk met de SPD-leiders hadden gebroken, zeker na hun verraad bij de aanvang van de Eerste Wereldoorlog. Zodra Lenin overtuigd was van het verraad van de sociaaldemocratie – met inbegrip van de ‘renegaat Kautsky’ – riep hij op tot een onmiddellijke splitsing en hij combineerde dat met de oproep voor een nieuwe, Derde, Internationale. Er was een politieke ‘splitsing’ nodig tegen zowel de rechtse als de ‘linkse’ SPD. Rosa Luxemburg deed dit, ze bestempelde de sociaaldemocratie als een “rottend lijk”.

    Maar de organisatorische conclusies hieruit waren eerder van tactisch dan van principieel karakter. Het is natuurlijk gemakkelijk om achteraf te kijken hoe reële historische problemen konden aangepakt worden. Rosa Luxemburg had te maken met een objectieve situatie die erg verschillend was van wat de Bolsjewieken in Rusland kenden. De Bolsjewieken hadden het grootste deel van hun geschiedenis ondergronds gewerkt met een relatief kleine organisatie van kaders. Daarom was er een sterke graad van ‘centralisatie’ nodig, ook al betekende dit niet dat de sterke democratische procedures aan de kant werden geschoven. Er was ook de tumultueuze geschiedenis van de arbeidersbeweging en de marxistische beweging in Rusland, met onder meer de strijd tegen de Narodya Volya (Volkswil), de ideeën van het terrorisme, de revoluties van 1905 en 1917, de splitsing tussen Mensjewieken en Bolsjewieken, de Eerste Wereldoorlog,… Rosa Luxemburg werkte in een totaal andere situatie. Ze werkte vanuit een minderheid die wat geïsoleerd stond in een ‘legale’ massapartij met alle beperkingen die we hierboven al aanhaalden.

    Luxemburg was dan wel een genaturaliseerde Duitse burger, maar ze werd nog steeds als ‘buitenstaander’ gezien, zeker toen ze in conflict kwam met de SPD-leiding. Maar desondanks valt vooral de moed en vastberadenheid van Luxemburg op doorheen haar toespraken en kritiek op de partijleiding doorheen de jaren. Ze bracht kritiek op de “benevelende mist van het parlementair cretinisme”, dat vandaag eerder ‘electoralisme’ zou genoemd worden. Ze haalde ook uit naar August Bebel, de ‘centristische’ partijleider die volgens Luxemburg steeds meer alleen met zijn rechteroor luisterde. Op een bepaald ogenblik was ze samen met Clara Zetkin in een discussie met Bebel verwikkeld en zei ze hem: “Ja, je kan ons grafschrift schrijven: ‘Hier liggen de twee laatste mannen van de Duitse sociaaldemocratie’.” Ze hekelde de positieve opstelling van de SPD tegenover figuren uit de middenklasse met een uitspraak die ook nuttig is voor diegenen die vandaag deelname aan coalities door consequent links verdedigen. Ze stelde dat het nodig was om “tegen progressieven en mogelijk zelfs liberalen op te treden in plaats van met hen op te treden.”

    Een belangrijk element van het marxisme, de uitbouw van politieke invloed doorheen een standvastige organisatie of partij, werd onvoldoende ontwikkeld door Rosa Luxemburg en haar aanhangers. Dat moet niet altijd de vorm van een afzonderlijke ‘partij’ aannemen. Maar een sterk georganiseerde kern is noodzakelijk om de toekomst voor te bereiden. Luxemburg deed dit niet, wat later verregaande gevolgen zou hebben tijdens de Duitse revolutie. Luxemburg en Leo Jogiches waren terecht tegen ‘voortijdige splitsingen’. Ze schreef dat het altijd mogelijk is om uit een kleine sectaire groep te vertrekken en een nieuwe sectaire groep te vormen, maar het is onverantwoordelijke dagdromerij te denken dat de volledige massa van de arbeidersklasse kan bevrijd worden van het gevaarlijke juk van de burgerij door gewoon weg te lopen.

    Werken in massa-organisaties

    Een dergelijke benadering is volkomen gerechtvaardigd als marxisten een lange termijn strategie voeren binnen massapartijen. Dat was de benadering van Militant, nu de Socialist Party, toen het binnen de Britse Labour Party werkte inde jaren 1980. Militant vestigde toen wellicht een van de sterkste posities van trotskisten in West-Europa sinds de ontwikkeling van de internationale linkse oppositie.

    Maar zo’n benadering die gerechtvaardigd is in een bepaalde historische periode kan een grote fout zijn in een andere periode, als de omstandigheden veranderd zijn en zeker als er zich abrupte revolutionaire breuken voordoen. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches probeerden terecht om zolang mogelijk binnen de sociaaldemocratie te werken en nadien binnen de USPD. Lenin was na de Russische revolutie soms wat ongeduldig toen hij overal massale communistische partijen wilde opzetten en splitsingen van de sociaaldemocratie voorstelde. Zo stelde hij een snelle afsplitsing van de communisten van de Franse Socialistische Partij voor in 1920. Hij kwam daarop terug toen Alfred Rosmer, die toen in Moskou was, suggereerde dat de marxisten beter wat meer tijd zouden nemen om een meerderheid van de partij naar de Derde Internationale te brengen.

    Lenin stelde een splitsing van de Tweede Internationale en de vorming van een Derde Internationale voor na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914. Maar dat betekende niet dat hij zijn standpunt niet bijstuurde. Zo schreef hij over de kwestie van de Derde Internationale: “De onmiddellijke toekomst zal uitwijzen of de voorwaarden al gerijpt zijn voor de vorming van een nieuwe, Marxistische Internationale (…) Als dat niet geval is, zal er een langere ontwikkeling nodig zijn om hiertoe te komen. In dat geval zal onze partij de radicale oppositie binnen de oude Internationale vormen – tot een basis is gevormd in verschillende landen om een internationale vereniging van de werkende bevolking te vormen op basis van het revolutionaire marxisme.” Toen de poorten van de revolutie wij open gingen in februari 1917 in Rusland en de massa’s op het politieke toneel verschenen, beschikten de Bolsjewieken ondanks hun voorgeschiedenis slechts de steun van ongeveer 1% in de sovjets. Tegen april was dat opgelopen tot amper 4%.

    De echte zwakte van Luxemburg en Jogiches was niet dat ze weigerden om politiek te breken in de voorgaande periode, maar wel dat ze geen omlijnde tendens in de sociaaldemocratie organiseerden om voorbereid te zijn op de revolutionaire uitbarstingen waarop Rosa Luxemburg zich jarenlang had gericht. Dezelfde beschuldiging kan overigens ook vandaag geuit worden tegenover sommigen ter linkerzijde, zelfs krachten die zich op het marxisme beroepen, die binnen bredere formaties werken en soms ook binnen nieuwe linkse partijen. Ze waren doorgaans politiek gezien niet te onderscheiden van de reformistische of centristische leiders. Dat was het geval in Italië in de PRC toen de aanhangers van wat nu Sinistra Critica is (deel van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale) steun gaven aan de ‘meerderheid’ van Bertinotti tot ze aan de deur werden gezet en de partij verlieten. De Duitse zusterorganisatie van de Britse SWP, het tot Marx21 omgevormde Linksruck, volgt een gelijkaardige koers binnen Die Linke.

    Politiek trad Luxemburg zeker niet op deze manier op, maar ze trok niet alle nodige organisatorische conclusies die Lenin wel trok bij het voorbereiden van een gestaald kader waarop een toekomstige massa-organisatie zich kon baseren. Het was dit element dat Lenin bekritiseerde in zijn opmerkingen over het ‘Junius pamflet’ van Rosa Luxemburg uit 1915. Lenin vond dat het een ‘uitstekend marxistisch werk’ was, maar hij stelde wel dat het verzet tegen de imperialistische Eerste Wereldoorlog niet mocht verward worden met legitieme oorlogen van nationale bevrijding. Lenin prees de brochure aan, maar merkte wel op dat het deed denken aan “een eenzame man [Lenin wist niet dat Rosa de auteur van de brochure was…] zonder kameraden in een illegale organisatie die gewoon zijn om revolutionaire slogans uit te werken tot in de conclusies ervan en die gewoon zijn om de massa’s steeds in die zin op te voeden.”

    Dit is een van de verschilpunten tussen Lenin en Rosa Luxemburg. Lenin probeerde stelselmatig om de beste arbeiders in Rusland op te leiden en te organiseren in een vastberaden verzet tegen het kapitalisme en de schaduwen van het kapitalisme in de arbeidersbeweging. Dat leidde noodzakelijkerwijze tot het organiseren van een groep, een ‘fractie’, die goed georganiseerd was op basis van stevige politieke principes. Lenin organiseerde met het oog op toekomstige strijdbewegingen, waaronder de revolutie.

    Rosa Luxemburg was een belangrijke figuur tijdens alle congressen van de Tweede Internationale en was doorgaans stemgerechtigd voor de Poolse Sociaaldemocratische partij. Ze was ook lid van het Internationaal Bureau. Maar zoals Pierre Broué opmerkte: “Ze was nooit in staat om binnen de SPD een permanent platform op te zetten op basis van steun rond een krant, een magazine of een stabiel publiek dat breder was dan een handvol vrienden en aanhangers rond haar.”

    De groeiende oppositie tegen de oorlog deed de kring van steun voor Luxemburg en de Spartakistengroep uitbreiden. Trotski vatte het dilemma voor Luxemburg samen: “In haar historisch-filosofische evaluatie van de arbeidersbeweging schoot Rosa inzake de voorbereidende selectie van de voorhoede, in vergelijking met de massale acties die te verwachten waren, tekort, terwijl Lenin – zonder zich te troosten met de mirakels van de toekomstige acties – de beste arbeiders in handen nam en constant probeerde om hen te verzamelen in illegale of legale kernen, in de massa-organisaties of in de ondergrondse, als methode om tot een scherp uitgelijnd programma te komen.” Luxemburg begon pas na de revolutie van november 1918 aan het harde werk van het bijeenbrengen van zo’n kader.

    Een programma voor arbeidersdemocratie

    Luxemburg was bovendien erg duidelijk over de ideologische taken: “De keuze vandaag is niet een tussen democratie en dictatuur. De kwestie die de geschiedenis op de agenda heeft geplaatst is de keuze tussen burgerlijke democratie of socialistische democratie, want de dictatuur van het proletariaat is democratie in een socialistische betekenis van de term. De dictatuur van het proletariaat heeft niets gemeen met de bommen, staatsgrepen, rellen of de ‘anarchie’ die de agenten van het kapitalisme eraan toeschrijven.” Dat is een antwoord op al wie de ideeën van Marx probeert te verdraaien toen hij het had over de ‘dictatuur van het proletariaat’. Zoals Luxemburg opmerkt betekent dat in hedendaagse taal niets anders dan arbeidersdemocratie. Omwille van de connotatie met het stalinisme hanteren marxisten vandaag in hun benadering naar de beste arbeiders geen termen die een verkeerd idee geven van wat hun doelstellingen voor de toekomst zijn. Dit omvat jammer genoeg ook de term ‘dictatuur van het proletariaat’, een term die met het huidig taalgebruik gemakkelijk met het stalinisme kan verbonden worden. Het centrale idee van ‘dictatuur van het proletariaat’ vertalen we in onze oproep voor een socialistische geplande economie op basis van arbeidersdemocratie.

    De Duitse revolutie wierp niet alleen de Keizer omver, maar bracht ook een kiem van een arbeidersregering door de vestiging van een netwerk van arbeiders- en matrozenraden naar het voorbeeld van de Russische revolutie. Er was een periode van dubbelmacht waarbij de kapitalisten belangrijke toegevingen moesten doen zoals de invoering van de achturendag. Maar sociaaldemocratische leiders zoals Gustav Noske en Philipp Scheidemann werkten samen met de kapitalisten en het reactionaire uitschot van de Feikorpsen (voorlopers van de fascisten) om wraak te nemen. Generaal Wilhelm Groener, die het Duitse leger leidde, gaf later toe: “Het officierenkorps kon enkel samenwerken met een regering die strijd leverde tegen het Bolsjewisme… Ebert [de sociaaldemocratische leiders] was daar duidelijk in… We vormden een alliantie tegen het Bolsjewisme…. Er was geen andere partij die voldoende invloed onder de massa’s had om de regeringsmacht terug te vestigen met de hulp van het leger.” Nadien werden de toegevingen aan de arbeiders ondermijnd en kwam er een smerige campagne tegen de ‘Bolsjewistische terreur’, chaos, de joden en vooral “bloedige Rosa”. Er werden groepen opgezet als de Anti-Bolsjewieken Liga die een eigen veiligheidsdienst hadden en volgens de oprichter een “actieve anticommunistische informatie- en spionagedienst vormde.”

    In tegenstelling tot de slogan ‘Alle macht aan de sovjets’ – de slogan van de Russische revolutie – mobiliseerde de reactie onder leiding van de sociaaldemocraten van Noske zich onder de slogan ‘Alle macht aan het volk’. Het doel was om de Duitse ‘sovjets’ te ondermijnen. Een ‘grondwetgevende vergadering’ werd als alternatief naar voor geschoven op de ideeën van Luxemburg en Liebknecht voor een nationale raad van sovjets om een regering van arbeiders en boeren te vormen. De verwarde linkse centristen, wiens partij sterk groeide naarmate de sociaaldemocraten steun verloren, lieten de kans voor een radenbeweging doorheen het hele land voorbijgaan.

    Het ongenoegen van de massa’s kwam tot uiting in de opstand van januari 1919. Dergelijk fasen doen zich voor in alle revoluties als de arbeidersklasse opmerkt dat de verworvenheden teruggeschroefd worden door de kapitalisten. De Russische arbeiders deden het in de julidagen van 1917, in Catalonië gebeurde het in de meidagen van 1937. (Meer over de Duitse revolutie).

    De julidagen in Rusland kwamen er vier maanden na de februarirevolutie terwijl de Duitse opstand amper twee maanden na de revolutionaire beweging van november 1918 tot stand kwam. Het is een indicatie van de snelheid van de gebeurtenissen in Duitsland op dat ogenblik. Gezien het isolement van Berlijn van de rest van het land op dat ogenblik, was een stap achteruit of een nederlaag onvermijdelijk. Deze nederlaag werd des te harder voor de arbeidersklasse toen Liebknecht en Luxemburg werden vermoord. Als zowel Lenin als Trotski in Rusland in juli 1917 zouden vermoord worden, wat zou er dan nog van de oktoberrevolutie terecht gekomen zijn? Lenin was bijzonder bescheiden op persoonlijk vlak, maar besefte wel dat hij een cruciale politieke rol te spelen had en hij nam stappen om te vermijden dat hij in de handen van de contrarevolutie zou vallen. Dat deed hij door onder te duiken in Finland.

    Ondanks oproepen van figuren als Paul Levi om Berlijn te verlaten, bleven zowel Luxemburg als Liebknecht in de stad, met de verschrikkelijke gevolgen van dien. Ongetwijfeld zou de enorme politieke ervaring van Luxemburg een belangrijke factor geweest zijn om een aantal fouten – zeker de ultralinkse fouten – in het vervolg van de ontwikkeling van de Duitse revolutie te vermijden. In de opstandige gebeurtenissen van 1923 zou Luxemburg in het bijzonder een verschil gemaakt hebben. Maar haar instinct voor de massabeweging en aanpassingsvermogen als de omstandigheden veranderden, zou ze wellicht niet dezelfde fouten als Heinrich Brandler en de KPD-leiding gemaakt hebben toen die een van de meest gunstige kansen voor een arbeidersrevolutie lieten passeren. Het zou de loop van de wereldgeschiedenis veranderd hebben.

    Luxemburg en Liebknecht zijn grote marxisten. Voor haar theoretische bijdrage alleen al, verdient Luxemburg het om naast Marx, Engels, Lenin en Trotski te staan. Diegenen die haar proberen af te doen als een criticus van de Bolsjewieken en de Russische revolutie vergissen zich. Ze verdedigde het werk van Lenin en Trotski. Het boek dat ze in 1918 in de gevangenis schreef en waarin ze kritiek gaf op het regime van de Bolsjewieken, was het product van haar isolement. Ze raakte ervan overtuigd om het boek niet te publiceren, ook niet toen ze uit de gevangenis vrijkwam. Het was wellicht het werk waarin ze het meeste fouten maakte. Toch schreef ze hierin over de Russische revolutie en de Bolsjewieken: “Alles wat een partij kan bieden aan moed, revolutionaire vooruitziendheid en consistentie, hebben Lenin, Trotski en de andere kameraden tentoon gespreid op het historische ogenblik. Hun oktoberopstand was niet alleen de redding van de Russische revolutie, het was ook de redding van de eer van het internationale socialisme.” Enkel kwaadwillige tegenstanders van de moedige tradities van de Bolsjewieken verspreidden dit materiaal na haar dood in een poging om Luxemburg te onderscheiden van Lenin, Trotski, de Bolsjewieken en de Russische revolutie.

    Luxemburg maakte ook fouten over de kwestie van Poolse onafhankelijkheid. Ze was verkeerd over het verschil tussen de Bolsjewieken en Mensjewieken (zelfs in juli 1914 verdedigde ze nog de opportunisten die voor ‘eenheid’ tussen beide fracties pleitten) en, zoals Lenin duidelijk maakte, vergiste ze zich ook inzake de economische ‘accumulatietheorie’. Maar in de woorden van Lenin “was – en blijft ze – ondanks haar fouten een adelaar.” De beste arbeiders en jongeren die vandaag de kans hebben om haar werk te lezen en te bestuderen, moeten dit doen om beter voorbereid te zijn in de strijd voor socialisme.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop