Tag: reformisme

  • Hoe breken met het kapitalisme? “Finland Station” en de strijd voor socialisme vandaag

    Lenin komt aan in het Finland-station in St Petersburg in april 1917

    In juni 2017 publiceerde Bhaskar Sunkara een belangrijk opiniestuk in de New York Times. Als onderdeel van de discussie over socialisme in de VS schreef hij een stuk onder de titel: “De toekomst van het socialisme kan wel eens het verleden zijn.”

    Dossier door Alan Jones, Socialist Alternative, uit onze archieven (geschreven in de zomer van 2017)

    Sunkara is redacteur van het magazine Jacobin en vice-voorzitter van de Democratic Socialists of America (DSA). In zijn opiniestuk probeert hij lessen te trekken uit de Russische Revolutie en heeft hij het over de relevantie van socialistische en radicale ideeën vandaag. Het stuk is anders en positiever dan recente artikels over hetzelfde thema in dezelfde krant naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Zo publiceerde de New York Times een week eerder een artikel door de rechtse auteur Sean McMeekin die een poging ondernam om de reeds lang weerlegde samenzweringstheorie over ‘Lenin als Duitse spion’ nieuw leven in te blazen.

    Het is niet verrassend dat een groot deel van de gevestigde media en pro-kapitalistische commentatoren tijd en middelen besteden aan het discrediteren van socialistische ideeën. Dit gebeurt zelfs door niemand minder dan de voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel, zoals Sunkara in zijn stuk opmerkt. Deze campagne is een antwoord op de hernieuwde steun voor socialisme die ontwikkelt in de VS na de onwaarschijnlijk populaire campagne van Bernie Sanders.

    Sanders riep op tot een “politieke revolutie” tegen Wall Street en de 1%. Dit idee vond enthousiaste steun onder miljoenen werkenden en jongeren die radicaliseren door de diepe sociale crisis van het kapitalisme waarbij de houdbaarheid van dit systeem in vraag wordt gesteld. Naar schatting 1,3 miljoen mensen namen deel aan de meetings van Sanders. Linkse en socialistische organisaties, zoals Socialist Alternative, kennen een snelle groei. De Democratic Socialists of America verdriedubbelden van 8.000 tot 25.000 leden sinds Trump in november verkozen werd.

    In zijn opiniestuk verdedigt Sunkara de Russische Revolutie in het algemeen als een positieve ontwikkeling. Het feit dat dit in een bekend Amerikaans dagblad verschijnt, is op zich een uiting van de veranderende tijden. Het artikel van Sunkara stelt terecht dat we om het tij tegen het falende status quo te keren, moeten terugkijken en belangrijke lessen uit de geschiedenis van de wereldwijde arbeidersbeweging moeten trekken. We moeten ons uitrusten met de beste ideeën om Trump te verslaan en in te gaan tegen het wereldwijde kapitalistische offensief op onze levensstandaard en democratische rechten. In zijn artikel komt Sunkara spijtig genoeg niet tot een volledig uitgewerkt socialistisch alternatief. Hij lijkt integendeel te pleiten voor een “gereguleerde markt,” een fundament van het kapitalisme, als samenleving waar socialisten naartoe moeten streven.

    Socialisten hebben een belangrijke traditie van vriendschappelijke discussie over belangrijke kwesties als strategie, tactieken en programma. Dergelijke discussies spelen een essentiële rol in het vormen van socialisten, andere activisten en bredere lagen van de bevolking over de beste methoden om de samenleving te veranderen. Dit artikel is onderdeel van deze traditie. Het doel is niet om standpunten verkeerd voor te stellen, maar om verschillende benaderingen met elkaar te contrasteren.

    De drie ‘stations’ van Sunkara

    In zijn benadering van de moderne politiek beschrijft Bhaskar de belangrijkste trends die de politiek van de kapitalistische klasse domineren. Een eerste trend omschrijft hij als ‘Singapore station’: de logische conclusie van de politiek van gevestigde neoliberalen als Hillary Clinton en Barack Obama. Een tweede trend is ‘Boedapest station’: de ultieme bestemming van het rechtse populisme zoals dat van Donald Trump. De derde trend is volgens Bhaskar ‘Finland station’. Dat is het voornaamste onderwerp van zijn artikel en meteen ook een verwijzing naar de Russische Revolutie en het eindpunt van de historische treinreis van Lenin toen hij begin 1917 terugkwam uit ballingschap.

    De kritiek van Sunkara op het neoliberale model van het ‘Singapore station’ omvat enkele belangrijke elementen, maar wijst ook op beperkingen in zijn benadering. Hij erkent het ondemocratisch karakter en de aanhoudende besparingsdrang, maar hij lijkt het model toch te minimaliseren door de brutaliteit ervan te onderschatten:

    “Het model-Singapore is niet het ergste van de mogelijke eindpunten. Het is een model waarin het experts toegelaten is om expert te zijn, kapitalisten mogen er accumuleren en gewone werkenden hebben een schijn van stabiliteit. Maar het laat geen ruimte aan de passagiers van de trein om ‘stop’ te roepen en zelf een bestemming uit te kiezen.”

    Dit is een onderschatting van het karakter van het neoliberalisme en van de gevolgen van het ongebreidelde kapitalisme: een meedogenloze neerwaartse spiraal van de levensstandaard van de werkende bevolking in naam van de winst, moeilijker toegang tot vitale diensten zoals gezondheidszorg, het verlies van miljoenen mensenlevens door oorlogen om grondstoffen, de vele en diverse rampen door deregulering (denk maar aan de recente brand in de Grenfell Tower in Londen) en het complete falen van het neoliberalisme om jongeren en werkenden een toekomst aan te bieden.

    Het is de instabiliteit en brutaliteit van dit model dat de deur opent voor het ‘Budapest station’ van rechtse populisten zoals Trump (en de autoritaire regimes in Hongarije, Polen en elders). Die vormen een uitdrukking van de wanhopige zoektocht van mensen uit de middenklasse en werkenden voor een alternatief op de dominante ‘Singapore-route’ van het kapitalisme.

    In zijn artikel omschrijft Sunkara wat zijn ‘Finland station’ versie van het socialisme inhoudt. Hij legt uit dat het onder meer gebaseerd is op “arbeiderscoöperatieven die nog steeds concurreren in een gereguleerde markt; gecoördineerde overheidsdiensten waarbij ook de burgers betrokken worden bij de planning; het voorzien van basisnoodzakelijkheden voor een goed leven (onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg) die erkend worden als sociale rechten. Anders gezegd: een wereld waarin mensen de vrijheid hebben om hun potentieel te benutten, los van de omstandigheden waarin ze geboren worden.”

    Dergelijke veranderingen zouden ongetwijfeld een significante stap vooruit zijn, ook al zouden ze telkens het kapitalisme in een periodieke crisis komt onder vuur liggen. Maar dit is niet hetzelfde als het doel van socialisme: een wereldwijde klasseloze samenleving die een einde maakt aan het georganiseerde apparaat van repressie onder het kapitalisme en dit vervangt door een nieuwe politieke orde op basis van massale democratische instrumenten van werkenden en onderdrukten. Dat was altijd het doel van de socialistische en marxistische beweging. Vandaag denken velen, ook ter linkerzijde, dat dit een hopeloze utopie is. Maar zoals Marx uitlegde, vormt de enorme ontwikkeling van de menselijke productiviteit onder het kapitalisme de materiële basis waarmee klassentegenstellingen en onderdrukking op basis van tekorten kunnen verdwijnen.

    Marxisme en de staat

    Sunkara stelt nog: “Tot zijn essentie beperkt en als we naar de oorsprong ervan kijken, is socialisme een ideologie van radicale democratie. In een tijdperk dat vrijheden onder vuur liggen, probeert het de civil society te versterken om deelname mogelijk te maken in de beslissingen die ons leven bepalen.”

    Een centrale stelling van het marxisme is dat de kapitalistische democratie slechts een vorm van heerschappij is. Marx stelde dat de dominante klasse in de samenleving het staatsapparaat controleert. Marxisten voeren actie voor de meest verregaande en radicale democratie. Maar marxisten leggen ook uit dat democratie geen abstract gegeven is. Het moet begrepen in het kader van het dominante economische systeem. Onder het kapitalisme wordt de democratie altijd ernstig aan banden gelegd door de dominantie van de kleine elite van rijke eigenaars die hun macht gebruiken om te vermijden dat de meerderheid van de bevolking raakt aan de fundamenten van hun rijkdom en privileges. Anders gezegd: opkomen voor ‘radicale democratie’ kan enkel consistent gebeuren als het verbonden wordt met het beëindigen van het ondemocratisch bewind van de kapitalistische klasse en het overdragen van de macht naar de werkende klasse en de onderdrukten.

    Sunkara brengt geen opheldering hierover. Wat is in zijn “brede schets” van een toekomstig socialisme dominant: de marktkrachten of de arbeiderscoöperatieven? Sunkara stelt nog: “Deze sociale democratie zou zich verbinden tot een vrije samenleving, zeker voor oppositiestemmen; de noodzaak van institutionele controle op de macht; en een visie van een overgang naar socialisme die geen ‘jaar nul’ breuk met het heden vereist.”

    Als we spreken over het stoppen van een brutaal kapitalisme in verval, hoe kan dit dan zonder fundamentele en grondige breuk met de huidige orde en het bijzonder ondemocratische en repressieve staatsapparaat? Het lijkt erop dat Sunkara daartegen pleit als hij stelt dat de overgang naar het socialisme geen “jaar nul” breuk vereist met het heden. Toen Lenin in 1917 naar Rusland terugkeerde nam hij dit punt op. Hij stelde dat de zwakke kapitalisten in Rusland niet in staat waren om de werkende klasse iets te bieden. Lenin riep de werkenden en arme boeren op om de macht van de grootgrondbezitters en de kapitalisten over de samenleving te breken en om werkenden in andere landen op te roepen om hetzelfde te doen en te bouwen aan een socialistische samenleving op basis van arbeidersdemocratie.

    Strijden voor hervormingen

    Socialist Alternative komt als marxistische organisatie op voor elke stap vooruit die de werkenden kunnen bekomen onder het kapitalisme. Dit bleek onder meer in de rol die we spelen in de strijd voor een hoger minimumloon van 15 dollar per uur. Kshama Sawant van Socialist Alternative en verkozen als gemeenteraadslid in Seattle speelde een belangrijke rol in het bekomen van 15 dollar in Seattle, de eerste grote Amerikaanse stad die het minimumloon tot dit niveau optrok. Eind juli werd Minneapolis de eerste stad in de Midwest waar de 15 dollar is ingevoerd. In die campagne speelde Socialist Alternative eveneens een grote rol, met onder meer de socialistische gemeenteraadskandidate Ginger Jentzen. Begin augustus zorgden Sawant en Socialist Alternative voor nog een belangrijke overwinning met de invoering van een taks op de rijken om middelen te voorzien voor betaalbare huisvesting, onderwijs en andere diensten.

    In april 2017 antwoordde Kshama Sawant op vragen van de Huffington Post over haar visie op socialisme: “Er zijn beperkingen aan het hervormen van een systeem dat gedomineerd wordt door erg grote en inhalige bedrijven. Op basis van het kapitalisme zijn overwinningen zoals het verhogen van het minimumloon slechts tijdelijk. Big business heeft veel methoden om ons te laten betalen voor de crisis van het systeem. Een blijvende en duurzame oplossing voor alle problemen van de werkende bevolking is enkel mogelijk als de grootste bedrijven onder het democratisch bezit van de meerderheid worden geplaatst en als we de economie herorganiseren op een planmatige basis. Onder zo’n systeem kunnen we democratisch beslissen hoe middelen ingezet worden. We kunnen op snelle wijze een einde maken aan fossiele brandstoffen, massale programma’s van jobcreatie invoeren om de rottende infrastructuur van het land uit te bouwen en beginnen te werken aan een hele nieuwe wereld op basis van de noden van de meerderheid van de bevolking, niet de winsten van een kleine minderheid.”

    De kwesties die Sunkara over hervorming en revolutie naar voor brengt, zijn geen louter abstracte zaken die enkel van historisch belang zijn. De vraag naar welk ‘station’ we vandaag gaan, is nauw verbonden met de vraag hoe we nederlagen en overwinningen uit het verleden bekijken.

    Na de Tweede Wereldoorlog volgde een tijdperk van heropbouw en grote economische groei. Onder de enorme druk van massale socialistische en communistische partijen en radicale arbeidersstrijd, werden in de meeste Westerse landen belangrijke verworvenheden voor de werkende bevolking bekomen. Het economische landschap ziet er vandaag radicaal anders uit. Het kapitalisme is niet in staat om een duurzame groei te kennen. Er zijn aanhoudend aanvallen op de vakbonden en de arbeidsomstandigheden. Er zijn verregaande besparingen om de winstgevendheid op peil te houden.

    Als nieuwe linkse partijen niet de juiste lessen trekken, kunnen ze in het neoliberale ‘Singapore station’ eindigen, zelfs indien ze naar het ‘Finland station’ uit het verleden keken. Als linkse partijen in regeringen verkozen worden zonder een uitgewerkt programma met een alternatief op het kapitalisme en een strategie om dit te bereiken, dan worden ze onvermijdelijk geduwd in de richting van pogingen om het kapitalisme te beheren. Dit betekent het doorvoeren van neoliberale besparingen, zelfs indien het opgesmukt wordt met vriendelijke woorden van medeleven met de slachtoffers ervan. Regeringen die hervormingen willen doorvoeren en besparingen stoppen, worden uiteindelijk gedwongen tot de keuze tussen het aanvaarden van de eisen van de grote bedrijven of het doorvoeren van radicale en socialistische maatregelen.

    Zoals Rosa Luxemburg in 1900 al stelde in haar brochure ‘Hervorming of Revolutie’ gaat het niet om ‘verschillende wegen’ naar hetzelfde station. Om succesvol te zijn, kan de strijd voor hervormingen geen doel op zich zijn. Ernstige hervormingen worden enkel bekomen als resultaat van sociale strijd. De kapitalistische klasse moet bang zijn voor een bredere revolte vooraleer ze grote toegevingen doet, zoals algemene gezondheidszorg voor iedereen of een federaal minimumloon van 15 dollar per uur.

    Als de strijd voor hervormingen bovendien niet gebruikt wordt om het bewustzijn van werkenden te ontwikkelen en voor te bereiden op een grondige socialistische omvorming van de samenleving, zullen de kapitalisten er alles aan doen om de afgedwongen hervormingen terug te dringen en om de krachten die ze afdwongen te vernietigen. De heersende klasse aarzelt niet om een economische oorlog te voeren of zelfs militaire staatsgrepen te gebruiken tegen verkozen linkse regeringen. Linkse regeringen die hun programma proberen door te voeren, botsen onvermijdelijk op het kapitalistisch bezit en controle op de sleutelsectoren van de samenleving, alsook op het kapitalistisch staatsapparaat. Dit zagen we met Syriza in Griekenland.

    Sunkara lijkt het idee van een radicale, revolutionaire omvorming van de samenleving te verwerpen als hij stelt dat een overgang naar socialisme “geen ‘jaar nul’ breuk met het heden” vereist. Het standpunt dat het kapitalisme geleidelijk aan kan veranderd worden, botst echter op de ervaringen van de afgelopen 100 jaar en zeker met de neoliberale aanval op de verworvenheden van de arbeidersklasse. Een kapitalisme in verval betekent bovendien dat er ernstige beperkingen zijn voor hervormingen en dat zelfs de meest populaire verworvenheden op de helling komen te staan.

    De opgang en val van Syriza

    Het Griekse Syriza, een coalitie van linkse organisaties, groeide exponentieel van 4,9% in 2009 tot de grootste partij die met een antibesparingsprogramma werd verkozen om de Griekse regering te leiden in januari 2015. Enkele maanden later capituleerde Alexis Tsipras echter. Hij negeerde dat 61% van de bevolking ‘Neen’ had gestemd in een referendum over de besparingsmaatregelen en stemde in met de eisen van de kapitalisten en de Europese Unie om de levensstandaard verder onderuit te halen. Dit was een ernstige nederlaag voor de linkerzijde die internationaal uitkeek naar Syriza en Griekenland om de strijd tegen de besparingen te leiden. Het verraad van de leiding van Syriza en de omvorming van die partij tot een neoliberale beleidsmachine kwam als een koude douche. Het toont dat beslissingen over programma, strategie en tactiek niet abstract zijn maar verregaande directe gevolgen hebben.

    In een recent artikel van Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, wordt de huidige situatie in Griekenland beschreven:

    “De aanval op de levensstandaard en op de rechten van de Griekse bevolking is zelfs verregaander geworden onder de regering van Syriza (“Coalitie van radicaal links”). Het probeert dit te verbergen door te spreken over “harde onderhandelingen” waarbij “al het mogelijke” wordt gedaan om in te gaan tegen de ‘instellingen’, de nieuwe naam van de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Maar dat is slechts theater. Het laatste akkoord van 15 juni maakte 8,5 miljard euro vrij voor Griekenland (waarvan 8,2 miljard meteen gebruikt wordt om leningen terug te financieren). Het voegt niets toe aan het voorstel van de instellingen op de bijeenkomst van de Eurogroep op 22 mei.

    “Het laatste akkoord legt de massa’s nog eens een besparingsoperatie van ongeveer 5 miljard euro op tussen 2019 en 2022. (…) De indirecte belastingen worden met 20% verhoogd, onder meer op basisproducten zoals Griekse koffie en de traditionele souvlaki. De pensioenen worden met gemiddeld 9% afgeroomd. De regering voert maatregelen door die de ND en PASOK niet durfden nemen. Zo komt er het grootste privatiseringsprogramma ooit. De arbeidsmarkt blijft een jungle waarin de meeste werkenden in de private sector nog enkele maandlonen te goed hebben en vaak onder onbeschrijfelijke omstandigheden uitgebuit worden.

    “Dit leidt tot een gevoel van woede en tegelijk van een massale demoralisatie.”

    Op de vraag of capitulatie onvermijdelijk was, stelt het artikel:

    “De capitulatie van Syriza voor de trojka was niet onvermijdelijk. De leiding had een gebrek aan begrip van de reële processen die plaatsvonden en had het naïeve en eigenlijke criminele idee dat het “Griekenland en Europa zou veranderen,” zoals Tsipras het stelde. Er was een gebrek aan begrip van het klassenkarakter van de Europese Unie en een totaal gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse en de capaciteit van die klasse om de samenleving te veranderen. Toen Tsipras ondervond wat het betekent om echt tot een confrontatie met de heersende klasse over te gaan, verviel hij in wanhoop en capituleerde hij totaal onvoorbereid.”

    Het alternatief dat door verschillende linkse organisaties in Griekenland – waaronder Xekinima – naar voor geschoven werd, had het over de nood aan een breuk met het kapitalisme waarbij aan de socialistische heropbouw van de samenleving wordt begonnen. Zoals Xekinima uitlegde, moest een linkse regering “kapitaalcontroles opleggen, weigeren om de schulden te betalen, nationalisatie van de banken, snelle invoering van een nationale munt (drachme), de liquiditeiten van die munt gebruiken om grote publieke werken uit te voeren om de inkrimping van de economie te stoppen en nieuwe groei tot stand te brengen, kwijtschelding van de schulden van kleine bedrijven die door de crisis onder de voet werden gelopen en het voorzien van gunstige leningen zodat die kleine bedrijven terug activiteiten aan de dag leggen en mee voor groei zorgen.

    “We stelden voor om de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren en de economie te plannen met een overheidsmonopolie op buitenlandse handel. Hierdoor zou het mogelijk zijn om tot duurzame groei te komen die niet gericht is op de belangen van een handvol grote scheepseigenaren, grote bedrijfseigenaars en bankiers, maar op de belangen van de 99%. Verder pleitten we voor het opzetten van speciale planningscomités in alle industriële sectoren en in de mijnbouw met een specifieke aandacht voor landbouw en toerisme die zo belangrijk zijn voor de economie en een enorm potentieel hebben. Tegelijk was het nodig om democratie in het beheer van de economie te vestigen in de vorm van arbeiderscontrole- en beheer op alle niveaus. Een oproep aan de werkenden in de rest van Europa voor steun en solidariteit zou een aanzet kunnen vormen tot een gemeenschappelijke strijd tegen het Europa van de bazen en de multinationals. Dit zou leiden tot een vrijwillige, democratische, socialistische unie van de Europese bevolking. Anders gezegd: een antikapitalistisch, anti-EU offensief met een socialistisch programma en een internationalistische klassensolidariteit was het antwoord op de chantage van de trojka.”

    De ervaring van Syriza toont dat nieuwe linkse formaties dan wel zelf Sunkara’s versie van ‘Finland’ voor ogen kunnen hebben, maar zelf in ‘Singapore’ eindigen. Om de strijd tegen besparingen in een tijdperk van kapitalistische crisis efficiënt te voeren, is er nood aan een marxistisch programma voor fundamentele verandering en een plan om de werkenden, jongeren en armen te mobiliseren om hiervoor te strijden.

    Het bewustzijn vandaag

    Ondanks de schitterende strijd die we de afgelopen jaren zagen in Griekenland, Spanje en Portugal en ondanks de opkomst van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië – wat niets minder is dan een politieke revolte van de werkenden en jongeren – moeten we opmerken dat er nog geen massaal socialistisch bewustzijn is. Het bewustzijn onder activisten is nog vooral gericht tegen de grote bedrijven en soms is het antikapitalistisch, maar er is geen duidelijkheid over hoe we vooruit kunnen gaan. Dit is belangrijk omdat het een vertrekpunt is voor onze analyses maar ook voor het uitwerken van strijd in de komende periode.

    Het kapitalisme is gediscrediteerd onder jongeren, maar er is weinig begrip van hoe we het systeem kunnen bestrijden en door wat het moet vervangen worden. De meeste activisten hebben weinig ervaring met langdurige bewegingen, organisaties of strijd waarmee overwinningen geboekt worden. Dit komt voort uit de nederlagen die de arbeidersbeweging de afgelopen decennia kende met een afnemende syndicalisatiegraad en stappen achteruit op internationaal vlak.

    Het was niet altijd zo. Sunkara zegt dat “werkenden doorheen het westen een soort van klassencompromis aanvaardden” in de 20e eeuw. Eigenlijk bouwden de werkenden in Europa aan bewegingen in een eindeloos aantal pogingen om het kapitalisme omver te werpen, van Duitsland na de Eerste Wereldoorlog tot de Spaanse Revolutie en de revolutionaire bewegingen in Frankrijk in 1968 of Portugal in 1974. De sociaaldemocratische en stalinistische leiders hielden veel van deze bewegingen tegen met hun visie van een “geleidelijke” verandering. Het resultaat bestond vaak uit rampzalige rechtse reactie.

    Tegen het eind van de 20e eeuw werd de ineenstorting van het stalinisme en de monsterlijke bureaucratie gebruikt om het idee van een geplande economie te discrediteren. Het opende de weg voor een massale campagne tegen socialisme om de boodschap te vestigen dat er “geen alternatief” op het kapitalisme en de markt mogelijk was. De systemen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa waren geen uitdrukking van echt socialisme. De ineenstorting ervan was evenwel een belangrijke politieke nederlaag voor de internationale arbeidersklasse.

    De afgelopen decennia schoven de sociaaldemocratische partijen scherp naar rechts op. Ze voerden een besparingsbeleid, maakten een einde aan de eigen democratische structuren en verloren de overgrote meerderheid van hun activistenbasis. Dit gebeurde voor de financiële crisis van 2008. In die context stelde het Committee for a Workers’ International (CWI) de noodzaak van nieuwe, brede partijen van de linkerzijde en de arbeidersklasse.

    Recent is er een opmars van linkse populistische ideeën – zoals tot uiting kwam in de verbazingwekkende verkiezingsresultaten van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië, de campagne van Mélenchon in de Franse presidentsverkiezingen, maar ook de opgang van Podemos in Spanje, de belangrijke vooruitgang van revolutionair links in Ierland en de historische campagne van Sanders in de VS (met ook de groei van DSA en andere socialistische krachten). Deze ontwikkelingen zijn een weerspiegeling van het begin van een zoektocht door jongeren en delen van de arbeidersklasse naar een radicalere socialistische uitweg uit het moeras van het kapitalisme.

    Bolsjewisme is geen stalinisme

    Als oprechte socialistische ideeën opnieuw naar voor komen in de internationale zoektocht naar een nieuwe samenleving, dan zullen we onvermijdelijk ernstig en eerlijk moeten ingaan op de ervaring van de Russische Revolutie van 1917, de Bolsjewieken en Lenin.

    De Russische Revolutie bepaalde de politieke geschiedenis van de afgelopen 100 jaar en was een enorme inspanning om een nieuwe socialistische wereld te vestigen. Wereldwijd waren miljoenen mensen hierdoor geïnspireerd en werd niet gewoon gestreden voor een meer ‘aanvaardbare’ versie van het kapitalisme, maar voor een nieuwe socialistische wereld op basis van solidariteit en zonder oorlog en uitbuiting. Veel verworvenheden en hervormingen die de werkenden wereldwijd afdwongen – zoals de 8-urendag, stemrecht voor vrouwen, gratis onderwijs, publieke gezondheidszorg, een uitgewerkte sociale zekerheid – kwamen er in de nasleep van de revolutionaire golf die op gang getrokken was door de Russische Revolutie.

    De Russische Revolutie was bijzonder democratisch met raden (“sovjets” in het Russisch) van arbeiders, soldaten en boeren. Deze raden werden van onderuit opgebouwd en alle linkse partijen waren erin vertegenwoordigd. De Bolsjewieken waren aanvankelijk een kleine minderheid in de sovjets, maar ze zouden uiteindelijk een leidinggevende kracht in de revolutie worden. Dat gebeurde door op democratische wijze de massa’s te overtuigen van het programma van de Bolsjewieken tegen de reactie, oorlog en armoede.

    De arbeidersraden die van onderuit opgebouwd werden, waren een terugkerend fenomeen in revolutionaire strijd vanaf de Parijse Commune in 1871 en de eerste Russische Revolutie in 1905. Er waren gelijkaardige ontwikkelingen in China in 1925-27, de Spaanse Revolutie van 1931-37, Frankrijk 1968 of Chili voor de staatsgreep van 1973, om maar enkele voorbeelden aan te halen. Er waren gelijkaardige fenomenen van “revolutionaire democratie” in zowat elke grote beweging van de werkenden.

    Sunkara lijkt voorbij te gaan aan de democratische rol van de sovjets en stelt dat er iets fundamenteel ondemocratisch was aan de Russische Revolutie. Hij roept op tot een terugkeer naar het “Finland station” en stelt dat het nu anders zal zijn. Het belangrijkste verschil volgens hem: “Nu zullen de mensen kunnen stemmen. Eerst discussiëren, overwegen en dan stemmen.” De Bolsjewieken deden dit nochtans ook en heel vaak zelfs. Als ze dat niet hadden gedaan, zowel intern als in de sovjets, dan zou de Oktoberrevolutie nooit succesvol geweest zijn.

    De strategie en tactieken van de Bolsjewieken kwamen overeen met de snel veranderende situatie in 1917. Ze streden onder de slogan ‘Brood, land en vrede’ in een poging om de illusies in de verschillende pro-kapitalistische “voorlopige regeringen” te ondermijnen. Die regeringen weigerden te handelen rond de centrale kwestie die aanleiding gaven tot de Februarirevolutie. De Bolsjewieken hielden een premature poging van de arbeidersklasse van Petrograd om de macht te grijpen tegen. Een machtsovername in juli 1917 had ongetwijfeld tot bloedvergieten geleid. Toen de overgrote meerderheid van de beweging zich duidelijk tegen de Voorlopige Regering had gekeerd, mobiliseerden de Bolsjewieken de uitgebuite en onderdrukte bevolking om een einde te maken aan de oorlog, de bezittingen van de grootgrondbezitters over te nemen en een geplande economie te vestigen. Alle strategieën en tactieken werden besproken en gestemd in de Bolsjewistische partij maar ook met de massale democratische deelname van werkenden, soldaten en boeren in de sovjets en andere organen zoals de fabriekscomités.

    Sunkara lijkt in zijn opiniestuk te suggereren dat het totalitaire stalinistische regime dat later ontwikkelde een logische verderzetting was van Lenin en de Bolsjewieken. Hij schrijft: “Honderd jaar nadat de trein van Lenin in het station van Finland aankwam waarna de gebeurtenissen begonnen die leidden tot de goelags van Stalin.” Op dit punt zijn de stalinisten en de kapitalistische propaganda in het westen het overigens roerend eens.

    Het belangrijkste argument van velen die kritiek geven op de Bolsjewieken is dat ze de macht centraliseerden en alle oppositie uitschakelden. Dit is nochtans niet wat er in 1917 in Rusland gebeurde. De revolutie was de meest democratische revolutionaire opstand ooit. Het was nadat de Bolsjewieken in oktober aan de macht kwamen, met de overweldigende steun van de sovjets, dat andere politieke partijen één voor één overgingen naar het kamp van de gewapende contrarevolutie waarmee het land in een burgeroorlog werd ondergedompeld. Tegelijk vielen 21 legers de Sovjet-Unie binnen, onder meer het Amerikaanse, Britse, Franse en Japanse leger. Behalve internationale solidariteit was er één iets wat de Bolsjewieken overeind hield in die lange periode van burgeroorlog, invallen, honger en vernieling: het feit dat er massale steun van de bevolking was en dat deze bevolking bereid was om terug te vechten tegen de moorddadige pro-kapitalistische reactie.

    Hoe het stalinisme ontwikkelde

    Leon Trotski was samen met Lenin een centrale leider van de Russische Revolutie. Hij schreef dat “een rivier van bloed” de bolsjewieken scheidde van het stalinisme. De Bolsjewistische partij was wellicht – en nieuw historisch onderzoek bevestigt dit – de meest democratische partij van de werkenden die we al kenden en tegelijk was het de meest succesvolle in het leiden van de arbeidersklasse naar de macht. Lenin en Trotski zagen de revolutie in Rusland als een voorloper van revolutie in Europa en daarbuiten. Ze stelden dat socialisme enkel op een internationale en vrijwillige federatie van socialistische landen kon ontwikkelen, met inbegrip van de economisch meest ontwikkelde landen. Ze begrepen dat het kapitalisme wereldwijd de strijd zou voeren tegen een nieuwe arbeidersstaat en dat één socialistisch land (zeker als het economisch zo achtergebleven was als Rusland) op zich niet zou overleven.

    Het stalinisme kwam niet voort uit het bolsjewisme maar uit het isolement van de revolutie in de jonge Sovjet-Republiek, de hongersnood, de economisch en cultureel achterophinkende omstandigheden en het verdwijnen van de meest zelfopofferende arbeidersleiders in de burgeroorlog. De ontgoocheling van de massa’s in het falen van de Europese revoluties, in het bijzonder in Duitsland tussen 1918-23, was eveneens een belangrijke factor.

    Deze omstandigheden maakten de opgang van het stalinisme mogelijk. De Sovjet-bureaucraten hadden een steeds grotere controle op het gebruik en de distributie van de schaarse middelen en kenden zichzelf privileges toe. Een voorwaarde voor de consolidatie van de macht van deze geprivilegieerde laag van stalinistische bureaucraten was de vernietiging van de democratische tradities van het Bolsjewisme door een einde te maken aan de sovjet-democratie, over te gaan tot massale repressie tegen de Linkse Oppositie en zowat het volledige Centraal Comité van de Bolsjewieken uit 1917 uit te schakelen. Uiteindelijk volgde in 1940 de moord op Leon Trotski. De opkomst van het stalinisme ondermijnde de geplande economie omdat het een einde maakte aan de democratie die nodig was om het te laten functioneren. Het leidde tot de vernietiging ervan in wat Trotski omschreef als de bureaucratie die de eerste arbeidersstaat “consumeert.”

    Het leninisme leidde niet tot het stalinisme. Het stalinisme was een bloedige contrarevolutie door de bureaucratie waarbij veel van de democratische verworvenheden van de Russische Revolutie terug ingetrokken werden. Dit had gevolgen voor de wereldwijde strijd voor socialisme. De communistische partijen waren op de duur niet langer instrumenten voor fundamentele verandering, maar marionetten van Stalin afgestemd op de belangen van de bureaucratie, wat ideologisch verdedigd werd in het beleid van “socialisme in één land.” Socialisten worden vandaag geconfronteerd met vragen over de Russische Revolutie en de totalitaire karikaturen van ‘communisme.’ We moeten duidelijke antwoorden hebben over deze historische kwesties en de lessen van 1917 toepassen op de arbeidersbeweging vandaag, een arbeidersbeweging in erg verschillende en snel veranderende omstandigheden.

    De twee zielen van de sociaaldemocratie

    Sunkara heeft een zekere sympathie voor de Bolsjewieken in zijn opiniestuk. Maar hij zegt ook: “We kunnen ervoor kiezen om hen te zien als mensen met goede bedoelingen die een betere wereld proberen op te bouwen, maar we moeten ook nagaan hoe we hun mislukkingen kunnen vermijden.” We moeten uiteraard leren uit fouten, maar hetzelfde principe moeten we ook toepassen op de politieke beslissingen van de Tweede Internationale op het begin van de 20e eeuw, beslissingen die Sunkara lijkt te herhalen. Sunkara stelt in zijn artikel terecht dat de communistische beweging “ontstond uit een gevoel van verraad door de meer gematigde linkse partijen van de Tweede Internationale.” Hij legt ook uit hoe die sociaaldemocratische partijen de arbeidersklasse verraden hebben met hun weigering om zich te verzetten tegen de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. Maar Sunkara onderneemt geen poging om uit te leggen waarom die sociaaldemocratische partijen instemden met de slachtpartij “die 16 miljoen levens eiste.”

    Hij stelt dat de Bolsjewieken zich “ooit sociaaldemocraten noemden.” Dat klopt in de zin dat, om Sunkara’s woorden te gebruiken, de Bolsjewieken deel waren van “een brede beweging van groeiende partijen die tot doel hadden om te strijden voor meer politieke democratie waarbij de rijkdom en de door het kapitalisme gecreëerde nieuwe arbeidersklasse gebruikt werd om democratische rechten uit te breiden tot het sociale en economische terrein, wat geen enkele kapitalist zou toelaten.”

    Er moet echter een belangrijk onderscheid gemaakt worden. De eerste sociaaldemocraten – van het opzetten van de Tweede Internationale in 1889, met de hulp van Engels tot aan zijn dood – waren minstens in woorden revolutionaire marxisten en stonden voor het omverwerpen van het kapitalisme om het te vervangen door socialisme. Vandaag staat de term ‘sociaaldemocraat’ gelijk met een politiek van hervormen van het kapitalisme met een expliciete verwerping van revolutie, marxisme en leninisme.

    Er was in de brede stroming van de ‘sociaaldemocratie’ nog voor 1917 een ideologische strijd tussen de ideeën van hervorming en revolutie. Dit komt het duidelijkst naar voor in het lange debat binnen de sociaaldemocratie over het ‘revisionisme’ rond de vraag hoe de arbeidersklasse aan de macht zou komen.

    De belangrijkste reformistische theoreticus van de sociaaldemocratie in die tijd was Edward Bernstein. Die stelde dat het niet nodig was dat de arbeiders de macht grepen omdat het socialisme tot stand zou komen door de geleidelijke uitbreiding van democratische rechten, coöperatieven, vakbonden en openbare diensten. Andere reformisten stelden dat de arbeiders in de praktijk “de macht” zouden grijpen via de bestaande parlementaire democratische instellingen. Bernstein zei dat “het uiteindelijke doel van het socialisme, wat dit ook moge zijn, niets betekent; de beweging is alles.” Rosa Luxemburg en Karl Kautsky, voor hij vanaf 1910 op zijn vroegere posities zou terugkomen, verwierpen deze standpunten en stelden dat de arbeidersklasse de macht moest nemen en het kapitalisme omverwerpen als enige manier om het verzet door de heersende klasse te stoppen en de nieuwe arbeidersstaat te verdedigen.

    De visies van de reformisten kwamen niet uit de lucht gevallen. Het waren uitdrukkingen van de conservatieve kijk van de partijfunctionarissen in de parlementen, de vakbondsleidingen en de partijleidingen. Deze functionarissen waren steeds meer geïntegreerd in het kapitalistische regime tegen de achtergrond van een lange periode van groei voor de Eerste Wereldoorlog, toen het kapitalisme nog in staat was om de productiekrachten van de samenleving te ontwikkelen. Toen de crisis van het kapitalisme leidde tot een oorlog tussen de kapitalistische machten zorgde het verraad van de sociaaldemocratische leiders die ‘hun’ heersende klasse steunden voor een desoriëntatie van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging in Europa en de rest van de wereld.

    Het waren Lenin en de Bolsjewieken die zich samen met een handvol internationalisten zoals Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland verzetten tegen de oorlog en de tradities van de “revolutionaire sociaaldemocratie” en het marxisme verdedigden. Het diskrediet van het kapitalisme in de drie jaar durende slachtpartij in de Wereldoorlog bereidde de weg voor op revolutie in heel Europa, te beginnen in Rusland. Miljoenen mensen keken uit naar de Russische Revolutie en de nieuwe Derde Internationale.

    Als we de geschiedenis van de sociaaldemocratie bespreken, moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen de vroege revolutionaire sociaaldemocratie en de latere conservatieve, reformistische sociaaldemocratie die de oorlog steunde en de kant van het kapitalisme koos tegen de revolutionaire bewegingen van de arbeidersklasse.

    Het voortdurende debat vandaag

    Massaal verzet tegen besparingen en de gevolgen van het kapitalisme vandaag succesvol vertalen in effectieve acties tegen racisme, seksisme, oorlog, armoede en werkloosheid, hangt af van het strijdprogramma, de strategieën en de tactieken. Zoals de Bolsjewieken dit in 1917 deden, moeten we de snel veranderende situatie analyseren en zoeken naar de beste voorstellen en slogans waarmee mensen in actie gaan. Dit vereist ook dat de werkenden hun eigen onafhankelijke massapartij uitbouwen, waarbij deze partij democratisch beheerd wordt en jongeren en werkenden bijeenbrengt in een gezamenlijke en vastberaden strijd tegen de klasse van miljardairs.

    De geschiedenis toont dat ideeën, programma en leiding van belang zijn. Kansen om het kapitalisme uit te dagen, zullen pas succes hebben indien de marxistische ideeën een brede ingang vinden in de arbeidersklasse met een georganiseerde socialistische linkerzijde.

    In de VS starten socialisten met de uitbouw van een beweging tegen de aanvallen van Trump en de Republikeinen, maar ze moeten verdergaan in een constructief debat over hoe we de beweging kunnen uitbouwen en hoe de werkenden politieke macht kunnen veroveren. Bewegingen zullen vandaag niet op dezelfde manier ontwikkelen zoals in Griekenland de afgelopen jaren of zoals de Russische Revolutie 100 jaar geleden, maar er kunnen uit al die ervaringen belangrijke lessen getrokken worden.

    De socialistische beweging staat vandaag voor een dubbele taak. Enerzijds moeten we socialisten, progressieven en nieuwe krachten bijeenbrengen in brede eengemaakte actie, strijd en verzet tegen de rechterzijde en het neoliberale offensief. Maar we moeten ook proberen om de meest vooruitdenkende activisten onder de werkenden en jongeren te overtuigen van een stoutmoedig socialistisch programma als enige uitweg uit de crisis van het kapitalisme, en van de noodzaak van de uitbouw van een revolutionaire organisatie die in staat is om de strijd voor zo’n programma te voeren.

    Belangrijke debatten zoals deze over de geschiedenis van de arbeidersklasse, internationale strijd, strategie en programma moeten verdergezet worden terwijl we samen in actie gaan om de klasse van miljardairs een nederlaag toe te brengen en werken aan de heropbouw van een sterke socialistische beweging.

     

  • Kautsky en de parlementaire weg naar het socialisme – Een antwoord op Eric Blanc (Jacobin)

    Kautsky

    Reactie door Rob Rooke (Socialist Alternative) op het artikel van Eric Blanc in Jabobin met als titel ‘Waarom Kautsky gelijk had.’

    We leven in een dramatische periode van de Amerikaanse geschiedenis. Terwijl het presidentschap van Trump de rechterzijde aanmoedigt, is er ook een heropleving van stakingen, de groei van nieuw links met DSA (Democratic Socialists of America), Alexandria Occasio Cortez’s verbluffende opmars op het politieke toneel, en nu de mogelijkheid dat Bernie Sanders president wordt. Eric Blanc’s artikel in Jacobin over “Waarom Kautsky gelijk had” (april 19) is gericht op nieuwere activisten die zich vragen stellen bij hoe met de electorale successen moet omgegaan worden en hoe deze kunnen bijdragen aan systeemverandering en het einde van het kapitalisme. Het artikel pleit ervoor om verder te gaan dan enkel verkiezingscampagnes en heeft het zelfs over de nood aan een marxistische stroming binnen de DSA. Dat alles is positief.

    De recente ervaringen van de door Syriza geleide coalitieregering in Griekenland en de mogelijke verkiezing van Corbyn in Groot-Brittannië maken dat een discussie over de weg naar het socialisme en de rol van een linkse partij in het parlement, voor activisten van vitaal belang is. Daarom is Socialist Alternative blij met deze discussie.

    Gedurende een groot deel van de vorige eeuw leefde bijna de helft van de wereld in samenlevingen die het kapitalisme omver hadden geworpen. Dit proces begon met de machtsovername door de arbeidersklasse in Rusland in 1917. Ondanks de politieke ontaarding van de Sovjet-Unie dreef de crisis van het kapitalisme in de 20e eeuw de werkende mensen voortdurend naar de revolutie. Het is van cruciaal belang dat degenen die vandaag strijden voor een democratische socialistische samenleving vertrouwd zijn met die revolutionaire processen om ons te helpen begrijpen hoe de arbeidersklasse haar eigen organisaties test op basis van overwinningen en nederlagen, en de rol die een marxistische stroming en partij kan spelen.

    Blanc bekritiseert terecht die ultralinkse groepen die zich “in principe” verzetten tegen deelname aan parlementen en de revolutionaire strategie reduceren tot de kwestie van “machtsovername”. Maar door Lenin tegenover Kautsky te plaatsen en de Russische tegen de Finse revolutie, vraagt Blanc de lezer te kiezen tussen twee verkeerd gepolariseerde opvattingen. De conclusies van het artikel, waarin de belangrijkste lessen van elke revolutie over het hoofd worden gezien, zijn onevenwichtig en zullen jonge socialistische activisten een verkeerde richting uitsturen.

    Is Kautsky vandaag relevant?

    Karl Kautsky was een vooraanstaand socialistisch theoreticus tijdens de opkomst van het Duitse kapitalisme aan het eind van de 19e eeuw, toen het idee dat het socialisme het kapitalisme kon vervangen door stapsgewijze wettelijke hervormingen voor het eerst ontstond onder vakbondsleiders en in een vleugel van de Duitse Sociaal Democratische Partij (SPD). Kautsky verzette zich tegen dit reformisme vooral vanwege de conclusies die Marx had getrokken uit de ervaringen van de Parijse Commune van 1871, waar de arbeidersklasse drie maanden lang aan de macht was. Kautsky en Lenin waren het beiden met Marx eens dat het oude kapitalistische staatsapparaat niet stapsgewijze kon worden overgenomen, maar moest worden ontmanteld en vervangen door een democratische arbeidersstaat.

    Kautsky, zoals Blanc zelf aangeeft, viel uiteindelijk echter ten prooi aan het reformisme. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, verwierp Kautsky samen met de leiding van de SPD, het socialistische internationalisme en steunde hij de oorlogsmobilisatie van de Duitse heersende klasse. Dit historische verraad door bijna alle leiders van de massale arbeiderspartijen in Europa, leidde tot de dood van 16 miljoen werkende mensen. In het kielzog van de oorlog verspreidden zich echter revoluties over heel Europa.

    Finse parlement en partij

    De kern van Blanc’s artikel is het idee dat de Russische Revolutie niet relevant is voor werkende mensen in ontwikkelde kapitalistische landen en dat we binnen de Finse Revolutie van 1917-8 een nieuw model zullen vinden voor de “parlementaire weg naar het socialisme” die Kautsky had bedacht.

    Ten tijde van deze revoluties werden Finland en Rusland met een ijzeren vuist geregeerd door de tsaar en hadden ze beperkte electorale vrijheden. Het politieke systeem van Rusland was in het voordeel van de grootgrondbezitters en de opkomende kapitalisten, en verhinderde dat arbeiders en arme boeren, de overgrote meerderheid van de bevolking, enige politieke macht hadden. De Doema, die door de tsaar werd opgericht, was in geen geval een echt burgerlijk parlement. Ze had een zeer beperkte macht en kon op elk moment door de tsaar ontbonden worden. In feite was een echte parlementaire democratie een belangrijke eis van de anti-tsaristische oppositie. Toch namen de bolsjewieken, de linkervleugel van de Russische sociaaldemocratische arbeiderspartij, deel aan de meeste verkiezingen en konden ze vertegenwoordigers voor de Doema laten kiezen. Volgens het boek, ‘Bolsheviks in the Tsarist Duma’ van Aleksej Badajev, kregen de bolsjewieken de steun van 88% van de één miljoen industriële arbeiders die in 1912 stemden bij de verkiezingen.

    In Finland, dat toen deel uitmaakte van het Russische Rijk, liet de tsaar in 1907 na de revolutie van 1905 een beperkt parlement toe. Tussen 1908 en 1916 werd de macht van het Finse parlement bijna volledig geneutraliseerd door de Russische tsaar Nicolaas II met een regering gevormd door keizerlijke Russische legerofficieren tijdens de tweede periode van “Russificatie”. Het parlement werd regelmatig ontbonden en bijna elk jaar werden er nieuwe verkiezingen gehouden. Toen de Finse Sociaal-Democratische Partij (SDP) een meerderheid won in de verkiezingen van 1916, doekte de tsaar het parlement op. Finland kende dus geen langdurige politieke stabiliteit, in tegenstelling tot Kautsky’s Duitsland of Finland’s buurland Zweden, waar de ideeën van het reformisme sterker waren en de socialistische partijen steeds bureaucratischer werden omdat ze steeds meer gedomineerd werden door vakbondsleiders en parlementairen.

    Blanc schrijft de electorale overwinning van de Finse SDP toe aan “geduldige klassenbewuste organisatie en educatie”, wat waar is, maar voorbijgaat aan de dramatische bewustzijnsverandering als gevolg van gebeurtenissen, vooral de oorlog. Finland kende geen gestage, geleidelijke economische vooruitgang, maar was in deze periode zeer volatiel, in veel opzichten meer verwant aan de Russische ervaring. De Russische en Finse socialisten waren ook in constante dialoog en de correcte benadering van de bolsjewieken van de nationale onderdrukking en de steun voor het zelfbeschikkingsrecht van Finland versterkte de betrekkingen. Op het Finse SDP-congres van juni 1917 kreeg de Russische bolsjewistische leider Alexandra Kollontai een daverend applaus toen ze opriep tot een socialistische revolutie en het recht van Finland op onafhankelijkheid. De bolsjewieken waren diep internationalistisch, wat tot uiting komt in de vele Joden, Georgiërs, Oekraïners en andere nationale minderheden in hun leiding.

    De suggestie dat de Finse socialisten “onder de leiding van een kader van jonge ‘Kautskyisten’ onder leiding van Otto Kuussinen” kwamen te staan, is een zeer eenzijdige momentopname van het proces. Eind 1918 was Kuussinen, die met de overwinning van de Witten in mei 1918 Finland ontvlucht was, toegetreden tot de Bolsjewieken en had hij de Finse Communistische Partij in ballingschap opgericht. Helaas koos hij later de kant van Stalin tegen Trotski. Kautsky’s geschriften werden veel gelezen door de Finse socialisten, maar slechts tot er meer bruikbare theoretische ideeën kwamen, gebaseerd op de rijke ervaring van de Russische Revolutie van 1917.

    Hoe de Finse Revolutie zich ontvouwde

    De Finse revolutie brak eind 1917 uit na de verkiezingsnederlaag van de SDP in dat jaar. De spanningen namen toe met toenemende stakingen en demonstraties. De Finse kapitalistische klasse organiseerde antisocialistische gewapende milities om zich voor te bereiden op de onthoofding van de socialistische beweging en de dreiging van een bolsjewiek Finland.

    De leiders van de SDP, de LO (de vakbondsfederatie) en de Rode Garde (de gewapende zelfverdedigingsmilities van de arbeiders) organiseerden zich in een nieuwe formatie: de Revolutionaire Centrale Raad. De Raad begon een algemene staking om de kracht van de arbeiders tegenover de kapitalistische klasse te tonen. De staking verlamde heel Finland en de arbeiders waren klaar om de macht te grijpen. De arbeidersleiding was echter verdeeld over de weg vooruit en de algemene staking werd afgeblazen. Dit was een cruciale fout die de heersende klasse in staat stelde om zich opnieuw recht te trekken.

    De Finse kapitalisten, gesteund door Duitsland, begonnen toen een burgeroorlog waarbij 20.000 mensen omkwamen. Blanc verwijst hier niet naar. Na de overwinning van de kapitalisten werden nog eens 10.000 activisten geëxecuteerd en ongeveer 5% van de Finse bevolking werd in politieke concentratiekampen geplaatst. Dit is geen bijkomstig detail om over het hoofd te zien als je de Finse revolutie voorstelt als model voor de “democratische weg naar het socialisme”. Deze vreselijke nederlaag maakte dat Finland een uitvalsbasis werd voor de invasie van imperialistische naties in de jonge Sovjetunie. Daarbij vielen 21 legers, waaronder het Amerikaanse, de Sovjetunie binnen om het kapitalisme in Rusland te herstellen. In 1921 hebben de bolsjewieken deze invasie afgeweerd, maar tegen een enorme prijs voor de socialistische democratie die ze probeerden te vestigen.

    Waarom de Russische Revolutie er nog steeds toe doet….

    Het kapitalisme heeft, door een leger van ingehuurde academici, tientallen boeken geproduceerd die gericht zijn op het verdraaien en belasteren van de bolsjewistische revolutie. Studenten wordt geleerd dat in 1917 een echte volksrevolutie bloeide die werd gekaapt door een opstand onder leiding van een samenzwering, de bolsjewieken, die een dictatuur in het leven riepen. Alle burgerlijke geschiedenissen van 1917 zijn variaties op dit basisthema. Ze kunnen niet accepteren dat de arbeiders konden kiezen en met succes een democratische arbeidersregering begonnen op te bouwen. Helaas danst Blanc rond deze onjuiste, maar algemeen aanvaarde, visie.

    Toen de revolutie in Rusland in februari 1917 uitbrak, werd de tsaar gevangen gezet, en kwam een Voorlopige Regering aan de macht die evenwel weigerde de macht van de kapitalisten en grootgrondbezitters aan te vechten en die bovendien de imperialistische oorlog voortzette. In de daaropvolgende acht maanden herwonnen de bolsjewieken (Russisch voor “meerderheid”), waarvan de vertegenwoordigers in de Doema verbannen waren omdat ze zich tegen de oorlog verzetten, steeds meer populariteit met bijna een kwart miljoen mensen die zich bij de partij aansloten.

    Arbeidersraden

    In het snelle tempo van een revolutionaire situatie zal de arbeidersklasse alle structuren gebruiken die zij levensvatbaar acht om vooruitgang te boeken. Bij stakingen, bijvoorbeeld, zullen arbeiders allerlei structuren opzetten die hen ruimte geven om verder te gaan dan de langzame, soms te gecentraliseerde formele vakbondsorganen. Dit gebeurde bijvoorbeeld vorig jaar in West-Virginia in de aanloop naar de historische lerarenstaking. Deze organen kunnen de bestaande vakbondsstructuren aanvullen of botsen met de bestaande vakbondsstructuren. In de Russische Revolutie van 1905 kwam een groep van 30-40 arbeiders van een aantal werkplaatsen in Sint-Petersburg, de hoofdstad, samen om een politieke algemene staking te organiseren. Dit stakingscomité werd ingevuld met afgevaardigden die rechtstreeks verkozen werden op de werkplaatsen en onmiddellijk teruggeroepen konden worden. Dit werd de eerste Sovjet (Russisch voor raad). Deze manier van organiseren stelde de arbeiders in staat om volledig betrokken te zijn bij het bepalen van de richting van de revolutie. Het voorbeeld kreeg in het hele land navolging omdat het voldeed aan de behoeften van de beweging.

    Na de Februari-revolutie van 1917 bevonden de meeste bolsjewistische leiders zich nog steeds in ballingschap. De arbeidersklasse begon aan de heropbouw van sovjets. Soldaten en mariniers, voornamelijk afkomstig uit de boerenbevolking, bouwden ook dergelijke revolutionaire afgevaardigdenorganisaties op die regelmatig verkiezingen hielden. Deze sovjets vertegenwoordigden de meningen en stemmingen van gewone mensen. Ze sloten zich aan bij gemeentelijke sovjets van afgevaardigden van arbeiders, soldaten, mariniers, en waren de meest dynamische, democratische en transparante vorm van democratie die tot nu toe is uitgewerkt.

    Ondanks het feit dat ze nog geen meerderheid in de Sovjets hadden, riepen de bolsjewieken op tot ‘alle macht voor de Sovjets’, als de duidelijkste weg naar de arbeidersmacht. Zij voerden campagne voor een vollediger democratie zonder vertegenwoordiging van de bazen. Onder dreiging van een bolsjewistische meerderheid in de Sovjets organiseerde de kapitalistische klasse onder generaal Kornilov in september 1917 een poging tot militaire staatsgreep die door de arbeiders en soldaten van Petrograd werd verslagen. Toen het Tweede Congres van de Sovjets in oktober bijeenkwam met een meerderheid van bolsjewieken en linkse Sociaal-Revolutionairen (een belangrijke boerenpartij), verving zij de ter ziele gegane Voorlopige Regering en nam concrete stappen om de macht weg te nemen van de grootgrondbezitters en kapitalisten. Ze stuurden soldaten en arbeiders uit om alle overheidsfuncties over te nemen en arresteerden de top van het leger en de oude kapitalistische staat. Deze “harde” maatregelen waren een essentieel onderdeel van de omverwerping van het kapitalisme, maar werden uitgevoerd in Rusland met een groot mandaat. Dit opstandige element van de revolutie resulteerde in een relatief bloedeloze revolutie.

    Binnen enkele dagen nadat de Sovjets de macht in Rusland hadden overgenomen, riepen ze het einde van de oorlog uit; werd alle land aan de boeren gegeven; werden alle huurprijzen afgeschaft; waren de voormalige Russische koloniën vrij om de onafhankelijkheid uit te roepen; werd discriminatie en ongelijkheid voor vrouwen verboden; ontstond het recht op een snelle echtscheiding; werden banken genationaliseerd en homoseksualiteit werd gedecriminaliseerd. Voor het eerst was de opbouw van een wereld zonder uitbuiting en onderdrukking een realistisch vooruitzicht geworden als de revolutie zich kon uitbreiden, vooral naar de ontwikkelde kapitalistische landen, zoals de strategie van de bolsjewieken was. Het nieuws van Oktober verspreidde zich wereldwijd, en elke baas vroeg zich af wanneer de hooivorken hen zouden komen halen.

    Terwijl de aanvankelijke revolutie relatief bloedeloos was, kwam er in Rusland ernstig geweld op gang toen de grootgrondbezitters en kapitalisten zich met buitenlandse imperialistische mogendheden verbonden en een burgeroorlog begonnen, die ook Finland overspoelde. Veel van de linkse arbeidersleiders van de Finse sociaaldemocratische partij die aan de Finse revolutie deelnamen, geloofden dat een algemene staking de bazen zou dwingen een parlementaire overgang naar het socialisme te accepteren. Engels had lang voordien gewaarschuwd voor de gevaren van een halve revolutie. Zowel de Bolsjewieken als de Finse SDP waren geworteld in de arbeidersklasse, maar het cruciale verschil was dat de Bolsjewieken een duidelijk perspectief hadden op de klassenkrachten die aan het werk waren in het revolutionaire proces en een organisatiemodel dat geschikt was om een beslissende strijd tot het einde toe te kunnen leiden.

    Het parlement, de staat en de opstand

    Marx voerde campagne tegen een ‘opstand’ onder leiding van kleine samenzweerderige groeperingen en pleitte voor massale actie. Lenin en de vroege Kautsky waren het eens. Oktober was een massale democratische actie. De politieke machtsovername uit handen van de kapitalisten werd uitgevoerd als defensieve maatregel tegen de dreiging van een militaire staatsgreep door generaal Kornilov. Maar de bolsjewieken waren niet bang om op het kritieke punt “illegaal” beslissende actie te ondernemen, omdat ze begrepen dat als ze dit niet deden de weg open zou liggen naar een contrarevolutie en het verpletteren van de verworvenheden van de arbeiders. De parlementaire wetgeving zou geen einde hebben gemaakt aan grootgrondbezit en kapitalisme in Rusland, aan het kapitalisme in Rusland, noch elders. Toen de Amerikaanse slavenhouders hun eigendomsrechten bedreigd zagen door wetgeving, reageerden ze met een burgeroorlog, de bloedigste oorlog op Amerikaanse bodem.

    De staat onder het kapitalisme bestaat uit alle instellingen die het economisch systeem beschermen: de politie, de rechtbanken, het gevangeniswezen. Marx’ medestander Friedrich Engels bestudeerde de geschiedenis van de staat in klassenmaatschappijen en stelde vast dat de staat een instrument is van klassenheerschappij. Dit apparaat stelt het kapitalisme in staat te functioneren zonder voortdurende klassenconflicten. Hij voegde eraan toe dat de staat onder het kapitalisme uiteindelijk “gereduceerd zou kunnen worden tot gewapende mannen” wier taak het is om de status quo te beschermen. Het is in dit licht dat we het parlement zien als onderdeel van het machtsbehoud door de kapitalistische klasse. Maar Blanc pleit er integendeel voor dat we ons moeten “concentreren op de strijd voor de democratisering van het politieke regime”, wat impliceert dat wettelijke hervormingen de aard van de staat kunnen veranderen.

    Wij vinden dat socialisten de staat moeten uitdagen door zijn kapitalistische vooringenomenheid duidelijk te maken. We vechten voor elke mogelijke democratische hervorming, inclusief hervormingen van de repressieve machine zoals de politie. Maar we doen dit om de grenzen van hervormingen en de noodzaak van systemische verandering bloot te leggen. Door sterke massabewegingen op te bouwen die zich tegen politiegeweld verzetten, kan de politie minder brutaal worden gemaakt en kunnen belangrijke hervormingen worden afgedwongen die een positief effect hebben op de gemeenschappen die door politiegeweld worden getroffen. Maar uiteindelijk zal de politie de belangen van de kapitalisten verdedigen door de arbeiders en de onderdrukten “op hun plaats” te houden. De enige manier waarop we dit kunnen stoppen, is door revolutionaire veranderingen.

    Terwijl veel Amerikaanse werkenden de kapitalistische staat als onpartijdig zien, zien anderen de rol van de staat vaak duidelijker vanwege hun ervaring. Afrikaanse Amerikanen zien de Amerikaanse kapitalistische staat vaak niet als democratisch of neutraal, maar als onderdeel van een systeem van onderdrukking. Voor marxisten is de rol van zelfs het meest “democratische” parlement onder het kapitalisme het handhaven van de klassenoverheersing. Als het ophoudt voor hen te werken, zullen ze proberen het te ondermijnen. Lenin stelde in ‘Staat en revolutie’ dat een “democratische republiek het best denkbare omhulsel van het kapitalisme” is. Hij voegde er aan toe dat het “zijn macht zo veilig en zeker grondvest dat geen enkele wisseling, noch van personen, noch van instellingen, noch van partijen van de burgerlijke democratische republiek deze macht kan schokken.” Daarom vinden zoveel mensen uit de arbeidersklasse die de democratie verdedigen, dat de regering ook een marionet is voor de miljardairs.

    Socialisten in de parlementen

    In een periode van sociale onrust kunnen socialisten in het parlement een belangrijk extra gewicht geven aan massabewegingen. De Militant Tendency in Groot-Brittannië lanceerde en leidde in de jaren 1980 de Anti-Poll Taks campagne die een massabeweging werd met miljoenen mensen die weigerden om de nieuwe vlaktaks van de Britse regering te betalen. Meer dan tien miljoen mensen sloten zich aan bij de beweging om deze taks niet te betalen. Het dwong premier Margaret Thatcher tot aftreden. Militante gemeenteraadsleden en parlementairen werden bedreigd met gevangenisstraf wegens niet-betaling. Deze beweging om de wet te overtreden kreeg weinig steun in de parlementaire fractie van Labour, met Jeremy Corbyn als een van de weinig uitzonderingen.

    Gemeenteraden en parlementen zijn inherent conservatieve en vijandige omgevingen voor de arbeidersklasse. Zodra een vertegenwoordiger van de werkenden deze instellingen binnenkomt, gebruikt de heersende klasse haar volledige historische, culturele en economische gewicht om hen ervan te overtuigen dat grote hervormingen eenvoudigweg onrealistisch zijn. Het is geen toeval dat sinds de verkiezing van Jeremy Corbyn als partijvoorzitter Labour de grootste steun voor zijn linkse beleid afkomstig is van de partijbasis en het grootste verzet van de meerderheid van de parlementsleden.

    Ondanks de obstakels is het betwisten en winnen van zetels in burgerlijke instellingen een noodzakelijk en belangrijk onderdeel in het opbouwen van massale steun voor socialistische veranderingen. Socialist Alternative ziet de verkiezing van socialisten als een kans om massabewegingen te versterken en op te bouwen en overwinningen te behalen die de werkenden en hun gezinnen aanmoedigen om zich zelf te organiseren. SA-lid en gemeenteraadslid Kshama Sawant uit Seattle gebruikt haar zetel om te strijden voor hervormingen, zoals de overwinning met de verhoging van het minimumloon tot 15 dollar per uur. Dit is geen doel op zich, maar als een middel om het vertrouwen en de actiebereidheid van de arbeidersklasse te vergroten.

    Wanneer socialisten deze instellingen van de kapitalistische staat betreden, hebben we een gezonde, functionerende, onafhankelijke politieke partij van de werkende klasse nodig om ervoor te zorgen dat ze trouw blijven aan de beweging. Door middel van democratische mechanismen kan zij ervoor zorgen dat er verantwoording wordt afgelegd. Zulke vertegenwoordigers moeten niet alleen weigeren om bijdragen van bedrijven aan hun verkiezingscampagnes te accepteren, maar ook slechts een loon van een geschoolde werknemer accepteren en de rest teruggeven aan de beweging.

    Marxisten hebben een nog hogere standaard. Het beleid van de bolsjewieken en de in 1919 opgerichte Communistische Internationale was zeer specifiek. Het dagelijkse werk van vertegenwoordigers in de burgerlijke parlementen moest rechtstreeks verantwoording afleggen aan de partij, waarbij hun werk geïntegreerd werd in het bredere politieke werk van de partij. Veel van deze benadering vloeide voort uit de rampzalige breuk met het marxisme door de SPD-parlementsleden die met een overweldigende meerderheid voor de Eerste Wereldoorlog stemden.

    Zullen revolutionaire bewegingen het parlement gebruiken?

    Aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig, tijdens de grootste revolutionaire golf sinds 1917-23, volgden de meeste opstanden van de werkende klasse niet de “parlementaire weg”. De Franse algemene staking van 1968 nam revolutionaire dimensies aan. In de Portugese Revolutie van 1975 nationaliseerden arbeiders hun industrieën van onderaf door middel van bezettingen en directe massale acties. In 1979 organiseerden de arbeiders in de Iraanse Revolutie hun eigen Shoras (raden) die het hele land overspoelden, voordat de contrarevolutie van de mullahs onder leiding van de sjiitische geestelijke kaste het tij kon keren.

    De Chileense revolutie 1970-1973 leek daarentegen wel de parlementaire weg te volgen, omdat de gebeurtenissen werden versneld door de verkiezing van een socialistische regering. Ook hier begonnen de arbeiders alternatieve structuren op te bouwen om zich te verdedigen tegen de kapitalistische staat. De Cordones (revolutionaire raden) hielpen de fabrieksbezettingen en de voedseldistributie te coördineren. Maar toen de arbeidersklasse van haar regering eiste dat ze zich bewapende tegen een mogelijke Amerikaanse militaire staatsgreep, aarzelden de socialistische parlementaire leiders in de hoop op een compromis met de Chileense heersende klasse. Het moment ging verloren en generaal Pinochet drukte met de steun van de CIA de revolutie de kop in. Het nieuwe regime executeerde meer dan 4000 socialisten en vakbondsactivisten.

    Al deze revoluties voltrokken zich in een periode waarin stalinistische partijen een belangrijke en zeer negatieve rol speelden in de arbeidersbeweging en voortdurend op zoek waren naar een akkoord met het kapitalisme, zoals de sociaaldemocraten dit in de periode na 1917 deden. In al deze revolutionaire perioden ontbrak het aan een leiding binnen de arbeidersbewegingen met een duidelijk begrip van de kapitalistische staat, een leiding die bovendien een strategie kon ontwikkelen om de beweging naar de overwinning te leiden en een democratische arbeidersrepubliek te vestigen.

    Perspectieven voor een linkse regering

    Het toevlucht nemen tot een militaire dictatuur om radicale veranderingen een halt toe te roepen is een benadering die wordt geassocieerd met de heersende klassen van de “derde wereld” landen, niet met de “ontwikkelde” kapitalistische landen. Maar in werkelijkheid zijn alle heersende klassen bereid om zich tot het uiterste in te spannen om hun heerschappij te verdedigen. De Duitse, Italiaanse en Spaanse heersende klassen namen hun toevlucht tot het fascisme. In Spanje, Griekenland en Portugal gingen de rechtse dictaturen tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw door.

    In 1975 werd een linkse Labour-regering in Australië afgezet door een constitutionele staatsgreep van de Britse monarchie. De bestseller van de Britse politicus Chris Mullin, “A Very British Coup”, onderzocht in 1982 het vooruitzicht op soortgelijke ontwikkelingen als een linkse Labourregering in Groot-Brittannië zou worden gekozen. Alle legale en illegale mechanismen van de staat zullen worden gebruikt om elke serieuze poging van de arbeidersklasse om het parlement te gebruiken voor een socialistisch te ondermijnen. De arbeidersbeweging moet net zo goed voorbereid zijn op zulke momenten als de kapitalistische klasse. Om succesvol te zijn in het winnen van Medicare for All en andere belangrijke eisen zou een presidentschap onder Sanders gesteund moeten worden door een massabeweging op straat en op de werkvloer. Het zou ook de steun nodig hebben van een onafhankelijke linkse partij, gebaseerd op de belangen van de werkende mensen en de onderdrukten met een strijdbaar programma. Zo’n partij zou moeten streven naar een volledige meerderheid in het Congres, de wetgevende macht van de staat en de gemeenteraden. In de strijd tegen de machtigste heersende klasse uit de wereldgeschiedenis zal een leiding met een duidelijk begrip van de rol van de kapitalistische staat doorslaggevend zijn.

    In de VS beschuldigde de heersende klasse in het verleden revolutionaire socialisten van een samenzwering om “de regering omver te werpen”. Helaas sluit Blanc zich bij dit argument aan. Niets is minder waar. Marxisten proberen de meerderheid van de arbeidersklasse en zelfs de bevolking als geheel te winnen voor de noodzaak van socialistische verandering.

    Maar we geloven ook dat de heersende klasse de democratische wil van de samenleving niet zal accepteren als dat betekent dat ze hun macht en privileges verliezen. Als de democratie voor hen niet werkt, zullen ze proberen om de democratie te stoppen. In de jaren dertig van de vorige eeuw onderzocht het Congres een plan voor militaire staatsgreep tegen president Franklin Roosevelt, georganiseerd door een vleugel van de Amerikaanse heersende klasse omdat ze zelfs de beperkte hervormingen van de “New Deal” niet konden verdragen.

    Revolutionaire organisatie

    Het artikel van Blanc getuigt van een onvolledig beeld op het karakter van de staat. Het gaat voorbij aan de grenzen van de kapitalistische democratie en stelt vervolgens dat het socialisme kan bekomen worden binnen een burgerlijk parlementair kader. Zijn doel is om de Russische Revolutie te weerleggen als een model voor vandaag. Samen met zijn kritiek op opstanden, pleit hij in wezen tegen het idee dat de werkenden een eigen revolutionaire organisatie nodig heeft die geworteld is in hun klasse. Een massale revolutionaire partij die de grenzen van de burgerlijke democratie begrijpt, is echter van cruciaal belang voor het succes van de overgang van de mensheid naar het socialisme. Een dergelijke partij zou gebaseerd moeten zijn op een duidelijk begrip van de perspectieven en de taken voor de arbeidersklasse. Zij zou ernaar streven om een gemeenschappelijke organisatie op te bouwen op nationaal en internationaal niveau. Zij zou vertrouw moeten zijn met de lessen uit het verleden om voor haar ideeën te strijden in de vakbonden, bredere politieke formaties en in alle strijd van werkenden en onderdrukten.

    We gaan nu een nieuwe, meer onrustige, politieke periode in de VS in. De tijd dat het kapitalisme de ‘rode dreiging’ kan gebruiken om angst te zaaien, ligt achter ons. De euforie van de markt ten tijde van de val van het stalinisme is verdwenen. De verrassende verkiezing van Kshama Sawant met 96.000 stemmen in 2013 was een uitdrukking van de hernieuwde opkomst van socialisme onder een nieuwe generatie. Deze overwinning van een kandidaat van Socialist Alternative in de stad Seattle maakte deel uit van het proces dat de weg opende voor de campagne van Bernie Sanders in 2016, die op zijn beurt de explosieve groei van de DSA op gang trok.

    In onze strijd voor het socialisme moeten onze bewegingen ook de valkuilen en kansen zien die de weg voorwaarts zullen bepalen. Het artikel van Eric Blanc schetst niet de economische achtergrond van zijn lineaire, ordelijke weg naar het socialisme. We staan niet op het punt een economische periode in te gaan die vergelijkbaar is met de periode die gepaard ging met de opkomst van sociaaldemocratische partijen in de jaren 1890 of de jaren 1950, toen de “welvaartsstaat” in het Westen op zijn hoogtepunt was. We bevinden ons in een periode waar de kapitalistische klasse geen weg vooruit heeft om de economie te ontwikkelen, waarin crisis en instabiliteit permanente kenmerken zijn. Dit zal grote sociale omwentelingen teweegbrengen en het bewustzijn van de arbeidersklasse radicaal veranderen. Het wordt een periode waarin de socialisten moeten omgaan met de complexiteit van zowel het opkomende rechtse als linkse populisme, en van nieuwe versies van het reformisme.

    Parlementen moeten door de socialisten worden gebruikt, maar we begrijpen wat deze instellingen betekenen en wat de gevaren ervan zijn voor de socialisten.

    De kapitalisten hebben vele malen geprobeerd Karl Marx te begraven, maar zijn ideeën komen steeds weer terug. Met een marxistisch begrip van de komende veranderingen in onze wereld en onze geschiedenis als klasse, zal de arbeidersklasse de weg vinden om alle rotte en corrupte instellingen van het kapitalisme te vervangen en een wereldwijde socialistische democratie op te bouwen.

  • Nieuwe bewegingen, oud dilemma. Hervorming of revolutie

    oxiDe verkiezing van een regering onder leiding van Syriza in Griekenland leidde begin dit jaar tot enthousiasme onder werkenden in zowel Griekenland als de rest van Europa. Maar het draaide uit op een bittere ontgoocheling toen Syriza in juli capituleerde voor de trojka. Ongelijkheid en besparingen blijven miljoenen mensen radicaliseren. Dit leidt tot nieuwe linkse bewegingen. Iers parlementslid Paul Murphy stelt dat we lessen moeten trekken uit Griekenland om de heerschappij van de 1% te stoppen.

    “De sfeer doet mij wat denken aan de periode na 1968 in Europa. Ik voel misschien niet meteen een revolutionaire sfeer, maar toch iets als breed gedeeld ongeduld. Als dit ongeduld geen individueel maar een collectief gevoel wordt, is het een aanzet tot revolutie.” (1)

    Deze woorden van Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, zijn opmerkelijk. Ze wijzen op de groeiende vrees van de kapitalistische klassen doorheen Europa. De schijnbaar ongenaakbare neoliberale dominantie sinds de val van het stalinisme wordt nu steeds meer betwist in een aantal ontwikkelde kapitalistische landen. De diepe crisis van het kapitalisme vanaf eind 2007 heeft politieke gevolgen met een bocht naar links in het bewustzijn en de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten.

    Revolte in het stemhokje

    De crisis heeft geleid tot politieke problemen voor de kapitalistische klasse, in het bijzonder in de periferie van Europa waar ook de crisis het scherpste tot uiting kwam. De politieke crisis is zo diepgaand en langdurig dat in de meeste landen alle mogelijke gevestigde partijen aan de macht geweest zijn. Ze voerden in essentie allemaal hetzelfde beleid van harde besparingen. Dit leidde tot een ineenstorting van de steun voor de voormalige sociaaldemocratische partijen die voorheen nog veel stemmen haalden onder de werkenden.

    Een illustratie hiervan is het feit dat de gevestigde partijen in drie van deze landen uit de Europese periferie niet langer 50% van de stemmen halen. Dit is het geval in Griekenland waar de Nieuwe Democratie en PASOK met de laatste verkiezingen samen nog goed waren voor 34%. In Spanje haalden de PP en PSOE in de Europese verkiezingen van 2014 nog 49%. In Ierland haalden Fianna Fail, Fine Gael en Labour in dezelfde Europese verkiezingen minder dan 50%. In Portugal haalden de conservatieve Sociaaldemocratische Partij en de Socialistische Partij samen nog 70,9%, maar ook dit was een afname met 7,6%. De radicale linkerzijde ging met 5,4% vooruit tot 18,5%. De kapitalistische klassen in Europa worden steeds meer geconfronteerd met een crisis van hun politieke vertegenwoordiging, ze hebben het moeilijk om stabiele instrumenten voor hun heerschappij te vinden.

    De crisis en de bewegingen tegen het besparingsbeleid in de periferie van Europa hebben het proces van de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten met een significante basis versneld. Dit is natuurlijk geen nieuw fenomeen. Het is een proces dat al bezig is sinds de scherpe bocht naar rechts van de zogenaamde sociaaldemocratie rond en na de val van het stalinisme. Het is een proces dat niet rechtlijnig verloopt en reeds leidde tot de opkomst (en vaak ook de val) van de Rifundazione Comunista in Italië, Die Linke in Duitsland, Bloco Ezquerda in Portugal, de Roodgroene Alliantie in Denemarken en Syriza in Griekenland.

    Het uitgerokken karakter van de crisis heeft de ontwikkeling van nieuwe linkse krachten verder aangemoedigd. Dit was erg duidelijk in de snelle groei van Syriza. Deze partij kwam begin 2015 aan de macht. Tegelijk was er een opmars van Podemos in Spanje. Ook de verkiezing van Jeremy Corbyn als voorzitter van Labour en de breed gedragen campagne van Bernie Sanders in de VS zijn uitdrukkingen van dit proces.

    Een opvallend kenmerk van deze golf van nieuwe politieke bewegingen is de erg diverse wijze waarin hetzelfde fenomeen tot uiting komt in verschillende landen. Op dit ogenblik richt de zoektocht naar politieke vertegenwoordiging van de werkende bevolking zich vooral tot instrumenten die al deels bestaan in erg verschillende politieke landschappen en met diverse tradities van de arbeidersbeweging.

    Zo kon Syriza, een alliantie rond een eurocommunistische kern, in Griekenland momentum krijgen. Van 4,7% in de Europese verkiezingen van 2009 groeide Syriza tot 36,3% in januari 2015 en kon het een regering vormen. In Spanje werd Izquierda Unida (Verenigd Links, een alliantie rond de Communistische Partij) in veel regio’s gezien als onderdeel van het politieke establishment. IU kende geen ontwikkeling zoals Syriza. De beweging van misnoegden, de indignado’s, kwam van onderuit in actie en vond een politieke uitdrukking in een nieuwe kracht, Podemos. Deze formatie is grotendeels opgebouwd rond de persoonlijkheid van Pablo Iglesias.

    Corbyn en Sanders spelen in op groeiende radicalisering

    Het Corbyn-effect in Engeland en Wales is het meest opmerkelijke van de nieuwe linkse fenomen. Hier stond Labour bekend als een wel erg rechtse sociaaldemocratische partij die sinds de dagen van Blair amper nog een actieve betrokkenheid van de arbeidersbeweging kende. Het was een partij die de rubicon had overgestoken en een volledig kapitalistische partij werd. Dat ondanks het behoud van vroegere elementen zoals de formele banden met de vakbonden en de aanwezigheid van een klein aantal socialistische verkozenen zoals Jeremy Corbyn.

    Door het electorale stelsel in Groot-Brittannië waarbij in elk kiesdistrict de grootste partij de zetel binnenhaalt, ontstond er geen grote formatie links van Labour die een centraal aantrekkingspunt werd voor diegenen die een alternatief op de besparingen zochten. Toen Jeremy Corbyn zijn kandidatuur binnen Labour indiende, werd algemeen aangenomen dat hij geen kans maakte. Zijn retoriek over een consequente linkerzijde die ingaat tegen de besparingen zorgde ervoor dat zijn campagne een enorme steun kon opbouwen onder jongeren en werkenden. Zijn campagne werd een lichtpunt en er onstond een ongelofelijk momentum met meer dan 100.000 mensen die zich registreerden om voor Corbyn te kunnen stemmen, sinds de start van zijn campagne kwamen er 60.000 nieuwe leden van Labour bij.

    In de VS is er ondertussen een nooit gezien momentum rond Bernie Sanders. Hij is kandidaat in de voorverkiezingen van een organisatie die nooit een arbeiderspartij was. De Democratische Partij probeert bewust bewegingen en syndicalisten rond zich te recupereren om de druk van bewegingen van onderuit tegen te gaan en om de ontwikkeling van een partij van de werkenden te vermijden. Als zelfverklaarde democratische socialist (die weliswaar Scandinavië als model aanhaalt) krijgt Sanders net als Corbyn een brede steun. De boodschap van Sanders slaat aan bij miljoenen mensen buiten de traditionele Democratische kringen. Zijn meetings trekken grote aantallen, vaak zijn er tot 10.000 aanwezigen en in Los Angeles waren het er zelfs bijna 30.000. In de peilingen haalt hij zijn achterstand op Hillary Clinton in. Online peilingen gaven aan dat Sanders als winnaar uit het Democratische debat voor de voorverkiezingen kwam.

    Het is erg moeilijk voor Sanders om uiteindelijk effectief de kandidaat van de Democraten voor de presidentsverkiezingen te worden. Als hij verliest zal hij wellicht Clinton steunen en dus eens te meer proberen om de progressieve rangen achter de Democraten te sluiten. Maar zijn aanwezigheid in het debat, de discussies rond zijn ideeën en de aantallen die de campagne steunen kunnen een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een klassenbewustzijn in de VS en de opbouw van een massale linkse partij.

    Reformisme vandaag

    Deze ontwikkelingen zijn bijzonder positief. Ze vormen een kwalitatieve stap vooruit in de richting van massale arbeiderspartijen die een belangrijk instrument kunnen zijn voor het verzet van de werkenden tegen de besparingen. Het kan een versterking zijn van massastrijd van onderuit. Deze ontwikkelingen kunnen doorheen de ervaringen van strijd en discussie ook een vruchtbaar terrein vormen voor de ontwikkeling van massale revolutionaire krachten.

    Maar het is ook nuttig om de ideeën van de voortrekkers van deze bewegingen onder de loep te nemen en waar nodig kritieken te formuleren.

    In essentie staan al deze figuren voor verschillende variaties van het reformisme. Reformisme houdt in dat het kapitalisme geleidelijk aan kan ontmanteld worden en dat er een socialistische samenleving tot stand kan komen zonder een beslissend breukmoment, of revolutie, met het bestaande kapitalistische samenlevingsmodel.

    Het reformisme gaat eraan voorbij dat de kapitalistische klasse de heersende klasse is in deze samenleving. De kapitalistische klasse kan deze rol spelen door het bezit en de controle op de sleutelsectoren van de economie en door het volledige netwerk van het staatsapparaat waarmee het verbonden is. Het gaat onder meer om het gerecht, de “groep gewapende mannen” in de vorm van het leger en de politie, en de permanente onverkozen regering in de hoogste kringen van de ambtenarij.

    De geschiedenis van de arbeidersbeweging heeft aangetoond dat de heersende klasse niet aarzelt om over te gaan tot economische sabotage of zelfs militaire staatsgrepen indien ze meent dat haar rijkdom, macht en privileges bedreigd zijn. Zo zagen we de staatsgreep van 11 september 1973 in Chili toen de verkozen linkse regering van Salvador Allende werd omvergeworpen. Linkse regeringen in Europa zullen vandaag niet alleen met deze dreiging van de binnenlandse kapitalistische klasse geconfronteerd worden, maar ook die van de prokapitalistische instellingen van de Europese Unie.

    In de periode na de Tweede Wereldoorlog bestonden er stabiele massale reformistische partijen doorheen Europa. Dit was mogelijk in een periode van significante economische groei, wat vandaag niet meer het geval is. Gezien de aard van de crisis en ook door het karakter van de EU en de eurozone botst het reformisme sneller op zijn eigen beperkingen. Het kapitalisme beschikt niet langer over wat sociale marge waar sociaaldemocratische regeringen in Europa in de naoorlogse periode gebruik van maakten om hervormingen in het belang van de werkende bevolking door te voeren. Er is ook geen snelle groei van grondstoffenprijzen en inkomsten zoals die waar Hugo Chavez in Venezuela op kon rekenen om de levensstandaard van de bevolking te verbeteren zonder de controle van de oligarchen op de economie te breken.

    Als nieuwe linkse bewegingen nu aan de macht komen, stelt de vraag van confrontatie of capitulatie zich heel snel. Dit is geen puur theoretisch punt, de recente Griekse ervaringen tonen het praktische belang van deze discussie. De ervaring van Syriza aan de macht moet bekeken worden, het was immers een laboratorium voor de doorvoering van een specifieke reformistische strategie in Europa. Het zal voor werkenden en linkse activisten in Europa een referentiepunt blijven bij de pogingen om een strategie tegen het besparingsbeleid en de heerschappij van de 1% te ontwikkelen.

    Syriza aan de macht

    Op 25 januari werd de eerste linkse regering in Europa sinds de val van het stalinisme verkozen. Het zorgde voor een schokgolf in het Europese politieke establishment en onder de kapitalisten. 239 dagen later werd dezelfde regering herkozen in verkiezingen met de laagste opkomst ooit. Nu werd de overwinning van Syriza verwelkomd door leidinggevende Europese politici en media. Tussen beide verkiezingen in was er een snelle politieke ontwikkeling, met als hoogtepunt ongetwijfeld het opmerkelijke resultaat van 61% neen-stemmen (Oxi) in het referendum over de chantage om het besparingsbeleid op te leggen. Dit werd echter gevolgd door de capitulatie van de leiding van Syriza voor de trojka.

    De ervaring van Syriza bevat veel lessen voor alle bewegingen die opkomen voor socialistische verandering. Vooral de Griekse werkenden en armen betalen echter een hoge tol voor deze lessen. Doorheen de Europese en internationale linkerzijde zijn er pogingen om de duur betaalde lessen van Syriza weg te moffelen, onder meer door de fouten van de leiding van Syriza goed te praten. Dat gebeurt vooral door diegenen die het in grote lijnen eens zijn met de strategische benadering van de leiding van Syriza.

    Leo Panitch, een van de redacteurs van het linkse magazine ‘Socialist Register’, is een van de activisten die de verdediging van Syriza opneemt. Kort nadat Syriza instemde met een besparingspakket van 13 miljard euro, schreef hij: “Hopelijk kan Syriza verenigd blijven als de meest effectieve nieuwe socialistische politieke formatie van de Europese linkerzijde de afgelopen decennia. Het is de taak van een verantwoordelijke internationale linkerzijde om dit te steunen, terwijl tegelijk kritiek mogelijk is op de zwaktes van de partij bij het bouwen op de solidariteitsnetwerken (…) Gezien onze eigen zwaktes op dat vlak, moet de internationale linkerzijde zich geduldig en bescheiden opstellen terwijl het drama zich verder ontplooit in Griekenland.”(2)

    In essentie komt dit erop neer dat je andere linkse krachten in de wereld niet mag bekritiseren indien je zelf geen gelijkaardige invloed in de samenleving hebt. Dit is een bijzonder niet-internationalistische benadering die doet denken aan de benadering van de stalinistische Communistische Partijen vanaf de jaren 1920.

    Als we deze benadering zouden aanvaarden, dan is de internationale linkerzijde gedoemd om telkens weer de fouten van anderen te herhalen. Het is helemaal niet misplaatst om de strategische benadering van andere linkse krachten te analyseren en een kritiek erop te formuleren, ook al is er uiteraard steeds een bescheidenheid en gevoel voor proportie nodig.

    Falen van ‘links Europeanisme’

    Wat we in Griekenland zagen met een door linkse krachten geleide regering die het mandaat van de kiezers en het eigen programma verraadt, is een nederlaag voor alle werkenden en de volledige linkerzijde in Europa. Rechtse politici en media doorheen Europa grepen hun kans meteen aan om het argument van TINA (There Is No Alternative) kracht bij te zetten. Dit argument was ondermijnd door de verkiezing van Syriza.

    De capitulatie van Syriza is een nederlaag voor de volledige linkerzijde, maar het is het niet het resultaat van een falen van linkse ideeën in het algemeen. Het is het dramatische falen van het reformisme, en in het bijzonder de dominante vorm van reformisme vandaag in Europa, het zogenaamde ‘linkse Europeanisme.’

    De strategie van het linkse Europeanisme komt neer op een geleidelijke reformistische benadering met betrekking tot de Europese Unie. Er wordt van uitgegaan dat de EU doorheen overwinningen van de linkerzijde in verschillende landen kan omgevormd worden tot een meer sociaal project. Het is een stroming die de klassenhaat en brutaliteit van de trojka en Merkel zwaar onderschat.

    Meer fundamenteel wordt het karakter van de EU verkeerd begrepen. Dit karakter werd in de verf gezet  door de crisis en de reactie van de leidinggevende instellingen op die crisis. De EU is structureel neoliberaal. Het neoliberalisme vormt het DNA van de EU en wordt opgelegd door onder meer het Verdrag van Maastricht, het Fiscaal Verdrag, het Six Pack en Two Pack. Het is de essentie van hoe de euro en de Europese Centrale Bank functioneren.

    De EU is fundamenteel ondemocratisch. De macht is in handen van onverkozen instellingen die geen verantwoording moeten afleggen. Denk maar aan de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank. De regels worden zo opgesteld dat gelijk welke linkse regering die tegen het besparingsbeleid wil ingaan, een boete kan oplopen en het recht verliest om mee te stemmen rond belangrijke kwesties. Dit is niet gewoon een formele legale situatie, de werkelijkheid is nog ondemocratischer. De ECB stond voorheen aan het hoofd van twee stille staatsgrepen in Griekenland en Spanje. Nu volgde in de praktijk een nieuwe staatsgreep tegen de Griekse bevolking, maar deze keer was Tsipras medeplichtig. De ECB gebruikte de mogelijkheid van een bankrun om Tsipras tot capitulatie te dwingen.

    Er zijn binnen de EU steeds meer imperialistische verhoudingen tussen de dominante kapitalistische klassen in de kern van de EU, in het bijzonder het Duitse kapitalisme, en de landen in de periferie. Zo zit Griekenland in de praktijk in een schuldendwangbuis.

    Omwille van de strategische concepten van het linkse Europeanisme van de leiding van Syriza en de politieke adviseurs van die leiding, was er een zware onderschatting van de vijand. De leiding van Syiza dacht dat de angst voor economische besmetting zou leiden tot toegevingen van de zogenaamde schuldeisers. Ze verbonden Syriza ertoe om ten alle prijze binnen de eurozone te blijven. Toen bij wijze van spreken een geweer tegen het hoofd van Syriza werd geplaatst met het dreigement dat Griekenland effectief uit de eurozone zou gezet worden, dacht de leiding van Syriza dat capitulatie de enige optie was.

    Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, had gewaarschuwd dat de Europese kapitalistische klasse vooral bang was voor politieke besmetting en niet zozeer voor economische besmetting. Dit bleek correct te zijn. De Europese 1% wilden het risico van economische besmetting nemen om Syriza omver te werpen of te vernederen en om zo een voorbeeld te stellen voor andere linkse krachten.

    De ervaring van Syriza bevestigt op een negatieve wijze alle centrale elementen van een revolutionaire benadering. Het bevestigt de noodzaak van een linkse regering die breekt met de regels van de eurozone, de EU en het kapitalisme; de noodzaak van een strategie van confrontatie in plaats van compromissen met de EU; de noodzaak van voorbereiding van een breuk met de eurozone in plaats van er alles aan te doen om binnen die eurozone te blijven; en dit alles moet deel uitmaken van een socialistisch programma gebaseerd op mobilisatie van onderuit om de macht van de lokale heersende klasse te breken, te strijden voor de verwerping van de overheidsschulden, de invoering van kapitaalcontroles en het vestigen van publiek bezit van de banken en andere sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole. Er is een internationalistische benadering nodig die een breuk binnen Europa beoogt en de ontwikkeling van een confederatie van democratisch socialistische staten als stap naar een socialistisch Europa.

    Reacties op de nederlaag van Syriza

    De capitulatie en nederlaag van Syriza heeft tot heel wat discussie onder de Europese linkerzijde geleid. Het antwoord van het Spaanse Podemos bestond jammer genoeg uit een bocht naar rechts met Iglesias die de capitulatie van Syriza bleef verdedigen als ‘realistisch’.

    Deze bocht werd mogelijk door het bewust vage programma van Podemos sinds het begin van die beweging. De benadering vertrekt van het werk van de post-marxist Ernest Laclau en de notie dat er geen klassenbeweging moet opgebouwd worden maar een sociale meerderheid kan verworven worden door “lege betekenaars” – zoals het begrip ‘de onderste lagen’ tegen de ‘politieke kaste’. Sommigen binnen Podemos gebruiken dit om te zeggen dat wat ze opbouwen niet links of rechts is. Er is een grote politieke onduidelijkheid. Het antwoord van de leiding van Podemos op de capitulatie van Syriza was een belangrijke reden voor de dalende steun voor Podemos in de peilingen. Van het hoogtepunt van ongeveer 30% viel de partij terug tot 15%.

    Anderzijds is er ook een bocht naar links, naar standpunten die kritischer zijn tegenover de EU en de eurozone zonder fundamenteel te breken met de logica van het reformisme. De bocht naar links en een meer eurokritische houding door de leiding van het Portugese Linkse Blok is een voorbeeld van deze tendens en speelde een rol in het verdubbelen van het stemmenaantal van deze formatie bij de laatste parlementsverkiezingen. Een ander voorbeeld is de van Syriza afgesplitste ‘Volkseenheid’ onder leiding van Panagiotis Lafazanis die met 2,9% van de stemmen nipt buiten het parlement terechtkwam.

    Deze ontwikkelingen op nationaal vlak worden ook weerspiegeld in de discussies binnen de Europese linkerzijde. Een open brief onder de titel “Een plan B voor Europa” werd naar voor gebracht door Jean-Luc Mélenchon van de Franse Parti de Gauche, Oskar Lafontaine van Die Linke, de voormalige Griekse financieminister Yanis Varoufakis en de voormalige Griekse parlementsvoorzitster Zoe Konstantopoulou. De drie parlementsleden van de Anti-Austerity Alliance hebben deze oproep nadien ondertekend. De  brief trekt de conclusie dat ten alle prijze vasthouden aan de euro elke mogelijkheid van verzet tegen de dominantie van het neoliberalisme ondergraaft.

    De brief stelt: “Geconfronteerd met dit soort chantage, hebben we ook een plan B nodig om het plan B van Europa’s meest reactionaire en anti-democratische krachten te bevechten. We hebben een plan B nodig tegenover een beleid dat het lot van de meerderheid wil opofferen ten gunste van dat van een kleine minderheid. We hebben bovendien ook een plan B nodig om te herbevestigen dat Europa er moet zijn voor de Europeanen. We moeten benadrukken dat een munt dient om gemeenschappelijke voorspoed te bewerkstelligen, en geen middel is om de democratie te verstikken. Als de euro niet gedemocratiseerd kan worden, als zij de euro blijven gebruiken om ons te wurgen, dan zullen we opstaan, Europa in de ogen kijken en zeggen: haal de ergste middelen boven. De bedreigingen schrikken ons niet meer af. We zullen een manier vinden om te verzekeren dat de Europeanen een monetair systeem hebben dat ten gunste van hen werkt en niet ten koste van hen.” (3)

    Dit zijn belangrijke ontwikkelingen. Ze gaan in tegen de dominantie van het linkse Europeanisme binnen de Europese linkerzijde. Het biedt meer ruimte voor kritiek op die benadering en het wijs op een bocht naar links. Maar er blijven ernstige beperkingen. In essentie vormt het standpunt van Varoufakis en co immers geen breuk met het reformisme.

    Fouten van de linkerzijde binnen Syriza

    Het is ook nuttig om terug te kijken naar de ervaring van Syriza en de linkerzijde binnen die partij om een linkser en meer eurokritisch reformisme in actie te zien. Formeel gezien had het Links Platform, dat ‘Volkseenheid’ werd, een programma dat veel gelijkenissen vertoonde met het programma van Xekinima in Griekenland. Het riep op om een uitstap uit de euro voor te bereiden, voor de weigering om de schulden af te betalen, voor het publieke bezit van de banken en voor een programma van heropbouw van de economie met nadruk op publieke investeringen. De afwezigheid van een oproep tot socialistische verandering is een belangrijk gebrek.

    Het perspectief van een leidinggevende figuur binnen deze groep, Costas Lapavitsas, in een boek dat hij samen met Heiner Flassbeck schreef en net voor het aan de macht komen van Syriza uitkwam, werd volledig gerealiseerd: “Er is een vorm van ‘onmogelijke driehoek’ waar elke linkse regering in de periferie mee geconfronteerd wordt. Het is onmogelijk om alle drie de volgende zaken te hebben: ten eerste het effectief herschikken van de schulden, ten tweede het stoppen van besparingen en ten derde het blijven werken binnen het institutionele kader van de EU en in het bijzonder de EMU (…) Een linkse regering die denkt dat de EU bluft rond kwesties als de schuld en het besparingsbeleid zou naïef zijn. (…) Indien een linkse regering blufpoker zou spelen, dan zal ze snel mislukken.” (4)

    Ondanks dit perspectief was de linkerzijde binnen Syriza niet voorbereid voor de snelheid en de omvang van de uitverkoop door de leiding van Syriza. De verwijten van het Links Platform aan Syriza deden wat denken aan de verwijten van Syriza aan de EU. Tsipras had Syriza niet voorbereid op een harde confrontatie met de Europese instellingen en de nood van een breuk met de euro. Lafazanis had het Links Platform niet voorbereid op de voorspelde capitulatie van Tsipras, een strijd met Tsipras en een breuk met Syriza.

    Een resultaat hiervan was dat de meeste verkozenen van het Links Platform bij de eerste stemming over besparingsmaatregelen niet verder kwamen dan een onthouding. Dit heeft geleid tot verwarring. De retoriek bleef nadruk leggen op de eenheid van de partij, ook toen het al duidelijk was dat Tsipras de linkerzijde uit de partij zou zetten om Syriza om te vormen tot een betrouwbare besparingspartij.

    Waar kwamen deze fouten vandaan? Zoals met Tsipras is het geen kwestie van individuele beperkingen of zwaktes. Het is een politieke kwestie. Deels heeft het te maken met de methoden van het Links Platform dat niet functioneert zoals een revolutionaire organisatie moet functioneren, namelijk met een gevormd kader dat democratisch over perspectieven, programma en strategie discussieert. In de plaats daarvan hanteerde het Links Platform een cultuur van een leidinggevende kring zoals deze ook in Syriza bestond. Het Links Platform was innig verbonden met Syriza en met het parlement, er was onvoldoende aandacht voor wat buiten het parlement en buiten Syriza gebeurde.

    Deze organisatorische structuur is verbonden met de politieke koers van het Links Platform. De politieke standpunten van deze stroming en centrale strategen ervan komen voort uit de linkse eurocommunistische traditie. Het eurocommunisme was een stroming die in de West-Europese Communistische Partijen een dominante positie innam in de jaren 1970 en 1980. Het was deels een reactie op de horror van het stalinisme, maar tegelijk was het ook een aanpassing aan de kapitalistische druk in eigen land. Het leidde ertoe dat de communistische partijen in Italië en Frankrijk openlijk reformistische partijen werden.

    Nood aan een socialistisch beleid

    Binnen het Links Platform en de Europese linkerzijde in het algemeen is er een algemeen gedragen standpunt dat er nood is aan “antibesparingsregeringen”. Dit wordt naar voor geschoven in plaats van een oproep tot socialistische maatschappijverandering. Zelfs een antibesparingsregering die bereid is om met de euro te breken, zou nog steeds met hetzelfde dilemma geconfronteerd worden en moeten kiezen tussen confrontatie of capitulatie. Zoals Rosa Luxemburg in 1900 in ‘Hervorming of revolutie’ al uitlegde, is dit geen keuze tussen twee verschillende wegen die tot hetzelfde resultaat leiden. Ze leiden tot compleet andere resultaten.

    De gevestigde krachten in de EU zouden de aanvallen niet stoppen omdat een land buiten de eurozone valt. De binnenlandse heersende klasse zou de aanvallen opvoeren. In Griekenland zagen we dit met de geruchten die de ronde deden over de mogelijkheid van een militaire staatsgreep indien het land de eurozone zou verlaten. Een regering die consequent tegen de besparingen ingaat, zou onvermijdelijk moeten overgaan tot socialistische maatregelen om in staat te zijn de economie en de belangen van de 99% te verdedigen tegen de aanvallen van de binnenlandse en internationale 1%.

    Niet erkennen dat de strijd om te breken met het besparingsbeleid een beweging voor socialistische verandering vereist, was niet gewoon een theoretische fout. Het zorgde ervoor dat Volkseenheid in de verkiezingen kon weggezet worden als anti-euro. Na de verkiezingen moest ‘Volkseenheid’ erkennen dat het moeilijk was om een breuk met de EU naar voor te brengen in een verkiezingscampagne waarin alle gevestigde krachten zich daartegen verzetten. ‘Volkseenheid’ erkent dat dit een belangrijke reden was waarom de partij de kiesdrempel van 3% niet haalde en dus uit het parlement verdween.

    De Griekse bevolking was bereid om Neen te stemmen ondanks scherpe waarschuwingenover de gevolgen van een breuk met de euro. De optie van een terugkeer van de drachme was niet meteen een enthousiasmerend idee voor de meerderheid van de bevolking. Een breuk met de euro verbinden met een fundamentele socialistische verandering is nodig om uit te leggen hoe zo’n verandering zou werken. Het zou ook in een context van een Europese strijd voor revolutionaire verandering geplaatst moeten worden.

    Het establishment doorheen Europa hoopte dat de nederlaag van Syriza de linkerzijde voor een langere tijd in het defensief zou duwen. Maar de kapitalistische crisis is zo diepgaand dat dit beoogde effect er niet kwam. In de plaats daarvan gaan de ontwikkelingen in de richting van nieuwe linkse formaties gewoon door en is er zelfs een versnelling van het proces. Na een periode van nederlagen en stappen achteruit, is het uittesten van de dominante ideeën binnen deze linkse krachten op basis van gebeurtenissen een onvermijdelijk onderdeel van het proces van politieke opheldering en de opbouw van massale revolutionaire krachten.

     

    Noten

    1. Financial Times, 16 juli 2015
    2. http://www.socialistproject.ca/bullet/1140.php
    3. In het Nederlands verschenen op: http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2015/09/16/melenchon-konstantopoulou-fassina-varoufakis-en-lafontaine-presenteren-hun-plan-b-voor-europa
    4. Heiner Flassbeck en Costas Lapavistas: “Against the Troika: Crisis and Austerity in the Eurozone”, Verso, Londen, 2015
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop