Tag: Roemenië

  • Roemenië 30 jaar later: kapitalistisch herstel en de noodzaak van een socialistisch alternatief

    Dertig jaar geleden gingen de mensen de straat op tegen het stalinistische regime van Ceausescu, na jaren van ontbering, bureaucratische controle op de samenleving en een gebrek aan vrijheden. Nicolae en Elena Ceausescu werden berecht, schuldig bevonden aan genocide en op dezelfde dag, 25 december 1989, geëxecuteerd. De opstand die vooral door arbeiders en jongeren van onderaf werd gedreven, werd echter niet gevolgd door de vrijheid en welvaart waar men op hoopte.

    Door Vlad B van Mâna de Lucru, het CWI in Roemenië

    De herinvoering van het kapitalisme, die volgde op de opstand van december 1989, leidde tot een grootschalige ineenstorting van de industrie en de landbouw, waardoor miljoenen mensen gedwongen werden te emigreren. De meerderheid van de overgeblevenen wordt geconfronteerd met armoede, lage lonen, werkonzekerheid, onzekere openbare diensten en een politieke kaste die uitsluitend in dienst staat van de kapitalistische elites.

    Na dertig jaar neoliberaal beleid is de levensstandaard in Roemenië zeer ver verwijderd van de glimmende beloften van de “vrije markt”-ideologie van de jaren negentig. Vandaag de dag loopt ongeveer een derde van de bevolking het risico om in armoede te vervallen, terwijl 20% van de actieve beroepsbevolking onder de armoedegrens leeft. Ongeveer 40% van de mensen die in de particuliere sector werken, hebben een minimumloon dat – ondanks verhogingen in de afgelopen jaren – slechts 446 euro per maand bedraagt, meer dan 100 euro minder dan een loon dat nodig is om te overleven. Dat gaat gepaard met een daling van het aantal vaste banen na 1990 van 12 naar 6 miljoen.

    Ondertussen bestaat de heersende klasse enerzijds uit oligarchen en bureaucratische netwerken die vaak uit de ruïnes van de vroegere stalinistische nomenclatuur zijn ontstaan en anderzijds uit een zogenaamde ‘comprador’ elite die de belangen van het buitenlands kapitaal verdedigt. De staatsinstellingen en de belangrijkste politieke partijen staan ten dienste van de verschillende fracties van deze heersende klasse. Roemenië is dus een sterk gepolariseerde samenleving, de op twee na meest ongelijke in de hele EU, na Bulgarije en Litouwen, met extreme niveaus van rijkdom en armoede die kenmerkend zijn voor een neokoloniaal land. Tussen deze uitersten ligt een kwetsbare middenklasse, geconcentreerd in enkele stedelijke centra zoals Boekarest, Cluj en Timisoara.

    Veel Roemenen zijn van mening dat deze schrijnende situatie niet zozeer het gevolg is van het kapitalisme op zich, maar van het “verkeerde” soort kapitalisme dat in Roemenië wordt toegepast. Zij geloven dat een voor het overige eerlijk en efficiënt systeem is geperverteerd door inheemse corruptie en cliëntelisme. Dit is een illusie. Waar het kapitalisme de gewone mensen welvaart en rechten heeft verschaft, deed het dat ondanks zichzelf, onder de druk van onderaf van mensen die zich organiseren en vechten tegen bazen en hun politieke trawanten. De afwezigheid of de zwakte van een dergelijke collectieve druk van onderaf laat het kapitalisme toe zijn ongehinderde uitbuiting en onderdrukking voort te zetten, waarbij fatsoenlijke lonen, waardige werkplekken of overheidsinvesteringen hindernissen zijn die worden vermeden. Dit is precies wat er sinds 1989 in Roemenië is gebeurd, waar politiek links en de arbeidersbeweging te zwak was om effectief verzet te kunnen bieden. Met andere woorden, het Roemeense kapitalisme is in feite een zeer authentieke vorm van kapitalisme, aangezien het maximaliseren van de winst hier minder wordt belemmerd dan in de meeste Europese landen.

    Koloniale status en corruptie

    De winstmaximalisatie komt vooral ten goede aan buitenlandse bedrijven, met name uit Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Nederland en de VS. Zij betalen niet alleen zeer lage lonen aan een grotendeels goed gekwalificeerde beroepsbevolking, maar er is ook een van de laagste, forfaitaire vennootschapsbelastingen in de EU: 16%. Daar komt nog bij dat zij vaak hun werkelijke winsten onderschatten – een vorm van structurele corruptie die het gangbare anticorruptiebeleid gemakshalve heeft genegeerd. Het huidige beleid tegen corruptie bestaat vaak uit maatregelen van de ene fractie van de heersende klasse tegen de andere.

    Roemenië is dus ook een goede illustratie van een ander belangrijk kenmerk van het kapitalisme: de ondergeschiktheid van ontwikkelingslanden aan ontwikkelde landen. Niet minder dan 85% van de top-100 bedrijven in Roemenië zijn multinationals, die een verpletterende dominantie hebben over de belangrijkste sectoren van de economie, waaronder energie, handel, het bankwezen, de zware industrie, de auto-industrie, de voedingsindustrie, enz. In 33 van de 41 provincies van het land is het meest succesvolle bedrijf er één dat door buitenlandse investeerders wordt gecontroleerd.

    Voor de West-Europese heersende klassen is Roemenië geen arm familielid, dat ze willen helpen de achterstand in te lopen, zoals het naïeve pro-Europeanisme beweert. Zelfs de Nationale Bank van Roemenië, die zich gewoonlijk plichtsgetrouw aan de richtlijnen van het IMF en de EU-instellingen houdt, verklaarde in 2018 dat grote buitenlandse banken Roemenië bewust in een staat van financiële onderontwikkeling houden en weigeren om voldoende krediet te verstrekken aan lokale bedrijven. Dit toont eens te meer aan dat het land een ondergeschikte plaats inneemt in het internationale economische systeem. Want in een systeem dat gebaseerd is op gewetenloze concurrentie zullen de sterkere landen altijd proberen te profiteren van de zwakkere landen en zo hun ontwikkeling te beperken of te sturen in overeenstemming met hun eigen belangen. De relatief succesvolle gevallen van onderontwikkelde landen die erin geslaagd zijn het Westen gedeeltelijk en ongelijkmatig in te halen, hebben dat gedaan door middel van zware staatsinterventie in de economie, hoewel ze zelf niet immuun zijn voor de ongelijkheden en tegenstrijdigheden van het kapitalisme.

    In het geval van Roemenië probeert de staat echter niet eens op noemenswaardige wijze in te grijpen in de dominantie van het buitenlands kapitaal, ondanks enkele demagogische verklaringen van de onlangs afgezette regering onder leiding van de sociaaldemocratische partij (PSD). In feite heeft de PSD tussen 2016 en 2019 verdere maatregelen in dienst van de rijken en de bazen genomen, waaronder de verlaging van de forfaitaire inkomstenbelasting tot 10%, de overdracht van sociale bijdragen van de werkgever naar de werkenden en de intrekking van de werkloosheidsuitkering van mensen die om het even welke job weigeren. De nieuwe openlijk neoliberale regering van de Nationale Liberale Partij (PNL) – gesteund door een parlementaire coalitie van rechtse krachten tegen PSD – wil het gaspedaal nog verder induwen ter verdediging van de winsten, met inbegrip van een mogelijke verlaging van het minimumloon.

    Natuurlijk komt dit beleid niet alleen ten goede aan buitenlandse bedrijven, maar ook aan binnenlandse kapitalisten en oligarchen, die niet minder meedogenloos zijn in de uitbuiting van hun arbeidskrachten. De illusie dat we ons moeten verzetten tegen de dominantie van het buitenlandse kapitaal door het nationale kapitaal te helpen, moet dan ook resoluut worden verworpen. Alleen omdat ze Roemeens zijn, worden kapitalisten geen betere vrienden van de rechten en belangen van de werkenden. De strijd tussen kapitaal en arbeid blijft van het grootste belang in de huidige samenleving, en Roemeense werkenden moeten hun bazen uitdagen, ongeacht hun nationaliteit.

    Sommige van deze oligarchen hebben vaak de politieke macht in eigen handen genomen, zoals de voormalige PSD-leider Dragnea, die nu in de gevangenis zit voor corruptie. Het is door dit te begrijpen dat we het brandende probleem van de corruptie kunnen vatten. Het is niet een soort culturele of nationale ziekte, maar een essentieel onderdeel van het kapitalisme – een vehikel voor de primitieve accumulatie van kapitaal door een beginnende, post-1989 kapitalistische klasse die zowel heeft moeten concurreren met, als parasiteren op, een veel sterker buitenlands kapitaal, zowel economisch als politiek, gesteund door EU-verdragen en -richtlijnen die zijn gevormd op basis van hun belangen. Met andere woorden, corruptie is bedoeld om het tekort aan kapitaal en markttoegang te compenseren dat de nieuwe Roemeense burgerij (of elke andere opkomende nationale burgerij in de geschiedenis van het kapitalisme) bij aanvang had – als een voetbalteam dat het spel begint met een achterstand van 5-0 en moet vals spelen om dit in te halen, wat uiteraard niet echt lukt.

    Ontgoocheling onder de bevolking

    Het onvermijdelijke effect van deze post-1989-realiteit is een toenemende politieke ontreddering. Het feit dat de opkomst bij de parlementsverkiezingen sinds 2004 nooit boven de 50% kwam, vat het samen. Alle belangrijke partijen, zowel de oude als de nieuwe, hebben ondanks de talrijke herschikkingen steeds bewezen dat zij alleen de elites vertegenwoordigen, zowel die uit eigen land als uit het buitenland. Bij gebrek aan een echt links alternatief blijft de PSD de populairste partij van het land, de enige die enkele minimale sociale toegevingen biedt. Zijn rivalen, PNL in het bijzonder, zitten vast in een dogmatische neoliberale agenda die buitenlandse investeringen, deregulering, lage overheidsuitgaven en privatiseringen verheerlijkt.

    Zoals hierboven geïllustreerd is de PSD zelf een groot voorstander van een dergelijk beleid, dat gepaard gaat met een toenemend sociaal conservatisme, zoals blijkt uit de goedkeuring van het referendum tegen het homohuwelijk in 2018. Dit plaatst de partij in hetzelfde ideologische kamp als Recht en Rechtvaardigheid uit Polen of Fidesz uit Hongarije. Daarom maakt Roemenië, ondanks wat sommige liberale commentatoren beweren, de laatste jaren deel uit van de brede regionale trend van rechts populisme, dat zwakke sociale toegevingen mengt met een demagogisch beroep op “traditionele waarden” en “natie” om te profiteren van de breed aanwezige ontgoocheling in het westerse, neoliberale model van de democratie.

    Maar noch deze rechtse populisten, noch de verdedigers van het pro-westerse, neoliberale model hebben haalbare oplossingen voor de echte problemen van de Roemeense samenleving. Noch groei op basis van hogere lonen, noch extreme maatregelen om buitenlandse investeringen (d.w.z. winsten) te vergemakkelijken, kunnen het land uit zijn structurele onderontwikkeling en economische ondergeschiktheid halen. Steeds meer mensen worden zich bewust van het onvermogen van het kapitalisme en zijn politieke vertegenwoordigers om het probleem van de lage lonen, van de onzekere werkgelegenheid, van de ontoereikende openbare diensten, van de onbetaalbare huisvesting, van een economie die te afhankelijk is van buitenlandse industrieën, van de vernietiging van het milieu, van de onderdrukking van vrouwen en andere groepen op te lossen. In tegenstelling tot de eerste twee decennia van het kapitalistische herstel zijn we de afgelopen tien jaar getuige geweest van een toenemende verwerping van de voorheen onbetwiste ideologie van de vrije markt, met name bij de industriële arbeiders en de jongeren.

    Op zoek naar een alternatief

    Deze veranderingen in het bewustzijn zijn begonnen met de crisis van 2007-2008 en de daaropvolgende besparingen in binnen- en buitenland. Deze legden in het laatste decennium de basis voor de opkomst van een onafhankelijk linkerzijde in Roemenië, aanvankelijk verzameld rond redactionele projecten zoals “CriticAtac” of de “Gazet van politieke kunst”, die enkele van de eerste antikapitalistische boodschappen in post-1989 Roemenië brachten. Zij hielpen op hun beurt bij de ontwikkeling van activistische groepen die deelnamen aan campagnes over belangrijke onderwerpen zoals huisvesting, zoals het “Gemeenschappelijk Front voor het Recht op Huisvesting en Sociale Huizen Nu”.

    Meer recentelijk zijn we ook getuige geweest van de relatieve verjonging of de oprichting van expliciet linkse politieke organisaties, zoals de Socialistische Roemeense Partij (PSR) en Demos. Hoewel dit de bewustzijnsverschuiving in sommige lagen van de samenleving bevestigt, vertonen beide organisaties enorme ideologische beperkingen: in het ene geval neostalinistisch, in het andere geval sociaaldemocratisch. Ondanks het feit dat er recentelijk enkele nieuwe jonge activisten zijn aangetrokken, wordt PSR nog steeds gekenmerkt door nostalgie naar het regime van Ceausescu – een van de ergste uitingen van bureaucratisch bestuur in Midden- en Oost-Europa, waarvan het late economische beleid neerkwam op een brutale bezuiniging die het IMF zelf destijds heeft geprezen. PSR combineert dit met een oproep tot “een socialistische markteconomie”, waarbij het hedendaagse kapitalistische en imperialistische China als model wordt gebruikt en de kwestie van vrouwenrechten of discriminatie van de Roma volledig wordt genegeerd.

    Aan de andere kant gelooft Demos in een kapitalisme met “een menselijk gezicht”, wat lijkt op de visie van de Keynesiaanse sociaaldemocratie van na de Tweede Wereldoorlog. Het soort hervormingen dat dit met zich mee zou brengen, is echter eenvoudigweg niet haalbaar in de context van een diepe systeemcrisis van het kapitalisme die zeer weinig ruimte laat voor toegevingen, zeker niet in het geval van een zwakke staat als Roemenië, die ondergeschikt is aan het buitenlands kapitaal en aan het Europese institutionele kader. De leiding van Demos ziet dat niet in en onderschrijft in plaats daarvan een soort naïef Europeanisme dat lijkt op dat van de Britse liberaal-democraten.

    Daarom is een realistisch links alternatief in feite een radicaal, socialistisch alternatief dat ervoor opkomt om het systeem gebaseerd op winst te vervangen door een systeem gebaseerd op de behoeften – wat nu, met de milieuramp die steeds gevaarlijker wordt, nog noodzakelijker is. Het soort socialisme waar Mana de Lucru (CWI-sympathisanten in Roemenië) voor vecht, is kwalitatief anders dan het ontaarde, bureaucratische systeem dat vóór 1989 bestond. Een economie die gericht is op het vervullen van de behoeften van alle mensen en de bevolking kan niet werken tenzij je mensen en de bevolking vraagt wat hun behoeften zijn! Democratie is dus onontbeerlijk voor het socialisme, dat anders voorbestemd is om opnieuw gegijzeld en vervormd te worden door een nieuwe bevoorrechte kaste.

    Tegelijkertijd kunnen socialisten het zich niet veroorloven om sektarisch te zijn. Mana de Lucru staat open voor principiële samenwerking met andere echte linkse krachten die zich willen oriënteren op de massa van arbeiders en jongeren. Daarom roepen we de andere linkse groepen en de vakbonden op om een gestructureerde vorm van discussie en samenwerking op te bouwen die ons in staat stelt om nieuwe lagen van arbeiders en jongeren aan te trekken die in de strijd komen. Dit zou de basis kunnen vormen voor de oprichting van een nieuwe massale arbeiderspartij die de belangen van onze klasse zou vertegenwoordigen, die op de werkplek, op straat en in de instellingen zou strijden voor betere lonen, waardige banen, hoogwaardige openbare diensten, betaalbare huisvesting voor iedereen en, in het algemeen, voor een economie onder democratische controle die ten dienste staat van de mensen en het milieu, en niet andersom.

    Er zijn meer mogelijkheden om in Roemenië een politiek alternatief te creëren dan in de afgelopen dertig jaar van het kapitalisme. In 2019 waren we getuige van de belangrijkste stakingsgolf in decennia. Arbeidsconflicten zoals die bij Astra in Arad, waar Roemeense en Indiase arbeiders de handen ineen sloegen om betere lonen voor iedereen te vragen, of die bij Electroaparataj in Targoviste, die meer dan drie maanden duurden, laten zien welk enorm potentieel er is. De honger naar strijd van de Roemeense arbeidersklasse is zichtbaar toegenomen en politiek links moet samen met de vakbonden het enige echte alternatief voor de status-quo opbouwen: een strijdende, massale arbeidersbeweging die een democratisch en socialistisch alternatief kan voorstellen.

  • Massale betogingen tegen Roemeense regering

    We veroordelen het schandalig geweld van de Roemeense oproerpolitie tijdens het protest vrijdagavond waarbij honderden gewonden vielen. Dergelijk willekeurig geweld is kenmerkend voor deze repressieve instantie die als voornaamste doel heeft om de belangen van het politieke establishment te verdedigen tegen de burgers. We eisen een publiek onderzoek naar het geweld en het onmiddellijke ontslag van de verantwoordelijke toplui.

    Verklaring van Mana de Lucru, aanhangers van het CWI in Roemenië

    Over de protesten zelf denken we dat de woede die mensen aanzet tot straatprotest oprecht en gerechtvaardigd is. De door de PSD (Sociaaldemocratische Partij, opvolger van de vroegere stalinistische heersende partij) geleide regering staat zonder twijfel in dienst van de corrupte oligarchen en toont geen interesse in de belangen van de gewone bevolking.

    We denken echter dat deze woede tegen de volledige Roemeense politieke elite moet gericht worden alsook tegen het neoliberale beleid dat miljoenen Roemenen het land heeft doen verlaten, terwijl wie blijft veroordeeld is tot lage lonen, onzekere jobs en steeds minder openbare diensten. We zien nu hoe de oppositiepartijen de protestbeweging proberen over te nemen als onderdeel van hun eigen politieke strijd met de PSD. Toen ze zelf in de regering zaten, vormden ze evenwel geen echt alternatief op de PSD. Het is een feit dat geen enkele van de huidige partijen de gewone bevolking vertegenwoordigt, noch diegenen die het land verlaten hebben noch wie gebleven is. Geen van deze partijen heeft een programma dat ingaat op de dringende sociale en economische problemen waarmee een meerderheid van de Roemeense bevolking geconfronteerd wordt.

    Jammer genoeg ontbreekt het in deze protestacties aan een dergelijk programma, zelfs aan een aanzet ertoe. De enige duidelijke eisen – ontslag van de regering en vervroegde verkiezingen – lijken vooral op het lijf van de oppositieleiders geschreven te zijn. Het ontbreken van andere duidelijke en relevante eisen is een uitdrukking van het gebrek aan oplossingen bij de oppositie, maar het is ook een uitdrukking van de afwezigheid van een politieke linkerzijde en arbeidersbeweging die voldoende sterk en militant is om een invloed te hebben op het protest zodat het verband kan gelegd worden tussen corruptie en andere kwesties in de samenleving, van de slechte arbeidsomstandigheden tot de crisis in de gezondheidszorg.

    Een oprecht alternatief op de PSD en de rest van het politieke establishment kan enkel uit die hoek komen. Daartoe is het nodig om corruptie niet alleen als een puur politiek fenomeen te benaderen, maar als een sleutelelement van het proces van kapitalistisch herstel na 1989, een proces waarin een handvol mensen bijzonder rijk werd op de kap van de anderen. Er is nood aan een socialistisch en antikapitalistisch alternatief dat vertrekt van de belangen van de gewone mensen en niet van één of andere fractie van de heersende klasse. Er is nood aan een alternatief dat opkomt voor degelijke jobs en lonen, sociale rechten, voldoende middelen voor openbare diensten, een economie in dienst van de bevolking en echte democratische controle over onze samenleving.

  • Roemenië: grootste straatprotesten sinds 1989

    Eind januari waren in tal van Roemeense steden massaprotesten tegen de plannen van de sociaaldemocratische regering om de anticorruptie regels af te zwakken. Het protest bereikte afgelopen woensdag een hoogtepunt met ongeveer 400.000 betogers doorheen het land. Dit was het grootste protest sinds de revolutie van 1989. Er waren rechtse elementen in het protest, maar de linkerzijde moet volgens ons tussenkomen en een alternatief naar voor schuiven op zowel de regering als de rechtse krachten die proberen te kapitaliseren op de volkswoede.

    Standpunt van Mâna de Lucru, CWI-aanhangers in Roemenië

    De Sociaaldemocratische Partij (PSD) won in december de verkiezingen met een overtuigende 45% van de stemmen. Maar die overwinning had niet zozeer te maken met de politieke agenda van de PSD die bestaat uit een hybride combinatie van neoliberale en protectionistische economische maatregelen. Het was veeleer het resultaat van het ontbreken van een echt alternatief dat de socio-economische problemen van de miljoenen Roemenen aanpakt. Er was dan ook een erg lage opkomst van minder dan 40%, wat betekent dat de regerende PSD slechts 18% van de potentiële kiezers wist te overtuigen.

    De eerste maatregel van de nieuwe regering was om het minimumloon te verhogen, ook al blijft dit het laagste in de EU na Bulgarije. De verhoging kwam er vooral om de binnenlandse kapitalisten te ondersteunen. Die vrezen steeds meer een tekort aan goedkope arbeidskrachten omdat werkenden liever in westerse landen gaan werken aan de hogere minimumlonen die daar gelden. De PSD wil de armste lagen van de werkende klasse (een onderdeel van de traditionele sociale basis van de partij) wat helpen en tegelijk de belangen van het nationale kapitaal verdedigen, de belangen waar de partij echt voor staat.

    De PSD vertegenwoordigt echter ook de belangen van een groot deel van de nationale en de lokale bureaucratieën, die momenteel onder vuur liggen wegens corruptiebeschuldigingen of eerder hiervoor al veroordeeld werden. De partijleider zelf, Liviu Dragnea, zit momenteel een schorsing van zijn politieke rechten uit wegens verkiezingsfraude in het referendum over de afzetting van de president in 2012. Dit was de reden waarom Dragnea zelf geen premier kon worden, maar een loyale partijgenoot, Sorin Grindeanu, aanstelde. Bovendien loopt er nu een onderzoek naar Dragnea omdat hij 108.000 lei (ongeveer 24.000 euro) zou achterover gedrukt hebben. Als hij in deze zaak veroordeeld wordt, dreigt een gevangenisstraf voor zowel deze feiten als die uit 2012.

    De regering kondigde daarop in januari aan dat het twee regels wilde opleggen die helemaal niet in het verkiezingsprogramma van de PSD stonden. De eerste regel zou amnestie opleveren voor sommige mensen die veroordeeld of geschorst werden wegens corruptie en de andere regel zou machtsmisbruik voor bedragen onder de 200.000 lei decriminaliseren. Dit zou Dragnea uiteraard goed uitkomen als hij schuldig bevonden wordt in het lopende proces. Ondanks pogingen om deze regels voor te stellen als een broodnodige hervorming van het strafrecht en als antwoord op de overbevolking in de Roemeense gevangenissen, leidde het tot straatprotest in verschillende grote steden. Dit voerde samen met de oppositie van de rechterzijde de druk op de regering op. Er werd geëist dat de regering de plannen zou intrekken of minstens aan een publieke discussie zou onderwerpen.

    Begin vorige week besliste de regering om het amnestievoorstel naar het parlement te sturen voor een debat, maar het regeringsbesluit over het machtsmisbruik bleef wel van kracht en zou ingaan op 1 februari. Dit leidde woensdag tot massaal protest, het grootste in het land sinds 1989. In Boekarest alleen waren er 150.000 betogers en doorheen het land waren dat er 400.000. De eis was duidelijk: het schrappen van het regeringsbesluit en zelfs het ontslag van de regering om tot vervroegde verkiezingen te komen.

    De woede van de bevolking is volledig gerechtvaardigd. Onder het mom van nochtans terechte zaken als de hervorming van de strafwet of de overbevolking van de gevangenissen, kwam de PSD duidelijk met maatregelen om de eigen partijleider uit de gevangenis te houden. Er zou immers amnestie komen voor wie al veroordeeld was voor misbruiken onder de 200.000 lei. Wellicht nog opmerkelijker was het decriminaliseren van diegenen die wetten creëren of toepassen die ingaan tegen de mensenrechten of die discrimineren op basis van gender, etniciteit, religie, seksuele voorkeur, inkomen of politieke gezindheid! Dit betekent dat er mogelijk racistische wetten zouden komen zonder dat iemand kan gestraft worden voor het creëren of toepassen van deze wetten.

    Met deze voorstellen bevestigde PSD eens te meer dat het geen linkse partij is. Deze partij vertegenwoordigt niet de belangen van de werkende klasse of van onderdrukte sociale groepen. Het is een partij van de corrupte oligarchen en bureaucraten, een partij die beperkte sociale maatregelen neemt maar dan enkel met het oog op de belangen van het binnenlandse kapitaal. In plaats van de arbeidswet te herzien – momenteel een van de meest asociale arbeidswetten in Europa – komt de PSD met het voorstel om eerst de strafwet te herzien om de eigen partijleider te beschermen. In plaats van de miljoenen Roemenen die uitgebuit en misbruikt worden op hun werkvloer te verdedigen, neemt de PSD het op voor corrupte bureaucraten. Waar was die partij toen het personeel van de fabriek De’Longhi in de buurt van Cluj in december verplicht werd om ontslagbrieven te ondertekenen omdat ze in staking gingen tegen de niet-betaling van hun bonussen? De prioriteiten van de PSD zijn duidelijk in dit land dat gekenmerkt wordt door armoede en ongelijkheid.

    Sommigen die in de media de maatregelen proberen te verdedigen, stellen net zoals sommigen die het vandaag voor Trump opnemen dat de democratie vereist dat we hen een kans geven om te regeren zoals ze dit willen omdat ze nu eenmaal de verkiezingen gewonnen hebben. Democratie kan echter niet beperkt worden tot om de vier jaar voor een kapitalistische partij te stemmen. Democratie betekent ook het recht op protest tegen een regering, zeker als die maatregelen wil doorvoeren die enkel gericht zijn op misbruik en waarover in de verkiezingscampagne in alle talen werd gezwegen.

    De situatie is echter complexer dan ze op het eerste gezicht lijkt. De protestacties toonden verschillende beperkingen die een weerspiegeling zijn van de subjectieve voorwaarden in Roemenië. Deze beperkingen hebben niet op alle betogers betrekking en de mate waarin ze de toekomstige ontwikkeling van het protest zullen bepalen, hangt af van hoe de linkerzijde zich tegenover het protest positioneert.

    Er is ten eerste een tendens om alle kiezers van de PSD te diaboliseren, waarbij dit vaak gebeurt op basis van klasse. Deze kiezers worden afgedaan als ‘uitkeringsprofiteurs’ die hun stem aan de PSD verkopen. Nochtans telt Roemenië het laagste aantal uitkeringstrekkers van de hele EU en veel betogers kozen zelf voor de PSD, maar niet voor de maatregelen die de partij nu wil doorvoeren. Het diaboliseren van de PSD-kiezers vertrekt van het oude verhaaltje van de ‘twee Roemeniës’: enerzijds de stedelijke middenklasse die onderwijs genoten heeft en een democratisch en modern land wil, en anderzijds de plattelandsbevolking die arm is en geen opleiding kende maar het land achteruit houdt door op corrupte partijen als de PSD te stemmen. Een van de taken van de linkerzijde is om deze valse tegenstelling te verwerpen en aan te tonen dat de meeste Roemenen, of ze nu op straat komen of thuis zitten, een gemeenschappelijk belang als klasse hebben. Ze hebben belang bij betere lonen, zekere jobs, betaalbare huisvesting, kwaliteitsvolle openbare diensten en ook het einde van de institutionele corruptie.

    Ten tweede lijken veel protestacties voorbij te gaan aan het misbruik dat door de anti-corruptiebeweging zelf werd gepleegd, in het bijzonder door het Nationaal Anti-Corruptie Directoraat (DNA), dat quasi-legale onderzoeksmethoden hanteert zoals het afdwingen van getuigenissen, dreigementen tegen familieleden van verdachten en getuigen, gevangenzetting voor processen, … Dit gebeurt vaak in samenwerking met de Roemeense veiligheidsdiensten (SRI), de opvolger van de vroegere stalinistische Securitate. Er is amper controle van verkozen vertegenwoordigers op deze praktijken. De veiligheidsdiensten zijn geïnfiltreerd in alle onderdelen van de Roemeense samenleving, van de politiek tot de media en de zakenwereld. De anti-corruptiestrijd in Roemenië wordt vaak beperkt tot corruptie door politici en bureaucraten, waardoor het lijkt alsof het onderdeel is van een machtsstrijd tussen verschillende delen van de heersende klasse. In een land dat zo arm en ongelijk is als Roemenië, moet een oprecht protest tegen corruptie zich ook richten tegen de corruptie van het kapitaal. Denk maar aan de duistere privatiseringen die de industrie ten gronde hebben gericht of het misbruik in de financiële sector, waarbij dit misbruik schaamteloos wordt verdedigd door de top van de centrale bank. Wij verzetten ons ten stelligste tegen de corruptie van de PSD, maar de linkerzijde moet ook wijzen op andere vormen van corruptie die genegeerd worden door de DNA of SRI.

    Ten derde moet de linkerzijde ook ingaan tegen rechtse elementen die tot nu toe sterk aanwezig waren in het protest, denk maar aan slogans die seksueel misbruik in de gevangenissen positief voorstellen of de PSD omschrijven als de ‘rode plaag’ (een term die in de jaren 1930 door de Roemeense fascisten werd gebruikt om de communisten te omschrijven). Een aantal rechtse krachten, waaronder president Klaus Iohannis, namen deel aan de protestacties en proberen hiervan te profiteren, zelfs indien ze evenzeer deel van het probleem zijn als de PSD. Dat is waarom het belangrijk is dat de betogers, net zoals in vorige bewegingen in 2012 en 2013, zich verzetten tegen het volledige politieke establishment voor zijn collectieve verantwoordelijkheid in het omvormen van Roemenië tot een land waar 40% op of onder de armoedegrens leeft.

    Maar ondanks deze beperkingen – die deels een uitdrukking zijn van het bewustzijnsniveau in Roemenië maar ook van de beperkte organisatie van de linkerzijde – is de woede van het protest helemaal terecht. De linkerzijde mag niet aan de zijlijn gaan staan omdat er enkele rechtse slogans zijn en rechtse krachten op het ongenoegen proberen in te spelen. De linkerzijde moet net tussenkomen om een alternatieve klassenstem te laten horen in het verzet tegen zowel de PSD als het volledige establishment. Enkel door tussen te komen in strijdbewegingen kan de linkerzijde zich politiek ontwikkelen en de PSD ontmaskeren als de rechtse partij die ze is. Als links dit niet doet, zal rechts een monopolie op uitbarstingen van ongenoegen uitbouwen.

    In een verklaring stelde Mâna de Lucru afgelopen vrijdag dan ook dat de linkerzijde zich tegen de PSD-regering moet verzetten omwille van de antidemocratische maatregelen en de rechtse agenda. Tegelijk wijzen we op de beperkingen van de anti-corruptiestrijd en van de rechtse elementen op het protest, in het bijzonder het diaboliseren van de PSD-kiezers en het valse onderscheid tussen de ‘twee Roemeniës.’ Deze verdelende retoriek komt alle traditionele partijen goed uit. Het verdoezelt immers de gemeenschappelijke belangen van de werkenden en de afwezigheid van een echte politieke vertegenwoordiging van deze belangen. De centrale taak van de linkerzijde bestaat uit het benadrukken van deze gemeenschappelijke belangen van onze klassen en de nood om te bouwen aan een socialistisch politiek alternatief dat hier echt voor strijdt.

     

    Update na het schrijven van dit artikel: zaterdagavond kondigde premier Grindeanu aan dat de regering op zondag zou bijeenkomen om de regeringsbesluiten in te trekken en naar het parlement te sturen voor een debat. Het decriminaliseren van machtsmisbruik voor minder dan 200.000 lei wordt geschrapt. Op zondag waren er ondertussen opnieuw protestacties die nog groter waren dan op woensdag…

  • Roemenië. 25 jaar na de val van het stalinisme en de overgang naar het neoliberaal kapitalisme

    Analyse door Vladimir Bortun, CWI.

    Het is reeds een kwarteeuw geleden dat het regime van Ceausescu ten val kwam in een van de bloedigste omverwerpingen van stalinistische regimes in Oost-Europa. Waar staat Roemenië vandaag, na 25 jaar van neoliberaal beleid?

    Het is zonneklaar dat het politiek en economisch beleid  van Ceaucesco tot het meest strikte en harde ‘communisme’ van Oost-Europa behoorde. Alleen de dictatuur van Hoxha (Albanië) was nog harder. De ontwikkeling van het Roemeense stalinisme verliep in golven. De jaren 1950 waren uitgesproken stalinistisch en werden gekarakteriseerd door gedwongen collectivisme en politieke terreur. In de jaren 1960 (toen Ceaucescu aan de macht kwam) ontstond er een iets betere levensstandaard en was er minder bureaucratische onderdrukking. We kunnen hier spreken van een soort van “liberaal stalinisme”, een fase die bleef duren tot in de jaren 1970. In de jaren 1980 zakte de economie in elkaar door buitenlandse schulden en een slecht binnenlands beleid. Dit zorgde voor een verslechtering van de levensstandaard en inperking van politieke vrijheid. Ceaucescu verloor steeds meer populariteit en probeerde via repressie zijn greep op de bevolking te behouden. Dit is natuurlijk een simplistische schets van het verloop van het Roemeense ‘communisme’ door de jaren heen en het gaat vanzelfsprekend voorbij aan de complexiteit van elk tijdperk. Zo hadden in de jaren 1950 miljoenen boeren voor het eerst toegang tot gezondheidszorg en onderwijs voor hun kinderen. Mijn eigen grootvader langs vaders kant was zo’n boer.

    Hoewel er het laatste decennium van het Roemeense stalinisme steeds meer materiële ellende (schaarste van basismiddelen als melk en vlees) en politieke onderdrukking ontstond, kwam de bevolking in Timisoara en vervolgens Boekarest in december 1989 niet op straat om kapitalisme en een vrijemarkteconomie te eisen. Net zoals de mijnwerkers van Valea Jiului in 1977 (grootste mijnencomplex van Roemenië) of de opstand van de fabrieksarbeiders in Brasov tien jaar later, eisten de demonstranten in Boekarest aanvankelijk een betere levensstandaard en politieke vrijheid!

    Na 1989 was er schijnbaar meer politieke vrijheid maar slechts een kleine groep genoot een betere levensstandaard (waarbij we weten dat de politieke vrijheden weinig betekenen indien er geen betere levensstandaard is). De meerderheid van de demonstranten in december 1989 werden gedurende de twee volgende decennia getroffen door massale sluitingen van bedrijven en privatiseringen. Ze verloren niet enkel hun job, maar ook het gevoel van “verbondenheid” met de postcommunistische maatschappij. Ze waren gedemoraliseerd en voelden zich de belangrijkste verliezers van een revolutie die zij mogelijk hadden gemaakt en hun leven voor hadden geriskeerd. Dat verklaart waarom er vandaag nog nostalgie is naar het communistische tijdperk, naar een tijdperk waar er tenminste werk, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs was (zelfs als dit niet voldoende is, blijft het toch noodzakelijk!).

    Politiek establishment verenigd in verdediging neoliberalisme

    Er was een scherpe terugval van de levensstandaard als gevolg van de privatiseringen en , zeker vanaf 2009, door de harde besparingen. Opvallend hierbij was het ontbreken van verzet tegen deze maatregelen. Langs de ene kant kan dit verklaard worden door het feit dat de enige “linkse” partij (de sociaaldemocraten, in zekere zin de opvolger van de Communistische Partij) enthousiast mee stapte in het door het Westerse kapitalistische establishment geëiste neoliberale beleid. Deze partij was 12 van de afgelopen 25 jaar aan de macht (1990-1996, 2000-2004 en sinds 2012) en toonde zich als een corrupte oligarchische partij met een steeds nationalistischer beleid terwijl de neoliberale agenda van de EU, de VS en het IMF werd doorgevoerd.

    Langs de andere kant zagen we een vakbondsbeweging die zich afzijdig hield. Dit komt door passiviteit en corruptie van het grootste deel van de vakbondsleiding en een volgzame opstelling ten aanzien van de sociaaldemocratie. Het is veelzeggend dat de besparingen van 2010 (de hardste in Oost-Europa: 15% besparingen op de pensioenen en sociale voordelen, 25% op de lonen in de openbare sectoren en sluiting van een aantal ziekenhuizen) niet tot verzet van de vakbonden leidden. Nadien werden deze besparingen onwettelijk verklaard door het Grondwettelijk Hof.

    De bocht naar rechts van de sociaaldemocratie en de vakbondsleiding was de afgelopen 30 jaar een wereldwijd fenomeen. Tegelijk was er een medeplichtigheid van de intellectuelen en het ‘middenveld’ in het algemeen waardoor het neoliberalisme in Roemenië al snel en verregaand een hegemonie kon uitoefenen. Door steeds opnieuw een fundamentalistische vorm van anticommunisme naar voor te brengen (terwijl er geen ‘communistische’ linkerzijde is om te bekampen) en een dogmatische steun aan het neoliberale kapitalisme te verdedigen, hebben de Roemeense intellectuelen en het burgerlijke establishment legitimiteit gegeven aan alle elementen van het neoliberale beleid: privatiseringen, deregulatie, belastingverlagingen voor de rijken, besparingen in de publieke sector, inperken van de rechten van arbeiders, … Het neoliberale dogma werd stilaan het onbetwiste paradigma van de Roemeense publieke opinie. Men stelde het voor als het nieuwe gezonde verstand dat enkel door dwazen of crypto-communisten wordt betwist.

    Toch is er nog oppositie. De neoliberale dominantie werd de laatste vijf jaar bekritiseerd door de opkomst van linkse intellectuelen en sociale bewegingen, zoals “CriticAtac” en het “front ter verdediging van het recht op degelijke huisvesting” in Boekarest en Tranzit.ro in Cluj (de tweede grootste stad van Roemenië). Deze bewegingen proberen de mensen opnieuw bewust te maken van wat het betekent “links” te zijn, zonder dat dit meteen verbonden wordt met het stalinisme van vroeger (iets wat jammer genoeg nog al te vaak wordt gedaan).

    Daarnaast zagen we de demonstraties van januari 2012 tegen de plannen van de centrum-rechtse regering om de hulpdiensten te privatiseren. Dit protest leidde tot de val van de regering (dezelfde regering die de harde besparingen van 2010 had opgelegd). Dit was de eerste keer sinds de val van het stalinisme dat er voor het eerst expliciet antikapitalistische standpunten een brede ingang vonden. Dit werd nog sterker in september 2013 toen de mensen in Boekarest en Cluj wekenlang betoogden tegen een Canadees project in de goudmijnen dat zou leiden tot een sociale en ecologische catastrofe. Deze protesten werden de grootste in Roemenië van de laatste 20 jaar. Ze dwongen de het parlement om het project te weigeren (hoewel de sociaaldemocraten eerst het project hadden gesteund).

    In november waren het presidentsverkiezingen. De sociaaldemocratische partij stelde Victor Ponta, de huidige eerste minister, voor. Deze verloor verrassend in de tweede ronde omwille van een extreem arrogante verkiezingscampagne die voor jongeren en middenklasse nietszeggend was. De winnaar van de verkiezingen was Klaus Johannis, een kandidaat van de centrumrechtse coalitie. Klaus, burgemeester van Sibiu (stad in Transylvanië die Europese culturele hoofdstad was in 2007), heeft Duitse roots en werd gezien als een “buitenstaander” die het Roemeense politieke systeem zou hervormen. Dit zou een nieuwe start voor Roemenië betekenen. Maar Klaus was kandidaat van een coalitie van twee liberale partijen die lid zijn van de Europese Volkspartij. Die zijn meer loyaal aan het kapitaal dan de sociaaldemocraten. Waarschijnlijk wordt Klaus weer één van de marionetten van het Westerse neoliberale establishment in Oost-Europa (zoals een vriend opmerkte, zal het enige verschil met de vorige president zijn dat de nieuwe geen vertaling meer nodig zal hebben om de orders van Merkel te begrijpen).

    Door de verkiezingsnederlaag van de sociaaldemocratie (voor de derde keer op rij) na een eerder rechtse populistische campagne, gaan er steeds meer stemmen op (veelal via internetfora) voor een nieuwe linkse partij. De meeste commentatoren stellen zich achter het idee van een pragmatische, centrumlinkse partij die zou staan voor de sociaaldemocratische idealen die de sociaaldemocratische partij ‘verraden’ heeft. Wij denken echter dat er juist nood is aan een radicale linkse partij, die ingaat tegen het neoliberalisme in het bijzonder en het kapitalisme in het algemeen. Een partij die ingaat tegen het kapitalisme en campagne voert rond specifieke elementen zoals optrekken van het minimumloon, sociale huisvesting, werknemersrechten, …

    Hiervoor campagne voeren zou een brede steun kunnen opleveren, het zou bijdragen aan de mobilisatie van brede lagen van de werkenden en jongeren en het zou bijdragen aan een sterker begrip van het karakter van het systeem en de noodzaak om het omver te werpen. De geschiedenis van de 20e eeuw heeft aangetoond dat geen enkele hervorming veilig is onder het kapitalisme, elke hervorming is slechts een tijdelijke toegeving van een bedreigde heersende klasse die zich nadien zo snel mogelijk van de hervormingen wil ontdoen. Zo wordt de huidige economische crisis als argument gebruikt om hervormingen terug te draaien. Daarom moet er komaf worden gemaakt met het kapitalistisch systeem. We moeten gaan naar een democratische planeconomie die tegemoet komt aan de behoeften van de gehele bevolking.

    Hoewel de erfenis van het stalinisme en van 25 jaar neoliberalisme de taak van antikapitalistisch verzet en strijd voor socialisme moeilijk maakt in Roemenië, zien we vandaag de meeste mogelijkheden sinds de revolutie van 1989 om deze taken aan te gaan met alle hieraan verbonden uitdagingen.

  • Roemenië. Overheid kiest kant van Chevron tegen eigen inwoners

    Met brutale repressie wil de Roemeense overheid de belangen van de multinational Chevron dienen. Het protest tegen het mijnproject in Rosia Montana (zie ook ons vorig artikel hierover) behaalde een overwinning op 10 december. Toen raakte het project niet door de Kamer. Het gaat om een project waarbij Chevron door middel van ‘fracking’ gas zou ontginnen. De regering doet er alles aan om dit project erdoor te krijgen.

    Vladimir Bortun

    Opdat Chevron in het Roemeense dorp Pungesti zou kunnen overgaan tot het ontginnen van schaliegas, worden alle lokale protestacties onderdrukt. Activisten vanuit het hele land zien hun democratische rechten beperkt. Dit optreden ondermijnt de legitimiteit van de overheid onder brede lagen van de bevolking.

    Het verhaal van Chevron begon in 2010 toen het Amerikaanse bedrijf – met een geheim contract – een groot stuk grondgebied van de Roemeense regering kon leasen om er schaliegas te ontginnen, dat is gas dat op ‘onconventionele’ wijze wordt ontgonnen. Bij conventionele ontginning wordt het gas naar boven gehaald door in de grond te boren tot aan de gaslagen. Bij schaliegas wordt overgegaan tot hydraulisch kraken of ‘fracking’ (Lees hier ons eerder standpunt over fracking). Daarbij wordt water, zand en chemicaliën in de grond gepompt onder erg hoge druk. Er is een spectaculaire toename van deze ontginningswijze, vijf jaar geleden was het goed voor minder dan 5% van de binnenlandse gasproductie in de VS, in 2012 was dat al meer dan 20% en in de komende twintig jaar zou het toenemen tot meer dan 50%.

    Mark Gitenstein, de Amerikaanse ambassadeur in Roemenië van 2009 tot 2012 (dus ook toen het berichte akkoord werd gesloten), is een voormalige partner in het advocatenbureau Mayer Brown dat tussen 2005 en 2011 voor Chevron lobbyde en daarvoor 300.000 dollar kreeg. Op basis van deze lobby-activiteiten werd de nominatie van Gitenstein voor het Office of Legal Policy van het minister van justitie afgewezen. Hij greep naast die benoeming maar kreeg een troostprijs, hij werd ambassadeur in Roemenië. De nieuwe ambassadeur organiseerde al gauw bijeenkomsten tussen vertegenwoordigers van Chevron en hooggeplaatste Roemeense vertegenwoordigers die snel overgingen tot positieve uitlatingen over schaliegas. In een interview erkende Gitenstein openlijk dat hij bij de hele discussie betrokken was. “Ik moest van de Amerikaanse regering optreden om Exxon te verdedigen. Hetzelfde gold voor Chevron.” Vandaag werkt Gitenstein opnieuw voor Mayer Brown als “speciale onderhandelaar met regeringen en bij wereldwijde handel”. Hij werd ook lid van het bestuur van “Fondul Proprietatea”, een door de overheid opgezet beursgenoteerd bedrijf met belangen in de grote energiebedrijven in Roemenië.

    Dit is geen geïsoleerd geval. Het is symptomatisch voor het volledige buitenlandse beleid van de VS. De Amerikaanse regeringssite Export.org stelt dat Amerikaanse bedrijven “gebruik kunnen maken van de banden tussen de Amerikaanse en de Roemeense regeringen om hun zakenbelangen te beschermen.” Er was eerder ook de gezamenlijke verklaring over Strategisch Partnerschap in de 21ste eeuw tussen Roemenië en de VS. Dat document uit 2011 brengt het grote kader van de verhoudingen tussen beide landen en verwijst naar “onderzoek naar onconventionele energiebronnen, waaronder schaliegas, en het versterken van alternatieve bronnen van schone energie met een liberalisering van de markten om nieuwe investeringen in de energiesector aan te trekken.” De Roemeense journalist Vlad Ursulean bracht een uitstekend onderzoek over de achtergrond hiervan, hier kan je een Engelstalige versie van zijn artikel lezen.

    In oktober 2013 probeerde Chevron om te beginnen met fracking in het dorp Pungesti in het oosten van Roemenië, maar het moest die plannen opbergen na protest van lokale boeren. Dat protest werd gewelddadig de kop ingedrukt door de rijkswacht. Maar het verzet tegen fracking wordt algemeen gedragen in het hele land en daarbuiten. In Frankrijk en Bulgarije is het al verboden. Dat komt vooral omwille van de rampzalige gevolgen voor het milieu (besmetting van water, vrijstelling aan uranium, bijdrage aan globale opwarming,…) maar ook omdat de Roemeense overheid slechts heel beperkt zou meegenieten van de opbrengst en de eigenaars van de grond zouden zelfs geen voordeel halen uit de operatie.

    Op 2 december werd het dorp Pungesti ingenomen door de rijkswacht. Alle democratische rechten werden aan de kant geschoven. Alle toegangswegen werden 24 uur lang geblokkeerd zodat de vrachtwagens van Chevron door konden om een nieuwe weg aan te leggen en een afsluiting aan te leggen. Iedereen werd tegengehouden en wie buiten kwam, kreeg een reeks vragen. Lokale inwoners kregen een boete als ze betogers van buiten het dorp ontvingen, zelfs in de dagen erna was het niet toegelaten om in groep te wandelen. Er volgde nieuw protest waarbij zowat 40 mensen werden aangepakt door de politie, onder de betogers ook vrouwen en oudere mensen. Ondertussen feliciteerde premier Victor Ponta de politie omdat het de “wet toepaste”. Als gevolg van het geweld heeft Chevron de activiteiten opnieuw moeten opschorten, maar dat bleek beperkt tot enkele dagen. Op 8 december werden de activiteiten hervat.

    Vertegenwoordigers van Chevron werden door de Britse krant The Guardian gevraagd naar een reactie op het protest tegen hun project. Ze stelden: “het bedrijf wil een constructieve en positieve relatie uitbouwen met de gemeenschappen waar we actief zijn en we zullen onze dialoog met het publiek, de lokale gemeenschap en de autoriteiten verderzetten.” Er is natuurlijk geen sprake van een dialoog met de lokale bevolking, er wordt enkel met de autoriteiten gesproken en die nemen het uiteraard op voor Chevron in de zoektocht naar nieuwe grondstoffen en winsten, ook al gaat dit in tegen de wil en het welzijn van de mensen die hen verkozen hebben. Is zo’n overheid nog legitiem? Wat zouden de mensen moeten doen onder die omstandigheden? Welke actiemiddelen worden wel toegelaten? Het zijn vragen die steeds relevanter zijn in Roemenië.

    Deze gebeurtenissen zijn een pijnlijk duidelijke illustratie van wat Marx over de staat stelde: “de staat is niets anders dan de organisatievorm die de bourgeois zowel naar buiten als naar binnen toe noodzakelijk aannemen voor de wederzijdse waarborging van hun eigendom en belangen.” (De Duitse Ideologie). Bijna 170 jaar later is de staat nog steeds loyaal aan de belangen van de grote bedrijven. De ‘liberale democratie’ faalt. In dergelijke omstandigheden is het enige echte alternatief een democratische socialistische samenleving. Dat staat mijlenver af van het stalinistische model dat we de vorige eeuw kenden. Een democratisch socialistisch systeem zou in tegenstelling tot het huidige regime van de 1% rijksten vertrekken van het democratische bezit en beheer van de natuurlijke rijkdommen zodat deze ten dienste staat van de volledige bevolking.

  • Roemenië. Grootste protestacties sinds 20 jaar

    Vanaf 1 september begonnen in Roemenië de grootste protestacties die het land de afgelopen 20 jaar kende. Het begon rond de steun van de regering aan een erg controversieel mijnproject in het centrum van Transsylvanië. Duizenden mensen kwamen in verschillende grote steden op straat, onder meer in de hoofdstad Boekarest en in Cluj-Napoca, de tweede stad van het land. Uiteindelijk werd beslist om het parlement te laten beslissen over het mijnproject.

    Vladimir Bortun

    In Rosia Montana, een regio met 16 dorpen die al door de Romeinen werden opgezet, zouden de grootste goudmijnen uit Europa worden opgezet. De licentie voor de mijnen werd toegekend. Dat gebeurde zonder enige publiek bod. De licentie ging naar Rosia Montana Gold Corporation (RMGC) dat voor 80% in handen is van het bedrijf Gabriel Resources uit Toronto (maar opgezet door de controversiële uit Roemenië afkomstige Australische zakenman Frank Timis, de rijkste Australiër in Londen) en voor 19% van RAC Deva, een Roemeens overheidsbedrijf.

    Het mijnproject van RMGC omvat de extractie op basis van cyanide van ongeveer 300 ton goud en 1.600 ton zilver over een periode van 16 jaar. Het zou ongeveer 3.600 jobs opleveren en bijna 7,5 miljard dollar winst. De cijfers worden wel betwist, velen zeggen dat er amper 600 jobs zouden komen. Voorstanders van het project – waaronder lokale inwoners, toppolitici en gevestigde journalisten – beweren dat dit de beste mogelijkheid is om voordeel te halen uit de mijnen van Rosia Montana en dat de levensstandaard in die buurt zal verbeteren.

    De tegenstanders van het project – waaronder eveneens lokale inwoners, de culturele Roemeense Academie, de drie belangrijkste kerken, een regeringsdelegatie van Hongarije, tal van lokale en internationale NGO’s, een platform van 83 Roemeense professoren economie en verschillende buitenlandse archeologen – bekritiseren het project met sociale, ecologische, patrimoniale, economische en wettelijke argumenten. Ze stellen dat er door het mijnproject meer dan 2.000 mensen zouden moeten verhuizen. Vier bergen zouden volledig uitgehold worden. Vijf kerken, vier begraafplaatsen en 2.000 jaar oude Romeinse sites zouden er eveneens aan moeten geloven. Het feit dat op 16 jaar tijd meer dan 40 ton cyanide zou ingezet worden, zou ook gevolgen hebben voor het ecosysteem. Het kan leiden tot een maanlandschap. De cyanide zou bewaard worden in opslagplaatsen, maar het is niet duidelijk hoe RMGC ervoor zou zorgen dat er geen resten van de cyanide gewoon vrij komen. Tenslotte vragen critici zich af wat er zou gebeuren met wie zijn huis en grond niet zomaar wil achterlaten of niet akkoord gaat met de prijs die RMGC ervoor wil bieden. Zou de overheid tussenkomen om hen gedwongen uit te zetten om de belangen van het private bedrijf te dienen? En waarom zou de overheid eigenlijk zelf dat goud niet ontginnen met klassieke mijnmethoden?

    Ondanks de tientallen miljoen euro’s die de afgelopen jaren in reclamecampagnes, public relations, lobbying en mogelijk zelfs omkoping werden gestopt, kon RMGC het mijnproject niet opstarten omdat het niet in overeenstemming was met de Roemeense en Europese milieuwetgeving. Ieder certificaat dat door de regering was toegekend aan RMGC werd terug ingetrokken, doorgaans na juridische klachten door milieugroepen. De groep probeerde sinds 1999 al meermaals om groen licht te krijgen, maar dit mislukte telkens weer. Tot in augustus van dit jaar. De sociaal-liberale regeringscoalitie besliste plots om het project van RMGC goed te keuren en naar het parlement te sturen om daar goedgekeurd te worden. Er werd verwacht dat dit geen probleem zou zijn omdat de regering in beide kamers over een meerderheid beschikt. Dat de regering de verkiezingen van 2012 won met onder meer de belofte dat dit mijnproject zou geschrapt worden, was al gauw vergeten.

    De regering stelde het parlement voor om het project van RMGC te ondersteunen op basis van enkele opvallende en schandalige maatregelen. Zo werd voorgesteld om de milieuwetgeving aan te passen zodat het project eraan zou voldoen (in plaats van omgekeerd tewerk te gaan). Er werd ook voorgesteld dat RMGC – een privaat bedrijf – onteigeningen zou kunnen uitvoeren. Het feit dat de regering de eerder gemaakte beloften brak en tegelijk dergelijke voorstellen deed, leidde tot een grote woede, ook onder mensen die voorheen onverschillig stonden tegenover het project in Rosia Montana.

    Op zondag 1 september werden betogingen gehouden die niet alleen het hoogtepunt vormden van 10 jaar campagne voeren onder de noemer ‘Red Rosia Montana’ maar meteen ook de grootste betogingen sinds 20 jaar werden. Sommigen spraken al van een ‘Roemeense herfst’ in navolging van de revoltes die de planeet de afgelopen jaren kende. De afgelopen tien weken hielden duizenden mensen een centraal plein in Boekarest bezet alsook pleinen in Cluj-Napoca en andere grote steden. Iedere zondag groeit het aantal actievoerders aan tot tienduizenden, met 20.000 aanwezigen in Boekarest alleen. De slogans (zoals “Als je in de grond wil, kom dan naar de metro van Boekarest”, “Haal je goud op de Olympische Spelen”, “Roemenië wordt ondermijnd door een corrupte regering”,…) en het vreedzame karakter van de protesten trekken nieuwe mensen aan die voorheen niet bij protest betrokken waren. Het leidt ook tot verbijstering bij de autoriteiten die op een teken van geweld aan het wachten waren om een excuus voor repressie te hebben.

    De beweging lijkt het patroon van de Occupybeweging te volgen zonder formele leiders en met een kern van betogers die bestaat uit studenten en beter opgeleide jonge werkenden tussen 20 en 40 jaar. Er was weinig aandacht voor een oriëntatie op de arbeidersbeweging en de vakbonden. De thematiek is niet beperkt tot Rosia Montana, maar het gaat van de corruptie onder de politieke elite tot de harde besparingsmaatregelen die aan de bevolking worden opgelegd. Er is wel een element van antikapitalisme, maar dat is beperkt. De actievoerders zijn ideologisch gezien erg eclectisch met diverse invloeden. Er zijn liberalen, anarchisten, extreemrechtse nationalisten, groenen, socialisten of ‘apolitieke’ jongeren. Ze zijn verenigd rond de kwestie van Rosia Montana en de roep om het land te bevrijden van de alliantie van een corrupt politiek stelsel en grote bedrijven zonder enige vorm van scrupules.

    Dit betekent niet dat de actievoerders het onderling eens zijn of dat er geen spanningen zijn. Een kleine groep anarchisten werd zelfs aangevallen door rechtse nationalisten. De meeste actievoerders stellen dat het incident kleinschalig was en best snel vergeten wordt in naam van de eenheid van de beweging en het imago ervan naar buiten. Maar ter linkerzijde werd toch opgeworpen dat de beweging een nationalistische koers dreigt op te gaan, enkele dagen eerder waren enkele actievoerders overgegaan tot het zingen van het nationale volkslied en er werd ook ostentatief neergezeten voor orthodoxe gebeden. Er wordt terecht gesteld dat iedere samenwerking met nationalisten tot conflicten zal leiden. Er is echter geen strategie om conflicten onder actievoerders te vermijden of om tot meer cohesie te komen.

    Ondanks de enorme diversiteit onder de actievoerders worden ze door de gevestigde media afgedaan als ‘hipsters’. Het onderliggende punt is dat het om stedelijke middenklasse jongeren gaat, terwijl het mijnproject enkel de lokale bevolking zou aanbelangen. Sommigen beweren zelfs dat de actievoerders door buitenlandse NGO’s worden betaald om de economische belangen van het land te ondermijnen of door concurrenten van RMGC die alsnog het project willen binnenhalen. De negatieve houding of in het beste geval de poging om de beweging te negeren, was geen verrassing. RMGC is immers al jarenlang bezig met steun van alle gevestigde media op te kopen. De media met de meeste kritiek op de beweging waren niet toevallig diegene die het meest voordeel haalden uit de campagnes van RMGC.

    Deze vorm van mediacensuur op basis van bedrijfsbelangen heeft niet kunnen vermijden dat de beweging steeds groter en zichtbaarder werd. Omwille van de mogelijke electorale gevolgen van deze beweging – de Europese verkiezingen komen steeds dichterbij – besloten twee van de drie regeringspartijen plots dat ze tegen het mijnproject was. Zelfs premier Victor Ponta stelde dat de parlementsleden zich tegen het project moesten verzetten. Deze strategie heeft niet gewerkt om de beweging te stoppen. Ponta kwam al snel terug op zijn standpunt om het project van RMGC verder te ondersteunen. Er werd een parlementaire commissie aangesteld om de kwestie te onderzoeken. Velen denken dat dit slechts een vorm van rookgordijn is om uiteindelijk het project goed te keuren. De commissie stemde tegen het project, maar eerder op basis van minder belangrijke argumenten. De centrale problemen met het project werden niet in overweging genomen, zo werd niets gezegd over de onteigening van de lokale bevolking of de onomkeerbare schade die aangericht wordt aan zowel het milieu als het culturele erfgoed. Hierdoor laat ook deze beslissing de deur open om het project uiteindelijk door het parlement te krijgen. Er wordt nu gewacht op een stemming in het parlement, de beslissing van de commissie was enkel raadgevend.

    Een maand geleden besloot het Amerikaanse energiebedrijf Chevron om het plan om schaliegas op basis van fracking te ontginnen in Pungesti, een dorp in het oosten van Roemenië, op te schorten na protest van de lokale bevolking en geweld hiertegen van de lokale rijkswacht. Het verzet van de bevolking tegen fracking – een nationaal thema – is niet enkel gericht tegen de milieugevolgen van deze methode van energiewinning maar ook tegen het feit dat Roemenië en de bevolking amper zou meegenieten van de opbrengsten. Chevron kreeg in 2010 van de Roemeense regering een akkoord om in een groot gebied tot de ontginning van schaliegas over te gaan. Dat akkoord kwam in even duistere omstandigheden tot stand als de akkoorden met RMGC. Er is in beide gevallen sprake van samenwerking tussen de overheid en de grote bedrijven zonder rekening te houden met de belangen van de gewone bevolking.

    De strijdbewegingen vinden plaats in de context van een nieuw ontwaken van de Roemeense samenleving, zeker onder jongeren en hoger opgeleiden. Die lagen beseffen steeds meer dat het kapitalistische herstel geen resultaat heeft opgeleverd en de positie van de meerderheid van de bevolking niet heeft verbeterd. Linkse ideeën zijn steeds minder een ‘taboe’, maar ze vormen onderdeel van de protestacties zelfs indien de beweging op zich nog ver van een socialistisch standpunt staat. Er is een gevoel van verzet tegen de grote bedrijven. Dat is op zich niet antikapitalistisch, maar het maakt een dergelijk standpunt wel aanvaardbaarder.

    In de komende periode moet de linkerzijde ervoor opkomen dat er een nationale beweging ontstaat met een oriëntatie op de arbeidersbeweging. Enkel dan kan de linkerzijde op succesvolle wijze de strijd tegen de dictatuur van de grote bedrijven en hun politieke marionetten aangaan.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop