Your cart is currently empty!
Tag: Nepal
-
Verwoesting in Nepal na aardbeving
Nepal is een van de armste landen uit de Zuid-Aziatische regio. Het land werd hard geraakt door de recente aardbeving. De gevolgen van die natuurramp werden nog versterkt door het kapitalisme.Artikel door TU Senan, CWI
Naar schatting zijn er meer dan 5.000 doden gevallen en meer dan 10.000 gewonden. Het aantal doden en gewonden kan nog verder oplopen. De zware aardbeving heeft zowat het volledige land geraakt, 39 districten zijn getroffen en de ramp heeft gevolgen voor het dagelijkse leven van meer dan twee miljoen mensen. Er zijn verslagen over dorpen die volledig van de kaart geveegd zijn.
De meeste slachtoffers bevonden zich op het platteland en waren armen in de steden. Zij wonen immers meer in huizen van slechte kwaliteit. De Britse krant The Guardian stelde dat “zowat alle oude huizen maar ook die van hout werden verwoest.” Arme gezinnen verloren alles wat ze hadden. De woede is groot. Een krantenverkoper stelde aan The Guardian: “Als we geld hadden, dan zouden we stevige huizen bouwen. Maar er is geen geld. We kunnen nergens heen. Niemand kijkt naar ons om. Het leven was al hard. Ik wil niet meer leven.” Voor de gewonden is er een bijkomend probleem, er is een groot tekort aan medische faciliteiten. Er dreigen ziektes los te barsten als gevolg hiervan. Er is onvoldoende noodopvang of voedsel voor de slachtoffers.
De regering van Nepal en geologen wisten op voorhand dat een ramp van deze omvang mogelijk was en zou gebeuren. Het was alleen een kwestie van tijd. Toch deden de regering van Nepal en andere regeringen uit de regio niets om voorzorgen te nemen. Daarmee hadden ze dood en vernieling in de regio kunnen vermijden. De omvang van de ramp is dus mee door de mensen bepaald, heel wat gevolgen waren vermijdbaar indien er preventieve maatregelen waren genomen.
Een ramp van deze omvang toont de instabiliteit van de kapitalistische regeringen. Ze zijn niet in staat om de productie te plannen zodat de behoeften van de massa’s centraal zouden staan en de meerderheid van de bevolking uit armoede en ellendige omstandigheden zou getrokken worden. Er is een gebrek aan investeringen in aangepaste infrastructuur en er werden geen preventieve maatregelen genomen. Zelfs in regeringsrapporten uit 2013 wordt gewezen op onveilige bouwmethoden en tekortkomingen in de infrastructuur. Er werd toen al gewaarschuwd dat dit de gevolgen van een aardbeving enorm kon versterken. De Nepalese regering heeft de waarschuwingen naast zich neergelegd. In plaats daarvan waren er aanhoudende oorlogen tussen de UCPN-M (Unified Communist Party of Nepal–Maoist) en het rechtse Nepali Congress (NC) dat gesteund wordt door de CPN-UML (Communist Party of Nepal–United Marxist-Leninist) over voorstellen voor een nieuwe grondwet.
De maoïsten (UCPN-M) slaagden er in 2006 in om brede steun te verwerven nadat een algemene staking een einde maakte aan het bewind van de koning van Nepal. Dat werd toen gezien als een belangrijke ‘politieke aardbeving’ waardoor de hele regio kon veranderen. Tienduizenden arbeiders, boeren en armen betoogden niet alleen tegen de monarchie maar ook voor een nieuwe regering die hun belangen wel zou verdedigen. De roep naar gerechtigheid werd van nabij gevolgd in India en andere landen in de regio. De hoop op nieuwe bewegingen tegen de rotte kapitalistische regeringen in de regio werd opnieuw gevestigd.
De maoïsten gaven aanvankelijk uitdrukking aan de roep naar verandering, maar ze weigerden socialistische maatregelen te nemen om de wil van de massa’s ook effectief te realiseren. Nepal is een klein land met een beperkt aantal middelen en bovendien zit het gewrongen tussen twee regionale machten, India en China, die elk het land in hun invloedssfeer willen houden. Een breuk met het kapitalisme en het doorvoeren van een geplande socialistische economie die navolging probeert te krijgen in de rest van de regio, zou een uitweg bieden voor de Nepalese massa’s en hen bevrijden van onderdrukking. Een socialistische federatie in de regio zou alle grondstoffen en rijkdommen uit de regio onder de democratische controle van de werkende bevolking plaatsen. Dit zou het leven van de massa’s enorm verbeteren.
Ondanks de gunstige voorwaarden oordeelden de maoïsten dat er nood was aan een ‘burgerlijk democratische fase’ van de revolutie. Ze pleitten voor een alliantie met het rechtse NC en zijn bondgenoot UML. Dit was op een ogenblik dat beide partijen in crisis waren door hun vroegere samenwerking met de monarchie. Deze pro-kapitalistische partijen maakten gebruik van de positie van de maoïsten om de onderhandelingen over een nieuwe grondwet eindeloos te rekken. Ze kochten tijd om hun greep op de macht te versterken. Ze slaagden daar ook in en wonnen aan invloed en macht. De directe betrokkenheid van de Indische en Chinese regeringen versterkte de positie van de rechtse partijen. Die partijen blijven zich opwerpen als de enige keuze voor de Nepalese massa’s en ze werden in dat standpunt versterkt door het beleid van de maoïsten om met hen samen te werken. De eindeloze discussies zorgden ervoor dat de bevolking geen nieuwe grondwet kreeg maar ook dat er amper verbeteringen in hun leven waren. De kapitalisten en de media zagen hun kans om de maoïsten daar verantwoordelijk voor te stellen. Zij werden voorgesteld als de factor die alle vooruitgang blokkeerde. De rechtse partijen versterkten zich en voerden hun propaganda op. Dit bleek heel scherp in de verkiezingen van 2013 waarin de maoïsten een belangrijke nederlaag leden.
De pro-kapitalistische partijen wilden vervolgens hun grondwet opleggen zonder akkoord van de maoïsten. Dit dwong de maoïsten recent nog tot een oproep tot een driedaagse bandth (staking). Maar de maoïsten hadden afgedaan, ze waren er immers niet in geslaagd om de eisen van de arbeiders, boeren, minderheden en armen in te willigen. Er was een splitsing in de maoïstische partij en de steun loopt terug.
De periode van steun voor de heersende rechtse partijen was maar kortstondig. De aardbeving maakte er een einde aan. Er is enorm ongenoegen als gevolg van het falen van de regering om de hulpverlening degelijk te organiseren. Dit kan leiden tot nieuwe bewegingen tegen de regering. Natuurrampen kunnen soms leiden tot revoluties omdat het falen van het kapitalisme wordt aangetoond. Zo speelde de aardbeving van 1972 in Nicaragua een rol in de strijd tegen de dictatuur van Somosa. Die dictatuur bleek immers niet in staat te zijn om de bevolking te beschermen. De enorme dakloosheid, werkloosheid en vernielingen versterkten het sandinistische verzet en zorgden uiteindelijk mee voor de omverwerping van de dictatuur.
Meer dan een kwart van de 28 miljoen inwoners van Nepal leeft onder de armoedegrens. Zeker op het platteland is er een tekort aan proper water en andere basisfaciliteiten. En nu worden de economische gevolgen van de ramp ook nog eens op de bevolking afgeschoven. Alle partijen die in het verleden beweerden tegen de monarchie in te gaan, hebben nooit een betekenisvolle landhervorming georganiseerd. De koning is nog steeds een van de grootste grondbezitters van het land.
De schade voor de economie wordt nu al op meer dan 5 miljard dollar geschat, dat is meer dan 20% van het bbp van het land. De armen vormen de overgrote meerderheid van de bevolking en zullen nieuwe opofferingen moeten doen. Regeringen uit andere landen beweren dat ze bekommerd zijn om het lot van de bevolking, maar ze bieden weinig hulp. Zo maakte de Britse regering amper 5 miljoen pond vrij. De VS beloofde aanvankelijk 1 miljoen dollar, terwijl arme landen soms meer beloofden. Volgens Unicef hebben onder meer 940.000 kinderen dringend humanitaire steun nodig.
Met de tsunami in 2004 in Zuid-Azië zagen we dat gewone mensen sneller reageerden dan de meeste regeringen. Er is echter geen betrouwbaar instrument om de generositeit van de bevolking te vertalen in effectieve steun. Zoals we ook zagen na de aardbeving in Gujarat (India) of de overstromingen in Pakistan en Bangladesh, worden beloften van regeringen ook nooit volledig waar gemaakt. Een groot deel van het geld dat mensen aan hulporganisaties geven, raakt niet bij de slachtoffers. Het blijft plakken bij ‘administratie’ en soms wordt het door de regering gebruikt voor eigen propagandadoeleinden. De voormalige dictatoriale president Rajapaksa in Sri Lanka gebruikte heel wat hulpmiddelen na de tsunami om in zijn kiesdistrict een grotere basis uit te bouwen. Er zijn nu al verslagen die aangeven dat de Indische en Chinese regeringen de ‘opportuniteit’ aangrijpen om hun invloed in Nepal te vergroten.
De ramp toont het falen van de Nepalese regering en de hypocrisie van de kapitalistische regeringen doorheen de wereld. De nood aan alternatieve vormen van bestuur dringt zich op. Het collectief organiseren van de productie in de vorm van een socialistisch geplande economie zou niet alleen de massa’s uit armoede halen, maar zou ook maatregelen nemen om de impact van natuurrampen zoveel mogelijk te beperken.
De arme massa’s kunnen niet op hun regeringen vertrouwen om effectieve hulp te verlenen. Er duiken al voorbeelden op van wanbeheer. Democratisch verkozen comités van werkenden, boeren en armen zijn nodig om de controle op de hulp te organiseren en om op een planmatige manier de heropbouw te organiseren. Deze comités moeten de bevoegheid hebben om compensaties te geven aan gezinnen die levens en eigendom verloren, maar ook om de prijzen van grond en goederen zoals bouwmaterialen te controleren. Kapitalistische bedrijven staan al klaar om hun voordeel te halen uit de ramp. De hulpverlening moet onder democratische publieke controle en bezit gebeuren zodat de belangen van de slachtoffers centraal staan.
-
Nepal keert terug in de geschiedenis. Het failliet van het maoïsme
Dossier door TU Senan
Revolutionaire opstanden in 2006 en 2010 boden de werkenden en arme boeren kansen om de socialistische hervorming van de samenleving te realiseren. Maar de verschillende maoïstische krachten zaten vast aan hun ‘tweestadiatheorie’ en konden hun historische taak niet realiseren. Dat is de basis van de huidige impasse die potentieel bijzonder negatieve gevolgen kan hebben voor de massa’s.Politieke strijd met fysieke confrontaties is een doordeweeks fenomeen geworden in Nepal. Geen enkele beslissing wordt nog genomen zonder geruzie tussen de partijen. De eerste bijeenkomst van de nieuw verkozen tweede grondwetgevende vergadering was op 22 januari. Eerder werd het meermaals uitgesteld omwille van ruzie over wie de bijeenkomst kon bijeenroepen. De eerste grondwetgevende vergadering werd in 2008 gevormd en kende gelijkaardige eindeloze discussies over deadlines, ontslagen en meningsverschillen. Uiteindelijk kwam het toen niet tot een akkoord over een grondwet. De grondwetgevende vergadering werd in mei 2012 ontbonden. Er kwamen verkiezingen voor een tweede grondwetgevende vergadering op 19 november 2013.
De Nepalese Congrespartij (NC), de traditionele vertegenwoordiger van de grootgrondbezitters en kapitalisten, haalde daarbij het meeste stemmen. De partij was goed voor 29,8% en 105 zetels. De scherpe bocht naar rechts was vooral het resultaat van de gemiste kansen in het verleden. De tweede partij was de Communistische Partij van Nepal (Verenigde Marxist-Leninisten) met 27,6% en 91 zetels. De Verenigde Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch) eindigde pas derde met 17,8% en 26 zetels. Bij de vorige verkiezingen was deze partij nog goed voor 30,5%.
Zoals de meeste Nepalese politieke partijen beweert NC voor een ‘democratisch socialisme’ te staan, maar de partij verhult niet dat het opkomt voor “private investeringen en economische liberalisering.” De koppige rechtse positie van de NC was een belangrijke factor in de impasse van de eerste grondwetgevende vergadering. Het zorgde er mee voor dat die vergadering mislukte. NC werkt nauw samen met de Indische regering en deelt het neoliberale beleid van de Indische tegenhanger in de vorm van het Indische Nationaal Congres (INC).
Een regering onder leiding van Congres zal alle eisen van de revolutionaire beweging begraven. De massa’s hebben een enorme bereidheid getoond om op te komen voor het einde van armoede en ongelijkheid. Ze deden dit in de revolutionaire bewegingen van 2006 en 2010. Met een kapitalistische grondwet onder aangeven van de Congrespartij zal er daar niets van in huis komen. Bij het begin van de beweging in 2006 was er geen brede steun voor Congres. Met de belofte van revolutionaire verandering was het toen de Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch) – nu bekend als de Verenigde Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch) of VCPN(M) – die opkwam als significante kracht.
In plaats van zich op de beweging te baseren en deze vooruit te stuwen tot de ultieme conclusie – de vestiging van een regering van arbeiders en boeren – besloot de VCPN(M) om een coalitie te vormen met burgerlijke partijen. Dat heeft geleid tot de huidige impasse. Er waren eindeloze onderhandelingen met de Congrespartij en de centrumlinkse Communistische Partij van Nepal (Verenigde Marxist-Leninisten) – CPN(VML) – met uiteindelijk geen vooruitgang voor de werkenden en armen.
De perspectieven van de VCPN(M) zaten vast in de tweestadiatheorie, het idee dat er een eerste stadium van industriële ontwikkeling, landhervormingen, democratische rechten en anti-imperialisme moet zijn vooraleer een tweede stadium van socialistische verandering in overweging kan genomen worden. Deze benadering heeft ervoor gezorgd dat de revolutie niet verder vooruitging en het zette de maoïsten ertoe aan om samen te werken met reactionaire burgerlijke krachten.
Vanaf 2007 werd deelgenomen aan de voorlopige regering waarbij de VCPN(M) zich probeerde aan te passen aan de oude “reactionaire staatsmachine”, zoals het zelf zegt. Ondertussen grepen de contrarevolutionaire krachten de gelegenheid aan om zich te hergroeperen. Nu gaan ze een stap verder en willen ze het revolutionaire proces volledig afsluiten. Dit heeft geleid tot heel wat debat binnen de maoïsten met een belangrijke verkiezingsnederlaag en een afsplitsing die opriep tot een boycot van de verkiezingen.
Het standpunt van de VCPN(M) rond het grondbezit, waarbij veroverd land terug werd gegeven aan de koning en de grootgrondbezitters, leidde tot heel wat woede in de partij. De Nepalese Revolutionaire Landbouwersfederatie, een voormalig onderdeel van de VCPN(M), is uit de partij gestapt en terug overgegaan tot het bezetten van de grond. Maoïstische leiders als Baburam Bhattarai en Pushpa Kamal Dahal (Prachanda) zijn steeds meer gediscrediteerd onder een laag van partijleden. Ze hebben immers gefaald om de revolutie vooruit te brengen. Onder leiding van Mohan Vaidya, bekend als Kiran, heeft een grote groep zich in juni 2012 van de partij afgesplitst om een nieuwe formatie op te zetten onder de naam Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch). Deze CPN(M) mag uiteraard niet verward worden met de oude CPN(M) die is omgevormd tot de VCPN(M).
Beperkingen van tweestadiatheorie
De leiders van de nieuwe CPN(M) geven kritiek op de koers van de VCPN(M) maar komen niet veel verder dan een terugkeer naar het ‘echte maoïsme’. Ze beschuldigen Prachanda ervan dat hij spreekt over een ‘democratische republiek Nepal’ in plaats van een ‘federale volksrepubliek’. Volgens de nieuwe CPN(M) is de ‘reformistische’ agenda van de VCPN(M) het belangrijkste obstakel voor de revolutie.
Een terugkeer naar het ‘echte maoïsme’ betekent voor de partij van Kiran een terugkeer naar de langdurige guerrillastrijd tegen de staat waarbij het zich vooral baseert op de armen op het platteland en de boeren. De CPN(M) denkt dat er twee manieren zijn om een revolutie te voeren: het ‘Russische model’ en het ‘Chinese model’. Volgens Kiran houdt het eerste in dat de centrale macht wordt gegrepen door een gewapende opstand en uitbreiding van de revolutie in de kapitalistische landen. Het tweede model omvat de opbouw van een volksbevrijdingsleger waarbij een basis op het platteland wordt uitgebouwd om de steden te omcirkelen. Dat is volgens Kiran het “model van een nieuwe democratische revolutie in de semifeodale en semi neokoloniale landen.” Eens de steden omcirkeld zijn, kan er volgens Kiran een nieuwe ‘democratische revolutie’ komen door een ‘opstand’ in de steden. De nieuwe CPN(M) stelt dat de VCPN(M) heeft gecapituleerd voor het ‘Indische expansionisme’.
De CPN(M) wil een nieuw volksbevrijdingsleger opbouwen, een verenigd front met kapitalistische krachten en een communistische partij. Dit is dus niets nieuw onder de zon. Het is eigenlijk ook het standpunt van de leiders van de VCPN(M). Hun meningsverschillen handelen niet over hoe de revolutie vooruit kan gaan, maar wel over wat ze het ‘eerste stadium’ van de revolutie noemen.
Prachanda stelde in een interview dat “de overblijvende taken van de nieuwe democratie (waarvan een deel is gerealiseerd) en de strategie voor een socialistische revolutie zijn samengegaan. De overblijvende taken van een nieuwe democratie en de taak om de socialistische revolutie te voltooien met een volksopstand en gewande opstand zijn samengegaan in één strategie in plaats van de democratische revolutie in het ene stadium te vervolledigen en de socialistische revolutie in een ander stadium.” De VCPN(M) van Prachanda blijft dan ook een coalitie vormen met een deel van de rechtse elite in de voorlopige regering. De partij stelt dat de democratische (burgerlijke) revolutie kan bereikt worden doorheen de voorlopige regering en bijgevolg wordt een opstand verworpen.
De CPN(M) wil daarentegen een ‘nieuwe staat’ vestigen die een ‘democratische revolutie’ kan doorvoeren. De partij stelt dat de democratische revolutie nog niet vervolledigd is, zelfs niet gedeeltelijk. Vanuit dat standpunt wordt de voorlopige regering bestreden.
Beide argumenten zijn gebonden door een tweestadiabenadering. Gezien de ervaring van de impasse in de eerste grondwetgevende vergadering, is het nochtans duidelijk dat er geen vooruitgang zal komen indien de werkenden en armen zelf niet de macht in handen krijgen. Dat zal niet gebeuren door een coalitie te vormen met de prokapitalistische partijen. Er moet dringend gebroken worden met de maoïstische tweestadiabenadering. CPN(M) en VCPN(M) moeten opkomen voor een regering van arbeiders en boeren, een socialistische regering met het perspectief om een geplande economie te vestigen met de nationalisatie van de grote industriële sectoren, landhervormingen,…
De kracht van de arbeidersklasse
Revolutionaire processen kunnen niet beperkt worden tot mechanische formules of standaard modellen over hoe een revolutie kan gevoerd worden. Maar er zijn wel een aantal lessen te trekken uit de Russische en Chinese revoluties. Het is overigens opmerkelijk dat het Russische ‘model’ wordt verworpen als onmogelijk in de neokoloniale landen.
De omstandigheden in Rusland ten tijde van de revolutie van oktober 1917 waren op heel wat vlakken vergelijkbaar met de huidige situatie in Nepal. De Russische revolutie werd doorgevoerd op basis van het verwerpen van de tweestadiatheorie – een theorie die zelfs gesteund werd door leidinggevende Bolsjewieken als Stalin. De revolutie vestigde een regering van arbeiders en arme boeren. Omwille van het isolement van de revolutie tot één land door het falen van revolutionaire bewegingen in andere landen en de opkomst en consolidatie van een bureaucratisch regime onder Stalin kwam het tot een degeneratie. Het repressieve regime dat ontwikkelde zorgde er mee voor dat de Chinese revolutie van 1925-27 op een zijspoor werd gezet. De rampzalige tweestadiatheorie van Stalin speelde daar een centrale rol in. Na deze nederlaag ging de Chinese Communistische Partij over tot een boerenoorlog.
In 1949 werd de Chinese revolutie doorgevoerd op basis van een boerenoorlog. Na deze revolutie importeerde Mao Zedong het ‘model’ van de stalinistische staatsmachine. Er was geen sprake van arbeidersdemocratie in de regering die tot stand kwam. Er werd een geplande staatseconomie gevestigd, maar dit ging gepaard met ondemocratische en repressieve maatregelen.
De belangrijke lessen die we hieruit kunnen trekken zijn die van de rol van de arbeidersklasse en van het belang van een oprechte arbeiders- en boerenregering. Er is de afgelopen decennia een belangrijke groei van de Nepalese arbeidersklasse geweest. Wereldwijd was er een enorme versterking van de stedelijke bevolking. Zoals het laatste perspectievendocument van het CWI stelde: “Meer dan 70% van de wereldbevolking is geconcentreerd in stedelijke gebieden, waardoor de arbeidersklasse een groter potentieel heeft, een groter eigen gewicht dan ooit voorheen.” Het maoïstische perspectief keert de stedelijke arbeidersklasse de rug toe. Als gevolg hiervan werden in 2006 en 2010 kansen om de macht in handen van de werkenden, arme boeren en andere onderdrukten te krijgen verkwanseld.
Een krachtmeting
Het bekomen van arbeiderscontrole op de rijkdommen van Nepal zou centraal moeten staan in het perspectief van de linkse partijen. De ontwikkeling van een collectief bewustzijn van de arbeidersklasse op de werkvloer en in de fabrieken is essentieel om de basis voor een socialistische samenleving te leggen. Dit kan niet zomaar gerealiseerd worden door de steden te omsingelen met een boerenleger. De steun van de armen op het platteland en van de boeren is belangrijk in landen als Nepal waar deze bevolkingsgroep een meerderheid vormt. Maar de gebeurtenissen van 2006 en 2010 toonden aan dat arbeidersacties zoals een algemene staking een beslissende rol spelen in een confrontatie met de staatsmacht.
In mei 2010 lag het land lam. Tienduizenden mensen omsingelden de hoofdstad Katmandoe. De algemene staking die volgde gaf de VCPN(M), dat de beweging leidde, de autoriteit om de impasse te doorbreken en verder te gaan dan de grondwetgevende vergadering. De vraag wie het land controleerde stond op de agenda. De regeringen van India, China en het westen deden er alles aan om de contrarevolutionaire elementen te steunen, maar de Nepalese massa’s stonden achter de VCPN(M).
In deze krachtmeting heeft de VCPN(M) uiteindelijk vrijwillig gecapituleerd aan de rechterzijde. Toen het de algemene staking afblies, werd gedreigd met een nieuwe algemene staking in de toekomst. Van de belofte van een toekomstige dreiging gaat echter weinig dreiging uit. Bovendien maakte de VCPN(M) een blunder als het dacht dat een massabeweging aan en uit kan gezet worden alsof het kraantje met water was. De nederlaag tastte het vertrouwen van de arbeiders aan en leidde tot een toename van ongenoegen. Het leidde ook tot demoralisatie binnen de VCPN(M).
Het overwinnen van de arbeiders in de steden is van cruciaal belang om de revolutie vooruit te helpen, maar nu lijkt de VCPN(M) vooral in de steden steun te verliezen. In de laatste verkiezingen verloor het alle vier haar zetels uit de steden. Alle belangrijke leiders van de maoïstische partijen, waaronder Prachanda, ondergingen vernederende nederlagen. Zowel de Congrespartij als de CPN(VML) haalden meer stemmen dan de VCPN(M) van Prachanda in de kiesdistricten. Dat wordt nu tegen de maoïsten gebruikt door het voor te stellen alsof de bevolking de federale grondwet heeft verworpen. De bocht van de CPN(M) van Kiran naar het platteland zal de arbeiders in de steden verder vervreemden.
Complexe situatie
We wijzen op de fouten van de maoïsten, maar erkennen ook de complexe taken waarmee ze geconfronteerd worden. Er zijn enerzijds de tegenstrijdige belangen van de Indische en Chinese buren die beiden het revolutionaire proces willen stoppen. Er waren ook interne problemen. Dergelijke omstandigheden vereisen duidelijke perspectieven. Bovenop deze elementen moet worden opgemerkt dat Nepal dan wel geen groot land is, maar wel tal van culturele complicaties kent met meer dan 100 verschillende talen. De samenleving is opgedeeld in meer dan 100 verschillende kasten en dan nog eens in verschillende religieuze groepen. Een bepaalde kaste of etnische groep in een bepaalde regio kan privileges opeisen die de belangen van minderheden in die regio bedreigen.
De Madeshibevolking bijvoorbeeld leeft in de zuidelijke regio Terai aan de Indische grens. Zij kwamen in januari 2007 in opstand om een eigen onafhankelijke identiteit te eisen. Volgens de statistieken uit 2011 leeft 50,2% van de 26,6 miljoen Nepalezen in Terai. Maar deze vlaktes zijn ook opgedeeld in verschillende kasten en etnische groepen. Meer dan een half miljoen Dalits (kastenlozen) leeft in de meest verschrikkelijke omstandigheden in Terai, in zelfs ergere omstandigheden dan de Dalits in de bergen. Zij hebben een probleem met de onderdrukkende kaste die dominant is in de eis voor zelfbeschikking. Ze riskeren verder onderdrukt te worden als ze geen speciale rechten en kansen krijgen. Ook de Newarbevolking, die in Katmandoe en omgeving woont, is verdeeld in tal van kasten en groepen.
Alle partijen gaan ermee akkoord dat er een ‘federale’ regeling nodig is voor de bevolking van Terai, maar voor de Congrespartij en de CPN(VML) blijft dit louter retoriek. Congres heeft een lange geschiedenis van verzet tegen een dergelijke oplossing. De maoïsten zijn het ‘in theorie’ eens met het recht op zelfbeschikking, maar verder gaat het niet.
Voor 1997 beweerden de maoïsten dat de nationaliteiten in Nepal niet ontwikkeld waren en dat ze dus geen steun konden geven aan het recht op zelfbeschikking. Ze stelden dat het ‘Indische expansionisme’ de kans zou aangrijpen om Nepal te verdelen en dat de eis voor het recht op zelfbeschikking dat proces zou ondersteunen. Ze waren vooral bang dat de Madeshi-bevolking zou gebruikt worden door de heersende klasse van India. Dit standpunt doet denken aan dit van de Communistische Partij van India (Marxistisch) die stelt dat de Kasjmiri eisen voor het recht op zelfbeschikking de Pakistaanse staat zouden helpen om de Indische soevereiniteit te ondermijnen.
Het feit dat de monarchistische Rastriya Prajatantra Partij van Nepal bij deze verkiezingen een sterke groei kende, met een stijging van vier naar 24 zetels waarmee het de vierde partij werd, toont de context van een algemene onveiligheid onder de bevolking.
Marxisten verzetten zich tegen alle vormen van discriminatie en verdedigen democratische en culturele rechten voor alle groepen en minderheden. We kunnen geen recht ‘in theorie’ verdedigen en het in de praktijk ontzeggen. Het staat buiten kijf dat de Indische en Chinese regeringen klaar staan om verdeeldheid binnen Nepal uit te spelen om hun eigen belangen te versterken. Maar op basis van angst voor verdeeldheid het recht op zelfbeschikking ontzeggen, versterkt enkel die krachten die het net willen uitspelen. De nationale verzuchtingen van de Terai-bevolking moeten opgenomen worden. Hun rechten aan banden leggen, speelt in de kaart van de Indische kapitalistische staat.
Hoe kan een grondwet opgemaakt worden die inspeelt op alle complicaties en die voldoet aan de verschillende eisen in zo’n verdeelde samenleving? In deze moeilijke situatie is de VCPN(M) onderhandelingen aangegaan met de burgerlijke partijen om een akkoord binnen het kader van een kapitalistische grondwet te vinden. De hoop dat de rechtse partijen een akkoord zullen sluiten dat de verwachtingen van de verschillende bevolkingsgroepen inlost, is een illusie. Enkel de ervaring van de werkende bevolking en de arme boeren die zelf de samenleving beheren, kan de basis leggen om de nationale en culturele rechten van alle bevolkingsgroepen te erkennen.
Grond, vrijheid, socialistische planning
De meeste verdeeldheden en discriminaties komen voort uit de economische omstandigheden, gekoppeld aan de grond. Zo bezitten mensen uit de bergen heel wat grond in Terai. Door van Terai een federaal gebied te maken, is het probleem van het grondbezit in die regio niet opgelost. Onder de 80% van de bevolking die op het platteland woont, bezit meer dan 70% geen hectare eigen grond. Zes miljoen mensen bezitten zelfs geen enkel stuk grond. Onder de landlozen is een meerderheid Dalit. Koning Gayandra blijft een van de grootste grondbezitters ter wereld met 57.000 km² in zijn bezit, waaronder delen van de Mount Everest. Door de koning toe te laten om een groot deel van Nepal in bezit te houden, ging de VCPN(M) zelfs over tot het teruggeven van alle grond die tijdens de ‘volksoorlog’ werd veroverd op de grootgrondbezitters.
Als de massa’s zich niet bevrijden van de ketenen die hen aan de grond binden, is geen echte vrijheid mogelijk. Zelfs de meeste conservatieve schattingen stellen dat er meer dan 300.000 slaven in Nepal zijn. Zij moeten bevrijd worden. Het land moet uit de handen van de koning en de andere grootgrondbezitters gehaald worde om het te verdelen onder de landloze en kleine boeren. Een verdeling van de grond op zich volstaat niet. Er is nood aan een grote investering om de kleine landbouwers toe te laten om de grond te bewerken met moderne technologische middelen. Dat is enkel mogelijk met een duurzame ontwikkeling van de industrie. Zoiets is nauw verbonden met de invoering van een geplande economie. Maar hoe is een geplande economie mogelijk als er geen stappen worden gezet in de richting van een regering van arbeiders en boeren?
Het idee van een geplande economie gaat voor de maoïsten te ver. Ze stellen dat Nepal eerst door een fase van ‘burgerlijke democratie’ moet gaan. De Congrespartij of de CPN(VML) zijn niet in staat om de burgerlijke democratische taken te vervullen. Door deze taak over te laten aan de kapitalistische partijen – of te verwachten dat ze deze taken zouden kunnen vervullen – beperken de maoïsten hun eigen mogelijkheden.
De sociale verandering die de massa’s nodig hebben, kan niet in stadia plaatsvinden. Het is verbonden met de ontwikkeling van de productiekrachten. De maoïsten stellen niet dat Congres of de CPN(VML) en hun kapitalistische bondgenoten de productiekrachten zullen ontwikkelen. De enorme rijkdom van Nepal kan nochtans aangewend worden om de ontwikkeling van de industrie en de landbouw mogelijk te maken. Maar dit betekent niet dat een socialistische planning in Nepal alleen kan bereikt en geconsolideerd worden.
Internationale verhoudingen, en vooral revolutionaire ontwikkelingen in de buurlanden en doorheen de regio, zijn van cruciaal belang om een revolutionair proces in Nepal verder te zetten. Dat is waarom het cruciaal is om steun en solidariteit uit te bouwen binnen de internationale arbeidersbeweging. Revolutionaire ontwikkelingen staan onder grote druk in kleine landen als Nepal. Opdat een revolutie in Nepal kan slagen, is het van cruciaal belang om een oproep te doen aan de werkenden, arme boeren en armen in India, China en andere landen in de regio en in de rest van de wereld met als doel om de revolutie te verspreiden.
-
Nepal. Welke weg vooruit na de grote massabewegingen van 2006 en 2009?
In mei dit jaar toonden de Nepalese massa’s eens te meer hun honger naar revolutionaire verandering. Ze kwamen met tienduizenden op straat na een oproep van de Verenigde Communistische Partij van Nepal (Maoïst) – UCPN (M). Die partij had opgeroepen tot een algemene staking en betogingen op 1 mei om het ontslag te eisen van de nieuwe premier Madhav Kumar Nepal.
De algemene staking bracht het land tot stilstand. Meer dan een half miljoen mensen betoogden door de hoofdstad Kathmandu. Op 6 mei werd Kathmandu omsingeld door een menselijke ketting die de 27 kilometer lange ring rond de stad vulde. Op dezelfde dag was er een grote bijeenkomst in de stad. Deze grote mobilisatie toonde de hoop op verandering en ook werd aangetoond dat de maoïsten nog steeds een grote steun krijgen onder de 30 miljoen bewoners.
Deze algemene staking (Bandth) was een initiatief van de maoïsten na een lang conflict met de voorlopige regering die er kwam na het einde van de 10 jaar durende burgeroorlog in Nepal. De maoïsten stapten uit de regering nadat hun leider en premier, Puspa Kamal Dahal (beter bekend als Prachanda), ontslag nam in mei 2009. Dat ontslag was een reactie op het feit dat zijn beslissing om het hoofd van het leger, Rookmangud Katawal, aan de kant te schuiven omdat hij zich verzette tegen de pogingen om de gewapende vleugel van de maoïsten, het Volksbevrijdingsleger (PLA), in het leger te integreren. Deze inspanningen werden gesaboteerd door de rechterzijde in het leger. De legerleiders die steeds erg loyaal waren tegenover de koninklijke familie hadden zich openlijk verbonden aan de rechtse partijen binnen de voorlopige regering. Deze versterking van de reactionaire krachten in het land werd gesteund door de regeringen van India en China. Het vormt een belangrijke bedreiging voor de belangen van de arbeiders en hun gezinnen. De geslaagde algemene staking en de massale bijeenkomsten tonen aan hoe deze bedreiging kan worden beantwoord. Het is overigens niet de eerste keer dat de Nepalese massa’s hun wil tot revolutionaire verandering toonden.
Massabeweging in april 2006 en erna
De belangrijkste veranderingen in de moderne geschiedenis van Nepal begonnen met de massabeweging van april 2006. Deze beweging leidde tot de afschaffing van het autoritaire monarchistische bewind. Ook deze beweging toonde de breed verspreide wil tot verandering. De massa’s wilden niet enkel de afschaffing van de monarchie, maar ook echte democratie en een einde van de armoede en ongelijkheid. De oproep voor de algemene staking van 2006 kwam er begin april op initiatief van de burgerlijke Nepali Congrespartij (NC), de Communistische Partij van Nepal (Verenigde marxist-leninisten) die bekend staat als de UML, en andere partijen van de Alliantie van Zeven Partijen (SPA). De oproep kreeg ook steun van de Verenigde Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch), de UCPN (M). Geen enkele partij was voorbereid op de enorm explosieve situatie in het land. De woede kwam tot uitbarsten en trok de rest van de massa’s mee in actie.
De partijen in de SPA kwamen pas tegen de koning op toen die zich tegen hen keerde en het leger inzette om de volledige macht te grijpen. Voordien hadden een aantal leiders van de SPA probleemloos een rol gespeeld in dienst van de koning en steunden ze de aanvallen op de maoïsten. Onder druk van het enorme ongenoegen onder de arbeiders, boeren en armen en de actiebereidheid onder die lagen, hadden de rechtse partijen van de SPA geen keuze en moesten ze zich omvormen tot oppositiekrachten tegen de koning.
Op dat ogenblik hadden de maoïsten na een jarenlange strijd tegen het leger een groot deel van het platteland onder controle. Ze hadden zich steeds verzet tegen de monarchie en ze vonden steun bij de plattelandsbevolking en delen van de arbeidersklasse. Met een correct perspectief en programma en een stevige leiding had deze beweging kunnen leiden tot socialistische revolutionaire conclusies, er waren immers heel wat klassieke elementen van een revolutionaire situatie aanwezig. De massabeweging omvatte niet alleen de arbeiders en boeren, maar ook delen van de intellectuelen en de middenklasse die bereid waren om op te komen voor een nieuwe sociale orde. De heersende klasse was verward en haar macht stond onder druk. De koning en het leger waren niet voorbereid op de algemene staking en de massale opstand. Deze gunstige omstandigheden hebben echter niet automatisch geleid tot een omvorming van de samenleving.
Ook moet worden opgemerkt dat een socialistische revolutie in één land niet lang zal standhouden tenzij er uitbreiding van de revolutie is in andere landen. Bij een revolutie in een klein land als Nepal zullen er direct druk en aanvallen komen vanwege kapitalistische regeringen en in dit geval zeker van India. De socialistische revolutie kan zich niet beperken tot het nationale terrein maar moet zich internationaal uitbreiden om te kunnen overleven. Een oproep naar de internationale arbeidersklasse is dan ook van cruciaal belang.
De beweging had ook nood aan een organisatie, een leiding die de arbeiders en boeren en anderen bijeen bracht in comités geleid door de arbeiders om de revolutie voor te bereiden. De maoïstische leiders zagen niet hoe ze de beweging konden ontwikkelen om tot revolutionaire verandering te komen en ze kozen er ten onrechte voor om samen te werken met de rechtse SPA. Het feit dat de maoïsten beroep deden op de rechterzijde die voorheen verantwoordelijk was voor het in stand houden van de monarchie verzwakte de beweging. Het gaf ook vertrouwen aan de pro-kapitalisten. De maoïsten stelden dat er eerst een burgerlijke democratie in een kapitalistisch systeem moest komen en dat pas daarna de kwestie van socialisme op de agenda kan staan. Deze tweestadiatheorie negeert de vraag hoe echte democratische rechten kunnen worden afgedwongen en verdedigd in het belang van de arbeiders, tegen de achtergrond van de huidige kapitalistische crisis is dat des te meer een belangrijke vraag. En hoe kan het eerste stadium van kapitalistische ontwikkeling worden bereikt zonder uitbuiting van de arbeiders en armen?
Permanente revolutie
Het CWI heeft al vaak uitgelegd dat de “stadiatheorie” geen uitweg aanbiedt. In de neokoloniale landen is de nationale burgerij niet in staat om te breken met het imperialisme en de historische taken van de burgerlijke democratische revolutie te vervullen. Taken zoals het elimineren van de feodale en semi-feodale verhoudingen, het oplossen van de nationale kwestie en het vestigen van democratische structuren die een ontwikkeling van de industrie en de economie mogelijk maken, kunnen door de nationale burgerij niet worden vervuld in de neokoloniale landen. De burgerlijke democratische revolutie in Frankrijk waarmee een einde werd gemaakt aan het regime van koning Lodewijk XVI in 1793, betekende het begin van het einde van het feodalisme in heel de wereld. In veel geïndustrialiseerde landen in het westen speelde de kapitalistische klasse een rol in de revolte tegen het feodalisme en het voorbereiden van de weg voor een verdere ontwikkeling van het kapitalisme. Het argument dat een gelijkaardige ontwikkeling mogelijk is in de moderne periode en dat ieder land door dit “stadium” moet gaan vooraleer een socialistische omvorming van de samenleving op de agenda kan staan, is foutief. De Russische revolutie in 1917 en heel wat revolutionaire bewegingen nadien hebben aangetoond dat deze theorie verkeerd is.
In de tweede helft van de jaren 1920 duwde de stalinistische bureaucratie de Chinese revolutionairen in het zogenaamde blok van vier klassen – de arbeiders, boeren, intellectuelen en anti-imperialistische burgerij – om daarmee de revolutie te leiden. Dat heeft Tsjang-Kai-Shek toegelaten om ervoor te zorgen dat het burgerlijke blok kon overleven om nadien de revolutie bloedig neer te slaan in 1926-27. Het bloedbad dat dit met zich mee bracht, maakte duizenden slachtoffers onder de revolutionairen en arbeiders. Na de nederlaag van Tsjang-Kai-Shek in de Tweede Wereldoorlog vluchtten de kapitalisten en grootgrondbezitters uit China. Er ontstond een vacuüm waar het Rode Leger in kon stappen. Het Rode Leger was voornamelijk een boerenleger onder leiding van de bonapartist Mao Zedong. Mao probeerde tussen de verschillende klassen te schipperen en baseerde zich niet op de Russische arbeidersdemocratie van 1917 maar op het stalinisme. In zekere zin begon Mao waar Stalin was geëindigd.
Het karakter van het regime dat de macht greep, werd snel duidelijk. Ondanks het doorvoeren van landhervormingen en een geplande economie, voornamelijk onder druk van onderuit, werd er geen arbeidersdemocratie gevestigd en kwam er geen echte ontwikkeling van een socialistische revolutie. De beweging had zich gebaseerd op de boeren en andere feodale klassen waardoor de bureaucratie vast zat en zelfs strijd moest leveren om beperkte “democratische” hervormingen door te voeren. Dit bracht Mao Zedong er toe om een aantal kritieken te leveren op onderdelen van de stalinistische benadering en nadien (eind jaren 1950) zelfs te spreken over een zogenaamde “continue revolutie”. Dat was een reactie op de tegenstellingen de nog steeds bestonden in de samenleving en het verlammende effect van een opkomende bureaucratie naar het beeld van de Stalinistische bureaucratie in de Sovjetunie. Mao maakte bochten tussen centralisatie en decentralisatie en verschillende maatregelen zorgden ervoor dat er regionale en lokale bureaucratieën ontwikkelden. Het feit dat er geen echte breuk werd gemaakt met het stalinisme heeft het leven gekost van miljoenen Chinese arbeiders.
De nationale burgerij in onderontwikkelde landen heeft haar lot verbonden aan het internationale kapitalisme en zal geen leidinggevende rol spelen, ze zal hoogstens de hervormingen toelaten die de internationale kapitalisten in staat stellen om de middelen van het land beter te kunnen plunderen en om iedere poging tot landhervorming te blokkeren. De nationale burgerij zal een obstakel blijven voor de belangen van de arbeiders en armen. Indien deze krachten niet worden gebroken, dan is een echte ontwikkeling van de economie en oprechte democratie niet mogelijk. De historische taak om de democratische revolutie door te voeren moet worden vervuld door de arbeidersklasse. Deze marxistische benadering van hoe een revolutie kan ontwikkelen in een neokoloniaal land wordt het beste uitgedrukt door Leon Trotski’s theorie van de permanente revolutie. Trotski legt uit dat het doorvoeren van de democratische elementen van ontwikkeling in de koloniale en semi-koloniale landen enkel mogelijk is door de arbeidersklasse die ook de arme boeren achter zich verzamelt.
In een recente inleiding tot een nieuwe vertaling van Trotski’s boek “Permanente Revolutie” in het Urdu beschrijft Peter Taaffe deze processen:
“Het was Marx die op basis van de ervaring van de revoluties van 1848 voor het eerst sprak over het ‘permanente’ karakter van de revoluties. Hij schreef in 1850: “Het is in ons belang en onze taak om de revolutie permanent te maken tot alle meer of min bezittende klassen uit hun heersende posities zijn verdreven.” Trotski ging verder en kwam tot de conclusie dat de boeren zich achter het vaandel van de arbeidersklasse moeten scharen om samen de macht te grijpen waarna de arbeidersklasse haar socialistische taken kan uitvoeren op nationaal en internationaal vlak.
“Dit was een anticipatie van wat zou gebeuren in de Oktoberrevolutie van 1917. De arbeidersklasse nam de macht in Petrograd, het centrum van revolutionaire opstanden op dat ogenblik, en in Moskou. Er werd een oproep gedaan aan de massa’s op het platteland waarbij de boeren werden overgewonnen. De onteigende grootgrondbezitters sloegen de handen in elkaar met de kapitalisten, zowel de “liberale” als de reactionaire vleugels, in een poging om de Russische revolutie de kop in te drukken. De boeren sloten zich tijdens de drie jaar durende burgeroorlog aan bij de arbeiders en hun partij, de Bolsjewieken, omdat ze begrepen dat zij de enigen waren die hen grond zouden bezorgen. Zelfs de interventie van 21 imperialistische landen waardoor de revolutie op een bepaald ogenblik beperkt was tot de provincie van Muscovy rond Petrogrand en Moskou, kon de triomf van de revolutie niet stoppen..” (De permanente revolutie vandaag, door Peter Taaffe)
Dit citaat heeft het over het dilemma waarmee de maoïstische leiding in Nepal wordt geconfronteerd met de vraag of een socialistische revolutie mogelijk is in een land waar er nog geen numeriek krachtige arbeidersklasse bestaat en waar er zowel intern als extern militaire repressie en druk bestaat in het geval van een revolutie. In recent materiaal van het CWI, zoals de nieuwe inleiding op het boek “Che Guevara. Symbool van strijd” van Tony Saunois, maakten we duidelijk dat de arbeidersklasse in Nepal procentueel gezien sterker staat dan in het pré-revolutionaire Rusland. De samenstelling en het karakter van de arbeiders in het pré-revolutionaire Rusland was anders da in Nepal waar er geen industriële basis is. Maar los van haar omvang heeft de arbeidersklasse het potentieel om de socialistische omvorming van de samenleving te leiden.
De arbeidersklasse in Nepal blijft een beslissende rol spelen, dat werd duidelijk in de succesvolle algemene stakingen. De kracht van de arbeidersklasse om de samenleving tot stilstand te brengen werd daarbij aangetoond. Het organiseren en mobiliseren van de boeren is een cruciaal onderdeel in de opbouw van een massabeweging in het land. Maar dit moet verbonden worden aan de arbeidersbeweging, ook in stedelijke gebieden, die uiteindelijk een revolutionaire verandering kan doorvoeren. Het voeren van een boerenoorlog op het platteland kan een belangrijk hulpmiddel zijn om de strijd voor revolutionaire verandering te ondersteunen. Maar enkel indien de arbeidersklasse de controle over de samenleving overneemt, kunnen echte landhervormingen worde doorgevoerd en verdedigd. Zij zijn de enigen die in staat zijn tot het vervolledigen van de taken van de democratische revolutie.
In de neokoloniale wereld is de kapitalistische klasse verbonden aan de grootgrondbezitters. Ze is niet in staat om echte landhervormingen door te voeren. Dat is onmogelijk indien een coalitie wordt gevormd met de rechterzijde die de grondeigenaars verdedigt. De zogenaamde landhervormingen die werden doorgevoerd toen de maoïsten in de overgangsregering zaten, waren beperkt tot de grond die illegaal in handen van de grootgrondbezitters was gekomen. Deze tegenstellingen werden tot nu toe genegeerd door de maoïsten die blijven geloven dat ze een regering met een “socialistische oriëntatie” kunnen vormen in een coalitie met rechtse krachten die korte tijd geleden geen enkel probleem hadden met steun aan de monarchie.
Het idee dat de arbeidersbeweging kan worden versterkt door allianties over de klassen heen, is verkeerd. Het gaat niet om pure wiskunde waarbij aantallen bij elkaar worden opgeteld om de krachten voor de revolutie te vergroten. De wet van parallelle krachten is ook van toepassing op politiek vlak. Als politieke bondgenoten in een verschillende richting willen gaan, is het resultaat van de alliantie vaak dat er niets gebeurt. De belangen van de arbeiders verschillen op essentiële punten van de belangen van de kapitalisten en grootgrondbezitters. Deze staan diametraal tegenover elkaar. Een alliantie zal er enkel toe leiden dat de revolutionaire krachten worden verlamd. Onder die omstandigheden worden de belangen van de massa’s beter gediend door een onafhankelijke organisatie dan door een coalitie van krachten die in verschillende richtingen gaan. De stalinistische theorie van het volksfront en stadia vormden een excuus voor diegenen die voor een alliantie van verschillende klassen opkwamen om zich van een marxistische retoriek te bedienen. De aanhangers van het idee van een volksfront gaan voorbij aan het voorbeeld van wat Lenin en de Bolsjewieken deden tussen februari en oktober 1917.
De stadiatheorie waarbij de arbeiders onder controle worden gehouden om de burgerij een democratische revolutie te laten doorvoeren, heeft in verschillende landen geleid tot een nederlaag voor de revolutie. Het idee dat met de kapitalisten moet worden samengewerkt om “democratie” af te dwingen, betekent in werkelijkheid dat de onafhankelijke positie van de arbeiders wordt opgegeven om democratie voor een kleine minderheid af te dwingen en geen democratie voor de massa’s. Het is hetzelfde idee dat de Chinese revolutie van 1925-27 op een zijspoor zette. De huidige ondemocratische en steeds meer kapitalistische Chinese regering beweert nog steeds dat het de ideeën van hun grote leider Mao volgt, maar ze doet er intussen alles aan om de maoïsten in Nepal te onderdrukken.
Hetzelfde argument van de stadiatheorie heeft de ontwikkeling van revolutionaire krachten in India tegengehouden. Decennialang hebben de pro-kapitalistische leiders van de Communistische Partij van India (Marxistisch) – CPI (M) – een erg negatieve rol gespeeld door samen te werken met lokale en internationale kapitalisten in het aanvallen van de arbeiders. Ze waren direct en indirect verantwoordelijk voor agressie van de Indische regering tegen wie probeerde terug te vechten. Dat was erg duidelijk in Nandigram in het door de CPI(M) gecontroleerde West Bengalen waar de autoriteiten het vuur openden op de boeren waarbij heel wat doden vielen en 20.000 mensen moesten verhuizen om plaats te maken voor de Indonesische multinational Salim Groep. Ze stemden voor de wetgeving die de regering voorstelde om speciale economische zones op te zetten, zones die een extreme uitbuiting door multinationals mogelijk moeten maken. Ze steunen ook het Indische beleid tegen de maoïsten in Nepal. Ze doen dit ook in naam van het marxisme en met het argument van de tweestadiatheorie. Een lid van het politburo van de CPI(M), Jyoti Basu, die recent overleed, verklaarde: “Socialisme is onze agenda en het staat in ons programma, maar het kapitalisme zal ons de komende jaren worden opgelegd.” Steeds minder arbeiders, boeren en armen in India zien de CPI(M) als hun partij die hun strijd kan leiden. Deze partij, deze leiding, deze filosofie heeft niets met marxisme te maken. Deze partij is niet van nut in de strijd voor de bevrijding van de onderdrukten. Er zijn natuurlijk wel gewone leden die zoeken naar een alternatief en wie een echt marxistisch antwoord wil, moet breken met de CPI(M) en samenwerken met echte revolutionaire krachten zoals deze van New Socialist Alternative, de Indische CWI-afdeling.
De maoïsten in Nepal zouden wel eens hetzelfde lot kunnen ondergaan als de CPI(M) in India als ze dezelfde koers blijven volgen. De maoïstische leiders verklaren dat Nepal door een historische overgang van feodalisme naar kapitalisme gaat. Om het zogenaamde stadium van parlementaire democratie te vestigen, zouden er volgens hen “institutionele veranderingen” nodig zijn en daarom vermijden ze confrontaties met de rechtse krachten en komen ze op voor een machtsdeling met rechts. De SPA heeft deze kans aangegrepen om de eigen positie te stabiliseren. Door de kracht van de beweging had de SPA geen keuze en moest ze wel een einde maken aan de autocratische monarchie. Het hypocriete karakter van de SPA werd meteen duidelijk. De maoïsten legden nadruk op de afschaffing van de monarchie, maar de SPA wou niet zo ver gaan. De rechtse alliantie stelde voor om tot een compromis te komen waarbij de koning een ceremoniële functie zou vervullen. De maoïsten bleven echter aandringen op de volledige afschaffing van de monarchie en dat bereidde de weg voor naar de vestiging van een republiek en een grondwetgevende vergadering die een nieuwe grondwet moest opmaken.
De maoïsten waren minder vastberaden op andere punten en dat zou doorslaggevend zijn voor de aard van de nieuwe samenleving. Toen de maoïsten in juni 2006 een 12 puntenakkoord ondertekenden met de SPA om verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering te organiseren, stemden ze in met een aantal punten waarmee de revolutionaire beweging en de maoïsten zelf werden gebroken. Ze stemden in met “een vastberaden houding inzake de bescherming van de nationale soevereiniteit, de geografische integriteit en de nationale eenheid van het land.” Dit versterkte de angst onder nationale minderheden en nationalistische elementen speelden daarop in om de bevolking op te zetten tegen de maoïsten. Er werden verschillende nationale bevrijdingsgroepen opgezet, zoals het Terai Bevrijdingsfront dat ontstond in 2007. De nationale eenheid mag niet in de weg van de rechten van minderheden staan, het recht op zelfbeschikking moet steeds worden gegarandeerd. De maoïsten gingen ook in met “vriendelijke relaties op basis van het principe van co-existentie met alle landen van de wereld en een goede burenrelatie met de omliggende landen, in het bijzonder met India en China.” Samenwerking met kapitalistische regeringen dus en geen klassenoproep tot internationale solidariteit van de arbeiders en armen. Dat is een cruciale fout aangezien het westerse en het regionale imperialisme vrij openlijk was en is over de pogingen om in de SPA een bondgenoot te zoeken in de strijd tegen de maoïsten aangezien die een bedreiging vormen voor hun belangen.
De leiders van de SPA hebben meermaals ontmoetingen gehad met de Indische autoriteiten die er op aandringen dat de maoïsten geen prominente posities kunnen innemen in de regering. De SPA gebruikte de welwillendheid van de maoïsten in de aanloop naar de eerste verkiezingen om zichzelf te stabiliseren en haar krachten te consolideren. Ze slaagden er in om te vermijden dat de maoïsten een meerderheid kregen, ook al haalden de maoïsten een enorm electoraal succes in de eerste verkiezingen (in 2008). De maoïstische overwinning was niet de volledige verrassing die rechtse commentatoren ervan hadden gemaakt. Een stem voor de maoïsten werd door veel werkenden gezien als een uitweg uit armoede en miserie. De maoïsten vormden een voorlopige regering in coalitie met de rechtse partijen, maar ze slaagden er niet in om tot een akkoord te komen inzake de nieuwe grondwet.
Er was nood aan de ontwikkeling van een onafhankelijke politieke kracht die de arbeiders, boeren en armen kon organiseren. Een coalitie met de SPA, een alliantie van partijen die de belangen van het internationale en regionale imperialisme dienen, was een obstakel om de belangen van de arbeiders en armen centraal te stellen. De maoïstische leiders slaagden er niet in om op voorhand te zien dat ze in een onmogelijke situatie zouden terecht komen. Deze onmogelijke situatie was het resultaat van hun perspectieven die beperkt werden door de tweestadiatheorie.
De tweestadiatheorie zelf wordt in vraag gesteld door de massa’s die de burgerlijke partijen in de voorlopige regering als vijanden zien. Onder druk van onderuit hebben de maoïstische leiders het falen van een aantal traditionele argumenten moeten erkennen. In een recent partijdocument wordt toegegeven dat de samenwerking met de rechterzijde in de voorlopige regering heel wat beperkingen met zich mee bracht. Het document stelt: “We moeten nederig toegeven dat we de verwachte en mogelijke verwezenlijkingen niet konden bereiken als gevolg van aan de ene kant het feit dat we moesten werken binnen het kader van de oude reactionaire staatsmachine…”
Als deze beperking wordt beseft, zou er iets moeten worden ondernomen om er op te antwoorden. De ideeën van de permanente revolutie zijn van cruciaal belang om de beweging te ontwikkelen. De maoïsten zien zich overigens steeds meer genoodzaakt om het trotskisme te bestuderen. De vice-voorzitter van de UCPN(M), Baburam Bhattarai (beter bekend als Laldhwaj), zou het volgende hebben gezegd: “In deze context moeten marxistische revolutionairen erkennen dat het trotskisme relevanter is geworden dan het stalinisme voor het proletariaat.” Moest dat ernstig worden genomen, dan zou het een belangrijke stap vooruit geweest zijn in het denken en de strategie van de maoïsten. Het lijkt er echter op dat ze nog steeds bang zijn om een “grote stap” te zetten in hun denken.
De overwinning van de Russische revolutie in oktober 1917 werd mogelijk omdat de bolsjewieken weigerden om steun te geven aan de voorlopige regering, een coalitie van arbeiderspartijen en burgerlijke partijen. Deze coalitie was niet in staat om een grondige landhervorming door te voeren, echte democratie in te voeren of andere burgerlijke democratische eisen in te willigen. Reactionaire contra-revolutionaire elementen hoopten deze voorlopige regering te kunnen gebruiken om de arbeiders en arme boeren tegen te houden en tijd te winnen om nadien de macht terug te verwerven. De bolsjewieken stonden vooraan in de strijd tegen de contra-revolutie en legden uit dat de sleutel tot succes voor de revolutie afhankelijk was van het aan de macht komen van de arbeidersklasse en armen.
Voor 1917 was er heel wat discussie over het karakter van de verdere revolutie. Trotski en Lenin waren het eens dat de arbeiders en boeren de belangrijkste krachten in de massabeweging zouden vormen om de taken van de kapitalistische democratische revolutie. Lenin bracht dit evenwel naar voor als een “algebraïsche formule” waarbij hij de vraag openliet welke klasse de alliantie zou domineren: de arbeidersklasse en de boeren. Maar Trotski ging verder en stelde dat de boeren in de geschiedenis nooit een onafhankelijke rol hebben gespeeld en dat ze altijd naar een leiding zoeken in stedelijke gebieden.
Lenin nam Trotski’s opvattingen over toen hij zich verzette tegen deelname aan de voorlopige regering in 1917. Hij moest in april een programma uitwerken om de revolutie tot een overwinning te brengen. Hij bracht daarin onder meer volgende elementen naar voor: geen steun aan de voorlopige regering, alle macht aan de sovjets, stop de oorlog, in beslag nemen van de grote landeigendommen, nationalisatie van de banken, arbeiderscontrole op de fabrieken, de vervanging van de politie en het leger door een arbeidersmilitie, de vervanging van de oude staatsbureaucratie door een arbeidersregime en het opzetten van een nieuwe internationale. Lenin begreep dat dit allemaal niet mogelijk was tenzij de arbeidersklasse de macht greep. Lenin schreef dit op een ogenblik dat een aantal bolsjewistische leiders in het land, waaronder Stalin, opkwamen voor steun aan de pro-kapitalistische voorlopige regering voor zover het de verworvenheden van de revolutie zou verdedigen en in de verre toekomst zou de arbeidersklasse dan wel eens de macht kunnen grijpen. Lenin stelde in zijn Aprilstellingen echter dat er geen enkele steun mocht worden gegeven aan de voorlopige regering. Daarmee volgde hij Trotski’s theorie van de permanente revolutie zoals deze was ontwikkeld door de ervaring van de revolutie van 1905. Dat is een cruciale les voor alle revolutionairen.
De maoïsten in Nepal bevinden zich op een belangrijk keerpunt. Ze worden tegengehouden door hun oude perspectieven. Ze moeten breken met hun traditionele standpunten en beweren nu dat ze voor een Nepalese versie van het marxisme staan, ze noemen dat de “Prachanda weg” (genoemd naar de voorzitter van de UCPN(M), Puspa Kamal Dahal alias Prachanda). Deze vorm van zogenaamd lokaal marxisme is net als dit het geval was met de maoïstische groepen in Peru een uitdrukking van een bocht naar rechts door de leiding van de partij. In Rusland kwamen de arbeiders niet aan de macht door een Russische versie van het marxisme, maar door een correct begrip en toepassing van het marxisme. Deze zogenaamd nieuwe versie van het marxisme moet overigens nog altijd een antwoord bieden op de kwestie van hoe de revolutie in Nepal kon worden doorgevoerd. Baburam Bhattarai stelde in een interview: “We slaagden er in om een einde te maken aan de feodale monarchie. Maar het sociaal-economisch systeem is niet radicaal veranderd. De noodzaak om de democratische revolutie te vervolledigen bestaat nog steeds en onze partij richt er zich op om deze democratische revolutie te vervolledigen rekening houdend met de specifieke elementen van Nepal en de wereldsituatie. We willen ervoor zorgen dat deze radicale hervorming plaats vindt door een democratisch en grondwettelijk proces, maar de mogelijkheden daartoe worden beperkt door de reactionaire krachten die zich opmaken om te strijden tegen de radicale krachten in het land. In die context lijkt de optie van een vreedzame ontwikkeling van de revolutie steeds meer achterhaald te zijn.”
Dit toont aan dat de maoïstische leiders de beperkingen erkennen, maar niet bereid zijn om hun perspectieven aan te passen en acties te ondernemen om de moeilijkheden te overkomen. Ze hopen nog steeds dat het proletariaat en de revolutionaire massa’s zullen samenwerken met de burgerij in het vestigen van een zogenaamde democratische revolutie in Nepal.
Maar de rechterzijde zal er alles aan doen om de beweging te verdelen zodat ze zelf aan de macht kunnen blijven. Ze zal niet aarzelen om het leger in te zetten of om het leger te gebruiken om een grondwettelijke staatsgreep te plegen door een nieuwe grondwet op te maken waarmee de revolutionairen van de macht kunnen worden gehouden. Hoe meer de maoïsten nu op de rem gaan staan, hoe meer de rechterzijde en de contrarevolutionaire krachten zich kunnen versterken door in te spelen op bestaande tegenstellingen en door meer tegenstellingen langs nationale, religieuze, etnische en kastenlijnen te creëren onder de arbeidersklasse en door de middenlagen tegen de arbeiders op te zetten. Dat zal ook een effect hebben op de UCPN(M). De vraag is hoe lang dit een verenigde partij zal blijven, er wordt onder meer gewezen op belangrijke meningsverschillen tussen de voorzitter en de vice-voorzitter van de partij. De opkomende tegenstellingen zijn in zekere zin een uitdrukking van de noodzaak om op te komen voor een correcte politieke koers.
Tijdens de protestbeweging in april 2006 gingen de maoïsten niet in tegen de massale rechtse propaganda en de pogingen om de beweging te verdelen omdat ze opkwamen voor een eenheid over de klassen heen tegen de dictatoriale monarchie. Nu beginnen ze steun te verliezen onder een aantal arbeiders en intellectuelen met hogere inkomens. Deze betere inkomens komen niet zo vaak voor, maar deze mensen hebben een groot sociaal gewicht in de Nepalese samenleving. De SPA probeert aansluiting te vinden bij deze lagen. Als er een beslissende stap wordt gezet naar sociale verandering, dan is het mogelijk om de middenlaag en intellectuelen over te winnen naar de kant van de arbeiders. Maar als er geen belangrijke stappen worden gezet, dan kunnen ze door de heersende kapitalistische klasse overtuigd worden om hun kant te kiezen. Daarom is het essentieel om stappen te zetten in de richting van een socialistische omvorming van de samenleving en om de kansen van de kapitalisten om steun te verwerven zoveel mogelijk te beperken.
“Laatste duw” en daarna
De zogenaamde “laatste duw”, de oproep voor een nieuwe algemene staking in mei dit jaar, leverde na zes dagen nets op. 22 partijen betuigden hun steun aan de nieuw aangestelde premier en veroordeelden de maoïsten en de staking. De voorlopige regering dreigde om het leger in te zetten tegen de stakers. De Indische en westerse regeringen gaven hun volledige steun aan de regering. De rechtse media lanceerden een massale propagandacampagne tegen de maoïsten. De zogenaamde “vredesbijeenkomst” van de oppositie trok 25.000 aanwezigen, vooral beter betaalde arbeiders, kleine zakenlui en intellectuelen.
Als resultaat van deze druk en uit vrees voor uitputting, besloten de maoïsten om de staking na zes dagen af te blazen. Er waren echter nog steeds bijeenkomsten en de maoïsten zeggen dat ze het nooit volledig hebben opgegeven en mogelijk naar een nieuwe algemene staking zullen gaan. Ze kunnen zo niet blijven doorgaan. De massabeweging kan niet op en af worden gezet, dat zal niet worden aanvaard door de massa’s. Het afblazen van de algemene staking zonder een overwinning is een stap achteruit voor de maoïsten. Tijdens de algemene staking stelden ze dat ze enkel zouden onderhandelen na het ontslag van de premier. De pro-kapitalistische partijen eisen nu dat de maoïsten hun jongerenvleugel ontbinden en een “burgerpartij” zouden worden vooraleer de premier ontslag neemt. Het is waarschijnlijk dat ze verder zullen opgesloten geraken in eindeloze onderhandelingen met de rechterzijde en vergeldingsacties. De maoïsten moeten de algemene staking niet langer meer gebruiken als middel voor onderhandelingen, maar wel als instrument om de samenleving te veranderen.
Een staking van onbepaalde duur stelt de vraag van de macht. Het toont wie de samenleving controleert. Zelfs een beperkte arbeidersklasse kan een volledig land platleggen. Maar een algemene staking volstaat niet om de macht aan de massa’s over te dragen. Enkel een duidelijke leiding met een revolutionaire strategie kan de massa’s aan de macht brengen. De algemene staking moet worden gebruikt om de arbeiders en boeren te vormen en te betrekken om de macht te grijpen. Zonder duidelijk perspectief riskeren ze de beweging te demoraliseren en uit te putten door steeds nieuwe stakingsacties. In landen als Nepal waar er geen degelijke infrastructuur is of faciliteiten voor de voedseltoevoer, zouden de massa’s uitgehongerd geraken indien een staking langere tijd blijft aanhouden. Dat is een reden waarom de staking na zes dagen wel moest worden afgeblazen.
De macht grijpen is voor de arbeidersklasse een beslissende stap naar de afschaffing van de klassensamenleving. Dat is iets wat de heersende burgerlijke klasse ten alle koste wil vermijden. De burgerij zal alle mogelijkheden waarover ze beschikt gebruiken, ook het leger. De arbeidersklasse en de revolutionaire partij kunnen niet succesvol zijn indien ze daar geen duidelijke strategie tegen hebben en de massa’s bewapenen en voorbereiden op de revolutie.
Tijdens de algemene staking waren er bijeenkomsten en culturele evenementen in de hoofdstad. Er was echter geen poging om stakerscomités op te zetten of arbeiderscomités waar de volgende stappen werden besproken en waar het beheer van de samenleving stilaan werd overgenomen. Er was geen open discussie over welke samenleving de arbeiders, boeren en armen willen, hoe dat kan worden bereikt en hoe het zou georganiseerd zijn. Er waren discussies onder de maoïstische leiders over de vraag of een “socialistische revolutie kan overleven in slechts één land, of er beroep kan worden gedaan op de burgerij om de revolutie door te voeren,… Maar deze discussies werden niet bediscussieerd onder bredere lagen van de bevolking. Het bleef bij retoriek of beperkte kritiek op de voorlopige regering en dat is niet genoeg. Tijdens de beweging van april 2006 eisten de maoïsten de afschaffing van de monarchie en de vestiging van een grondwetgevende vergadering. Vandaag beperkte ze zich tot de vraag naar een nieuwe grondwet met een federale structuur, voedselbonnen,… Ze waren eerder niet in staat om dit af te dwingen toen ze de macht negen maanden lang deelden met de SPA. Uiteindelijk trokken de maoïsten zich terug uit de regering. Een echte revolutionaire partij zou eerder hebben voorzien dat de rechterzijde niet in staat zou zijn om een revolutionaire grondwet op te maken en zou vroeger begonnen zijn met het mobiliseren van de massa’s om een revolutionaire grondwetgevende vergadering op te zetten. Zo’n vergadering zou worden verkozen om de belangen van de arbeiders, boeren en armen te dienen. De grondwetgevende vergadering zou zich uiteraard niet mogen beperken tot een regenboogcoalitie om de burgerij bij te staan in het opnemen van haar rol.
India en China
Een ander argument om de beweging tegen te houden, is de dreiging van militaire agressie door de Chinese en Indische regeringen indien een revolutie uitbreekt in Nepal. In mei 2009 maakte de Sri Lankese regering op brutale wijze een einde aan de oorlog met de Tamil Tijgers (LTTE). Dat was de langst durende oorlog van zuid-Azië en Sri Lanka deed voor haar oorlogsinspanningen beroep op zowel de Indische als de Chinese regering. Het geweld in de laatste periode van de oorlog werd gezien als een “Chinese oplossing” voor het conflict. Dat heeft de maoïsten in India en Nepal afgeschrikt. Er wordt zelfs niet overwogen dat de Chinese staat de maoïsten zou steunen in de strijd tegen de Indische en westerse invloed. Het zal geen stap vooruit zijn om in te spelen op tegenstellingen tussen verschillende grootmachten als alternatief op de opbouw van de arbeidersbeweging op wereldvlak. Dit zal immers niet leiden tot een beslissende overwinning voor de arbeidersklasse.
Het Chinese regime is bang dat een massale beweging van de arbeidersklasse navolging zou krijgen in eigen land. Dat was in 1956 ook de reden voor de brutale onderdrukking van de anti-stalinistische arbeidersrevolutie in Hongarije door de sovjetkrachten. Het vestigen van een arbeidersregering in Hongarije zou een grote bedreiging gevormd hebben voor de regimes in Moskou en in China. Dat was waarom de Chinezen steun gaven aan de Russische onderdrukking van de Hongaarse revolutie. Vandaag zou het Chinese regime niet aarzelen om een gelijkaardige rol te spelen indien een arbeidersregering tot stand dreigt te komen.
Na eeuwen van onderdrukking door westerse machten proberen regionale imperialistische machten zoals India en China op de voorgrond te treden in zuid Azië. Er s een groeiende invloed van beide landen in de hele regio. Nepal is een specifiek geval: het is één van de armste landen ter wereld en dat net tussen de twee lokale grootmachten die tevens de twee snelst groeiende economieën ter wereld vormen. Zowel India als China zijn geïnteresseerd in een controle op de Nepalese middelen en politiek.
Tibet grenst aan Nepal en kan een aanleiding vormen voor toenemende spanningen tussen China en de VS in de toekomst. Een recente ontmoeting van Barack Obama met de Dalai Lama werd niet bepaald positief onthaald in China. In maart 2008 waren er protestacties in Tibet en dat op enkele maanden voor de Olympische spelen in China. De protestacties kenden toen een uitbreiding naar Nepal waar er heel wat Tibetaanse wonen. De Chinese regering wil haar controle op de regio versterken en volgt een gelijkaardige rol als in Sri Lanka en Pakistan waar het miljarden dollars investeert. De Chinese regering wil een betrouwbare en stabiele bondgenoot in Nepal om haar economische belangen te dienen en de grens met Tibet te controleren. De rechtse Nepalese partijen zijn uitermate bereid om een dergelijke rol te spelen. Kush Kumar Joshi, de voorzitter van de federatie van Nepalese Handelskamers, kondigde aan dat ze speciale economische zones (SEZ) willen opzetten om Chinese en Iraanse investeringen aan te moedigen. De voorlopige regering van Nepal kondigde vorig jaar aan dat er voor het eerst een politiekantoor zal komen in plaatsen als Mustang en Manang aan de grens met Tibet.
De Indische regering geeft eveneens haar volledige steun aan de rechterzijde binnen de voorlopige regering van Nepal. De algemene staking van de maoïsten alarmeerde de Indische regering die de “dreiging van de maoïsten” nog steeds als de belangrijke bedreiging voor de veiligheid ziet. 55,4% van de import in Nepal komt uit India. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Indische premier Manmohan Singh zijn volledige steun betuigde aan het verzet van de Nepalese regering tegen de algemene staking.
Moest de revolutie geslaagd zijn in Nepal, dan had dit een enorme impact gehad op India. Daar is er heel wat strijd in speciale economische zones en in verschillende deelstaten. Er is veel strijd in de gebieden waar de maoïsten sterk staan. De Indische regering daarentegen staat dicht bij de rechtse partijen in Sri Lanka: de Nepalese Congress Party en de UML. President Ram Baran Yadav, de voormalige algemeen-secretaris van de Nepalese Congress Party en premier Madhav Kumar Nepal, de algemeen secretaris van de UML, zouden erg dicht bij de Indische regering staan. Madhav Nepal bracht verschillende bezoeken aan India vooraleer hij n 2006 het 12-puntenakkoord met de maoïsten ondertekende. Hij zou de voorwaarden van het akkoord eerst met de Indische autoriteiten hebben doorgepraat.
Net zoals de CPI(M) in India heeft de UML in Nepal absoluut geen revolutionair imago en is deze partij gebaseerd op electorale doelstellingen op korte termijn. De alliantie van Congress en de CP (UML) in Nepal is bijna een afspiegeling van de alliantie tussen Congress en de communistische partijen in India. Beide partjen hebben nauwe banden met de Indische autoriteiten en willen die ook verder zetten. In april was er een politieke rel toen een controversiële overeenkomst was gesloten om Nepalese paspoorten in India te laten drukken.
De maoïsten vormen een bedreiging voor de politieke en zakelijke belangen van India in Nepal. Die maoïsten willen immers strikte grenscontroles en de zakelijke belangen van India terug schroeven. Ze willen een einde maken aan het zogenaamde “vredes- en vriendschapsakkoord” waarmee in 1950 een overeenkomst werd gesloten om het water van de rivieren te delen. De maoïsten zien dat de Indiërs vijandig tegenover hen staan en beschouwen India nu als een groot probleem. Het falen om tot een nieuwe grondwet te komen, wordt bijvoorbeeld aan India toegeschreven. In de algemene staking was één van de slogans: “Marionettenregering, keer terug naar India.”
Onder deze omstandigheden is de angst voor een militaire interventie reëel. Met een correcte benadering is het mogelijk om dat te vermijden. Om mogelijke interventies van regionale machten te vermijden, is het noodzakelijk om een oproep te doen aan de arbeiders en armen in deze landen om solidariteitsacties te ondernemen en zich aan te sluiten bij hun voorbeeld. Als er een echte revolutie komt in Nepal dan zou een militaire interventie door India of China een reactie veroorzaken in die landen. Dat zou zeker het geval zijn in India waar er in heel het land strijd wordt gevoerd tegen de staat en de multinationals. Er zal daar de komende periode een explosie van strijd zijn waarbij massabewegingen kunnen ontwikkelen om de belangen van de armen en arbeiders te dienen. Revolutionaire verandering in Nepal zou besmettelijk zijn en onvermijdelijk een impact hebben op andere landen in de regio en daarbuiten. De oproep voor een socialistische federatie van zuid-Azië is dan ook cruciaal om de belangen van de arbeidersklasse in Nepal en de rest van de regio te dienen.
-
Nepal. Nieuw vredesakkoord leidt tot maoïstische machtsdeelname
“Onze ervaringen hebben aangetoond dat we onze doelstellingen niet konden bereiken doorheen een gewapende revolutie, dus hebben we het pad van onderhandelingen gevolgd en vormden we een alliantie met de politieke partijen.” Dat is hoe de Nepalese maoïstische leider Prachanda het nieuwe akkoord met de regering verklaarde. De guerrilla zal ontwapenen en treedt toe tot de regering met 5 ministers.
Na jaren van oorlog en een despotisch regime, is het niet verrassend dat de aanhangers van de maoïsten en van bredere lagen in de samenleving heel hoge verwachtingen hebben over het nieuwe vredesakkoord. Op 10 november waren er vieringen georganiseerd door de maoïsten in zowat alle delen van het land, inclusief de hoofdstad Kathmandu. “We willen een republiek, leve de maoïsten”, dat waren de slogans van zowat 20.000 voornamelijk jonge aanhangers en voormalige guerrilla-strijders.
In de media was er ook heel veel optimisme over het vredesakkoord. Er waren ook positieve reacties van de heersers in China, de VS en van de Verenigde Naties. “We zijn tot een historisch akkoord gekomen met een stappenplan voor Nepal”, stelde Prachanda.
Het akkoord was het resultaat van geheime onderhandelingen tussen de politieke elite en de maoïsten. De arbeiders, jongeren en boeren werden niet betrokken bij deze onderhandelingen. Nochtans waren zij het die in april dit jaar massaal in actie kwamen. Het was de massabeweging die ertoe leidde dat de monarchie bijna omver werd geworpen. Koning Gyanendra greep in februari 2005 de absolute macht. De massa’s gingen in tegen de soldaten die bevel kregen om te schieten.
Dit akkoord is wat de alliantie van zeven partijen en de maoïsten wilden sinds ze een jaar geleden een alliantie sloten in New Dehli. Zonder enig politiek programma voor het te voeren beleid, gingen ze akkoord met het beperken van de macht van de koning en het idee van een coalitieregering. Dat komt nu sneller tot stand dan verwacht werd, en dit omwille van de revolutionaire beweging in april.
Het huidige akkoord bepaalt dat de maoïstische guerrilla tegen 21 november haar wapens onder VN-controle zal stellen. Er zal een gelijkaardig aantal wapens van het officiële leger onder toezicht geplaatst worden.
Tot 35.000 maoïstische rebellen zullen zich in 21 kampen terugtrekken in zeven regio’s en daar blijven tot na de verkiezingen in juni. Ook het Nepalese leger zal tot dezelfde periode in de barakken blijven.
Vanaf 1 december zal de Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch) 5 van de 23 ministers leveren in de voorlopige regering.
Tegelijk zullen de maoïsten 73 parlementszetels krijgen. Dat is slechts 2 minder als de Congress-partij en evenveel als de Communistische Partij van Nepal (Verenigde Marxist-Leninisten), een pro-kapitalistische partij die op zowat alle vlakken (behalve de naam uiteraard…) op de Europese sociaal-democratie lijkt.
Om haar intrede in het staatsapparaat te onderlijnen, beloofden de maoïsten om de lokale autoriteiten in de door haar gecontroleerde gebieden (onder de naam “volksregeringen”) te ontbinden.
Ten laatste op 1 juni komen er verkiezingen voor een parlement met 425 afgevaardigden (waarbij er 16 parlementsleden worden aangeduid door de premier). Bij de eerste beslissingen van dat parlement zal er één zijn over het al dan niet verder bestaan van de monarchie.
Andere punten in het akkoord omvatten het oprichten van een “Waarheids- en verzoeningscommissie” en de nationalisatie van de eigendommen die koning Gyanendra verwierf sinds hij in 2001 aan de macht kwam.
Prachanda en andere maoïstische leiders benadrukken dat het menens is met dit akkoord. “We zullen een deel van de regering vormen en er zal geen geweld toegelaten worden door onze partij”. Naast de verkiezingen en de vorming van een grondwetgevende vergadering, gingen de maoïsten ook akkoord met de volledige ontwapening van hun krachten en de opname in het leger.
Zal de coalitieregering de verwachtingen inlossen?
Voor marxisten stelt dit akkoord enkele fundamentele kwesties. Op welke manier zal een coalitieregering met pro-kapitalistische partijen de verwachtingen van de massa’s inlossen? Nepal is één van de armste landen ter wereld. Het omverwerpen van de absolute monarchie (het panchayat-systeem) in 1990 deed de hoop onder de massa’s opflakkeren, maar dit leidde enkel tot desillusies in de partijen, het parlement en het wereldkapitalisme.
Dat was de voedingsbodem voor de maoïstische “volksoorlog” sinds februari 1996. Begin jaren 1990 vormden enkele kleine ‘communistische’ partijen samen het Verenigd Links Front dat verschillende parlementsleden had. Deze formatie werd geleid door Prachanda en veranderde haar naam in 1996 in Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch) waarbij ook guerrilla-acties werden opgestart.
Sinds het begin van die guerrilla roepen de maoïsten op tot een “democratisch en seculier” Nepal. Er werd geen socialistisch programma naar voor gebracht. Wel waren er eisen voor gratis onderwijs en gezondheidszorg. In delen van het land waar de maoïsten de controle hadden, werd dit ook doorgevoerd. Op nationaal vlak waren er enkel eisen inzake nationalisatie voor buitenlands kapitaal en bedrijven die samenwerken met het imperialisme. Het begin van de guerrilla maakte ook een einde aan de betrokkenheid van arbeiders en aan democratische structuren.
De maoïsten lieten zelfs meermaals hun belangrijkste eis, voor een republiek, vallen door zich te beperken tot de oproep om de privileges van het koningshuis te beperken. Bij onderhandelingen met het regime in 2001 eisten de maoïsten enkel dat de macht en de invloed van het koningshuis zou beperkt worden. Nadat eveneens in 2001 een aantal leden van de koninklijke familie werden vermoord in een interne afrekening, had de maoïstische leider Baburam Bhattarai zelfs lovende woorden voor koning Birendra (één van de neergeschoten figuren).
De paradox voor de maoïsten is dat ze de afgelopen 6 jaar meer steun en lokale macht hebben gekregen, terwijl de leiding anderzijds de conclusie trok dat de oorlog niet kon gewonnen worden. Sinds 11 september 2001 in de VS kreeg het Nepalese leger de steun van China, de VS en India. Deze crisis zorgde ervoor dat de maoïstische leiding van koers veranderde. In plaats van “militant” maoïsme (in de vorm van een guerrilla-oorlog) kwam er een “volksfront”-maoïsme met allianties met de zogenaamde “progressieve burgerlijke leiders”.
Als Prachanda 10 jaar nodig had om te begrijpen dat een guerrilla-oorlog op de manier dat deze gevoerd werd door de maoïsten (zonder socialistisch programma en zonder massale arbeiderspartijen in stedelijke gebieden) niet tot resultaten zou leiden, dan zullen de massa’s zich nu wel sneller realiseren dat een maoïstische regeringsdeelname weinig zal veranderen.
Iedere beweging die opkomt voor een echte verandering van het leven van de massa’s, zal in confrontatie komen met de lokale kapitalistische klasse en haar politieke vertegenwoordigers, naast ook het imperialisme. Een echte revolutionaire socialistische partij in Nepal zou de massa’s op zo’n confrontatie voorbereiding in plaats van illusies te creëren in de Alliantie van zeven partijen, de Indische regering of de Europese Unie, zoals dit het geval was met de maoïsten.
Nood aan een revolutionaire socialistische partij
Er is in Nepal nood aan een revolutionaire socialistische partij die de massa’s kan organiseren in een democratische en strijdbare beweging die ingaat tegen feodalisme, kapitalisme en imperialisme. Om zichzelf te verdedigen zal zo’n beweging nood hebben aan democratisch georganiseerde verdedigingscomités. Een boerenleger dat strijdt voor landhervormingen kan een belangrijke steun vormen voor de centrale strijd van de arbeiders in de steden. De maoïsten hebben hun wapens nu overgedragen aan de Verenigde Naties en niet aan de massa’s in Nepal.
Het akkoord zal geen einde betekenen voor de strijd in Nepal. Er is de mogelijkheid van een splitsing tussen de Alliantie van zeven partijen en de maoïsten, naast mogelijke splitsingen binnen de maoïstische beweging. Ondanks het akkoord blijven er bovendien elementen van duale macht bestaan met 100.000 mensen die deel uitmaken van een gewapende militie van de maoïsten. Sinds april zijn er maoïstische politiepatrouilles in de hoofdstad Kathmandu. Als de maoïsten de oorlog terug opnemen, zal dit niet zijn omdat ze opkomen voor “communisme”, maar wel omdat ze vrezen voor een afname van hun macht en invloed. Dat is zeker het geval indien de verkiezingen in juni niet leiden tot een goed resultaat voor de maoïsten. Dat kan zelfs op lokaal vlak het geval zijn, zeker daar waar de maoïstische ‘comités’ vandaag instaan voor het innen van belastingen.
De steun voor de maoisten en de verwachtingen bereiken nu een hoogtepunt. Er zijn heel wat betogingen en publieke bijeenkomsten met tienduizenden aanwezigen die het akkoord vierden. Dat is een uitdrukking van een roep naar vrede en de hoop op een beter leven. In heel wat steden kunnen deze massabijeenkomsten leiden tot stakingsdagen waarbij alles plat gaat. Onder de arbeiders en jongeren op deze bijeenkomsten, zal er ook gezocht worden naar een socialistisch alternatief. Dat wordt niet aangeboden door maoïsten. Die worden bovendien beperkt door hun nationalistische kijk en ze maken geen onderscheid tussen de arbeiders en de elite in India en andere buurlanden. De strijd in Nepal kan enkel tot een overwinning leiden als het een onderdeel vormt van de strijd voor een democratisch en socialistisch Nepal, in een vrijwillige en gelijkwaardige federatie van socialistische landen in de regio.
-
Nepal: massabeweging zorgt voor revolutionaire crisis
Een algemene staking van 18 dagen, gekoppeld aan massale protesten, dwongen de Nepalese koning Gyanendra op maandag 24 april om het parlement opnieuw in te stellen. De omvang van de crisis was diep. Moest er een revolutionaire, socialistische massapartij in Nepal aanwezig geweest zijn, dan had de kwestie van een arbeiders- en boerenregering zich ongetwijfeld gesteld.
Sinds 1 februari 2005 had de dictatoriale koning de touwtjes in Nepal stevig in handen. Hij riep voor 3 maanden de noodtoestand af. In 2005 was Nepal goed voor de helft van de gemelde gevallen van staatscensuur overal ter wereld, volgens een verslag van Reporters Zonder Grenzen.
De koning isoleerde zichzelf door deze repressie, en het sociale verval, meer en meer bij elke laag van de bevolking. Niet alleen van de arbeiders en boeren, maar ook van de middenklasse. Op 9 februari van dit jaar waren er gemeentelijke verkiezingen in Nepal. De koning wou op die manier zijn gezag gedeeltelijk herstellen. Deze strategie viel echter in het water. De maoïstische rebellen riepen op tot een week van stakingen en een grote oppositiebetoging telde 150.000 deelnemers. Het was duidelijk dat het regime op z’n laatste benen liep.
De 18 dagen van staking in april schokten niet enkel de Nepalese elite. Ook de VS en regionale grootmachten als India en China vreesden voor een massa-opstand. India kent in bepaalde regio’s een eigen maoïstische rebellie. De Chinese regering had eind vorig jaar nog 18 vrachtwagens met wapens naar Nepal gestuurd. Daarmee wou ze helpen bij de onderdrukking van de maoïstische guerilla, en destabiliserende protesten in het algemeen. Deze militaire steun onderstreept het karakter van China als meer en meer een staatskapitalistisch land, in plaats van een stalinistische genationaliseerde en geplande economie.
De laatste dagen van de staking in april namen er 100.000en deel aan de protesten. De ambtenaren en de meeste vakbonden vervoegden de algemene staking. Toen de politie op donderdag 20 april 3 betogers doodschoot, leidde dat de daaropvolgende dagen enkel tot een nog sterkere radicalisatie. De massa’s wilden niet meer op de oude manier verder leven en verloren hun schrik om te sterven; de middenklasse ondersteunde het protest; er waren beginnende splitsingen in het staatsapparaat;… De elementen voor een revolutionaire crisis rijpten.
Uit vrees voor een voorziene betoging met mogelijk 2 miljoen deelnemers op dinsdag 25 april, stelde de koning de dag ervoor opnieuw het parlement in. De bestaande oppositie is echter grotendeels gediscrediteerd. De Congrespartij, bijvoorbeeld, toonde haar neoliberale beleid in de jaren ’90.
Er is ook de Verenigde Communistische Partij – Marxistisch Leninistisch, die een bredere invloed heeft. Ze propageert een “democratische republiek”, met socialisme voor een verre toekomst. De stalinistische twee-stadia-theorie, dus. Een en ander moet haar deelname aan allianties met burgerlijke partijen goedpraten.
Trouwens, ook de maoïstische guerilla – die 75% van het platteland controleert – staat niet volledig afkerig van akkoorden met de burgerlijke partijen, en streeft “op korte termijn” enkel naar een “democratische republiek”.
Op kapitalistische basis is het echter niet mogelijk om Nepal uit het sociale en economische moeras te trekken. Democratische eisen zoals landhervorming en democratische rechten moeten onmiddellijk met socialistische eisen, zoals nationalisaties en arbeiderscontrole, worden verbonden. Een oproep voor een socialistische federatie met landen als India, China, etc. in het Aziatische subcontinent zou ook de situatie op wereldvlak wijzigen.