Your cart is currently empty!
Tag: nationalisatie
-
Dossier. Vraag en antwoord over nationaliseringen
Onderstaand dossier uit onze archieven werd voor het eerst gepubliceerd in 2015. Tegen de achtergrond van massale afdankingen en het falen van het kapitalisme, wint de eis van nationalisatie aan belang. Het is nuttig om na te gaan wat hiermee bedoeld wordt.
Nationaliseringen zijn belangrijk om tot het socialisme te komen. Het is weinig verrassend dat de kapitalistische klasse en hun media een constante strijd voeren om het idee te discrediteren. Maar kapitalistische regeringen zijn regelmatig verplicht om hun eigen versie van nationaliseringen door te voeren om een bepaalde sector of een volledige nationale economie te onderstutten als ze door de tegenstellingen van het systeem in de problemen komen. Een dergelijke kapitalistische nationalisering is een karikatuur van hoe een echte socialistische nationalisering is. Het is belangrijk dat revolutionairen zich bewapenen met een duidelijk begrip hiervan. Wat is een nationalisering?
Het privaat bezit van de sleutelsectoren van de economie – de mijnen, banken, commerciële boerderijen, grote fabrieken en grote bedrijven – vormt het fundament van de kapitalistische samenleving. Het is door dit privaat bezit dat verdedigd wordt door de staat dat de kapitalistische klasse in staat is om de samenleving te domineren en te controleren, los van de vraag of er een democratische vijgenblad wordt gebruikt of niet. Het is het mechanisme waarmee de ‘legale’ diefstal van rijkdom van de arbeidersklasse wordt georganiseerd. Alle rijkdom wordt immers gecreëerd door de werkende bevolking. Maar omwille van het privaat bezit van de productiemiddelen is die rijkdom ‘eigendom’ van de kapitalisten.
De enige reden waarom de kapitalisten aan productie deelnemen is om winst te maken. De noden van de meerderheid van de bevolking zijn van ondergeschikt belang, als er al rekening mee wordt gehouden. Er is een uitgebreide luxesector om de allerrijksten te voorzien van sportwagens, grote villa’s en boten terwijl miljoenen mensen geen degelijke huisvesting of toegang tot water en sanitair hebben. Luxegoederen zijn winstgevend, de meerderheid van de bevolking een degelijke levensstandaard aanbieden is dat niet.
Een nationalisering neemt de eigendom uit de handen van individuele kapitalisten. Als dit gebeurt onder de controle van de arbeidersklasse dan ondermijnt dit het fundament van de kapitalistische heerschappij. Dat is waarom de kapitalisten zich verzetten tegen socialistische nationaliseringen. Voor hen is het een kwestie op leven en dood. Onder het kapitalisme behoort de rijkdom die gecreëerd wordt door de inspanningen van ons allemaal toe aan slechts een handvol individuen, onder het socialisme zou het iedereen toebehoren. De reden om te produceren kan dan gevonden worden bij de sociale noden en niet de winsten van een klein groepje individuen. Dit zou het mogelijk maken om de samenleving te beheren in het belang van de meerderheid van de bevolking met voldoende jobs en een degelijke levensstandaard voor iedereen.
Waarom gaat de kapitalistische klasse dan zelf soms over tot nationaliseringen?
De kapitalistische klasse kan gedwongen worden om tot nationaliseringen over te gaan als gevolg van de beperkingen en tegenstellingen van hun systeem. In Europa en de VS gingen de kapitalisten in 2008 over tot een massale nationalisering van hun bankstelsels. Ze deden dit om te vermijden dat de economie zou ineenstorten. Het apartheidsregime ging destijds ook over tot nationaliseringen samen met goedkope gedwongen arbeid in het kader van de apartheid. Het deed dit om een Afrikaner kapitalistische klasse te creëren die in staat is om wereldwijd te concurreren.
Pro-kapitalistische regeringen in opkomende landen als China en Brazilië gebruiken nationaliseringen en overheidsinterventies om hun economieën te ontwikkelen tegenover de concurrenten. In Zuid-Afrika laat energiebedrijf Eskom het mijnbedrijf BHP Billiton toe om ongeveer 10% van de totale energie in het land te gebruiken, terwijl het daar slechts de helft van de productieprijs voor betaalt. Ondertussen gaan de energiefacturen van de gewone Zuid-Afrikanen steeds verder omhoog.
In al deze gevallen dienden de nationaliseringen de belangen van de kapitalisten. Arbeiders mogen geen vertrouwen hebben in de kapitalistische staat of regeringspartijen zoals het ANC of de SACP [Communistische Partij] om de genationaliseerde bedrijven of sectoren te beheren.
Is het opkopen van een meerderheidsbelang hetzelfde als een nationalisering?
Een van de kapitalistische maatregelen die vaak als een nationalisering wordt omschreven, is in het beste geval een gedeeltelijke nationalisering. Dat is het geval als de kapitalistische staat een meerderheidsbelang neemt in een sector of een bedrijf. Dat gebeurt doorgaans met een speciaal daartoe opgezet staatsbedrijf onder controle van niet verkozen bureaucraten. Zo heeft de Zuid-Afrikaanse Public Investment Corporation belangen in tientallen sectoren.
Dit is een kapitalistisch investeringsmodel. Zelfs indien de regering meer dan de helft van de aandelen in handen heeft, betekent dit niet dat de staat een controlerend belang heeft. De staat krijgt als aandeelhouder winsten op dezelfde wijze als gelijk welke kapitalistische investeerder. Het hangt af van de uitbuiting van de werkenden en de concurrentiepositie van het bedrijf tegenover andere in de sector. De minderheid van private kapitalistische aandeelhouders blijft eveneens winst maken die vervolgens opnieuw kan geïnvesteerd worden of elders aangewend. De Economic Freedom Fighters (EFF) pleiten voor een dergelijke vorm van ‘nationalisering’ waarbij de overheid slechts 60% van de belangen in handen neemt in de mijnsector en andere sleutelsectoren.
Hoe verschilt dit van een socialistische nationalisering?
Een socialistische nationalisering wordt doorgevoerd op basis van arbeiderscontrole en -beheer. Het doel is niet om de controle van de kapitalisten op de samenleving te verdedigen, maar wel om die controle te breken. Arbeiderscontrole kan uitgeoefend worden door het opzetten van comités op elke werkplaats met vertegenwoordigers van de werknemers, de vakbonden, de lokale gemeenschap en consumentengroepen.
Arbeiderscomités zouden alle aspecten van de genationaliseerde industrie gedetailleerd onderzoeken en opvolgen. Zakengeheimen, achterkamerakkoorden, prijsafspraken, … zouden verdwijnen met het openen van de boeken. Arbeiderscomités zouden bepalen hoe de middelen worden ingezet, ze zouden investeringsplannen opmaken en toezien op de uitvoering ervan.
De kracht die ervoor moet zorgen dat de genationaliseerde industrie de belangen van de meerderheid van de bevolking dienen, is de arbeidersklasse zelf.
Hoe kan het tot een socialistische nationalisering komen?
Een socialistische nationalisering zal nooit zomaar vrijwillig doorgevoerd worden door de kapitalisten. Er zal een massale opstand voor nodig zijn waarbij de georganiseerde kracht van de arbeidersklasse wordt ingezet om zich te verdedigen tegen iedere sabotage door de kapitalistische klasse.
Zal nationalisering niet leiden tot kapitaalvlucht?
Een staatsmonopolie op buitenlandse handel onder democratische controle van de arbeidersklasse, met onder meer kapitaalcontrole, kan een kapitaalvlucht vermijden. Het biedt een antwoord op pogingen van de kapitalistische klasse om ‘hun’ geld weg te halen om de genationaliseerde industrie te saboteren.
Het idee dat de meest getalenteerde werkenden zouden vertrekken, vertrekt van verwarring over de rol die de kapitalisten in de economie spelen. Er zijn hoog betaalde geschoolde werknemers en experts zoals ingenieurs of geologen die bijvoorbeeld een cruciale rol spelen in de mijnsector. Deze experts krijgen een bijzonder hoog loon omdat er een tekort is aan mensen met een dergelijke opleiding. Hun geprivilegieerde positie leidt er soms toe dat ze denken dat hun belangen samenlopen met die van de kapitalisten, alhoewel dit niet het geval is.
Investeringen in onderwijs en opleiding kunnen het monopolie op vaardigheden doorbreken en ervoor zorgen dat niet slechts een kleine groep toegang heeft tot goede opleidingen. Ondertussen is er geen principieel bezwaar tegen het feit dat experts meer verdienen. Zelfs de Bolsjewieken moesten vlak na de Russische Revolutie toegevingen doen op dit vlak om de geschoolde arbeiders in het land te houden. Maar deze experts moeten dan wel onder de controle van de arbeiderscomités staan.
Zijn nationaliseringen in het verleden niet mislukt?
Verdedigers van het kapitalisme kunnen tal van mislukte nationaliseringen aanbrengen. Maar geen enkele van die nationaliseringen werd doorgevoerd op basis van arbeiderscontrole en -beheer. Dit is zelfs het geval in de voormalige Sovjet-Unie, dat brak met het kapitalisme en in de eerste jaren na de revolutie van 1917 arbeiderscontrole doorvoerde. Maar in plaats van verder vooruit te gaan in de richting van socialisme, vestigde de contrarevolutie onder Stalin een bureaucratisch regime waarbij de elementen van arbeidersdemocratie van de kaart werden geveegd. Toen Trotski in de jaren 1930 de problemen van de Sovjet-Unie beschreef, stelde hij dat “socialisme democratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft.”
De nationalisering van de mijnsector in Zambia is een ander voorbeeld dat wel eens wordt gebruikt. Maar de mijnen van Zambia waren nooit volledig genationaliseerd. In 1969 nam de regering van Kaunda een belang van 51% in de twee grootste kopermijnen van het land. In de twee daaropvolgende decennia werd de sector geplunderd door de heersende elite terwijl tegelijk 49% van de winsten naar de kapitalistische investeerders bleef gaan. De arbeidersklasse oefende geen enkele controle uit.
Is een nationalisering een stap in de richting van socialisme?
De kapitalistische klasse gebruikt nationaliseringen als noodmaatregelen, ofwel defensief als antwoord op een crisis ofwel offensief om hun positie tegenover concurrerende landen te versterken. Maar eens de genationaliseerde industrie de strategische doeleinden van de kapitalisten heeft gediend, en nadat ze leeggeplunderd zijn, wordt ze gewoon terug aan het private bezit overgelaten.
Voor socialisten zijn nationaliseringen deel van de strijd voor socialisme. De verandering van privaat naar collectief bezit is inherent aan een nationalisering en vormt een slag voor de economische fundamenten van het kapitalisme. Het bevestigt de beperkingen van dit systeem. Maar de strijd voor arbeiderscontrole en –beheer moet centraal staan als we ook het politieke bewind van de heersende klasse een slag willen toebrengen. Arbeiderscontrole en –beheer vormen bovendien een belangrijke leerschool voor de arbeidersklasse die zo stappen zet om de hele samenleving te beheren en de weg naar een socialistische omvorming van de samenleving opgaat.
Arbeiderscomités zullen een cruciale rol spelen in de opbouw van een socialistische samenleving. Ze zullen de massa-organen van de democratie van onderuit zijn. Uiteindelijk zal de volledige economie onder het directe beheer van de arbeidersklasse geplaatst worden, waarbij op basis van samenwerking een democratisch opgemaakt productieplan tot stand komt om de chaos van de vrije markt te vervangen. Dat is waar socialisten voor gaan, alles wat minder ver gaat kan slechts een tijdelijke overwinning vormen.
-
Stop de afdankingen: nationaliseer bedrijven die personeel op straat zetten

Betoging in december 2011 in Luik. Arbeiders eisen de nationalisering van de staalsector. De luchtvaartsector domineert vandaag het slechte nieuws op vlak van jobverliezen. Maar het is lang niet de enige getroffen sector. Verschillende voorspellingen schatten dat tot 250.000 jobs kunnen verloren gaan in deze economische crisis. De huidige recessie kan enkel vergeleken worden met de periode na de crash van 1929. De lawine van afdankingen zal tot protest leiden. Hoe kunnen we overwinningen boeken?
Verbod op ontslagen?
De PS stelt voor om ontslagen te verbieden tot 31 oktober 2020. Federaal parlementslid Ludivine De Donder verdedigde de maatregel op RTL-TVI: “Is het onrealistisch? Ik denk het niet, want als een werknemer tijdelijk werkloos wordt, kost het de werkgever helemaal niets, want de vergoeding wordt betaald door de sociale zekerheid. Het idee is om bedrijven een paar maanden de tijd te geven om het effect van het economisch herstel te beoordelen.” Er stellen zich enkele problemen met dit voorstel.
Ten eerste is de sociale zekerheid de afgelopen decennia geplunderd, onder meer door allerlei vrijstellingen van werkgeversbijdragen. Dit heeft de middelen voor de sociale zekerheid uitgehold. In plaats van te pleiten voor meer bijdragen van de bazen aan de sociale zekerheid, komt de PS nu nogmaals met een voorstel om het geld van de sociale zekerheid op een gouden dienblad aan de bazen aan te bieden. Voldoende middelen voor de sociale zekerheid zijn niet mogelijk als het de bazen niets mag kosten.
Ten tweede gaat de PS ervan uit dat de economie zich snel zal herpakken. De hoop dat de economische crisis binnen enkele maanden wel voorbij zal zijn, is in het beste geval naïef. Het is hetzelfde als hopen dat de klimaatverandering met de winter voorbij is. Dergelijke illusie wekken, is wellicht vooral bedoeld om de arbeidersbeweging te sussen zodat ze niet te hard van stapel loopt met protest.
In het verleden waren er ambitieuzere voorstellen rond een verbod op ontslagen. Zo was er het voorstel van de PVDA om ontslagen van winstgevende bedrijven te verbieden. Het is echter niet duidelijk hoe een dergelijke wet door het parlement zou geraken. En al helemaal niet hoe zo’n wet zou toegepast worden indien een bedrijf bijvoorbeeld beslist om te delokaliseren.
Geen enkele werkende aan zijn lot overlaten
Ons uitgangspunt moet de verdediging van elke werkende zijn, ongeacht of hij of zij met ontslag wordt bedreigd in een bedrijf dat winst maakt of niet. LSP verdedigt daarom de nationalisatie onder controle en beheer van de werkenden van elk bedrijf dat dreigt te verhuizen of tot collectief ontslag over te gaan. De gezondheidscrisis heeft aangetoond dat er veel tekorten zijn in deze samenleving, er is dus werk genoeg. Bedrijven die in publieke handen komen, zouden hun productie kunnen heroriënteren om aan de sociale behoeften te voldoen. En wie kan dat beter dan het personeel zelf en de gemeenschap? We hebben geen managers nodig die de openbare sector leiden als private bedrijven. Het zijn de arbeiders die de rijkdom produceren, het is aan hen om te beslissen!
Dit voorstel zal de bazen uiteraard op hun achterste poten zetten. Dat deden ze ook toen de arbeidersbeweging in de jaren 1930 droomde van betaald verlof. Maar onze grootouders hebben dat wel afgedwongen! Ze deden dit niet door het vriendelijk te vragen of door een oplossing te zoeken die ‘de bazen absoluut niets kost’. Betaald verlof is afgedwongen door arbeidersstrijd, door stakingen en massamobilisaties. Waarom zouden we het vandaag anders aanpakken?
Er zal meer nodig zijn dan een wandeling in Brussel om onze jobs en levensstandaard te verdedigen. Er zal geen gebrek zijn aan solidariteit met de bedreigde werkenden, maar deze moet georganiseerd worden in een echt actieplan om een krachtsverhouding op te bouwen. Dit kan met regionale en sectorale mobilisaties en stakingen om de strijd uit te breiden, en nadien indien nodig een algemene staking die desnoods herhaald wordt.
We moeten dit vandaag bespreken en terugkijken naar de actiemethodes van de arbeidersbeweging die hun waarde hebben bewezen, zoals de oprichting van stakingscomités en coördinatiecomités van verschillende bedrijven of industriezones, de bezetting van bedrijven en het gebruik van ons materieel (bulldozers, bussen, kranen …) om de beweging te organiseren en te verdedigen tegen eventuele repressie.
-
Gevaarlijke ideën: Kortere werkweek en nationalisatie onder publieke controle

Foto: MediActivista De schandalen rond belastingparadijzen als de Bahama’s, Panama of dichterbij in Luxemburg en Zwitserland, naar waar de rijkste Belg Alexandre Van Damme emigreert, toonden aan dat er miljarden euro’s beschikbaar zijn. De regering-Michel gaat daar echter niet zoeken naar de middelen om het gat in de begroting te dichten. Neen, de gewone werkenden en uitkeringstrekkers moeten eens te meer betalen. Zoals de Franse schrijver Alphonse Allais met enige zwarte humor opmerkte aan het begin van de 20ste eeuw: “Je moet het geld halen waar het zit: bij de armen. Het klopt dat er niet veel hebben, maar ze zijn met heel heel.”
Zieken, jongeren, gepensioneerden, werkenden, … Niemand wordt gespaard
De grootste besparing wordt doorgevoerd op de sociale zekerheid (1,4 miljard) en meer bepaald in de gezondheidszorg (bijna 1 miljard). Begin dit jaar waarschuwde minister De Block nog dat er bij extra besparingen “gaten dreigen te vallen in de sociale zekerheid.” Het protest tegen de uitspraak van De Wever dat er “enkel in de sociale zekerheid” nog kon bespaard worden, maakt plaats voor het uitvoeren van zijn programma. VBO-topman Timmermans vroeg 1,5 miljard euro besparingen op de sociale zekerheid in de komende drie tot vijf jaar. Zo lang moet hij niet wachten, hij krijgt het meteen. Niet verwonderlijk dat de werkgevers zo enthousiast zijn over deze regering.
Michel zoekt niet alleen geld bij de zieken, hij kijkt ook naar de armen (door te snoeien in de welvaartsenveloppe), bruggepensioneerden die minder pensioen zullen krijgen of zwangere vrouwen die meteen moeten stoppen met werken in een risicovol beroep (waarbij de werkgever 10% van de uitkering zal moeten betalen en dus minder snel zal overgaan tot de aanwerving van jonge vrouwen die zwanger kunnen worden…). Dit alles wordt verkocht met het argument dat wie werkt wint en wie niet werkt verliest. Wat een nonsens!
Gewone werkenden verliezen evenzeer. Bij de minste tegenslag worden ze tot armoede veroordeeld en een tegenslag kan er sneller komen met de opgedreven flexibiliteit door de wet-Peeters. Jonge werkenden moeten niet denken dat ze wat kunnen sparen om op tegenslagen voorbereid te zijn, de huidige minimumlonen voor jongeren vindt deze regering immers niet realistisch en dus gaat dit minimum tot een derde naar beneden!
De lagere lonen voor jongeren zullen gevolgd worden door lagere lonen voor iedereen. Dat is de inzet van de aanpassing van de berekening van de zogenaamde ‘loonhandicap’. In de openbare sector gaat dit bovendien gepaard met een nieuwe afbouw van de pensioenrechten. Nadat de regering het leger voor zowat alles heeft ingezet, worden de militairen ‘bedankt’ met een drastische verhoging van hun pensioenleeftijd. Ook het rijdend treinpersoneel moet veel langer aan de slag. Over de gevolgen hiervan voor de veiligheid op het spoor, wordt uiteraard gezwegen.
Zelfs een beperkte meerwaardebelasting was onaanvaardbaar voor de liberale regeringspartijen N-VA en Open VLD. Zo’n belasting zou het asociale beleid niet recht trekken, maar zelfs de schijn van een pijnlijke maatregel voor de rijksten kon niet. De Wever aarzelde niet om hen meteen gerust te stellen: “speculatietaks weg, arbeidsmarkt flexibeler, concurrentiekracht versterkt. Nu nog vennootschapsbelasting,” twitterde hij.
Volgens Peeters zal dit extra jobs opleveren… Charles Michel beweert bovendien dat het beleid van ‘jobs, jobs, jobs’ vruchten begint af te werpen. Wat is er van deze regeringspropaganda aan? Een kleine fact-check.
‘Oplossingen’ op basis van de markt mislukken
Amper een week na de aankondiging van het jobverlies bij ING stelde premier Michel: “Onze hervormingen beginnen hun eerste vruchten af te werpen, we zullen op dit elan verdergaan. (…) Ten eerste de modernisering van de arbeidsmarkt. Ten tweede de hervorming van de wet van 1996 over de concurrentiepositie en de loonvorming.” Die eerste vruchten bestaan volgens de premier uit de 70.000 nieuwe jobs sinds 2014. Daarbij moet opgemerkt worden dat het Planbureau nog voor het aantreden van de regering stelde dat er bij ongewijzigd beleid 65.000 nieuwe jobs zouden bijkomen. Verder moet niet alleen naar het aantal vruchten gekeken worden, maar ook naar het vruchtvlees. Van die 70.000 nieuwe jobs zijn er slechts 9.000 voltijds! (1)
Ondertussen gingen in 2014 maar liefst 5.830 jobs verloren bij collectieve ontslagen en 28.534 bij faillissementen. In 2015 waren dit er respectief 5.209 en 25.339. (2) De afdankingsmachine draait dit jaar een versnelling hoger: volgens de FOD Werk zijn er in de eerste negen maanden van dit jaar 12.000 jobs bedreigd door collectieve afdankingen. Dat is dus meer dan het totaal van de twee voorgaande jaren samen. In september alleen ging het om meer dan 4.000 jobs met onder meer Caterpillar Gosselies en Douwe Egberts Grimbergen. En dan komen daar nog de jobs bij onderaannemers bij, in het geval van Caterpillar wordt hun aantal op 4.000 tot 5.000 geschat. Oktober was amper gestart of ING kondigde het schrappen van 3.500 jobs aan. Hiermee kennen we de grootste golf van collectieve afdankingen sinds 2012 en de sluiting van Ford Genk (4.300 werknemers).
Goede jobs verdwijnen, rotjobs komen
Volgens de grote werkgevers en hun politieke marionetten moeten we alle heil verwachten van de flexi-security: meer flexibiliteit op de werkvloer om zoveel mogelijk jobs te behouden. Dat is het idee achter de verschillende hervormingen van de arbeidsmarkt in Europa de afgelopen maanden en jaren (denk maar aan de Franse wet-El Khomri of de wet-Peeters bij ons). Deze hervormingen baseren zich op vier grote principes: lagere lonen, gemakkelijker ontslag en veralgemening van interim, decentraliseren van onderhandelingen tussen werkgever en werknemer (anders gezegd: afbouw van collectieve overeenkomsten op nationaal vlak) en tenslotte verlenging van de arbeidsduur.
Op al deze vlakken is Duitsland een rolmodel. Daar waren er in 2003-2005 de Hartz-wetten om hetzelfde beleid op te leggen. De gevolgen waren ernaar: in 2015 leefde 17% van de bevolking op of onder de armoedegrens. (3) Twee miljoen werkenden moeten meerdere jobs combineren om rond te komen. Er zijn zes miljoen voltijdse equivalente jobs in de vorm van mini-jobs aan 400 euro per maand, 27% van de jobs zijn deeltijds. (4) Dit beleid werd door de trojka in Griekenland opgelegd met een verlaging van de zogenaamde loonkosten met 24% tussen 2010 en 2014. De winstmarge op de export nam met 36% toe (5), de werkloosheidsgraad steeg van 12% in 2010 naar 26% vandaag. (6)
Het zal in België niet anders zijn. Volgens de laatste “Solidaris thermometer” (oktober 2016, sociaal-economische gegevens van de Franstalige socialistische mutualiteiten) leeft één op de zeven werkenden in dit land in armoe en 40% heeft het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Ondertussen neemt de werkdruk toe. Dit leidt tot een verdrievoudiging van burn-outs en depressies tussen 2007 en 2014. Maar liefst 64% van de werkenden verklaart stress op het werk te kennen.
Volgens de gegevens van sociaal secretariaat SD Worx werkten in het eerste kwartaal van dit jaar 482.000 mensen vier vijfden. Dat is een verdubbeling sinds 2000. Zeker onder jongeren is er een explosie: + 69% tussen 2008 en 2015 bij jongeren onder de 30 jaar. (7) De commentatoren zien achter die cijfers een groots discours over jongeren die de “combinatie tussen werk en sociaal leven” maken, maar het gaat om een direct gevolg van de toename van het aantal deeltijdse jobs (in feite vooral van deeltijdse lonen). Welke toekomstperspectieven hebben jongeren onder die omstandigheden?
Kortere werkweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen
De forse toename van het aantal deeltijdse jobs leidde tot de stelling dat ‘vier vijfden’ het nieuwe voltijds is voor jongeren. Er is anders gezegd een inkorting van de werkweek, maar dit gaat gepaard met loonverlies en de werkdruk is niet noodzakelijk lager dan bij een 38-urige werkweek. Met de wet-Peeters dreigt dat al helemaal niet het geval te zijn. Daar tegenover stellen wij de eis van een collectieve arbeidsduurvermindering met loonbehoud en bijkomende aanwervingen. Het is geen toeval dat die eis een opmars kent.
Volgens de laatste cijfers van het Instituut voor Duurzame Ontwikkeling wordt er momenteel gemiddeld 1.440 uur per jaar per werknemer gewerkt. Dat komt neer op ongeveer 30 uur per week. Er is dus een arbeidsduurvermindering, maar deze gaat ten koste van de lonen van de werknemers. Terwijl sommige mensen tot ellende veroordeeld worden omdat ze geen werk vinden, worden anderen als citroenen uitgeperst. Ondertussen levert een uur werken vijf keer zoveel waarde op als 30 jaar geleden…
Welke inkorting van de werkweek?
In Frankrijk werd in 2000 overgestapt naar een 35-urenweek. Volgens onderzoeksbureau Poliargus werden hierdoor ongeveer 350.000 jobs gecreëerd. Maar er wordt ook gewezen op de stijgende werkdruk en het aantal overuren waarmee de impact van de maatregel beperkt wordt.
Dat is waarom in de discussie nadruk wordt gelegd op een vierdagenweek of een werkweek van 32 of 30 uur. Een vierdagenweek moet ervoor zorgen dat de arbeidsduurvermindering gepaard gaat met bijkomende aanwervingen en niet met een verhoging van de vaak reeds onhoudbare werkdruk.
Hoe deze kortere werkweek doorvoeren?
Dit is het voorwerp van een levendig debat. Sommigen, zoals de Franse econoom Pierre Larrouturou, stellen dat de sociale zekerheid moet bijspringen om nieuwe lastenverlagingen aan de werkgevers te geven om hen te overtuigen. Anders gezegd: het indirecte loon van de werkenden moet aangesproken worden voor deze arbeidsduurvermindering. Ondertussen is het aandeel van de totaal geproduceerde waarde dat de kapitalisten zichzelf toe-eigenen toegenomen tot 57% van het BBP in 2006. Ons land bevindt zich daarmee in de top 15.
Wij denken dat het onaanvaardbaar is om een loonsverlaging in ruil voor een arbeidsduurvermindering te aanvaarden. Het debat gaat immers over de controle op de door ons geproduceerde rijkdom.
De grootste overwinningen inzake de arbeidstijd werden niet behaald door onderhandelingen en overleg. Zo werd de 8-urendag in 1921 wettelijk vastgelegd na harde stakingen en strijd door de werknemers. Als de arbeidersbeweging toen had gewacht tot de gevestigde politici met een “realistisch en pragmatisch” voorstel waren gekomen, dan werkten we nu nog steeds allemaal meer dan 10 uur per dag. Het enige pragmatische aan een eis is de krachtsverhouding waarop deze gebaseerd is in de samenleving.
De vroegere arbeidsduurverminderingen werden door de kapitalisten beantwoord met onder meer een groeiende rationalisatie van de productie en veralgemening van nieuwe productiemethoden. Hierdoor zijn we in minder uren meer gaan produceren. Een arbeidsduurvermindering moet dan ook gepaard gaan met controle van de werknemers en de gemeenschap op de productie.
Nationalisatie onder controle en beheer van de werkenden en de gemeenschap
Maatregelen als een algemene arbeidsduurvermindering zullen de werkgevers uiteraard niet enthousiast stemmen. Ze zullen dreigen met delokalisatie en sluiting van vestigingen. De enige manier om daarop te antwoorden is zoals bij andere gevallen van collectieve afdankingen: strijden om het bedrijf in publieke handen te nemen onder controle en beheer van de werknemers. Deze nationalisatie moet zonder schadeloosstelling, tenzij op basis van bewezen behoeften.
Wat is een nationalisatie?
Het privaat bezit van de voornaamste sectoren van de economie (financiewezen, distributiesector, staal, energie, …) is een fundament van het kapitalistische systeem. Alle rijkdom wordt geproduceerd door werkenden, maar zij krijgen dit niet terug als loon. Voor de kapitalistische klasse is productie enkel gericht op het maken van winsten.
Een nationalisatie brengt de economische macht in publieke handen. Om een bureaucratisch wanbeheer te vermijden, moet dit gebeuren onder het beheer en de controle van de werkenden zelf. Hiermee wordt de basis van het systeem ondermijnd. Voor het kapitalisme is het dus een kwestie van leven of dood om dergelijke nationalisaties tegen te houden.
Betekent nationaliseren automatisch een breuk met het kapitalisme?
Neen. De kapitalistische klasse kan zelf gedwongen zijn om te nationaliseren om de beperkingen en tegenstellingen van het eigen systeem te overbruggen. Dat zagen we met de crisis van 1929 of recenter met de crisis van 2008. De overheden beslisten toen om enkele grote banken te nationaliseren om een volledig bankroet van het systeem te vermijden. Het hangt er natuurlijk van af welke nationalisatie er is en wat het doel ervan is.
Tussen 1945 en 1973 was er in Europa een consensus dat strategische diensten en industriële sectoren in publieke handen waren. Het was normaal dat de overheid in de economie tussenkwam om de kapitalistische klasse bij te staan in de concurrentie met buitenlandse kapitalsiten. Het gewicht van de georganiseerde arbeidersklasse (zowel op syndicaal als op politiek vlak) speelde eveneens een belangrijke rol. Nationalisaties waren dan een centrale eis van linkse partijen. In Frankrijk ging president Mitterand in 1982 over tot de nationalisatie van 39 banken, vijf industriële groepen en twee financiële bedrijven.In 1983 was één op de vier Franse werkenden actief in de publieke sector. De tendens keerde snel, ook in Frankrijk kwam er snel een besparingsbeleid en stapte de PS van Mitterand mee in de neoliberale contrarevolutie van Reagan en Thatcher.
Bij die nationalisaties was het doel nooit om uit het kapitalistische kader te treden.
Hoe zou een nationalisatie onder controle en beheer van de werkenden eruit zien?
Proximus en Bpost zijn voorbeelden van publieke bedrijven waar de overheid slechts één van de vele aandeelhouders is. Ze hebben nog maar 51% van de aandelen en de economische activiteiten wordt volledig gedaan zoals in private bedrijven.
Er waren in het verleden ook andere methoden van bedrijfsvoering, zoals het “medebeheer” van vakbonden en werkgevers. Dit was vooral in de jaren 1970 populair, maar recent kwam de PS er opnieuw mee naar buiten. Het is een illusie dat er “sociale democratie” mogelijk is door de vakbonden mee te betrekken in het kapitalistische beheer van een bedrijf, doorgaans met een directe en indirecte vorm van corruptie ten aanzien van de hoogst geplaatste vakbondsvertegenwoordigers. Het Duitse schandaal uit 2007 met vakbondsleiders die bij het “medebeheer” van Volkswagen betrokken waren en miljoenen euro’s achterover sloegen, toont de beperkingen. “Medebeheer” is niet hetzelfde als controle van de werknemers op het bedrijf. Het dient vooral om de controle van de werkgevers op de vakbondsleiders te vergroten.
Wij staan voor een nationalisatie onder controle en beheer van de werkenden. Het doel is niet om de controle van de kapitalistische klasse te behouden of mee te beheren, maar om de heerschappij van de grote aandeelhouders te breken.
Arbeiderscontrole betekent dat er bedrijfscomités gevestigd worden met democratisch verkozen vertegenwoordigers van de werknemers, de vakbonden en de gemeenschap in het algemeen (onder meer de lokale gmeenschap en de consumenten). Deze comités moeten elk onderdeel van de activiteiten van een genationaliseerd bedrijf onderzoeken en controleren. Het ‘zakengeheim’ wordt opgeheven zodat elke werknemer toegang heeft tot alle gegevens over het functioneren van het bedrijf en de sector.
Deze comités zouden bepalen hoeveel middelen ingezet worden, waar er geïnvesteerd wordt, … Een directe betrokkenheid van de werknemers in het beslissingsproces moet er ook voor zorgen dat het economisch proces op hun belangen gericht is. Zelfs managers en kaders kunnen overtuigd worden om in een dergelijk kader te werken, het zou ook hun werkomstandigheden verbeteren.
Hoe kunnen we dit bekomen?
We moeten een krachtsverhouding uitbouwen op basis van de collectieve kracht van de arbeidersklasse. In het geval van een bedrijf dat met sluiting of collectief ontslag bedreigd wordt, kan bijvoorbeeld begonnen worden met een bedrijfsbezetting als eerste stap naar een onteigening. De stakerscomités of strijdcomités kunnen op termijn omgevormd worden tot comités voor het beheer van het bedrijf onder controle van het personeel zelf, zonder de grote aandeelhouders en hun marionetten in het bedrijf.
Vanuit een bedrijfsbezetting kan zowel het betrokken personeel als de actieve solidariteit van de bevolking georganiseerd worden. Doorheen deze strijd kan de eis van nationalisatie afgedwongen worden. Indien de sleutelsectoren van de economie in publieke handen staan, kunnen we de economie rationeel organiseren met een democratisch uitgewerkt project van geplande economie.
Zijn nationalisaties in het verleden niet mislukt?
Bij elke mislukte nationalisatie ontbrak het cruciale element van controle en beheer door de werkenden en de gemeenschap. Ook de Sovjet-Unie was dit het geval. Het kapitalisme werd met de revolutie van 1917 dan wel aan de kant geschoven, maar de stalinistische contrarevolutie (op basis van het isolement van het achtergebleven land) leidde tot een bureaucratische dictatuur in plaats van een levendige democratie van comités van werkenden en landbouwers.
Arbeidersdemocratie is geen optie, maar een noodzakelijk element. Na de Russische revolutie van oktober 1917 legde Lenin daar steeds de nadruk op. Hij riep de werkenden op om de zaken zelf in handen te nemen. Nadien analyseerde Leon Trotski de opmars van een bureaucratisch geplande economie onder het stalinisme. Hij stelde in de jaren 1930 dat een “geplande economie nood heeft aan democratie zoals een menselijk lichaam zuurstof nodig heeft.” Arbeiderscomités moeten daar een centrale rol in spelen, het zijn de massa-instrumenten van de arbeidersdemocratie.
Uiteindelijk moet de volledige economie onder de controle en het beheer van de werkenden geplaatst worden om met een geplande economie de chaos van de markteconomie te vervangen. Dat is wat socialisme betekent. Zonder zo’n volledige breuk met het systeem, zullen alle overwinningen slechts tijdelijk zijn en zullen de kapitalisten steeds opnieuw de druk opvoeren om op toegevingen terug te komen.
VOETNOTEN
(1) De Standaard, 7 oktober 2016.
(2) SPF Emploi, ‘‘Statistiques relatives aux pertes d’emploi en Belgique en 2015’’, http://www.emploi.belgique.be/defaultNews.aspx?id=44762
(3) Eurostat, aangehaald door http://www.francetvinfo.fr/replay-radio/le-vrai-du-faux/moins-de-chomeurs-mais-beaucoup-plus-de-pauvres-en-allemagne_1779393.html
(4) Eurostat
(5) http://alencontre.org/europe/grece-une-economie-dependante-et-rentiere.html
(6) http://www.cadtm.org/Les-reformes-du-droit-du-travail
(7) http://www.levif.be/actualite/belgique/emploi-le-quatre-cinquiemes-temps-en-plein-essor/article-normal-561111.html
(8) http://rue89.nouvelobs.com/2013/12/22/pierre-larrouturou-nouvelle-donne-peut-tout-changer-an-deux-248408
-
Vraag en antwoord over nationaliseringen

Foto: PPICS Nationaliseringen zijn belangrijk om tot het socialisme te komen. Het is weinig verrassend dat de kapitalistische klasse en hun media een constante strijd voeren om het idee te discrediteren. Ook heel wat linkse krachten gebruiken deze term niet meer. Maar dan nog zijn kapitalistische regeringen regelmatig verplicht om hun eigen versie van nationaliseringen door te voeren om een bepaalde sector of een volledige nationale economie te onderstutten als ze door de tegenstellingen van het systeem in de problemen komen. Een dergelijke kapitalistische nationalisering is een karikatuur van hoe een echte socialistische nationalisering is. Het is belangrijk dat revolutionairen zich bewapenen met een duidelijk begrip hiervan. Een dossier uit Izwi Labasebenzi, de krant van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie. (Dit dossier is eerst verschenen in 2015)
Wat is een nationalisering?
Het privaat bezit van de sleutelsectoren van de economie – de mijnen, banken, commerciële boerderijen, grote fabrieken en grote bedrijven – vormt het fundament van de kapitalistische samenleving. Het is door dit privaat bezit dat verdedigd wordt door de staat dat de kapitalistische klasse in staat is om de samenleving te domineren en te controleren, los van de vraag of er een democratische vijgenblad wordt gebruikt of niet. Het is het mechanisme waarmee de ‘legale’ diefstal van rijkdom van de arbeidersklasse wordt georganiseerd. Alle rijkdom wordt immers gecreëerd door de werkende bevolking. Maar omwille van het privaat bezit van de productiemiddelen is die rijkdom ‘eigendom’ van de kapitalisten.
De enige reden waarom de kapitalisten aan productie deelnemen is om winst te maken. De noden van de meerderheid van de bevolking zijn van ondergeschikt belang, als er al rekening mee wordt gehouden. Er is een uitgebreide luxesector om de allerrijksten te voorzien van sportwagens, grote villa’s en boten terwijl miljoenen mensen geen degelijke huisvesting of toegang tot water en sanitair hebben. Luxegoederen zijn winstgevend, de meerderheid van de bevolking een degelijke levensstandaard aanbieden is dat niet.
Een nationalisering neemt de eigendom uit de handen van individuele kapitalisten. Als dit gebeurt onder de controle van de arbeidersklasse dan ondermijnt dit het fundament van de kapitalistische heerschappij. Dat is waarom de kapitalisten zich verzetten tegen socialistische nationaliseringen. Voor hen is het een kwestie op leven en dood. Onder het kapitalisme behoort de rijkdom die gecreëerd wordt door de inspanningen van ons allemaal toe aan slechts een handvol individuen, onder het socialisme zou het iedereen toebehoren. De reden om te produceren kan dan gevonden worden bij de sociale noden en niet de winsten van een klein groepje individuen. Dit zou het mogelijk maken om de samenleving te beheren in het belang van de meerderheid van de bevolking met voldoende jobs en een degelijke levensstandaard voor iedereen.
Waarom gaat de kapitalistische klasse dan zelf soms over tot nationaliseringen?
De kapitalistische klasse kan gedwongen worden om tot nationaliseringen over te gaan als gevolg van de beperkingen en tegenstellingen van hun systeem. In Europa en de VS gingen de kapitalisten in 2008 over tot een massale nationalisering van hun bankstelsels. Ze deden dit om te vermijden dat de economie zou ineenstorten. Het apartheidsregime ging destijds ook over tot nationaliseringen samen met goedkope gedwongen arbeid in het kader van de apartheid. Het deed dit om een Afrikaner kapitalistische klasse te creëren die in staat is om wereldwijd te concurreren.
Pro-kapitalistische regeringen in opkomende landen als China en Brazilië gebruiken nationaliseringen en overheidsinterventies om hun economieën te ontwikkelen tegenover de concurrenten. In Zuid-Afrika laat energiebedrijf Eskom het mijnbedrijf BHP Billiton toe om ongeveer 10% van de totale energie in het land te gebruiken, terwijl het daar slechts de helft van de productieprijs voor betaalt. Ondertussen gaan de energiefacturen van de gewone Zuid-Afrikanen steeds verder omhoog.
In al deze gevallen dienden de nationaliseringen de belangen van de kapitalisten. Arbeiders mogen geen vertrouwen hebben in de kapitalistische staat of regeringspartijen om de genationaliseerde bedrijven of sectoren te beheren.
Is het opkopen van een meerderheidsbelang hetzelfde als een nationalisering?
Een van de kapitalistische maatregelen die vaak als een nationalisering wordt omschreven, is in het beste geval een gedeeltelijke nationalisering. Dat is het geval als de kapitalistische staat een meerderheidsbelang neemt in een sector of een bedrijf. Dat gebeurt doorgaans met een speciaal daartoe opgezet staatsbedrijf onder controle van niet verkozen bureaucraten. Zo heeft de Zuid-Afrikaanse Public Investment Corporation belangen in tientallen sectoren.
Dit is een kapitalistisch investeringsmodel. Zelfs indien de regering meer dan de helft van de aandelen in handen heeft, betekent dit niet dat de staat een controlerend belang heeft. De staat krijgt als aandeelhouder winsten op dezelfde wijze als gelijk welke kapitalistische investeerder. Het hangt af van de uitbuiting van de werkenden en de concurrentiepositie van het bedrijf tegenover andere in de sector. De minderheid van private kapitalistische aandeelhouders blijft eveneens winst maken die vervolgens opnieuw kan geïnvesteerd worden of elders aangewend. De Economic Freedom Fighters (EFF) pleiten voor een dergelijke vorm van ‘nationalisering’ waarbij de overheid slechts 60% van de belangen in handen neemt in de mijnsector en andere sleutelsectoren.
Hoe verschilt dit van een socialistische nationalisering?
Een socialistische nationalisering wordt doorgevoerd op basis van arbeiderscontrole en -beheer. Het doel is niet om de controle van de kapitalisten op de samenleving te verdedigen, maar wel om die controle te breken. Arbeiderscontrole kan uitgeoefend worden door het opzetten van comités op elke werkplaats met vertegenwoordigers van de werknemers, de vakbonden, de lokale gemeenschap en consumentengroepen.
Arbeiderscomités zouden alle aspecten van de genationaliseerde industrie gedetailleerd onderzoeken en opvolgen. Zakengeheimen, achterkamerakkoorden, prijsafspraken, … zouden verdwijnen met het openen van de boeken. Arbeiderscomités zouden bepalen hoe de middelen worden ingezet, ze zouden investeringsplannen opmaken en toezien op de uitvoering ervan.
De kracht die ervoor moet zorgen dat de genationaliseerde industrie de belangen van de meerderheid van de bevolking dienen, is de arbeidersklasse zelf.
Hoe kan het tot een socialistische nationalisering komen?
Een socialistische nationalisering zal nooit zomaar vrijwillig doorgevoerd worden door de kapitalisten. Er zal een massale opstand voor nodig zijn waarbij de georganiseerde kracht van de arbeidersklasse wordt ingezet om zich te verdedigen tegen iedere sabotage door de kapitalistische klasse.
Zal nationalisering niet leiden tot kapitaalvlucht?
Een staatsmonopolie op buitenlandse handel onder democratische controle van de arbeidersklasse, met onder meer kapitaalcontrole, kan een kapitaalvlucht vermijden. Het biedt een antwoord op pogingen van de kapitalistische klasse om ‘hun’ geld weg te halen om de genationaliseerde industrie te saboteren.
Het idee dat de meest getalenteerde werkenden zouden vertrekken, vertrekt van verwarring over de rol die de kapitalisten in de economie spelen. Er zijn hoog betaalde geschoolde werknemers en experts zoals ingenieurs of geologen die bijvoorbeeld een cruciale rol spelen in de mijnsector. Deze experts krijgen een bijzonder hoog loon omdat er een tekort is aan mensen met een dergelijke opleiding. Hun geprivilegieerde positie leidt er soms toe dat ze denken dat hun belangen samenlopen met die van de kapitalisten, alhoewel dit niet het geval is.
Investeringen in onderwijs en opleiding kunnen het monopolie op vaardigheden doorbreken en ervoor zorgen dat niet slechts een kleine groep toegang heeft tot goede opleidingen. Ondertussen is er geen principieel bezwaar tegen het feit dat experts meer verdienen. Zelfs de Bolsjewieken moesten vlak na de Russische Revolutie toegevingen doen op dit vlak om de geschoolde arbeiders in het land te houden. Maar deze experts moeten dan wel onder de controle van de arbeiderscomités staan.
Zijn nationaliseringen in het verleden niet mislukt?
Verdedigers van het kapitalisme kunnen tal van mislukte nationaliseringen aanbrengen. Maar geen enkele van die nationaliseringen werd doorgevoerd op basis van arbeiderscontrole en -beheer. Dit is zelfs het geval in de voormalige Sovjet-Unie, dat brak met het kapitalisme en in de eerste jaren na de revolutie van 1917 arbeiderscontrole doorvoerde. Maar in plaats van verder vooruit te gaan in de richting van socialisme, vestigde de contrarevolutie onder Stalin een bureaucratisch regime waarbij de elementen van arbeidersdemocratie van de kaart werden geveegd. Toen Trotski in de jaren 1930 de problemen van de Sovjet-Unie beschreef, stelde hij dat “socialisme democratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft.”
De nationalisering van de mijnsector in Zambia is een ander voorbeeld dat wel eens wordt gebruikt. Maar de mijnen van Zambia waren nooit volledig genationaliseerd. In 1969 nam de regering van Kaunda een belang van 51% in de twee grootste kopermijnen van het land. In de twee daaropvolgende decennia werd de sector geplunderd door de heersende elite terwijl tegelijk 49% van de winsten naar de kapitalistische investeerders bleef gaan. De arbeidersklasse oefende geen enkele controle uit.
Is een nationalisering een stap in de richting van socialisme?
De kapitalistische klasse gebruikt nationaliseringen als noodmaatregelen, ofwel defensief als antwoord op een crisis ofwel offensief om hun positie tegenover concurrerende landen te versterken. Maar eens de genationaliseerde industrie de strategische doeleinden van de kapitalisten heeft gediend, en nadat ze leeggeplunderd zijn, wordt ze gewoon terug aan het private bezit overgelaten.
Voor socialisten zijn nationaliseringen deel van de strijd voor socialisme. De verandering van privaat naar collectief bezit is inherent aan een nationalisering en vormt een slag voor de economische fundamenten van het kapitalisme. Het bevestigt de beperkingen van dit systeem. Maar de strijd voor arbeiderscontrole en –beheer moet centraal staan als we ook het politieke bewind van de heersende klasse een slag willen toebrengen. Arbeiderscontrole en –beheer vormen bovendien een belangrijke leerschool voor de arbeidersklasse die zo stappen zet om de hele samenleving te beheren en de weg naar een socialistische omvorming van de samenleving opgaat.
Arbeiderscomités zullen een cruciale rol spelen in de opbouw van een socialistische samenleving. Ze zullen de massa-organen van de democratie van onderuit zijn. Uiteindelijk zal de volledige economie onder het directe beheer van de arbeidersklasse geplaatst worden, waarbij op basis van samenwerking een democratisch opgemaakt productieplan tot stand komt om de chaos van de vrije markt te vervangen. Dat is waar socialisten voor gaan, alles wat minder ver gaat kan slechts een tijdelijke overwinning vormen.
-
Dossier. Vraag en antwoord over nationaliseringen
Dossier uit Izwi Labasebenzi, krant van de Democratic Socialist Movement (Zuid-Afrika)

Betoging in december 2011 in Luik. Arbeiders eisen de nationalisering van de staalsector. Nationaliseringen zijn belangrijk om tot het socialisme te komen. Het is weinig verrassend dat de kapitalistische klasse en hun media een constante strijd voeren om het idee te discrediteren. Het ANC is zelfs gestopt om de term te gebruiken. Maar dan nog zijn kapitalistische regeringen regelmatig verplicht om hun eigen versie van nationaliseringen door te voeren om een bepaalde sector of een volledige nationale economie te onderstutten als ze door de tegenstellingen van het systeem in de problemen komen. Een dergelijke kapitalistische nationalisering is een karikatuur van hoe een echte socialistische nationalisering is. Het is belangrijk dat revolutionairen zich bewapenen met een duidelijk begrip hiervan.
Wat is een nationalisering?
Het privaat bezit van de sleutelsectoren van de economie – de mijnen, banken, commerciële boerderijen, grote fabrieken en grote bedrijven – vormt het fundament van de kapitalistische samenleving. Het is door dit privaat bezit dat verdedigd wordt door de staat dat de kapitalistische klasse in staat is om de samenleving te domineren en te controleren, los van de vraag of er een democratische vijgenblad wordt gebruikt of niet. Het is het mechanisme waarmee de ‘legale’ diefstal van rijkdom van de arbeidersklasse wordt georganiseerd. Alle rijkdom wordt immers gecreëerd door de werkende bevolking. Maar omwille van het privaat bezit van de productiemiddelen is die rijkdom ‘eigendom’ van de kapitalisten.
De enige reden waarom de kapitalisten aan productie deelnemen is om winst te maken. De noden van de meerderheid van de bevolking zijn van ondergeschikt belang, als er al rekening mee wordt gehouden. Er is een uitgebreide luxesector om de allerrijksten te voorzien van sportwagens, grote villa’s en boten terwijl miljoenen mensen geen degelijke huisvesting of toegang tot water en sanitair hebben. Luxegoederen zijn winstgevend, de meerderheid van de bevolking een degelijke levensstandaard aanbieden is dat niet.
Een nationalisering neemt de eigendom uit de handen van individuele kapitalisten. Als dit gebeurt onder de controle van de arbeidersklasse dan ondermijnt dit het fundament van de kapitalistische heerschappij. Dat is waarom de kapitalisten zich verzetten tegen socialistische nationaliseringen. Voor hen is het een kwestie op leven en dood. Onder het kapitalisme behoort de rijkdom die gecreëerd wordt door de inspanningen van ons allemaal toe aan slechts een handvol individuen, onder het socialisme zou het iedereen toebehoren. De reden om te produceren kan dan gevonden worden bij de sociale noden en niet de winsten van een klein groepje individuen. Dit zou het mogelijk maken om de samenleving te beheren in het belang van de meerderheid van de bevolking met voldoende jobs en een degelijke levensstandaard voor iedereen.
Waarom gaat de kapitalistische klasse dan zelf soms over tot nationaliseringen?
De kapitalistische klasse kan gedwongen worden om tot nationaliseringen over te gaan als gevolg van de beperkingen en tegenstellingen van hun systeem. In Europa en de VS gingen de kapitalisten in 2008 over tot een massale nationalisering van hun bankstelsels. Ze deden dit om te vermijden dat de economie zou ineenstorten. Het apartheidsregime ging destijds ook over tot nationaliseringen samen met goedkope gedwongen arbeid in het kader van de apartheid. Het deed dit om een Afrikaner kapitalistische klasse te creëren die in staat is om wereldwijd te concurreren.
Pro-kapitalistische regeringen in opkomende landen als China en Brazilië gebruiken nationaliseringen en overheidsinterventies om hun economieën te ontwikkelen tegenover de concurrenten. In Zuid-Afrika laat energiebedrijf Eskom het mijnbedrijf BHP Billiton toe om ongeveer 10% van de totale energie in het land te gebruiken, terwijl het daar slechts de helft van de productieprijs voor betaalt. Ondertussen gaan de energiefacturen van de gewone Zuid-Afrikanen steeds verder omhoog.
In al deze gevallen dienden de nationaliseringen de belangen van de kapitalisten. Arbeiders mogen geen vertrouwen hebben in de kapitalistische staat of regeringspartijen zoals het ANC of de SACP [Communistische Partij] om de genationaliseerde bedrijven of sectoren te beheren.
Is het opkopen van een meerderheidsbelang hetzelfde als een nationalisering?
Een van de kapitalistische maatregelen die vaak als een nationalisering wordt omschreven, is in het beste geval een gedeeltelijke nationalisering. Dat is het geval als de kapitalistische staat een meerderheidsbelang neemt in een sector of een bedrijf. Dat gebeurt doorgaans met een speciaal daartoe opgezet staatsbedrijf onder controle van niet verkozen bureaucraten. Zo heeft de Zuid-Afrikaanse Public Investment Corporation belangen in tientallen sectoren.
Dit is een kapitalistisch investeringsmodel. Zelfs indien de regering meer dan de helft van de aandelen in handen heeft, betekent dit niet dat de staat een controlerend belang heeft. De staat krijgt als aandeelhouder winsten op dezelfde wijze als gelijk welke kapitalistische investeerder. Het hangt af van de uitbuiting van de werkenden en de concurrentiepositie van het bedrijf tegenover andere in de sector. De minderheid van private kapitalistische aandeelhouders blijft eveneens winst maken die vervolgens opnieuw kan geïnvesteerd worden of elders aangewend. De Economic Freedom Fighters (EFF) pleiten voor een dergelijke vorm van ‘nationalisering’ waarbij de overheid slechts 60% van de belangen in handen neemt in de mijnsector en andere sleutelsectoren.
Hoe verschilt dit van een socialistische nationalisering?
Een socialistische nationalisering wordt doorgevoerd op basis van arbeiderscontrole en -beheer. Het doel is niet om de controle van de kapitalisten op de samenleving te verdedigen, maar wel om die controle te breken. Arbeiderscontrole kan uitgeoefend worden door het opzetten van comités op elke werkplaats met vertegenwoordigers van de werknemers, de vakbonden, de lokale gemeenschap en consumentengroepen.
Arbeiderscomités zouden alle aspecten van de genationaliseerde industrie gedetailleerd onderzoeken en opvolgen. Zakengeheimen, achterkamerakkoorden, prijsafspraken, … zouden verdwijnen met het openen van de boeken. Arbeiderscomités zouden bepalen hoe de middelen worden ingezet, ze zouden investeringsplannen opmaken en toezien op de uitvoering ervan.
De kracht die ervoor moet zorgen dat de genationaliseerde industrie de belangen van de meerderheid van de bevolking dienen, is de arbeidersklasse zelf.
Hoe kan het tot een socialistische nationalisering komen?
Een socialistische nationalisering zal nooit zomaar vrijwillig doorgevoerd worden door de kapitalisten. Er zal een massale opstand voor nodig zijn waarbij de georganiseerde kracht van de arbeidersklasse wordt ingezet om zich te verdedigen tegen iedere sabotage door de kapitalistische klasse.
Zal nationalisering niet leiden tot kapitaalvlucht?
Een staatsmonopolie op buitenlandse handel onder democratische controle van de arbeidersklasse, met onder meer kapitaalcontrole, kan een kapitaalvlucht vermijden. Het biedt een antwoord op pogingen van de kapitalistische klasse om ‘hun’ geld weg te halen om de genationaliseerde industrie te saboteren.
Het idee dat de meest getalenteerde werkenden zouden vertrekken, vertrekt van verwarring over de rol die de kapitalisten in de economie spelen. Er zijn hoog betaalde geschoolde werknemers en experts zoals ingenieurs of geologen die bijvoorbeeld een cruciale rol spelen in de mijnsector. Deze experts krijgen een bijzonder hoog loon omdat er een tekort is aan mensen met een dergelijke opleiding. Hun geprivilegieerde positie leidt er soms toe dat ze denken dat hun belangen samenlopen met die van de kapitalisten, alhoewel dit niet het geval is.
Investeringen in onderwijs en opleiding kunnen het monopolie op vaardigheden doorbreken en ervoor zorgen dat niet slechts een kleine groep toegang heeft tot goede opleidingen. Ondertussen is er geen principieel bezwaar tegen het feit dat experts meer verdienen. Zelfs de Bolsjewieken moesten vlak na de Russische Revolutie toegevingen doen op dit vlak om de geschoolde arbeiders in het land te houden. Maar deze experts moeten dan wel onder de controle van de arbeiderscomités staan.
Zijn nationaliseringen in het verleden niet mislukt?
Verdedigers van het kapitalisme kunnen tal van mislukte nationaliseringen aanbrengen. Maar geen enkele van die nationaliseringen werd doorgevoerd op basis van arbeiderscontrole en -beheer. Dit is zelfs het geval in de voormalige Sovjet-Unie, dat brak met het kapitalisme en in de eerste jaren na de revolutie van 1917 arbeiderscontrole doorvoerde. Maar in plaats van verder vooruit te gaan in de richting van socialisme, vestigde de contrarevolutie onder Stalin een bureaucratisch regime waarbij de elementen van arbeidersdemocratie van de kaart werden geveegd. Toen Trotski in de jaren 1930 de problemen van de Sovjet-Unie beschreef, stelde hij dat “socialisme democratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft.”
De nationalisering van de mijnsector in Zambia is een ander voorbeeld dat wel eens wordt gebruikt. Maar de mijnen van Zambia waren nooit volledig genationaliseerd. In 1969 nam de regering van Kaunda een belang van 51% in de twee grootste kopermijnen van het land. In de twee daaropvolgende decennia werd de sector geplunderd door de heersende elite terwijl tegelijk 49% van de winsten naar de kapitalistische investeerders bleef gaan. De arbeidersklasse oefende geen enkele controle uit.
Is een nationalisering een stap in de richting van socialisme?
De kapitalistische klasse gebruikt nationaliseringen als noodmaatregelen, ofwel defensief als antwoord op een crisis ofwel offensief om hun positie tegenover concurrerende landen te versterken. Maar eens de genationaliseerde industrie de strategische doeleinden van de kapitalisten heeft gediend, en nadat ze leeggeplunderd zijn, wordt ze gewoon terug aan het private bezit overgelaten.
Voor socialisten zijn nationaliseringen deel van de strijd voor socialisme. De verandering van privaat naar collectief bezit is inherent aan een nationalisering en vormt een slag voor de economische fundamenten van het kapitalisme. Het bevestigt de beperkingen van dit systeem. Maar de strijd voor arbeiderscontrole en –beheer moet centraal staan als we ook het politieke bewind van de heersende klasse een slag willen toebrengen. Arbeiderscontrole en –beheer vormen bovendien een belangrijke leerschool voor de arbeidersklasse die zo stappen zet om de hele samenleving te beheren en de weg naar een socialistische omvorming van de samenleving opgaat.
Arbeiderscomités zullen een cruciale rol spelen in de opbouw van een socialistische samenleving. Ze zullen de massa-organen van de democratie van onderuit zijn. Uiteindelijk zal de volledige economie onder het directe beheer van de arbeidersklasse geplaatst worden, waarbij op basis van samenwerking een democratisch opgemaakt productieplan tot stand komt om de chaos van de vrije markt te vervangen. Dat is waar socialisten voor gaan, alles wat minder ver gaat kan slechts een tijdelijke overwinning vormen.
-
Minder werken zodat iedereen aan de slag kan
door Nicolas Croes
Het jaar 2013 was niet bepaald positief inzake werkgelegenheid. Maar liefst 15.711 mensen werden getroffen door collectieve afdankingen, meer dan het dubbele van de 7.248 mensen een jaar eerder. De nachtmerrie om zonder werk te vallen hangt stilaan iedereen boven het hoofd. Van de jongere die net begint te werken tot de oudere werknemer die weet dat hij of zij op elk ogenblik aan de deur kan gezet worden, zelfs in winstgevende bedrijven. Hoe kunnen we de dreiging van werkloosheid afwenden? Wat kunnen we doen tegen de jobverliezen?
Zijn werklozen profiteurs?
De werklozen zijn een van de eerste slachtoffers van de aanvallen van de regering-Di Rupo. Dat is geen toeval. Met een heuse propagandacampagne wordt ons al jarenlang verteld dat er veel misbruik is. Op 13 maart, amper drie dagen na de vakbondsacties tegen de uitsluiting van tot 55.000 mensen met een inschakelingsuitkering, titelden verschillende kranten: “Eén werkloze op twee zoekt niet actief naar werk.” Dat was een verwijzing naar het feit dat de helft van de door de RVA gecontroleerde werklozen een sanctie krijgt.
Het is evenwel verkeerd te denken dat het probleem bij een gebrek aan initiatief van de werklozen moet gezocht worden. Een artikel op de website éconosphère (1) reageerde met cijfers, waaronder het resultaat van een studie van Eurostat waarin de Belgische werklozen werden omschreven als de Europese kampioenen van het actief zoeken naar werk. Bij Actiris, de Brusselse tegenhanger van de VDAB, zijn er voor iedere vacature maar liefst 57 werkzoekenden, bij de Waalse Forem zijn dat er 23. Terwijl het aantal werklozen toeneemt, wordt ook de controle strenger.
De werklozen aanpakken om alle werkenden te raken
Als de werklozen vandaag hard aangepakt worden, heeft dat niets te maken met hun zogenaamde “onhoudbare kost voor de gemeenschap”. Het ABVV berekende dat de overheid met de uitsluiting van 55.000 mensen met een inschakelingsuitkering 100 miljoen euro zal besparen. Voor gewone werkenden die grijs haar krijgen van de rekeningen die in de bus vallen, is dat heel veel geld. Maar voor de overheid gaat het om borrelnootjes.
Vergelijk het bijvoorbeeld met de 11,5 miljard euro aan fiscale en parafiscale cadeaus die in 2013 alleen al aan de bedrijven werden gegeven. Denk aan het stelsel van de notionele intrestaftrek voor de grote bedrijven, een stelsel dat de overheid in 2012 6,12 miljard euro kostte. De regering geeft ieder jaar 13 miljard euro aan de speculanten van de banken alleen al als intrest op de overheidsschulden. De fiscale fraude van de grote bedrijven wordt 20 tot 30 miljard euro per jaar geschat. Meer middelen voorzien voor de strijd tegen fiscale fraude zou veel meer opbrengen dan het uitsluiten van werklozen. De vakbonden in de openbare sector klagen echter aan dat er bij de belastingen op drie jaar tijd 10% minder personeel is. Waar zit de logica?
Hun logica bestaat uit een steeds grotere druk op de werklozen zodat ze om het even welke job aan om het even welke voorwaarden zouden aanvaarden. Dat levert de werkgevers meer winsten op, het zorgt immers voor een algemene neerwaartse druk op de lonen en arbeidsvoorwaarden van iedereen. De regering heeft tegelijk een loonstop opgelegd om de druk nog verder op te voeren.
De regering gebruikt de werklozen om de geesten te laten rijpen voor andere asociale aanvallen. Door een weinig georganiseerde groep eerst aan te pakken, wordt een stap gezet om alle arbeidsvoorwaarden te ondermijnen. De logica van de regering en van de gevestigde media is wel degelijk coherent en consequent. Steeds opnieuw wordt de kapitalistische elite verdedigd tegenover de meerderheid van de bevolking. Om dat verkocht te krijgen wordt alles eraan gedaan om de bevolking kalm te houden of om de woede te richten tegen groepen die niet verantwoordelijk zijn voor de crisis. “Oorlog onder de armen dient om de zakken van de rijken te vullen”, stelde Nico Cué van de Franstalige metaalbond van het ABVV hierover.
(1) Pedro Rodriguez ‘‘Un chômeur sur deux ne cherche pas activement un emploi : Faux et archi-faux.’’, http://www.econospheres.be/spip.php?article459
[divider]
ONS ANTWOORD
Nationalisatie van bedrijven die tot collectieve afdankingen overgaan
Vorig jaar vierde de wet-Renault zijn 15de verjaardag. Deze wet werd ingevoerd na de brutale sluiting van Renault in Vilvoorde in 1997 waarbij 3.000 arbeiders op straat werden gezet. Het doel van de wet was om de informatie en consultatie van het personeel bij een collectief ontslag te versterken. Er kwam een procedure waardoor er niet meteen tot collectieve afdankingen kan overgegaan worden, maar ten gronde veranderde er niets. Veel syndicalisten klagen aan dat deze wet delegees ertoe aanzet om aan een hele reeks “consulatievergaderingen” en “informatiesessies” deel te nemen waarbij de aandacht wordt afgeleid van de opbouw van een militante krachtsverhouding. En op het einde van de rit gaan de jobs nog altijd verloren. Dit volstaat niet, we moeten verder gaan en stoutmoedige oplossingen naar voor brengen die niet vertrekken van de logica van overleg met het patronaat.
Ter linkerzijde verdedigen sommigen het idee van wetsvoorstellen om afdankingen “te verbieden”. Het gaat daarbij soms enkel over een verbod op afdankingen in winstgevende bedrijven (wat dus al geen alternatief biedt voor arbeiders die afgedankt worden door verlieslatende bedrijven). Het idee kan mooi lijken op papier, maar wie zou vandaag een dergelijke wet goedkeuren? Heeft deze eis niet het effect dat de strijd van de werkvloer wordt afgeleid naar de verkiezingen? En wat doen we ondertussen in de bedrijven die door collectieve afdankingen getroffen worden?
Wij denken dat in het verzet tegen de dreiging van sluitingen en delokalisaties moet opgekomen worden voor de onteigening en nationalisatie van de productiesites om deze onder democratisch beheer van de gemeenschap en de werkenden te plaatsen. Deze eis kan op directe wijze verdedigd worden doorheen een bezetting van de bedreigde sites, als eerste concrete opstap naar de collectivisatie ervan.
32-urenweek zonder loonverlies, met bijkomende aanwervingen en afbouw van de werkdruk
De enige manier om de werkloosheid aan te pakken in plaats van de werklozen is door het beschikbare werk te verdelen onder de beschikbare arbeidskrachten. Het is in dit kader dat de traditionele eis van de 32-urenweek van belang is. Recent werd deze eis ook opnieuw boven gehaald door de nieuwe voorzitter van de Franstalige Jongsocialisten, Jonathan Dawance van de Mouvement des Jeunesses Socialistes.
We zijn het volledig met hem eens als hij stelt dat “het thema van jobcreatie van essentieel belang is. Daartoe is er nood aan een collectieve arbeidsduurvermindering zodat er nieuwe jobs bijkomen. Maar dan wel zonder loonverlies.” Alleen wil de MJS dit voorstel realiseren op basis van “verlagingen van de sociale bijdragen van de bedrijven.” Het gaat dus eens te meer over een maatregel die door de sociale zekerheid wordt gefinancierd en dus door het indirecte loon van de werkenden. Wij denken dat de grote bedrijven al genoeg in de zakken van hun werknemers hebben gezeten om de geldkoffers van de grote aandeelhouders verder te vullen. Er werd nog nooit zoveel rijkdom gecreëerd als vandaag, die middelen moeten voor de gemeenschap ingezet worden. De toegenomen werkdruk met de bijhorende flexibilisering zorgt er nu al voor dat we gemiddeld 31 uur per week werken in België, vaak als gevolg van onvrijwillig deeltijdse arbeid. Laat ons die logica omkeren!
Een degelijke job en een degelijk bestaan zijn fundamentele rechten die we ten stelligste moeten verdedigen. Over de haalbaarheid van onze eisen verwijzen we graag naar het Overgangsprogramma dat door de revolutionair Leon Trotski werd opgesteld: “Indien het kapitalisme niet in staat is de eisen in te willigen, die onvermijdelijk voortkomen uit de kwalen die het zelf geschapen heeft, blijft dit stelsel niets anders over dan ten onder te gaan. De “mogelijkheid” of “onmogelijkheid” om die eisen te realiseren is in dit geval een kwestie van krachtsverhoudingen, die alleen door de strijd beslist kan worden. Op basis van deze strijd, welke ook zijn onmiddellijke praktische resultaten mogen zijn, zal het best het besef bij de arbeiders groeien, dat de kapitalistische slavernij vernietigd moet worden.”
De taak voor al wie de belangen van de werkenden oprecht wil verdedigen, bestaat nu uit het voorbereiden van het terrein voor deze strijd tegen kapitalistische slavernij en voor de vestiging van een samenleving waarin wie de rijkdom produceert – de werkenden – kunnen beslissen over hoe geproduceerd wordt en hoe het resultaat ervan wordt aangewend in het belang van de bevolking.
