Your cart is currently empty!
Tag: marxisme
-
Hoe breken met het kapitalisme? “Finland Station” en de strijd voor socialisme vandaag

Lenin komt aan in het Finland-station in St Petersburg in april 1917 In juni 2017 publiceerde Bhaskar Sunkara een belangrijk opiniestuk in de New York Times. Als onderdeel van de discussie over socialisme in de VS schreef hij een stuk onder de titel: “De toekomst van het socialisme kan wel eens het verleden zijn.”
Dossier door Alan Jones, Socialist Alternative, uit onze archieven (geschreven in de zomer van 2017)
Sunkara is redacteur van het magazine Jacobin en vice-voorzitter van de Democratic Socialists of America (DSA). In zijn opiniestuk probeert hij lessen te trekken uit de Russische Revolutie en heeft hij het over de relevantie van socialistische en radicale ideeën vandaag. Het stuk is anders en positiever dan recente artikels over hetzelfde thema in dezelfde krant naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Zo publiceerde de New York Times een week eerder een artikel door de rechtse auteur Sean McMeekin die een poging ondernam om de reeds lang weerlegde samenzweringstheorie over ‘Lenin als Duitse spion’ nieuw leven in te blazen.
Het is niet verrassend dat een groot deel van de gevestigde media en pro-kapitalistische commentatoren tijd en middelen besteden aan het discrediteren van socialistische ideeën. Dit gebeurt zelfs door niemand minder dan de voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel, zoals Sunkara in zijn stuk opmerkt. Deze campagne is een antwoord op de hernieuwde steun voor socialisme die ontwikkelt in de VS na de onwaarschijnlijk populaire campagne van Bernie Sanders.
Sanders riep op tot een “politieke revolutie” tegen Wall Street en de 1%. Dit idee vond enthousiaste steun onder miljoenen werkenden en jongeren die radicaliseren door de diepe sociale crisis van het kapitalisme waarbij de houdbaarheid van dit systeem in vraag wordt gesteld. Naar schatting 1,3 miljoen mensen namen deel aan de meetings van Sanders. Linkse en socialistische organisaties, zoals Socialist Alternative, kennen een snelle groei. De Democratic Socialists of America verdriedubbelden van 8.000 tot 25.000 leden sinds Trump in november verkozen werd.
In zijn opiniestuk verdedigt Sunkara de Russische Revolutie in het algemeen als een positieve ontwikkeling. Het feit dat dit in een bekend Amerikaans dagblad verschijnt, is op zich een uiting van de veranderende tijden. Het artikel van Sunkara stelt terecht dat we om het tij tegen het falende status quo te keren, moeten terugkijken en belangrijke lessen uit de geschiedenis van de wereldwijde arbeidersbeweging moeten trekken. We moeten ons uitrusten met de beste ideeën om Trump te verslaan en in te gaan tegen het wereldwijde kapitalistische offensief op onze levensstandaard en democratische rechten. In zijn artikel komt Sunkara spijtig genoeg niet tot een volledig uitgewerkt socialistisch alternatief. Hij lijkt integendeel te pleiten voor een “gereguleerde markt,” een fundament van het kapitalisme, als samenleving waar socialisten naartoe moeten streven.
Socialisten hebben een belangrijke traditie van vriendschappelijke discussie over belangrijke kwesties als strategie, tactieken en programma. Dergelijke discussies spelen een essentiële rol in het vormen van socialisten, andere activisten en bredere lagen van de bevolking over de beste methoden om de samenleving te veranderen. Dit artikel is onderdeel van deze traditie. Het doel is niet om standpunten verkeerd voor te stellen, maar om verschillende benaderingen met elkaar te contrasteren.
De drie ‘stations’ van Sunkara
In zijn benadering van de moderne politiek beschrijft Bhaskar de belangrijkste trends die de politiek van de kapitalistische klasse domineren. Een eerste trend omschrijft hij als ‘Singapore station’: de logische conclusie van de politiek van gevestigde neoliberalen als Hillary Clinton en Barack Obama. Een tweede trend is ‘Boedapest station’: de ultieme bestemming van het rechtse populisme zoals dat van Donald Trump. De derde trend is volgens Bhaskar ‘Finland station’. Dat is het voornaamste onderwerp van zijn artikel en meteen ook een verwijzing naar de Russische Revolutie en het eindpunt van de historische treinreis van Lenin toen hij begin 1917 terugkwam uit ballingschap.
De kritiek van Sunkara op het neoliberale model van het ‘Singapore station’ omvat enkele belangrijke elementen, maar wijst ook op beperkingen in zijn benadering. Hij erkent het ondemocratisch karakter en de aanhoudende besparingsdrang, maar hij lijkt het model toch te minimaliseren door de brutaliteit ervan te onderschatten:
“Het model-Singapore is niet het ergste van de mogelijke eindpunten. Het is een model waarin het experts toegelaten is om expert te zijn, kapitalisten mogen er accumuleren en gewone werkenden hebben een schijn van stabiliteit. Maar het laat geen ruimte aan de passagiers van de trein om ‘stop’ te roepen en zelf een bestemming uit te kiezen.”
Dit is een onderschatting van het karakter van het neoliberalisme en van de gevolgen van het ongebreidelde kapitalisme: een meedogenloze neerwaartse spiraal van de levensstandaard van de werkende bevolking in naam van de winst, moeilijker toegang tot vitale diensten zoals gezondheidszorg, het verlies van miljoenen mensenlevens door oorlogen om grondstoffen, de vele en diverse rampen door deregulering (denk maar aan de recente brand in de Grenfell Tower in Londen) en het complete falen van het neoliberalisme om jongeren en werkenden een toekomst aan te bieden.
Het is de instabiliteit en brutaliteit van dit model dat de deur opent voor het ‘Budapest station’ van rechtse populisten zoals Trump (en de autoritaire regimes in Hongarije, Polen en elders). Die vormen een uitdrukking van de wanhopige zoektocht van mensen uit de middenklasse en werkenden voor een alternatief op de dominante ‘Singapore-route’ van het kapitalisme.
In zijn artikel omschrijft Sunkara wat zijn ‘Finland station’ versie van het socialisme inhoudt. Hij legt uit dat het onder meer gebaseerd is op “arbeiderscoöperatieven die nog steeds concurreren in een gereguleerde markt; gecoördineerde overheidsdiensten waarbij ook de burgers betrokken worden bij de planning; het voorzien van basisnoodzakelijkheden voor een goed leven (onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg) die erkend worden als sociale rechten. Anders gezegd: een wereld waarin mensen de vrijheid hebben om hun potentieel te benutten, los van de omstandigheden waarin ze geboren worden.”
Dergelijke veranderingen zouden ongetwijfeld een significante stap vooruit zijn, ook al zouden ze telkens het kapitalisme in een periodieke crisis komt onder vuur liggen. Maar dit is niet hetzelfde als het doel van socialisme: een wereldwijde klasseloze samenleving die een einde maakt aan het georganiseerde apparaat van repressie onder het kapitalisme en dit vervangt door een nieuwe politieke orde op basis van massale democratische instrumenten van werkenden en onderdrukten. Dat was altijd het doel van de socialistische en marxistische beweging. Vandaag denken velen, ook ter linkerzijde, dat dit een hopeloze utopie is. Maar zoals Marx uitlegde, vormt de enorme ontwikkeling van de menselijke productiviteit onder het kapitalisme de materiële basis waarmee klassentegenstellingen en onderdrukking op basis van tekorten kunnen verdwijnen.
Marxisme en de staat
Sunkara stelt nog: “Tot zijn essentie beperkt en als we naar de oorsprong ervan kijken, is socialisme een ideologie van radicale democratie. In een tijdperk dat vrijheden onder vuur liggen, probeert het de civil society te versterken om deelname mogelijk te maken in de beslissingen die ons leven bepalen.”
Een centrale stelling van het marxisme is dat de kapitalistische democratie slechts een vorm van heerschappij is. Marx stelde dat de dominante klasse in de samenleving het staatsapparaat controleert. Marxisten voeren actie voor de meest verregaande en radicale democratie. Maar marxisten leggen ook uit dat democratie geen abstract gegeven is. Het moet begrepen in het kader van het dominante economische systeem. Onder het kapitalisme wordt de democratie altijd ernstig aan banden gelegd door de dominantie van de kleine elite van rijke eigenaars die hun macht gebruiken om te vermijden dat de meerderheid van de bevolking raakt aan de fundamenten van hun rijkdom en privileges. Anders gezegd: opkomen voor ‘radicale democratie’ kan enkel consistent gebeuren als het verbonden wordt met het beëindigen van het ondemocratisch bewind van de kapitalistische klasse en het overdragen van de macht naar de werkende klasse en de onderdrukten.
Sunkara brengt geen opheldering hierover. Wat is in zijn “brede schets” van een toekomstig socialisme dominant: de marktkrachten of de arbeiderscoöperatieven? Sunkara stelt nog: “Deze sociale democratie zou zich verbinden tot een vrije samenleving, zeker voor oppositiestemmen; de noodzaak van institutionele controle op de macht; en een visie van een overgang naar socialisme die geen ‘jaar nul’ breuk met het heden vereist.”
Als we spreken over het stoppen van een brutaal kapitalisme in verval, hoe kan dit dan zonder fundamentele en grondige breuk met de huidige orde en het bijzonder ondemocratische en repressieve staatsapparaat? Het lijkt erop dat Sunkara daartegen pleit als hij stelt dat de overgang naar het socialisme geen “jaar nul” breuk vereist met het heden. Toen Lenin in 1917 naar Rusland terugkeerde nam hij dit punt op. Hij stelde dat de zwakke kapitalisten in Rusland niet in staat waren om de werkende klasse iets te bieden. Lenin riep de werkenden en arme boeren op om de macht van de grootgrondbezitters en de kapitalisten over de samenleving te breken en om werkenden in andere landen op te roepen om hetzelfde te doen en te bouwen aan een socialistische samenleving op basis van arbeidersdemocratie.
Strijden voor hervormingen
Socialist Alternative komt als marxistische organisatie op voor elke stap vooruit die de werkenden kunnen bekomen onder het kapitalisme. Dit bleek onder meer in de rol die we spelen in de strijd voor een hoger minimumloon van 15 dollar per uur. Kshama Sawant van Socialist Alternative en verkozen als gemeenteraadslid in Seattle speelde een belangrijke rol in het bekomen van 15 dollar in Seattle, de eerste grote Amerikaanse stad die het minimumloon tot dit niveau optrok. Eind juli werd Minneapolis de eerste stad in de Midwest waar de 15 dollar is ingevoerd. In die campagne speelde Socialist Alternative eveneens een grote rol, met onder meer de socialistische gemeenteraadskandidate Ginger Jentzen. Begin augustus zorgden Sawant en Socialist Alternative voor nog een belangrijke overwinning met de invoering van een taks op de rijken om middelen te voorzien voor betaalbare huisvesting, onderwijs en andere diensten.
In april 2017 antwoordde Kshama Sawant op vragen van de Huffington Post over haar visie op socialisme: “Er zijn beperkingen aan het hervormen van een systeem dat gedomineerd wordt door erg grote en inhalige bedrijven. Op basis van het kapitalisme zijn overwinningen zoals het verhogen van het minimumloon slechts tijdelijk. Big business heeft veel methoden om ons te laten betalen voor de crisis van het systeem. Een blijvende en duurzame oplossing voor alle problemen van de werkende bevolking is enkel mogelijk als de grootste bedrijven onder het democratisch bezit van de meerderheid worden geplaatst en als we de economie herorganiseren op een planmatige basis. Onder zo’n systeem kunnen we democratisch beslissen hoe middelen ingezet worden. We kunnen op snelle wijze een einde maken aan fossiele brandstoffen, massale programma’s van jobcreatie invoeren om de rottende infrastructuur van het land uit te bouwen en beginnen te werken aan een hele nieuwe wereld op basis van de noden van de meerderheid van de bevolking, niet de winsten van een kleine minderheid.”
De kwesties die Sunkara over hervorming en revolutie naar voor brengt, zijn geen louter abstracte zaken die enkel van historisch belang zijn. De vraag naar welk ‘station’ we vandaag gaan, is nauw verbonden met de vraag hoe we nederlagen en overwinningen uit het verleden bekijken.
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een tijdperk van heropbouw en grote economische groei. Onder de enorme druk van massale socialistische en communistische partijen en radicale arbeidersstrijd, werden in de meeste Westerse landen belangrijke verworvenheden voor de werkende bevolking bekomen. Het economische landschap ziet er vandaag radicaal anders uit. Het kapitalisme is niet in staat om een duurzame groei te kennen. Er zijn aanhoudend aanvallen op de vakbonden en de arbeidsomstandigheden. Er zijn verregaande besparingen om de winstgevendheid op peil te houden.
Als nieuwe linkse partijen niet de juiste lessen trekken, kunnen ze in het neoliberale ‘Singapore station’ eindigen, zelfs indien ze naar het ‘Finland station’ uit het verleden keken. Als linkse partijen in regeringen verkozen worden zonder een uitgewerkt programma met een alternatief op het kapitalisme en een strategie om dit te bereiken, dan worden ze onvermijdelijk geduwd in de richting van pogingen om het kapitalisme te beheren. Dit betekent het doorvoeren van neoliberale besparingen, zelfs indien het opgesmukt wordt met vriendelijke woorden van medeleven met de slachtoffers ervan. Regeringen die hervormingen willen doorvoeren en besparingen stoppen, worden uiteindelijk gedwongen tot de keuze tussen het aanvaarden van de eisen van de grote bedrijven of het doorvoeren van radicale en socialistische maatregelen.
Zoals Rosa Luxemburg in 1900 al stelde in haar brochure ‘Hervorming of Revolutie’ gaat het niet om ‘verschillende wegen’ naar hetzelfde station. Om succesvol te zijn, kan de strijd voor hervormingen geen doel op zich zijn. Ernstige hervormingen worden enkel bekomen als resultaat van sociale strijd. De kapitalistische klasse moet bang zijn voor een bredere revolte vooraleer ze grote toegevingen doet, zoals algemene gezondheidszorg voor iedereen of een federaal minimumloon van 15 dollar per uur.
Als de strijd voor hervormingen bovendien niet gebruikt wordt om het bewustzijn van werkenden te ontwikkelen en voor te bereiden op een grondige socialistische omvorming van de samenleving, zullen de kapitalisten er alles aan doen om de afgedwongen hervormingen terug te dringen en om de krachten die ze afdwongen te vernietigen. De heersende klasse aarzelt niet om een economische oorlog te voeren of zelfs militaire staatsgrepen te gebruiken tegen verkozen linkse regeringen. Linkse regeringen die hun programma proberen door te voeren, botsen onvermijdelijk op het kapitalistisch bezit en controle op de sleutelsectoren van de samenleving, alsook op het kapitalistisch staatsapparaat. Dit zagen we met Syriza in Griekenland.
Sunkara lijkt het idee van een radicale, revolutionaire omvorming van de samenleving te verwerpen als hij stelt dat een overgang naar socialisme “geen ‘jaar nul’ breuk met het heden” vereist. Het standpunt dat het kapitalisme geleidelijk aan kan veranderd worden, botst echter op de ervaringen van de afgelopen 100 jaar en zeker met de neoliberale aanval op de verworvenheden van de arbeidersklasse. Een kapitalisme in verval betekent bovendien dat er ernstige beperkingen zijn voor hervormingen en dat zelfs de meest populaire verworvenheden op de helling komen te staan.
De opgang en val van Syriza
Het Griekse Syriza, een coalitie van linkse organisaties, groeide exponentieel van 4,9% in 2009 tot de grootste partij die met een antibesparingsprogramma werd verkozen om de Griekse regering te leiden in januari 2015. Enkele maanden later capituleerde Alexis Tsipras echter. Hij negeerde dat 61% van de bevolking ‘Neen’ had gestemd in een referendum over de besparingsmaatregelen en stemde in met de eisen van de kapitalisten en de Europese Unie om de levensstandaard verder onderuit te halen. Dit was een ernstige nederlaag voor de linkerzijde die internationaal uitkeek naar Syriza en Griekenland om de strijd tegen de besparingen te leiden. Het verraad van de leiding van Syriza en de omvorming van die partij tot een neoliberale beleidsmachine kwam als een koude douche. Het toont dat beslissingen over programma, strategie en tactiek niet abstract zijn maar verregaande directe gevolgen hebben.
In een recent artikel van Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, wordt de huidige situatie in Griekenland beschreven:
“De aanval op de levensstandaard en op de rechten van de Griekse bevolking is zelfs verregaander geworden onder de regering van Syriza (“Coalitie van radicaal links”). Het probeert dit te verbergen door te spreken over “harde onderhandelingen” waarbij “al het mogelijke” wordt gedaan om in te gaan tegen de ‘instellingen’, de nieuwe naam van de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Maar dat is slechts theater. Het laatste akkoord van 15 juni maakte 8,5 miljard euro vrij voor Griekenland (waarvan 8,2 miljard meteen gebruikt wordt om leningen terug te financieren). Het voegt niets toe aan het voorstel van de instellingen op de bijeenkomst van de Eurogroep op 22 mei.
“Het laatste akkoord legt de massa’s nog eens een besparingsoperatie van ongeveer 5 miljard euro op tussen 2019 en 2022. (…) De indirecte belastingen worden met 20% verhoogd, onder meer op basisproducten zoals Griekse koffie en de traditionele souvlaki. De pensioenen worden met gemiddeld 9% afgeroomd. De regering voert maatregelen door die de ND en PASOK niet durfden nemen. Zo komt er het grootste privatiseringsprogramma ooit. De arbeidsmarkt blijft een jungle waarin de meeste werkenden in de private sector nog enkele maandlonen te goed hebben en vaak onder onbeschrijfelijke omstandigheden uitgebuit worden.
“Dit leidt tot een gevoel van woede en tegelijk van een massale demoralisatie.”
Op de vraag of capitulatie onvermijdelijk was, stelt het artikel:
“De capitulatie van Syriza voor de trojka was niet onvermijdelijk. De leiding had een gebrek aan begrip van de reële processen die plaatsvonden en had het naïeve en eigenlijke criminele idee dat het “Griekenland en Europa zou veranderen,” zoals Tsipras het stelde. Er was een gebrek aan begrip van het klassenkarakter van de Europese Unie en een totaal gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse en de capaciteit van die klasse om de samenleving te veranderen. Toen Tsipras ondervond wat het betekent om echt tot een confrontatie met de heersende klasse over te gaan, verviel hij in wanhoop en capituleerde hij totaal onvoorbereid.”
Het alternatief dat door verschillende linkse organisaties in Griekenland – waaronder Xekinima – naar voor geschoven werd, had het over de nood aan een breuk met het kapitalisme waarbij aan de socialistische heropbouw van de samenleving wordt begonnen. Zoals Xekinima uitlegde, moest een linkse regering “kapitaalcontroles opleggen, weigeren om de schulden te betalen, nationalisatie van de banken, snelle invoering van een nationale munt (drachme), de liquiditeiten van die munt gebruiken om grote publieke werken uit te voeren om de inkrimping van de economie te stoppen en nieuwe groei tot stand te brengen, kwijtschelding van de schulden van kleine bedrijven die door de crisis onder de voet werden gelopen en het voorzien van gunstige leningen zodat die kleine bedrijven terug activiteiten aan de dag leggen en mee voor groei zorgen.
“We stelden voor om de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren en de economie te plannen met een overheidsmonopolie op buitenlandse handel. Hierdoor zou het mogelijk zijn om tot duurzame groei te komen die niet gericht is op de belangen van een handvol grote scheepseigenaren, grote bedrijfseigenaars en bankiers, maar op de belangen van de 99%. Verder pleitten we voor het opzetten van speciale planningscomités in alle industriële sectoren en in de mijnbouw met een specifieke aandacht voor landbouw en toerisme die zo belangrijk zijn voor de economie en een enorm potentieel hebben. Tegelijk was het nodig om democratie in het beheer van de economie te vestigen in de vorm van arbeiderscontrole- en beheer op alle niveaus. Een oproep aan de werkenden in de rest van Europa voor steun en solidariteit zou een aanzet kunnen vormen tot een gemeenschappelijke strijd tegen het Europa van de bazen en de multinationals. Dit zou leiden tot een vrijwillige, democratische, socialistische unie van de Europese bevolking. Anders gezegd: een antikapitalistisch, anti-EU offensief met een socialistisch programma en een internationalistische klassensolidariteit was het antwoord op de chantage van de trojka.”
De ervaring van Syriza toont dat nieuwe linkse formaties dan wel zelf Sunkara’s versie van ‘Finland’ voor ogen kunnen hebben, maar zelf in ‘Singapore’ eindigen. Om de strijd tegen besparingen in een tijdperk van kapitalistische crisis efficiënt te voeren, is er nood aan een marxistisch programma voor fundamentele verandering en een plan om de werkenden, jongeren en armen te mobiliseren om hiervoor te strijden.
Het bewustzijn vandaag
Ondanks de schitterende strijd die we de afgelopen jaren zagen in Griekenland, Spanje en Portugal en ondanks de opkomst van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië – wat niets minder is dan een politieke revolte van de werkenden en jongeren – moeten we opmerken dat er nog geen massaal socialistisch bewustzijn is. Het bewustzijn onder activisten is nog vooral gericht tegen de grote bedrijven en soms is het antikapitalistisch, maar er is geen duidelijkheid over hoe we vooruit kunnen gaan. Dit is belangrijk omdat het een vertrekpunt is voor onze analyses maar ook voor het uitwerken van strijd in de komende periode.
Het kapitalisme is gediscrediteerd onder jongeren, maar er is weinig begrip van hoe we het systeem kunnen bestrijden en door wat het moet vervangen worden. De meeste activisten hebben weinig ervaring met langdurige bewegingen, organisaties of strijd waarmee overwinningen geboekt worden. Dit komt voort uit de nederlagen die de arbeidersbeweging de afgelopen decennia kende met een afnemende syndicalisatiegraad en stappen achteruit op internationaal vlak.
Het was niet altijd zo. Sunkara zegt dat “werkenden doorheen het westen een soort van klassencompromis aanvaardden” in de 20e eeuw. Eigenlijk bouwden de werkenden in Europa aan bewegingen in een eindeloos aantal pogingen om het kapitalisme omver te werpen, van Duitsland na de Eerste Wereldoorlog tot de Spaanse Revolutie en de revolutionaire bewegingen in Frankrijk in 1968 of Portugal in 1974. De sociaaldemocratische en stalinistische leiders hielden veel van deze bewegingen tegen met hun visie van een “geleidelijke” verandering. Het resultaat bestond vaak uit rampzalige rechtse reactie.
Tegen het eind van de 20e eeuw werd de ineenstorting van het stalinisme en de monsterlijke bureaucratie gebruikt om het idee van een geplande economie te discrediteren. Het opende de weg voor een massale campagne tegen socialisme om de boodschap te vestigen dat er “geen alternatief” op het kapitalisme en de markt mogelijk was. De systemen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa waren geen uitdrukking van echt socialisme. De ineenstorting ervan was evenwel een belangrijke politieke nederlaag voor de internationale arbeidersklasse.
De afgelopen decennia schoven de sociaaldemocratische partijen scherp naar rechts op. Ze voerden een besparingsbeleid, maakten een einde aan de eigen democratische structuren en verloren de overgrote meerderheid van hun activistenbasis. Dit gebeurde voor de financiële crisis van 2008. In die context stelde het Committee for a Workers’ International (CWI) de noodzaak van nieuwe, brede partijen van de linkerzijde en de arbeidersklasse.
Recent is er een opmars van linkse populistische ideeën – zoals tot uiting kwam in de verbazingwekkende verkiezingsresultaten van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië, de campagne van Mélenchon in de Franse presidentsverkiezingen, maar ook de opgang van Podemos in Spanje, de belangrijke vooruitgang van revolutionair links in Ierland en de historische campagne van Sanders in de VS (met ook de groei van DSA en andere socialistische krachten). Deze ontwikkelingen zijn een weerspiegeling van het begin van een zoektocht door jongeren en delen van de arbeidersklasse naar een radicalere socialistische uitweg uit het moeras van het kapitalisme.
Bolsjewisme is geen stalinisme
Als oprechte socialistische ideeën opnieuw naar voor komen in de internationale zoektocht naar een nieuwe samenleving, dan zullen we onvermijdelijk ernstig en eerlijk moeten ingaan op de ervaring van de Russische Revolutie van 1917, de Bolsjewieken en Lenin.
De Russische Revolutie bepaalde de politieke geschiedenis van de afgelopen 100 jaar en was een enorme inspanning om een nieuwe socialistische wereld te vestigen. Wereldwijd waren miljoenen mensen hierdoor geïnspireerd en werd niet gewoon gestreden voor een meer ‘aanvaardbare’ versie van het kapitalisme, maar voor een nieuwe socialistische wereld op basis van solidariteit en zonder oorlog en uitbuiting. Veel verworvenheden en hervormingen die de werkenden wereldwijd afdwongen – zoals de 8-urendag, stemrecht voor vrouwen, gratis onderwijs, publieke gezondheidszorg, een uitgewerkte sociale zekerheid – kwamen er in de nasleep van de revolutionaire golf die op gang getrokken was door de Russische Revolutie.
De Russische Revolutie was bijzonder democratisch met raden (“sovjets” in het Russisch) van arbeiders, soldaten en boeren. Deze raden werden van onderuit opgebouwd en alle linkse partijen waren erin vertegenwoordigd. De Bolsjewieken waren aanvankelijk een kleine minderheid in de sovjets, maar ze zouden uiteindelijk een leidinggevende kracht in de revolutie worden. Dat gebeurde door op democratische wijze de massa’s te overtuigen van het programma van de Bolsjewieken tegen de reactie, oorlog en armoede.
De arbeidersraden die van onderuit opgebouwd werden, waren een terugkerend fenomeen in revolutionaire strijd vanaf de Parijse Commune in 1871 en de eerste Russische Revolutie in 1905. Er waren gelijkaardige ontwikkelingen in China in 1925-27, de Spaanse Revolutie van 1931-37, Frankrijk 1968 of Chili voor de staatsgreep van 1973, om maar enkele voorbeelden aan te halen. Er waren gelijkaardige fenomenen van “revolutionaire democratie” in zowat elke grote beweging van de werkenden.
Sunkara lijkt voorbij te gaan aan de democratische rol van de sovjets en stelt dat er iets fundamenteel ondemocratisch was aan de Russische Revolutie. Hij roept op tot een terugkeer naar het “Finland station” en stelt dat het nu anders zal zijn. Het belangrijkste verschil volgens hem: “Nu zullen de mensen kunnen stemmen. Eerst discussiëren, overwegen en dan stemmen.” De Bolsjewieken deden dit nochtans ook en heel vaak zelfs. Als ze dat niet hadden gedaan, zowel intern als in de sovjets, dan zou de Oktoberrevolutie nooit succesvol geweest zijn.
De strategie en tactieken van de Bolsjewieken kwamen overeen met de snel veranderende situatie in 1917. Ze streden onder de slogan ‘Brood, land en vrede’ in een poging om de illusies in de verschillende pro-kapitalistische “voorlopige regeringen” te ondermijnen. Die regeringen weigerden te handelen rond de centrale kwestie die aanleiding gaven tot de Februarirevolutie. De Bolsjewieken hielden een premature poging van de arbeidersklasse van Petrograd om de macht te grijpen tegen. Een machtsovername in juli 1917 had ongetwijfeld tot bloedvergieten geleid. Toen de overgrote meerderheid van de beweging zich duidelijk tegen de Voorlopige Regering had gekeerd, mobiliseerden de Bolsjewieken de uitgebuite en onderdrukte bevolking om een einde te maken aan de oorlog, de bezittingen van de grootgrondbezitters over te nemen en een geplande economie te vestigen. Alle strategieën en tactieken werden besproken en gestemd in de Bolsjewistische partij maar ook met de massale democratische deelname van werkenden, soldaten en boeren in de sovjets en andere organen zoals de fabriekscomités.
Sunkara lijkt in zijn opiniestuk te suggereren dat het totalitaire stalinistische regime dat later ontwikkelde een logische verderzetting was van Lenin en de Bolsjewieken. Hij schrijft: “Honderd jaar nadat de trein van Lenin in het station van Finland aankwam waarna de gebeurtenissen begonnen die leidden tot de goelags van Stalin.” Op dit punt zijn de stalinisten en de kapitalistische propaganda in het westen het overigens roerend eens.
Het belangrijkste argument van velen die kritiek geven op de Bolsjewieken is dat ze de macht centraliseerden en alle oppositie uitschakelden. Dit is nochtans niet wat er in 1917 in Rusland gebeurde. De revolutie was de meest democratische revolutionaire opstand ooit. Het was nadat de Bolsjewieken in oktober aan de macht kwamen, met de overweldigende steun van de sovjets, dat andere politieke partijen één voor één overgingen naar het kamp van de gewapende contrarevolutie waarmee het land in een burgeroorlog werd ondergedompeld. Tegelijk vielen 21 legers de Sovjet-Unie binnen, onder meer het Amerikaanse, Britse, Franse en Japanse leger. Behalve internationale solidariteit was er één iets wat de Bolsjewieken overeind hield in die lange periode van burgeroorlog, invallen, honger en vernieling: het feit dat er massale steun van de bevolking was en dat deze bevolking bereid was om terug te vechten tegen de moorddadige pro-kapitalistische reactie.
Hoe het stalinisme ontwikkelde
Leon Trotski was samen met Lenin een centrale leider van de Russische Revolutie. Hij schreef dat “een rivier van bloed” de bolsjewieken scheidde van het stalinisme. De Bolsjewistische partij was wellicht – en nieuw historisch onderzoek bevestigt dit – de meest democratische partij van de werkenden die we al kenden en tegelijk was het de meest succesvolle in het leiden van de arbeidersklasse naar de macht. Lenin en Trotski zagen de revolutie in Rusland als een voorloper van revolutie in Europa en daarbuiten. Ze stelden dat socialisme enkel op een internationale en vrijwillige federatie van socialistische landen kon ontwikkelen, met inbegrip van de economisch meest ontwikkelde landen. Ze begrepen dat het kapitalisme wereldwijd de strijd zou voeren tegen een nieuwe arbeidersstaat en dat één socialistisch land (zeker als het economisch zo achtergebleven was als Rusland) op zich niet zou overleven.
Het stalinisme kwam niet voort uit het bolsjewisme maar uit het isolement van de revolutie in de jonge Sovjet-Republiek, de hongersnood, de economisch en cultureel achterophinkende omstandigheden en het verdwijnen van de meest zelfopofferende arbeidersleiders in de burgeroorlog. De ontgoocheling van de massa’s in het falen van de Europese revoluties, in het bijzonder in Duitsland tussen 1918-23, was eveneens een belangrijke factor.
Deze omstandigheden maakten de opgang van het stalinisme mogelijk. De Sovjet-bureaucraten hadden een steeds grotere controle op het gebruik en de distributie van de schaarse middelen en kenden zichzelf privileges toe. Een voorwaarde voor de consolidatie van de macht van deze geprivilegieerde laag van stalinistische bureaucraten was de vernietiging van de democratische tradities van het Bolsjewisme door een einde te maken aan de sovjet-democratie, over te gaan tot massale repressie tegen de Linkse Oppositie en zowat het volledige Centraal Comité van de Bolsjewieken uit 1917 uit te schakelen. Uiteindelijk volgde in 1940 de moord op Leon Trotski. De opkomst van het stalinisme ondermijnde de geplande economie omdat het een einde maakte aan de democratie die nodig was om het te laten functioneren. Het leidde tot de vernietiging ervan in wat Trotski omschreef als de bureaucratie die de eerste arbeidersstaat “consumeert.”
Het leninisme leidde niet tot het stalinisme. Het stalinisme was een bloedige contrarevolutie door de bureaucratie waarbij veel van de democratische verworvenheden van de Russische Revolutie terug ingetrokken werden. Dit had gevolgen voor de wereldwijde strijd voor socialisme. De communistische partijen waren op de duur niet langer instrumenten voor fundamentele verandering, maar marionetten van Stalin afgestemd op de belangen van de bureaucratie, wat ideologisch verdedigd werd in het beleid van “socialisme in één land.” Socialisten worden vandaag geconfronteerd met vragen over de Russische Revolutie en de totalitaire karikaturen van ‘communisme.’ We moeten duidelijke antwoorden hebben over deze historische kwesties en de lessen van 1917 toepassen op de arbeidersbeweging vandaag, een arbeidersbeweging in erg verschillende en snel veranderende omstandigheden.
De twee zielen van de sociaaldemocratie
Sunkara heeft een zekere sympathie voor de Bolsjewieken in zijn opiniestuk. Maar hij zegt ook: “We kunnen ervoor kiezen om hen te zien als mensen met goede bedoelingen die een betere wereld proberen op te bouwen, maar we moeten ook nagaan hoe we hun mislukkingen kunnen vermijden.” We moeten uiteraard leren uit fouten, maar hetzelfde principe moeten we ook toepassen op de politieke beslissingen van de Tweede Internationale op het begin van de 20e eeuw, beslissingen die Sunkara lijkt te herhalen. Sunkara stelt in zijn artikel terecht dat de communistische beweging “ontstond uit een gevoel van verraad door de meer gematigde linkse partijen van de Tweede Internationale.” Hij legt ook uit hoe die sociaaldemocratische partijen de arbeidersklasse verraden hebben met hun weigering om zich te verzetten tegen de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. Maar Sunkara onderneemt geen poging om uit te leggen waarom die sociaaldemocratische partijen instemden met de slachtpartij “die 16 miljoen levens eiste.”
Hij stelt dat de Bolsjewieken zich “ooit sociaaldemocraten noemden.” Dat klopt in de zin dat, om Sunkara’s woorden te gebruiken, de Bolsjewieken deel waren van “een brede beweging van groeiende partijen die tot doel hadden om te strijden voor meer politieke democratie waarbij de rijkdom en de door het kapitalisme gecreëerde nieuwe arbeidersklasse gebruikt werd om democratische rechten uit te breiden tot het sociale en economische terrein, wat geen enkele kapitalist zou toelaten.”
Er moet echter een belangrijk onderscheid gemaakt worden. De eerste sociaaldemocraten – van het opzetten van de Tweede Internationale in 1889, met de hulp van Engels tot aan zijn dood – waren minstens in woorden revolutionaire marxisten en stonden voor het omverwerpen van het kapitalisme om het te vervangen door socialisme. Vandaag staat de term ‘sociaaldemocraat’ gelijk met een politiek van hervormen van het kapitalisme met een expliciete verwerping van revolutie, marxisme en leninisme.
Er was in de brede stroming van de ‘sociaaldemocratie’ nog voor 1917 een ideologische strijd tussen de ideeën van hervorming en revolutie. Dit komt het duidelijkst naar voor in het lange debat binnen de sociaaldemocratie over het ‘revisionisme’ rond de vraag hoe de arbeidersklasse aan de macht zou komen.
De belangrijkste reformistische theoreticus van de sociaaldemocratie in die tijd was Edward Bernstein. Die stelde dat het niet nodig was dat de arbeiders de macht grepen omdat het socialisme tot stand zou komen door de geleidelijke uitbreiding van democratische rechten, coöperatieven, vakbonden en openbare diensten. Andere reformisten stelden dat de arbeiders in de praktijk “de macht” zouden grijpen via de bestaande parlementaire democratische instellingen. Bernstein zei dat “het uiteindelijke doel van het socialisme, wat dit ook moge zijn, niets betekent; de beweging is alles.” Rosa Luxemburg en Karl Kautsky, voor hij vanaf 1910 op zijn vroegere posities zou terugkomen, verwierpen deze standpunten en stelden dat de arbeidersklasse de macht moest nemen en het kapitalisme omverwerpen als enige manier om het verzet door de heersende klasse te stoppen en de nieuwe arbeidersstaat te verdedigen.
De visies van de reformisten kwamen niet uit de lucht gevallen. Het waren uitdrukkingen van de conservatieve kijk van de partijfunctionarissen in de parlementen, de vakbondsleidingen en de partijleidingen. Deze functionarissen waren steeds meer geïntegreerd in het kapitalistische regime tegen de achtergrond van een lange periode van groei voor de Eerste Wereldoorlog, toen het kapitalisme nog in staat was om de productiekrachten van de samenleving te ontwikkelen. Toen de crisis van het kapitalisme leidde tot een oorlog tussen de kapitalistische machten zorgde het verraad van de sociaaldemocratische leiders die ‘hun’ heersende klasse steunden voor een desoriëntatie van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging in Europa en de rest van de wereld.
Het waren Lenin en de Bolsjewieken die zich samen met een handvol internationalisten zoals Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland verzetten tegen de oorlog en de tradities van de “revolutionaire sociaaldemocratie” en het marxisme verdedigden. Het diskrediet van het kapitalisme in de drie jaar durende slachtpartij in de Wereldoorlog bereidde de weg voor op revolutie in heel Europa, te beginnen in Rusland. Miljoenen mensen keken uit naar de Russische Revolutie en de nieuwe Derde Internationale.
Als we de geschiedenis van de sociaaldemocratie bespreken, moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen de vroege revolutionaire sociaaldemocratie en de latere conservatieve, reformistische sociaaldemocratie die de oorlog steunde en de kant van het kapitalisme koos tegen de revolutionaire bewegingen van de arbeidersklasse.
Het voortdurende debat vandaag
Massaal verzet tegen besparingen en de gevolgen van het kapitalisme vandaag succesvol vertalen in effectieve acties tegen racisme, seksisme, oorlog, armoede en werkloosheid, hangt af van het strijdprogramma, de strategieën en de tactieken. Zoals de Bolsjewieken dit in 1917 deden, moeten we de snel veranderende situatie analyseren en zoeken naar de beste voorstellen en slogans waarmee mensen in actie gaan. Dit vereist ook dat de werkenden hun eigen onafhankelijke massapartij uitbouwen, waarbij deze partij democratisch beheerd wordt en jongeren en werkenden bijeenbrengt in een gezamenlijke en vastberaden strijd tegen de klasse van miljardairs.
De geschiedenis toont dat ideeën, programma en leiding van belang zijn. Kansen om het kapitalisme uit te dagen, zullen pas succes hebben indien de marxistische ideeën een brede ingang vinden in de arbeidersklasse met een georganiseerde socialistische linkerzijde.
In de VS starten socialisten met de uitbouw van een beweging tegen de aanvallen van Trump en de Republikeinen, maar ze moeten verdergaan in een constructief debat over hoe we de beweging kunnen uitbouwen en hoe de werkenden politieke macht kunnen veroveren. Bewegingen zullen vandaag niet op dezelfde manier ontwikkelen zoals in Griekenland de afgelopen jaren of zoals de Russische Revolutie 100 jaar geleden, maar er kunnen uit al die ervaringen belangrijke lessen getrokken worden.
De socialistische beweging staat vandaag voor een dubbele taak. Enerzijds moeten we socialisten, progressieven en nieuwe krachten bijeenbrengen in brede eengemaakte actie, strijd en verzet tegen de rechterzijde en het neoliberale offensief. Maar we moeten ook proberen om de meest vooruitdenkende activisten onder de werkenden en jongeren te overtuigen van een stoutmoedig socialistisch programma als enige uitweg uit de crisis van het kapitalisme, en van de noodzaak van de uitbouw van een revolutionaire organisatie die in staat is om de strijd voor zo’n programma te voeren.
Belangrijke debatten zoals deze over de geschiedenis van de arbeidersklasse, internationale strijd, strategie en programma moeten verdergezet worden terwijl we samen in actie gaan om de klasse van miljardairs een nederlaag toe te brengen en werken aan de heropbouw van een sterke socialistische beweging.
-
Dossier. Marxisme en ecologie
Ten onrechte wordt vaak gezegd dat het marxisme niet bezorgd is om het milieu of nog dat marxisten enkel kijken naar economische groei als antwoord op armoede en behoeften. Dit is niet correct. Op basis van de werken van Marx en Engels, maar ook de ervaring van de eerste jaren van de Russische revolutie, brengt Per-Ake Westerlund een antwoord op deze vooroordelen. Dit dossier verscheen eerst in 2016.

Er zijn twee beschuldigingen over het marxisme en ecologie die vaak terugkomen, zowel van de politieke rechterzijde als sommige groene activisten en delen van de linkerzijde. De eerste is dat Karl Marx een erg positieve kijk had op industrialisering en de natuur zag als een onbeperkte bron die kon gebruikt worden. De tweede is dat het marxisme verantwoordelijk is voor enkele van de ergste milieurampen ooit, namelijk die in de Sovjet-Unie.
In tegenstelling tot deze beschuldigingen, is bewustzijn rond en strijd voor het milieu niet nieuw voor marxisten. Marx was een pionier in het analyseren en bekritiseren van de vernietigende effecten van de kapitalistische industrialisering op zowel de natuur als de samenleving. Zowel Marx als Engels, de auteurs van het Communistisch Manifest in 1848, bestudeerden en volgden de wetenschap op tal van domeinen.
De kapitalistische industriële productie en de arbeidersklasse ontstonden pas in de decennia voor Marx en Engels hun analyses ontwikkelden, maar de rol ervan werd meteen begrepen door Marx die in de arbeid een sleutelelement tot ontwikkeling van de samenleving zag. De nadruk op het belang van de arbeidersklasse betekent echter niet dat het milieu genegeerd werd.
Marx zag arbeid als een proces waaraan zowel mens als natuur deelnemen. Dit benadrukte hij in zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’ – het programma dat door het eerste congres van de Duitse Sociaaldemocratische Partij (SPD) in 1875 werd aangenomen. Marx gaat in op de stelling in dit programma dat “arbeid de bron van alle rijkdom en cultuur” is. “Arbeid is niet de bron van alle rijkdom. De natuur is in evenwaardige mate een bron van gebruikswaarden (die immers evengoed de materiële rijkdom uitmaken!) als de arbeid, die zelf slechts één der natuurkrachten manifesteert: de menselijke arbeidskracht”, stelde Marx. Het verkeerde idee van arbeid als enige bron van rijkdom kwam van Ferdinand Lassalle, niet van Marx.
Marx waarschuwde voor de gevolgen van een verstoorde relatie tussen mensheid en natuur. Hij zag de vervreemding van werkenden in het kapitalistische productieproces als onderdeel van hetzelfde proces van vervreemding van de mens tegenover de natuur. Dit was in zijn tijd vooral duidelijk in de industrialisering van de landbouw.
De arbeidersklasse was en is de eerste die de gevolgen van het kapitalisme op het milieu ondergaat. Zo vormen energiebedrijven – olie, steenkool, kernenergie – een directe bedreiging voor de werkenden in deze sectoren, maar ook voor de mensen en het leefmilieu in volledige regio’s en landen. Werkenden in deze sectoren zijn zich vaak het meeste bewust van de gevaren. De strijd om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, is een belangrijk onderdeel van de ecologische strijd.
De marxistische filosofie, het dialectisch materialisme, biedt bovendien een methode van analyseren waarmee de huidige klimaatcrisis kan verklaard worden. Marx en Engels toonden in het midden van de 19de eeuw reeds aan dat de samenleving en de natuur zich ontwikkelen doorheen tegenstellingen die tot kwalitatieve sprongen leiden. Klimaatonderzoekers bevestigen dit als ze waarschuwen voor keerpunten, ogenblikken waarop klimaatveranderingen onomkeerbaar worden.
Veel van diegenen die Marx ervan beschuldigen dat hij de natuur negeerde in zijn werk, hebben zelf de werken van Marx genegeerd en zich gebaseerd op de zelfverklaarde ‘volgelingen’ van Marx in de sociaaldemocratie of onder het stalinisme. De samenlevingen die zij opbouwden en die als socialisme omschreven werden, staan helemaal haaks op wat Marx stelde over arbeidersdemocratie, de rol van de staat, maar ook op de omgang met het milieu. Marx voorspelde dat: “De natuurwetenschappen… de basis van de menselijke wetenschap worden, evenals zij reeds nu de basis van het werkelijke menselijke leven geworden zijn.” (Economische en Filosofische manuscripten, 1844)
Marx over de natuur
Om de marxistische benadering van ecologie en milieu te begrijpen, is een algemeen begrip van de marxistische methode nodig. Marx keek steeds naar de wereld en zijn geschiedenis in zijn totaliteit als vertrekpunt voor zijn analyses en programma. Het feit dat Marx het kapitalisme zag als een historisch progressief systeem werd door velen misbegrepen of verkeerd weergegeven. Zo schreef Michael Löwy van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationaal dat Marx “een erg onkritische houding had tegenover industriële ontwikkeling en in het bijzonder tot de vernietigende effecten ervan op de natuur.” Löwy beweert ook dat “Marx geen geïntegreerd ecologisch perspectief had.” (For a Critical Marxism, Against the Current, November-December 1997).
Eerst en vooral was het progressieve karakter dat Marx aan het kapitalisme toeschreef, tijdelijk en beperkt tot de vergelijking van het kapitalisme met het feodalisme. De belangrijkste verwezenlijking van het kapitalisme, was dat dit systeem niet alleen de basis creëerde om zichzelf te elimineren maar ook om aan de klassensamenlevingen in het algemeen een einde te maken. De arbeidersklasse die met de steun van arme boeren de macht overneemt, zou leiden tot een heerschappij door de meerderheid van de bevolking en het begin van een proces naar een totaal andere samenleving. Het perspectief van Marx werd reeds bevestigd in de Parijse Commune van 1871 toen de arbeiders twee maanden de macht in handen hadden.
Een begrip van de rol van het kapitalisme is niet hetzelfde als dat systeem verdedigen. Meer dan wie ook begreep Marx dat het kapitalisme een systeem was gericht op het produceren van winst doorheen meerarbeid. Wetenschap en natuurkrachten werden aangepast om dit doel te dienen. De gezondheid van werkenden werd genegeerd, net zoals de effecten van de productie op de natuur. Marx waarschuwde voor de pogingen om de natuur aan te passen aan wat het kapitalisme nodig had. Sommigen stellen dat Marx de natuur zag als iets oneindig dat gratis ter beschikking stond. Maar hij stelde net dat de natuur onder het kapitalisme geen waarde had. De conclusie van Marx was dat de niet uitgebuite natuur wel degelijk waarde had, denk maar aan de lucht, de bossen en vissen.
Marx bestudeerde vooral het niet-mechanisme materialisme van Epicurus (341-270 BCE) en de dialectiek van GWF Hegel (1770-1831), hij ontwikkelde zijn filosofie van het dialectisch materialisme. Het was een briljante visie op de wereld die perfect in die periode paste. De belangrijkste gebeurtenis van die tijd, de Franse revolutie, was het resultaat van zowel de materiële basis – de kapitalistische economie en samenleving die het feodalisme verdreven – als een bewust optreden van de revolutionaire massa’s.
De ideeën van Marx waren het meest ontwikkeld onder alle filosofische strekkingen die met het religieuze verleden braken. In plaats van de aarde voor te stellen als iets wat nooit veranderde en als het centrum van alles, met de mensheid als centrum van de aarde, ziet het marxisme in overeenstemming met het klassieke materialisme de wereld als steeds veranderend en dus ook eindig. Het leven is een product van de aarde (de natuur) en niet van een god. De mensheid is een met de natuur, het staat er niet buiten. Marx deelde de geschiedenis niet op in een sociale en een natuurlijke geschiedenis, beiden waren onderling met elkaar verbonden. Dialectische wetten vinden een toepassing in zowel de natuur als de samenleving, hun ontwikkelingen spelen op elkaar in en beïnvloeden elkaar. Marx gebruikte de term ‘metabolisme’: een ketting van onderling met elkaar verbonden processen die een geheel vormen.
Marx toonde aan dat de groeiende opdeling tussen stad en platteland een breuk van dit metabolisme vormde, dit werd door John Bellamy Foster in het nuttige boek ‘Marx’s Ecology’ samengevat in de term “metabolische breuk”. In het derde deel van ‘Het Kapitaal’, gepubliceerd in 1894, na de dood van Marx (1883), omschrijft Marx het kapitalisme als een breuk met de natuurwetten van het leven: “Grote landbouwbedrijven beperken de landbouwersbevolking tot een constant dalend minimum, en ze confronteren deze met een constant groeiende industriële bevolking die in grote steden leeft. Het creëert hiermee de voorwaarden die leiden tot een onherstelbare breuk in de samenhang van sociale uitwisseling zoals voorgeschreven door de natuurwetten van het leven.”
Op basis van discussies over de degradatie van de bodem op langere termijn als gevolg van het gebruik van chemische meststoffen in de landbouw, stelde Marx dat “elke vooruitgang in kapitalistische landbouw een vooruitgang betekent in de kunst van niet alleen de werkende te beroven, maar ook de bodem: alle vooruitgang in de vruchtbaarheid van de bodem voor een bepaalde tijd, is een vooruitgang naar het vernietigen van de laatste bronnen van die vruchtbaarheid.” Hij legde uit: “Met het constant toenemend overwicht van de stedelijke bevolking, die door de kapitalistische productie in de grote centra wordt opeengehoopt, (…) vernietigt zij de stofwisseling tussen mens en aarde, dat wil zeggen de terugkeer tot de grond van de door de mensen in de vorm van voedsel en kleding verbruikte bestanddelen van de grond; hiermee vernietigt de kapitalistische productie dus de eeuwige, natuurlijke voorwaarde van duurzame vruchtbaarheid van de grond.” En nog: “De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.” (Kapitaal, Deel 1, 1867). In een erg vooruitziende voorspelling waarschuwde Marx dat de constante modernisering onder het kapitalisme dit “proces van vernietiging” zou versnellen.
Engels vatte de afhankelijkheid van en de nood om van de natuur te leren als volgt samen: “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.” (‘De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens’, Friedrich Engels, 1876).
Marx over socialisme
Marx wordt er door sommigen ook van beschuldigd dat hij geen exact plan voor een toekomstige socialistische samenleving kon voorleggen. Deze critici denken dat zijn socialisme betekende dat de arbeidersklasse de macht zou nemen, terwijl de economie, de productie en de behandeling van het milieu in essentie hetzelfde zou blijven als onder het kapitalisme. Het klopt dat Marx en Engels van mening verschilden met de utopische socialisten die gedetailleerde plannen opmaakten voor een ideale samenleving. Maar dit betekent niet dat hun werken geen beschrijving geven van de verschillen tussen kapitalisme en socialisme.
Marx en Engels beschreven de enorme kost van de kapitalistische productie voor de werkenden, boeren, de natuur en de samenleving. Ze kwamen op voor een complete verandering van de productie, door het te vervangen met wat Marx samenwerkende productie noemde. Het anarchistische systeem van het kapitalisme zou vervangen worden door sociale controle en bezit van de productie en distributie. Dit zou vervolgens georganiseerd worden met een sociale planning.
Wat met de voorspellingen van Marx over het socialisme als een samenleving met een toegenomen productie en een overvloed aan middelen? Zou dit niet rampzalig zijn voor het milieu? Eerst en vooral moet opgemerkt worden dat er zowel in de tijd van Marx als vandaag een dringende nood is aan degelijke levensvoorwaarden voor iedereen. Dit zal leiden tot een grotere voedselproductie en investeringen in huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en een nog grotere verspreiding van moderne technologie. In de jaren 1800 zou de productie voor dergelijke behoeften gemakkelijk mogelijk geweest zijn als vervanging van productie van wapens, luxe, … Vandaag is dat overigens nog steeds en zelfs meer het geval, er worden enorm veel middelen verspild aan militaire uitgaven en de luxeconsumptie van de 1% rijksten.
In zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’ bespreekt Marx de nood aan een evenwicht van middelen tussen individuele consumptie en de noodzakelijke toename van sociale consumptie, naast het opzij zetten van middelen voor investeringen en als sociale reserve. Dat omvat ook het evenwicht tussen arbeidstijd, die moet verkort worden, en vrije tijd. In zo’n samenleving zou iedereen werken en de mogelijkheid hebben om eigen talenten en vaardigheden te ontwikkelen, iedereen zou tijd hebben om deel te nemen aan het beheer van de samenleving.
Een socialistische samenleving zou breken met de vervreemding en iedereen zou zich kunnen ontwikkelen zonder de beperkingen van loonarbeid en kapitaal. Het zou leiden tot een “volledige eenheid van mens en natuur – de ware herrijzenis van de natuur – het verwezenlijkte naturalisme van de mens en het verwezenlijkte humanisme van de natuur.” (Economisch en Filosofische Manuscripten, 1844). Een socialistische revolutie zou niet alleen de arbeiders en de mensheid bevrijden, maar ook de natuur. Met sociaal bezit van de grond, zou de natuur niet langer een product gericht op winst zijn.
In het programma dat werd voorgesteld in het ‘Communistisch Manifest’ zijn er enkele eisen die belangrijk zijn voor het milieu. De eerste eis luidt als volgt: “Onteigening van het grondeigendom en aanwending van de grondrente tot staatsuitgaven.” Dit zou onder meer kunnen toegepast worden tegen gevaarlijke mijnbouwprojecten, olievelden en fracking. Het tweede deel van de eis benadrukt dat de inkomsten van de grond aan de gemeenschap moeten toekomen. De zesde eis heeft betrekking op transport: “Centralisatie van het transportwezen in handen van de staat.”
Ook de zevende eis heeft belangrijke gevolgen voor het milieu: “Vermeerdering van de nationale fabrieken, van de productiemiddelen, ontginning en verbetering van de landerijen naar een gemeenschappelijk plan.” Een gemeenschappelijk plan op basis van gemeenschappelijk bezit in plaats van privaat bezit om de grond te verzorgen en te verbeteren. Samengevat: de richting van de samenleving veranderen, waaronder de wijze waarop deze met de natuur omgaat, is een kwestie van bezit, macht en controle.
Bolsjewistische pioniers
De arbeidersklasse in Rusland en naties die door de tsaar onderdrukt werden, nam in oktober 1917 de macht over. In tegenstelling tot de laster die vandaag tegen de Bolsjewieken wordt ingebracht, zorgde dit voor revolutionaire veranderingen op alle vlakken van de samenleving. Zo was de Sovjet-Unie het eerste land dat een verbod op racisme en antisemitisme oplegde, het eerste dat het recht op abortus legaliseerde, net als echtscheidingen en homoseksualiteit. De Bolsjewieken waren onder Lenin en Trotski ook pioniers op het vlak van milieu.
Voor de revolutie was Rusland op dat vlak, net als op vele andere vlakken, een achtergebleven land. “Wetenschappers onder de dynastie van de Romanovs slaagden er niet in om ambtenaren, zakenlui of zelfs hun eigen collega’s te overtuigen van de nood aan moderne wetenschappelijke technieken om grondstoffen te beschermen zodat ze beschikbaar zouden zijn voor zowel de huidige als toekomstige generaties. De meeste projecten moesten wachten tot na de Russische revolutie omdat de tsaristische regering ze als te duur bestempelde en mogelijk ook dacht dat deze niet nodig waren.” (An Environmental History of Russia [anthology], Cambridge University Press, 2013)
Onder leiding van de Bolsjewieken kwam de arbeidersklasse aan de macht in een land dat verwoest was door de Eerste Wereldoorlog. Het land werd militair onder vuur genomen door binnenvallende legers en ex-tsaristische generaals. Maar toch nam de regering meteen maatregelen op het vlak van het milieu. Twee dagen nadat ze de macht namen, stelden de Bolsjewieken het decreet ‘Over de grond’ op, waarmee alle bossen, mineralen en water genationaliseerd werden. Een half jaar later, in mei 1918, volgde een ander decreet, ‘Over bossen’, waarin de controle op het herbossen en de bescherming van bossen werd gecentraliseerd. Bossen werden opgedeeld in twee groepen, waarbij een groep werd beschermd van exploitatie. Dit was een belangrijke kwestie, want onder het tsarisme werden veel bossen volledig gekapt. Ook het jagen werd aan regels onderworpen en was voortaan enkel mogelijk in het daarvoor voorziene seizoen. “De Russische revolutie lag verrassend genoeg ook aan de basis van moderne oceanografie en onderzoek naar inlandse visserij.” (An Environmental History).
Deze beslissingen werden genomen in turbulente tijden. “Tijdens de onrust van de burgeroorlog en het oorlogscommunisme, slaagde de Bolsjewistische regering er in om wetenschappers te ondersteunen. Het ging onder meer om wetenschappers die werkten op milieukwesties. Met deze steun konden wetenschappers hun ecologische activiteiten uitbreiden.” In 1920 was Lenin rechtstreeks betrokken bij de vestiging van het eerste natuurreservaat ter wereld dat door de overheid werd gefinancierd en enkel wetenschappelijke doeleinden had, het Il’menskii. Tegen 1924 waren er vier dergelijke natuurgebieden (zapovedniks). Er kwamen veel nieuwe onderzoeksinstellingen en Russische wetenschappers werden leidinggevende ecologisten. Aan de universiteit van Moskou kwamen er opleidingen over ecologie. De wetenschapper Vladimir Vernadski werd wereldbekend met het concept van de ‘noösfeer’: “een nieuwe vorm van biosfeer waarin de mens een actieve rol speelt in verandering gebaseerd op de erkenning door de mens van de verwevenheid van de natuur.” (An Environmental History)
De revolutie gaf aanleiding tot het ontstaan van een brede waaier aan milieu-organisaties, een ontwikkeling die aangemoedigd werd door de Bolsjewieken. Het TsBK (Centraal Bureau voor Studie van traditionele kennis) telde 70.000 leden in 2.270 afdelingen. Ook VOOP (Al-Russische organisatie voor de bescherming van de natuur) was belangrijk. De activisten en wetenschappers produceerden magazines, zoals ‘Problemen van Ecologie’ en ‘Biocenologie’. Ze hielden bijeenkomsten en organiseerden lokale groepen om de interesse in wetenschap op het platteland te versterken. Leidinggevende Bolsjewieken, waaronder Nadezhda Kroepskaia, bespraken hoe ze het milieu in steden en dorpen konden verbeteren, wat leidde tot een groen stadsmodel met meer parken en groene plaatsen.
Deze revolutionaire ideeën kwamen echter tot een abrupt einde. De sociale en politieke contrarevolutie onder het stalinisme omvatte ook een ecologische contrarevolutie. “Na de Russische revolutie kende de nieuwe ecologische wetenschap een snelle opgang tijdens de sociale onrust en de politieke experimenten van de jaren 1920. Ambtenaren, wetenschappers en ingenieurs werkten aan een ambitieus plan van elektrificatie.” Maar toen Stalin aan de macht kwam, richtte zijn zoektocht naar ‘saboteurs’ zich tegen “sommige van de meest bekwame biologen, boskundigen en specialisten inzake visserij, agronomen en ecologen.” (An Environmental History)
Stalinisme versus de natuur
Een aantal van de ergste milieurampen vond plaats onder stalinistisch bewind. Zo is er de vernietiging van het Aralmeer tussen Kazachstan en Oezbekistan, de kernramp in Tsjernobyl (Oekraïne) en de verwoesting van verschillende steden door vervuiling. Hoe was dit mogelijk en was er een verband met de Bolsjewieken en het socialisme?
Het verband bestond erin dat het regime van Stalin de Bolsjewistische partij, die de revolutie van 1917 had geleid, uitmoordde en vernietigde. Dit was mogelijk op basis van nederlagen in revoluties in alle andere landen en door de situatie in Rusland: een economisch en cultureel achtergebleven land dat bovendien verwoest was door de Eerste Wereldoorlog en de burgeroorlog.
Toen het regime van Stalin zich vestigde, had het geen andere ideologie dan ‘aan de macht blijven’. Om dit te realiseren, moest Stalin een fundamentele verworvenheid van de revolutie in stand houden, met name de genationaliseerde economie waarop de volledige stalinistische bureaucratie zich baseerde. De brutale dictatuur kon zich op deze basis valselijk voordoen als de erfgenaam van de revolutie. Maar het was geen socialisme of communisme. Stalin maakte een bocht van 180 graden over milieukwesties, net zoals hij dit op andere vlakken deed. Zijn regime gebruikte dwang om de landbouw te collectiviseren, schafte de bescherming van de zapovedniks af en herstartte projecten om volledige bossen te kappen.
De stalinistische methode tegen elke oppositie waren brutaal: “Arrestaties, ondervragingen en martelingen om valse bekentenissen en valse getuigenissen te bekomen, samen met beschuldigingen van spionage, subversie, laster tegen de Sovjet-Unie, kwamen vaak voor bij wie zich tegen stalinistische programma’s leek te verzetten.” VOOP en TsBK werden volledig weggezuiverd. De dictatuur maakte “onafhankelijke en redelijke activiteiten bijna onmogelijk.” (An Environmental History).
Alle onafhankelijke organisaties van werkenden en activisten werden verboden en dit opende de weg voor nieuwe milieuvernietiging. Voorheen uitstekende regelgevingen en wetten werden nooit volledig toegepast. Vervuiling en wanbeheer namen het over. De wetenschap verloor de nodige vrijheid van ideeën. Trotski maakte in de jaren 1930 het punt dat een geplande economie arbeidersdemocratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft, anders is er degeneratie en komt de geplande economie aan zijn einde. Trotski leidde een oppositie tegen Stalin en kwam op voor een politieke revolutie tegen het regime. Dat is hoe marxisten tegenover het stalinisme staan, ook op vlak van milieu.
Het parasiterende regime van Stalin gebruikte massale arbeidskampen met politieke gevangenen om zo een snelle industriële groei mogelijk te maken. Het kamp in Vorkoeta, waar veel trotskisten gevangen zaten, werd in 1932 opgezet om steenkool te ontginnen boven de Noordpoolcirkel. Miljoenen gevangenen werden onder het toeziend oog van de geheime politie (NKVD) ingezet als slavenarbeiders in de bouw, mijnbouw en houtproductie. De meeste grote projecten onder het stalinisme kwamen er na centrale orders, zonder verschillende geografische omstandigheden in rekenschap te brengen.
Na de Tweede Wereldoorlog richtte het stalinisme zijn aandacht niet op de enorme verwoestingen en zelfs hongersnood. Neen, de grootheidswaanzin bracht Stalin tot een grandioos ‘plan voor de omvorming van de natuur’. Het omvatte onder meer het verleggen van rivieren en het herorganiseren van bossen die industriële zones werden. De ideoloog achter het plan, Trofim Lysenko, was een charlatan die beweerde dat hij technieken voor het aanplanten van bossen had uitgevonden, maar het leidde tot verwoesting van bossen. Onder het stalinisme en Lysenko had de natuur geen waarde op zich.
Het stalinisme bleef als systeem ook na de dood van Stalin in 1953 bestaan. Enkele jaren later werd de kernramp in Kyshtym, in de Oeral, geheim gehouden door het regime dat ondertussen geleid werd door Chroetsjov. Vervuiling, grote projecten en een totaal verbod op milieu-activisme bleven allemaal bestaan.
De kapitalistische kritieken op het stalinisme – die meestal stalinisme en socialisme door elkaar halen om socialisme te discrediteren – hebben echter zelf weinig redenen om trots te zijn. “De westerse democratieën volgden op heeel wat vlakken hetzelfde pad van snelle ontwikkeling en uitputtend gebruik van natuurlijke rijkdommen, van vernietigde ecosystemen en laattijdige regels en wetten om toekomstige problemen te beperken. (…) In de jaren 1990 stelden veel waarnemers dat het ontmantelen van de centraal geplande economie automatisch zou leiden tot verbetering op milieuvlak. De werkelijkheid zag er echter compleet anders uit. Er waren nieuwe bedreigingen voor de duurzaamheid, onder meer door snelle uitverkoop van natuurlijke grondstoffen en een herstructurering van de economie waarbij middelen voor milieubescherming drastisch beperkt werden, zo was er de beslissing van president Poetin in 2000 om het Russische Agentschap voor Milieubescherming op te heffen.” (An Environmental History)
Marxisme vandaag
Het klimaat en het milieu worden vandaag door een groeiend aantal activisten opgenomen. Wereldwijd is er heel wat strijd tegen grote oliebedrijven, fracking, gevaarlijk industrieel afval, nieuwe speculatieve autowegen en mijnbouwprojecten, … maar ook tegen de lege beloften van de politici. Marxisten zijn deel van deze strijd: van het protest tegen het boorplatform van Shell in Seattle tot de strijd die de Oost-West tunnel in Melbourne heeft gestopt of nog de massale lokale bewegingen tegen goudmijnen in Griekenland en tegen fracking in Ierland.
Het antikapitalisme kent een groeiende steun onder klimaatactivisten. Het boek van Naomi Klein – “No Time. Verander nu, voor het klimaat alles verandert” – heeft in de Engelstalige versie als ondertitel: “Kapitalisme versus het klimaat”. Ze schrijft hoe rechtse figuren uit de omgeving van de Tea Party stellen dat klimaatverandering een uitvinding van ‘communisten’ is om een geplande economie in te voeren. Op een verwrongen manier begrijpen ze dat het kapitalisme niet in staat is om deze crisis het hoofd te bieden. Het systeem is, in de woorden van Klein, in oorlog met het leven op aarde, waaronder het menselijke leven.
De wereld is natuurlijk sterk veranderd sinds de tijd van Marx en Engels. Marx zou vandaag ongetwijfeld aandachtig de rapporten van milieuactivisten en wetenschappers volgen. De breuk in de onderling met elkaar verweven functies van de aarde waar Marx op wees, is veel groter geworden en dit proces wint nog aan snelheid. Marxisten kunnen een oplossing aanbieden. De groeiende sociale en ecologische crisissen zijn veroorzaakt door hetzelfde systeem, het kapitalisme. De strijd ertegen is dan ook onderling verbonden.
Oliebedrijven en hun bondgenoten zullen hun macht nooit vrijwillig opgeven. De enige kracht die de milieucrisis kan oplossen is de sterkste collectieve kracht, de arbeidersklasse die een alliantie vormt met het groeiende aantal activisten dat opkomt voor het milieu, waaronder ook veel mensen van inheemse afkomst en kleine landbouwers en plattelandsbevolkingen. Crisis en strijd kennen een opgang, er is nood aan een sociale revolutie om een einde te maken aan het kapitalisme.
De crisis van het milieu en het klimaat is heel ver ontwikkeld, het benadrukt de nood aan dringende actie. Het enige reële alternatief is een democratische en duurzame rationele planning van de grondstoffen en middelen in de wereld. Een democratisch socialistische samenleving zou de levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking optrekken, daarbij zou het de natuur en de mensheid zien als één onderling verweven geheel.
-
Over het ecologisch socialisme van Karl Marx
Te veel socialisten, zelfs onder degenen die zichzelf graag als revolutionaire marxisten zien, zijn helaas te laat met het ontdekken en begrijpen van de ecologische analyse van de onherstelbare metabole kloof van het kapitalisme met de planeet en de natuur waar Karl Marx en Friedrich Engels al in de loop van de jaren 1800 mee bezig waren.Artikel door Arne Johansson (Rättvisepartiet Socialisterna, eerst gepubliceerd afgelopen zomer)
Met zijn boek “Karl Marx’ Ecosocialism: Capital, Nature and the Unfinished Critique of Political Economy” (Monthly Review 2017) heeft de Japanse Marx-onderzoeker Kohei Saito een nieuwe en belangrijke bijdrage geleverd aan het corrigeren van deze tekortkoming. Dat is belangrijk in een tijd waar de roofzuchtige houding van het kapitalisme ten opzichte van mens en natuur omslagpunten nadert die grote delen van de planeet onbewoonbaar dreigen te maken.
Saito, een professor politieke economie verbonden aan de universiteit van Osaka, bouwt grotendeels voort op de aanzienlijke hoeveelheid ongepubliceerde notities van Marx waaraan hij werkt als een van de redacteuren van de Marx-Engels-Gesamtausgabe (MEGA), een onvolledig project dat de verzamelde werken van deze twee pioniers bijeenbrengt.
Een nieuwe toevoeging aan dit materiaal is een gedetailleerd verslag van hoe Marx zijn interesse ontwikkelde in toenmalig onderzoek in natuurwetenschappen en in onderwerpen als biologie, chemie, geologie en mineralogie. Zijn uitgangspunt was de crisis die ontstond door de industrialisering van de landbouw door het kapitalisme en de kloof die hij beschreef in het metabolisme tussen mens en natuur, dat vandaag de dag bekend staat als de ecologische kringloop. Saito laat zien hoe dit kwesties waren die Marx bezig hielden tijdens zijn onvoltooide werk aan Het Kapitaal na de publicatie van het eerste deel in 1867.
Ook al is Friedrich Engels tot nu toe de bekendste van het Marx-Engels-duo als het gaat om wetenschappelijke geschriften als “Anti-Dühring” en zijn onvoltooide, maar postuum gepubliceerde “Dialectiek van de natuur”, toch wijst Saito erop dat Marx minstens evenzeer geïnteresseerd was in deze kwesties – steeds in nauw contact met Engels.
Niet minder dan een derde van Marx’ schriften – vol met fragmenten, uittreksels en commentaren – zijn in de laatste 15 jaar van zijn leven geschreven en daarvan gaat bijna de helft over wetenschappelijke onderwerpen. Dit weerlegt de positie van de zogenaamde “westerse marxisten” (o.a. in de Frankfurter Schule), die Engels’ afleiden van de dialectische bewegingswetten uit de natuur als een onmarxistische vertekening hebben bekritiseerd en die hebben betoogd dat het historisch materialisme van Marx alleen kan worden toegepast op de menselijke samenleving.
Saito prijst in het voorwoord de belangrijke inspanningen om Marx’ analyse van de onherstelbare metabole breuk van het kapitalisme te herontdekken door de socialistische professoren Paul Burkett en John Bellamy Foster. In het bijzonder hebben Burketts “Marx en de natuur” (1999) en Foster’s “Ecologie” (2000) de weg gebaand.
Met behulp van het tijdschrift Monthly Review, waarvan Foster de redacteur is, hebben deze twee op effectieve wijze de waanideeën van Marx als ecologisch naïeve aanhanger van industriële groei (“prometheïsme”) bestreden, die lang sterk aanwezig waren onder zowel groene theoretici als “de eerste golf eco-socialisten” zoals Ted Benton, André Gorz, Michael Löwy, James O’Connor en Alain Lipietz.
Het feit dat Marx vandaag de dag wereldwijd ecologisch onderzoek inspireert, is een belangrijke overwinning voor deze theoretische strijd, net als de echo’s daarvan die steeds vaker voorkomen in het werk van zowel milieuonderzoekers als activisten zoals Naomi Klein in “This changes everything – capitalism versus the climate.”
In “Karl Marx’ Ecosocialism” laat Saito zien hoe Marx geleidelijk aan zijn analyse van de “metabole kloof” van het kapitalisme ontwikkelde. Saito geeft toe dat de fascinatie van de jonge Marx voor de enorme ontwikkeling van de productiekrachten van het kapitalisme soms als “productivistisch” kan worden opgevat, ook al beschrijft hij in zijn “Parijse manuscripten” en de “Economische en filosofische manuscripten” uit 1844 de groeiende kloof (vervreemding) van het kapitalisme tussen arbeiders en de vruchten van de productie, maar ook tussen mens en mens en tussen mens en natuur, toen de arbeiders tijdens de industrialisering van het land werden gescheiden.
Marx had al in deze fase de taak van het communisme geformuleerd om een volledige en rationeel geregelde eenheid tussen mens en natuur op een hoger niveau te herstellen. Maar pas nadat Marx, bijvoorbeeld met “De armoede van de filosofie” in 1847, de abstracte filosofie van de Jonge Hegellianen de rug toekeerde en de nederlaag van de revoluties van 1848 meemaakte, begon hij zijn materialistische studie van de werking van het kapitalisme serieus te verdiepen.
Een centraal onderdeel van Marx’ kritiek op de waardetheorieën van sommige klassieke burgerlijke economen was dat zij arbeid als de bron van alle waarde beschouwden, terwijl Marx er op wees dat zij vervolgens blindelings staarden naar de ruilwaarden van de markt die door de arbeidskrachten werden geleverd. Een van de conclusies die Marx tijdens zijn economische studies zou trekken, was dat ze de gebruikswaarden van de natuur, die ze als “een gratis geschenk aan het kapitaal” beschouwden, vergaten. Dit betekent dat het kapitaal, met zijn competitieve accumulatie, zowel de arbeiders als de grond, “de oorspronkelijke bronnen van alle rijkdom”, ondermijnt.
Het lijkt erop dat Marx door zijn contact met de socialistische natuurkundige Roland Daniel en diens interesse in de ecocyclus tussen dieren en planten voor het eerst het concept van het metabolisme heeft opgemerkt. De mens bestaat, zoals Marx zou verklaren, binnen “het universele metabolisme van de natuur”, waar hij uit de natuur gebruikswaarden kan halen als onderdeel van het “sociale metabolisme”. Maar het was een paar jaar later, tijdens zijn voorstudies voor “Het Kapitaal” en in de context van de groeiende crisis in de Britse landbouw, dat Marx zich serieus begon te interesseren voor de kritiek op de industriële plundering van de aarde, ontwikkeld door de Duitse agrochemicus Justus von Liebig. Hier vond Marx ook steun voor zijn kritiek op de onhistorische wijze van analyse van de huurprijs, die door de econoom David Ricardo en de bevolkingsvraag van Thomas Malthus naar voren werd gebracht. De relatie van de mensheid met de natuur is veranderd tijdens de ontwikkeling van nieuwe productiemethoden. Maar het is onder het kapitalisme dat de radicaal versterkte breuklijnen in de relatie tussen mens en natuur ontstaan.
En het was vooral onder invloed van Liebig dat Marx in 1865-66 zijn eerdere, meer optimistische geloof in de hedendaagse technologische vooruitgang begon te herzien en begon te begrijpen hoe de kortetermijnbenaderingen van het kapitalisme om de afnemende vruchtbaarheid van de aarde tegen te gaan alleen maar neigden naar het creëren van nieuwe en “onherstelbare metabole breuken” op een steeds hoger niveau, en zelfs op een mondiaal niveau.
Saito schetst hoe Liebig in zijn baanbrekende boek “Landbouwchemie” had beschreven hoe de sterke stedelijke groei van de Britse steden tijdens de industrialisatie de vraag naar de landbouwgoederen van het ontvolkte platteland drastisch deed toenemen, terwijl tegelijkertijd de mineralen van het voedsel niet als meststof naar de aarde werden teruggevoerd, maar via Londen en de nieuwe toiletten van andere steden als rioolwater in de vervuilde rivieren en de zee werden uitgespoeld.
Zo werd niet alleen de vruchtbaarheid van de Britse velden uitgeput, maar ook de landen waarvan de guano (uitwerpselen van Zuid-Amerikaanse zeevogels) en de botten als meststof werden geïmporteerd: “Groot-Brittannië berooft alle landen van de voorwaarden van hun vruchtbaarheid; ze heeft de slagvelden van Leipzig, Waterloo en de Krim al geplunderd voor botten, en heeft de opgehoopte skeletten van vele generaties in de Siciliaanse catacomben verteerd… We mogen tegen de wereld zeggen dat ze als een vampier aan de nek van Europa hangt”, zoals Liebig het omschreef.
In het Kapitaal vatte Marx de boodschap samen dat “iedere vooruitgang in de kapitalistische landbouw niet alleen een vooruitgang is in de kunst arbeiders te beroven, maar tevens in de kunst van roof op de grond; iedere vooruitgang in het vergroten van de vruchtbaarheid van de grond voor een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van deze vruchtbaarheid.” En nog dat “de kapitalistische productie alleen maar in staat is de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.”
De wanhopige jacht van Engeland en de Verenigde Staten op guano en salpeter voor hun uitgeputte grond dreef de Verenigde Staten in 1856 tot annexatie van tientallen guanorijke eilanden. Het leidde ook, zoals Saito aangeeft, tot de gewelddadige onderdrukking van de inheemse volkeren van de Zuid-Amerikaanse westkust, evenals tot de Guano-oorlog van 1865-66 en de Oorlog van de Stille Oceaan van 1879-84 voor salpeter.
In ‘Het Kapitaal’ beschrijft Marx ook hoe de maatschappelijke noodzaak om te proberen de natuurlijke grondstoffen te beheersen en te temmen en tegelijkertijd te beschermen tegen uitbuiting, een cruciale rol heeft gespeeld in de geschiedenis. De irrigatiewerken in Egypte, Lombardije en Nederland en kunstmatige kanalen zoals in India en Perzië hebben de bodem niet alleen bewaterd, maar ook bevrucht met mineralen die als sediment uit de heuvels werden meegevoerd. “Het geheim van de industriële bloei in Spanje en Sicilië onder Arabische heerschappij ligt in de irrigatie.”
Als Marx voorheen af en toe had kunnen praten over de beschavende rol van het kapitalisme tijdens het kolonialisme, zag hij nu, zonder de pre-kapitalistische samenlevingen te idealiseren, vooral leed en ellende in de sporen van de ontbinding van traditionele lokale gemeenschappen die de intieme verhouding tussen mens en natuur doorbraken. Toen het Britse regime tijdens het koloniale tijdperk in India volgens Marx “een karikatuur van Engels grootschalig landbezit introduceerde” en het systeem van dammen en afvoerkanalen dat voorheen door de staat werd gecontroleerd in 1856 liet varen, resulteerde dit in droogte en een vreselijke hongersnood die een miljoen doden veroorzaakte.
Volgens Marx moet de mens in alle samenlevingen en productiewijzen de strijd met de natuur aangaan om in zijn behoeften te voorzien: “De vrijheid op dit gebied kan alleen bestaan in het feit dat de gesocialiseerde mens, de geassocieerde producenten, hun metabolisme rationeel regelen met de natuur, onder hun gezamenlijke controle brengen, in plaats van door de natuur als een blinde macht te worden overheerst; en het met de minste krachtinspanning en onder de meest menselijke, waardige en adequate voorwaarden te voltrekken.”
In zijn “Economisch Manuscript van 1864-65”, waarschuwt Marx dat met kapitalisme, “In de plaats van de zelfbewuste rationele behandeling van de grond als een gemeenschappelijke eeuwige eigendom, de onvervreemdbare voorwaarden voor het bestaan en reproductie van de opeenvolgende generaties van de menselijke soort, de uitbuiting en verspilling van de grond komt.”
In een hoofdstuk over de ecologie van Marx na 1868 benadrukt Saito de grote belangstelling van Marx voor de debatten tussen verschillende landbouwdeskundigen van bijvoorbeeld de “fysieke” en “chemische” scholen over welke stoffen het meest belangrijk zijn om toe te voegen om de bodemvruchtbaarheid, mineralen of nitraten te verhogen. Hij wijst bijvoorbeeld op de belangrijke indruk die op Marx lijkt te zijn gemaakt door chemicus James Johnston en in het bijzonder door de Duitse landbouwkundige Karl Fraas, die, mede in een polemiek met Liebig, de nadruk legde op de grote rol die de klimaatverandering speelt wanneer de ontbossing de bodemvochtigheid en de natuurlijke voedingsstoffenvoorziening van de bodem vermindert.
In een brief aan Engels in 1868 beschrijft Marx Fraas als iemand met “een onbewuste socialistische neiging”. Volgens Marx liet Fraas in zijn boek “Klimaat en Plantenwereld” zien hoe “de teelt, wanneer deze op een primitieve manier verloopt en niet bewust wordt gecontroleerd (als bourgeois komt hij hier natuurlijk niet aan toe), woestijnen achter zich laat, Perzië, Mesopotamië, etc., Griekenland.”
Fraas waarschuwde voor de gevolgen van de snelle ontbossing in landen als Engeland, Frankrijk en Italië, zelfs hoog in voorheen ontoegankelijke berggebieden – wat volgens hem de noodzaak van regelgeving deed ontstaan. Door zijn lezing van Fraas en een aantal andere onderzoekers, zoals John Tuckett en Friedrich Krichhof, had Marx in zijn manuscripten voor deel drie van “Het Kapitaal” (het tweede en derde deel werden na de dood van Marx door Engels gepubliceerd op basis van Marx’ onvolledige manuscripten) ook opgemerkt dat noch de kapitalistische landbouw noch de bosbouw duurzaam was en dat de onherstelbare metabole kloof van het kapitalisme tussen de maatschappij en de natuur zich daarom niet beperkte tot uitputting van de bodem.
“De ontwikkeling van de cultuur en industrie in het algemeen heeft zich van oudsher zo actief gemanifesteerd in de vernietiging van de wouden dat daarmee vergeleken alles wat ze in omgekeerde richting ondernemen voor de instandhouding en productie daarvan van verwaarloosbare grootte is,” merkte Marx op in het manuscript voor Deel 2 van “Het Kapitaal”.
Dezelfde kapitalistische neiging om de natuur met geweld uit te buiten tot aan haar grenzen, zoals hij dit zag in niet-duurzame bosbouw, zag hij ook op een manier die hij “afschuwelijk” vond in veeteelt. In een commentaar op een uittreksel van Wilhelm Hamm’s lof voor intensieve vleesproductie vroeg Marx zich af of dit “systeem van celgevangenissen” en het groteske fokken van abnormale dieren uiteindelijk zou kunnen leiden tot “een ernstige verzwakking van de levenskracht.”
Saito legt uit hoe Marx’ grote belangstelling voor de polemiek tussen Liebig en Fraas en de snelle ontwikkeling van wetenschap en technologie hem tot de conclusie bracht dat er diepgaande studies nodig waren om te zien hoe lang het kapitalisme zijn ecologische crisis kon afwenden en dat dit kwesties waren die hij noodzakelijk achtte om te ontwikkelen. Volgens Saito vertraagde dit het werk van Marx met het onvolledige tweede en derde deel van “Het Kapitaal”.
Ook in de studies van historicus Georg Ludwig von Maurer over pre-kapitalistische samenlevingen en hun inzichten over de noodzaak om te proberen de stofwisseling tussen mens en natuur te reguleren, zag Marx in zijn latere “Etnologische Nota’s”, “een onbewuste socialistische neiging.” Marx was onder de indruk van de “natuurlijke vitaliteit” en ecologische duurzaamheid van zelfvoorzienende Duitse Mark-dorpen, die volgens hem in de Middeleeuwen “alleen maar gericht waren op vrijheid en het openbare leven.”
In een brief aan de Russische Narodnik, Vera Zasulich, sloot Marx niet uit dat een socialistische revolutie in Rusland gebaseerd zou kunnen zijn op vergelijkbare dorpsgemeenschappen en legde hij uit dat het kapitalistische systeem in West-Europa en de Verenigde Staten “in strijd is met de werkende massa’s, met de wetenschap en met de zeer productieve krachten die het genereert – kortom, in een crisis die zal eindigen door zijn eigen eliminatie, door de terugkeer van de moderne samenlevingen naar een hogere vorm van een ‘archaïsch’ type van collectief eigendom en productie.”
Saito benadrukt dat het niet mogelijk is om de onvolledige kritiek van Marx op de politieke economie volledig te begrijpen als men de ecologische dimensie ervan negeert. Volgens Saito vertoont het originele manuscript van Marx voor het derde deel van “Het Kapitaal” enkele verschillen ten opzichte van het manuscript dat Engels na de dood van Marx publiceerde, met voorbeelden in een voetnoot die betrekking hebben op de analyse van het kredietsysteem. Naast (kleine) verduidelijkingen van wat Marx uitdrukte in vergelijking met wat Engels in zijn geschriften publiceerde, beweert Saito dat het vierde deel van de nieuwe verzamelde werken schriften zal bevatten die des te belangrijker zijn omdat “Het Kapitaal” onvolledig is.
Het lezen van deze originele bronnen parallel aan wat tot nu toe in “Het Kapitaal” is gepubliceerd, zal volgens Saito overtuigend aantonen dat Marx’ ecologie een fundamenteel onderdeel is van zijn kritiek op de politieke economie. Hij gelooft zelfs “dat Marx het probleem van de ecologische crisis sterker zou hebben benadrukt als de centrale tegenstrijdigheid van de kapitalistische productiewijze als hij de boekdelen van Kapitaal 2 en 3 had kunnen voltooien.”
Saito’s “Karl Marx’ Ecosocialism” beschrijft zeer weinig van de belangrijke bijdragen die Engels heeft geleverd om hun gemeenschappelijke conclusies te veralgemenen. In zijn ingenieuze pamflet “De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens” legt Engels uit dat het dier slechts gebruik maakt van zijn omringende natuur terwijl de mens het beheerst, maar voegt er een lange lijst van opvallende voorbeelden aan toe:
“We moeten echter niet overdrijven als we het hebben over de menselijke overwinningen op de natuur. Voor elke overwinning neemt de natuur wraak. Iedere overwinning, en dat klopt, leidt aanvankelijk tot de resultaten die we verwacht hadden, maar daarna heeft het soms erg verschillende onvoorziene gevolgen die maar al te vaak het eerste resultaat teniet doen. (…)
“Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.”
Wat nodig is om de metabole kloof te herstellen, die onder het kapitalisme tot zijn breekpunt is geduwd, en om een zogenaamde duurzame samenleving tot stand te brengen, is volgens Marx in “Het Kapitaal” een hogere samenleving, dat wil zeggen, het socialisme.
“Vanuit het standpunt van een hogere economische maatschappijformatie lijkt het privaateigendom van afzonderlijke individuen in de wereld net zo zinloos als het privaateigendom van een mens over een andere mens. Zelfs een hele samenleving, een natie, ja alle contemporaine samenlevingen, zijn geen eigenaars van de wereld. Ze zijn alleen bezitters van de aarde, vruchtgebruikers, en moeten die als boni patres familias [goede familievaders] aan de volgende generaties verbeterd achterlaten.”
Het is zeker dat als Marx en Engels vandaag zouden leven – op een ogenblik dat de onherstelbare metabole kloof van het kapitalisme is geëvolueerd tot een existentiële bedreiging voor al het beschaafde leven – ze resoluut aandacht zouden besteden aan het volgen en begrijpen van het allerlaatste onderzoek op vlak van klimaat.
Een centrale taak voor marxisten vandaag is om de rode draad tussen de ecologische studies van de pioniers te herscheppen en, net als zij, het socialisme te begrijpen als de vitale sleutel tot een rationele regulering van het metabolisme tussen mens en natuur.
-
Grondslagen van het wetenschappelijk socialisme
Archieftekst geschreven door François Bliki. Deze tekst is een nuttige kennismaking met het marxisme en een uitnodiging om dieper te graven. Uitstekende literatuur in deze vakantieperiode.
Karl Marx en Friedrich Engels waren de grondleggers van het historisch materialisme (nu algemeen het marxisme genoemd) dat samen met de meerwaardetheorie de basis vormde voor het wetenschappelijk socialisme.
Marx en Engels waren geen goden die uit de hemel neergedaald waren om de arbeidersklasse de juiste theorie te komen aanbieden. Het waren mensen van vlees en bloed die hun ideeën en opvattingen slechts konden ontwikkelen op basis van de materiële omstandigheden en het ontwikkelingsniveau van de productiefactoren op het moment dat zij leefden. Het is wel de verdienste van Marx en Engels geweest dat zij als eersten een juiste analyse gemaakt hebben en hieruit de juiste besluiten getrokken hebben. Deze analyse is nu, meer dan 100 jaar later, actueler dan ooit. In dit artikel willen we ingaan op het ontstaan van het historisch materialisme, in een volgend artikel zullen we het hebben over de meerwaardetheorie.
Marx werd geboren in 1818 in Trier, een stad gelegen in de Rijnprovincie, het meest economisch ontwikkelde deel van Pruisen.
Duitsland was toen nog een feodaal land, dat versnipperd was in verschillende kleine vorstendommen. In 1789 had in Frankrijk de Revolutie plaatsgevonden die een einde maakte aan het Feodalisme, Frankrijk tot één grote natie verenigde en waar de burgerij de staatsmacht bezat en dus over democratische rechten beschikte. In Pruisen, veruit de grootste staat van het toenmalige Duitsland, voelden de kapitalisten zich geremd in hun ontwikkeling door het bestaan van verschillende staatjes met hun eigen tolmuren, belastingsystemen, … hetgeen de handel en de industriële ontwikkeling belemmerde. De intellectuelen voelden zich belemmerd in hun vrije meningsuiting en verzetten zich tegen de dominantie van de feodale heersers, de Junkers.
Marx was de zoon van een joodse advocaat (die zich om beroepsredenen “bekeerde” tot het protestantisme). Hij ging naar de universiteit om rechten studeren, maar schakelde al vlug over tot de studie van de filosofie. In die periode werd aan alle universiteiten van Duitsland de filosofie van Hegel onderwezen. Hegel was zeer sterk onder de indruk van de Franse Revolutie gekomen, een revolutie die alle waarden van het feodalisme (waarden die altijd als vaststaand, eeuwigdurend en door god zelf gewild voorgesteld werden) omver geworpen had. De idee dat alles eeuwigdurend was en dat alles altijd zou blijven zoals het was, kreeg een flinke deuk. Dit had zijn invloed op de manier van denken en dus op de filosofie.
Hegel bracht deze idee van verandering in de filosofie onder de vorm van de dialectiek. Engels schreef later dat de grondidee van het dialectisch denken was “dat de wereld niet begrepen moet worden als een geheel van vaste gegevens, maar als geheel van processen, waarbij dingen (net zoals de weerspiegeling ervan in ons hoofd, de ideeën) die op het eerste zicht stabiel lijken, integendeel voortdurend ontstaan en weer vergaan.”
Dit was een revolutionaire verandering in de filosofie van die periode. Iedere filosoof was ervan onder de indruk. Na de dood van Hegel vormden zich overal Hegeliaanse studiegroepen die deze filosofie verder wilden uitdiepen.
Marx word Jong-Hegeliaan
Bij de Hegelianen zagen we twee stromingen ontstaan. Hegel had dan wel de dialectiek in de filosofie ingevoerd, maar alleen in het denken. Volgens Hegels waren de verschillende maatschappijvormen die we in de geschiedenis van de mensheid hadden zien ontwikkelen, het gevolg van de verschillende manier waarop de mensen dachten. Het ontwikkelingsproces van de mensheid was dus het ontwikkelingsproces van de idee, de manier van denken. Hegel was dus een dialectisch idealist.
In zijn meest bekende werk, De fenomenologie van de Geest, beschrijft hij dan de ontwikkeling van de geest van een onbewuste toestand tot de ideale toestand die dan de Absolute Geest is.
Het feit dat de filosofie van Hegel aan alle universiteiten van Duitsland mocht onderwezen worden, was niet toevallig. Want de maatschappijvorm die volgens Hegel met deze Absolute Geest overeenkwam was toevallig de absolutistische Pruisische staat.
De oud Hegelianen bleven op dit reactionaire standpunt, terwijl de jong Hegelianen het revolutionaire deel van de leer van Hegel behielden (de dialectiek) maar zich als burgerlijke democraten tegen de Pruisische staat bleven verzetten. Marx speelde heel vlug een toonaangevende rol bij de jong Hegelianen. In 1842 werd aan Marx gevraagd de uitgave van de ‘Rheinische Zeitung’ (een blad dat gefinancierd werd door de burgerlijke radicalen uit de Rijnprovincie) op zich te nemen.
In tegenstelling tot de meeste van de jong Hegelianen die het bij rustig gefilosofeer hielden, ging Marx zich onmiddellijk met concrete politieke problemen bezighouden. In zijn blad viel hij de voordelen van de Junkers en de onderdrukking van het Pruisisch staatsapparaat fel aan. Hij gaf commentaar op de rol van de kapitalistische vertegenwoordigers in het Pruisisch parlement maar nam het ook op voor de strijd van de arbeiders en boeren (bv. over het recht om hout te sprokkelen in de bossen van de koning). Al vlug moest hij echter ervaren dat de burgerij wel heel gemakkelijk radicale taal spreekt, maar dat ze bij de minste weerstand in haar schelp kruipt. Toen de Pruisische overheid in maart 1843 besliste om de Rheinische Zeitung te verbieden, gaven de “radicale” kapitalistische aandeelhouders direct toe.
In plaats van voor hun blad, dat onder de redactie van Marx een steeds grotere oplage kende, te vechten deden ze niets en lieten ze toe dat Marx gedwongen werd het land te verlaten en naar Parijs uit te wijken. De reden voor deze lafheid was duidelijk. De kapitalisten waren niet bereid tegen de feodale reactie te vechten omdat ze meer schrik hadden voor het proletariaat, zonder wie ze deze strijd niet konden winnen, dan van de feodale onderdrukking.
Parijs
Ondertussen was Marx onder invloed van een andere Duitse filosoof gekomen: Ludwig Feuerbach. Deze was in tegenstelling tot Hegel geen idealist maar een materialist. Niet de manier van denken bepaalt de manier waarop de maatschappij gestructureerd is. Het zijn juist de materiële productievoorwaarden die de manier van denken bepalen.
In Parijs volgde Marx de activiteiten van de verschillende revolutionair democratische organisaties en vooral die van de Duitse arbeiders, de Bond Der Rechtvaardigen. In een brief aan Feuerbach schreef hij hierover: “…Broederlijkheid is voor deze mensen geen ijdel woord, maar een levenshouding. Men zou één van de bijeenkomsten moeten bijgewoond hebben om een voorstelling te hebben van de ongerepte spontaneïteit en waardigheid die bij deze afgetobde mensen tevoorschijn komt.” Marx begreep reeds heel vroeg de enorme mogelijkheden van de strijd en de politieke organisatie van de arbeiders.
In dezelfde periode begon Marx samen te werken met een andere jong Hegeliaan: Friedrich Engels, een samenwerking die voor de rest van hun leven zou duren. Hun eerste gezamenlijk werk was De Heilige Familie waarin ze zich volledig afkeerden van die jong Hegelianen zoals Bauer en Stirner die zich (net zoals de “marxistische” professoren en intellectuelen tegenwoordig) rustig bezighielden met filosoferen en het herbediscussiëren van hoe zij de wereld nu wel zouden inrichten, terwijl ze op de arbeidersklasse neerkeken als een inerte, onbeweeglijke massa die nooit in staat zou zijn de maatschappij te veranderen. Dit kon alleen maar gebeuren door hun “kritische geestelijke arbeid”. Marx en Engels daarentegen zagen de arbeiders als de klasse die “zichzelf en de rest van de mensheid kan en moet bevrijden” door de vernietiging van de kapitalistische uitbuiting en onderdrukking. Bovendien is de arbeidersklasse de enige die dit kan, juist door haar positie in de maatschappij: de arbeiders zijn de enigen die het productieapparaat kunnen lamleggen en het onder zelfbeheer overnemen en zelf leiden. Het was niet via schone ideeën dat men de maatschappij kan veranderen (idealisme) maar op basis van de materiële bestaansvoorwaarden (materialisme).
Onder invloed van Feuerbach waren Marx en Engels materialist geworden. Maar Feuerbach dacht niet in termen van verandering, niet dialectisch. Marx en Engels verwierpen het idealisme van Hegel en behielden zijn dialectiek, terwijl ze bij Feuerbach het materialisme behielden en zijn (metafysisch) onveranderlijk mensbeeld verwierpen. Over Feuerbach schreef Marx: “De filosofen hebben de wereld alleen maar verschillend geïnterpreteerd, het komt er echter op aan haar te veranderen.
Het dialectisch materialisme was geboren, niet als nieuwe filosofie, maar als methode voor het zoeken van de middelen om de wereld te veranderen.
Door het toepassen van het dialectisch materialisme op de geschiedenis kon nu een verklaring gegeven worden van de ontwikkeling van deze maatschappij van het oercommunisme naar de stammenmaatschappijen, dan naar de stadsstaat (Rome, Athene,…) en de slavernij en verder naar het feodalisme en tenslotte het kapitalisme. Deze veranderingen waren niet het gevolg van een andere manier van denken, maar van nieuwe, meer ontwikkelde manieren van produceren, waarmee steeds andere eigendomsverhoudingen overeenkwamen.
Marx schrijft hierover in zijn Bijdrage tot de Kritiek op de Politieke Economie in 1859: “De productiewijze van het materiële leven bepaalt het sociale, politieke en geestelijke levensproces in het algemeen. Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun zijn, maar omgekeerd hun maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt.
“Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling komen de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de voorhanden productieverhoudingen of, wat niets anders dan de juridische uitdrukking hiervoor is, met de eigendomsverhoudingen, waarbinnen zij zich tot dusverre hadden bewogen. Van vormen van ontwikkeling der productiekrachten veranderen deze verhoudingen in kluisters ervan. Er begint een tijdperk van sociale revoluties.
“Met de verandering van de economische grondslag ondergaat de gehele reusachtige bovenbouw een in mindere of meerdere mate snelle ingrijpende verandering”.
Deze visie op de maatschappij noemen we het historisch materialisme. Vanuit deze visie is het kapitalisme, net als de andere maatschappijvormen, een tijdelijke en geen eeuwigdurende periode van in de geschiedenis van de mensheid, alhoewel de kapitalisten alles doen wat in hun macht ligt om ons dat te doen geloven.
Marx en Engels toonden aan hoe het kapitalisme ontstaan was uit het feodalisme en zegden duidelijk dat dit een grote stap vooruit was voor de mensheid omdat daardoor de productiekrachten veel sneller konden groeien. Maar ook hier zouden op een zeker ogenblik de “materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met voorhanden eigendomsverhoudingen komen” en zou zich “een tijdperk van sociale revoluties” voordoen.
Reeds van bij het prille begin van de kapitalistische ontwikkeling konden Marx en Engels de huidige situatie van de wereldcrisis voorzien. We zitten nu duidelijk weer in een situatie waarin de productiekrachten niet meer kunnen groeien omdat het privébezit van de productiemiddelen en de nationale staat een rem op de verdere ontwikkeling van de economie geworden zijn.
Marx en Engels waren geen kamerfilosofen. Zoals we al zegden wilden ze zich samen met de arbeiders actief inschakelen in de strijd voor de verandering van de wereld. Engels had in Manchester, waar hij in een fabriek van zijn vader werkte, de levensomstandigheden van de arbeidersklasse onder het kapitalisme leren kennen en had dit beschreven in zijn boek De toestand van de arbeidersklasse in Engeland. Dit boek maakte een enorme indruk op Marx. In die periode hadden ook de arbeiders in Engeland zich al georganiseerd in de Chartisten, waren er arbeidersopstanden geweest in Lyon, enz.
Marx begreep dat door de ontwikkeling van het kapitalisme steeds meer boeren en kleine zelfstandigen in het kapitalistisch productieproces zouden opgenomen worden. Deze arbeiders moesten ten gevolge van de materiële levensomstandigheden onder het kapitalisme onvermijdelijk in conflict komen met hun meesters. Dit zou op plaatselijk vlak en spontaan gebeuren, maar met de groei van het kapitalisme zelf zou dit steeds meer bewust en georganiseerd, als klasse, gebeuren.
Marx en Engels waren niet bang van de klassenstrijd. Ze zagen niet neer op de arbeiders, maar zagen juist in het proletariaat de dragers van een nieuwe, betere maatschappij waarin de onderdrukking van de ene klasse door de andere niet meer zou bestaan. Ze wilden dan ook niets te maken hebben met al die soorten filantropen, weldoeners en sociale hervormers die wel het kapitalisme wilden behouden, maar hun geweten wilden sussen door de slechtste kanten van de kapitalistische uitbuiting een beetje te verzachten. Ze wilden ook een duidelijk onderscheid maken tussen zichzelf en de “utopische socialisten” die dachten dat ze de kapitalisten konden overtuigen om een beetje menselijker te zijn of dat ze via coöperatieven een ‘tegenmacht’ tegen het kapitalisme konden vormen.
De enige klasse in de maatschappij die een fundamentele verandering kan doorvoeren, is de arbeidersklasse. “Revolutie is de drijvende kracht van de geschiedenis”, schreven ze. Eenmaal de kapitalistenklasse omvergeworpen zouden de arbeiders de hefbomen van de economie controleren en de weg voorbereiden voor een klasseloze maatschappij waarin privébezit van de productiemiddelen niet meer zouden bestaan.
Op die manier was het socialisme niet langer meer een schone droom, maar een wetenschap, gebaseerd op een begrip en inzicht in de materiële ontwikkeling van de maatschappij.
Het Communistisch Manifest
In 1847 werden Marx en Engels uitgenodigd om zich bij de Bond Der Rechtvaardigen aan te sluiten. Ze werden er al heel vlug leiders van. Ze drongen erop aan dat de naam zou veranderd worden in de Communistische Liga om een duidelijk onderscheid te maken tussen zichzelf en alle andere groepen die zichzelf ‘socialistisch’ noemden. In 1847 kregen Marx en Engels de opdracht om een manifest te schrijven waarin de filosofie en de politiek van de Liga zou beschreven worden. In februari 1848 werd het Communistisch Manifest gepubliceerd.
Hierin wordt op een eenvoudige manier, zonder echter aan de fundamentele ideeën afbreuk te doen, beschreven hoe het kapitalisme ontstond en hoe het zich verder ontwikkelt. Daarnaast wordt de rol en de positie van de arbeidersklasse in de kapitalistische productie beschreven, maar ook de rol van het proletariaat als enige kracht in deze maatschappij die een nieuwe maatschappij kan tot stand brengen. “De burgerij heeft niet alleen de wapens gesmeed die haar eigen ondergang zullen betekenen, ze heeft ook de mensen voortgebracht die deze wapens zullen hanteren, de proletariërs”.
Dit Communistisch Manifest is niet alleen een geschiedenisboekje, het geeft een duidelijk programma en perspectief aan de arbeiders. Het is een polemiek tegen de utopisten en filantropen die zichzelf socialist noemen, maar ook een oproep tot actie die eindigt met de woorden: “De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Ze hebben een wereld te winnen. Arbeiders aller landen verenigt u.”
Een spook waart door Europa
Het Communistisch Manifest begint met de woorden: “Een spook waart door Europa, het spook van het communisme.”
Deze profetische woorden werden een paar dagen na de publicatie reeds werkelijkheid. Op 22 februari werd koning Louis Philippe in Frankrijk van de troon gestoten. Een paar weken later braken revoluties uit in Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Centraal Europa, Italië en Polen. Marx en Engels speelden een niet geringe rol in de revolutie van Duitsland van 1848- ’49.
Nu, 135 jaar sinds de eerste editie van het Manifest, doemt dit spook sterker dan ooit weer op, niet alleen in Europa maar in gans de wereld. Zowel het kapitalistische westen, de stalinistische staten en de derde wereld komen in een steeds diepere crisis en kennen een heropflakkerende klassenstrijd. Alleen een socialistische omvorming van de maatschappij kan nog toekomst bieden. Het alternatief onder het kapitalisme is een volledige vernietiging van de mensheid in een kernoorlog.
Op dit ogenblik is het marxisme nog steeds een minderheidsstroming in de maatschappij. Het feit dat geen enkele krant of tijdschrift voorbij kon gaan aan de honderdste verjaardag van het overlijden van Marx is op zichzelf wel een bewijs van de enorme kracht die het marxisme uitoefent. Zelfs de kapitalisten gebruiken het marxisme als basis van hun analyse, zij het dan om hun eigen belangen beter te kunnen verdedigen. Van bij het begin heeft de burgerij echter altijd getracht het marxisme te discrediteren in de ogen van de arbeiders. Geleerde professoren worden reeds meer dan 100 jaar lang betaald om het marxisme in een slecht daglicht te stellen. Maar zoals Marx aantoonde: “Het maatschappelijk zijn, en niet de schone ideeën van de geleerde profesoren, bepaalt het bewustzijn.”
De ideeën van Marx zijn altijd een inspiratiebron voor de arbeidersstrijd geweest, het beste voorbeeld hiervan is wel de Oktoberrevolutie in Rusland 1917. Dezelfde revolutionaire omstandigheden zijn zich nu overal in de wereld aan het ontwikkelen. Het marxisme zal door de arbeiders weer ontdekt worden als het enige wetenschappelijk gefundeerde programma dat een leidraad kan zijn voor de klassenstrijd. 100 jaar na de dood van Marx is het marxisme nog steeds de enige filosofie die een juiste verklaring kan geven van wat in de huidige maatschappij gebeurt en die aan de arbeiders het wapen kan bieden in de strijd voor een hogere levensstandaard, een beter leven en een wereld zonder uitbuiting: de strijd voor een socialistische wereldfederatie.
-
5 mei 1818: geboortedag van Marx. 2018: marxisme nog steeds actueel
Ongetwijfeld werden enkele wenkbrauwen in de Londense City opgetrokken toen het interview met de gouverneur van de Bank of England, Mark Carney, midden april werd gelezen. Carney waarschuwde zijn klasse immers: “Marx en Engels kunnen opnieuw actueel worden.” Hoe komt het dat de ideeën van Karl Marx 200 jaar na zijn geboorte nog zoveel belangstelling en zelfs vrees opwekken?
Dossier door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Carney vervolgde: “Als je de textielfabrieken vervangt door platformen, de telegraaf door Twitter, dan heb je dezelfde dynamiek als 150 jaar geleden, toen Karl Marx het Communistisch Manifest schreef.” Volgens hem zorgen de jaren van erg zwakke loongroei sinds de grote recessie van 2008 ervoor dat de ervaringen van de 19e eeuw herhaald worden. Enkele dagen later kwam de tabloid The Sun met onthullingen over het onmenselijke werkritme in een Britse vestiging van Amazon waar het personeel in lege flessen plast en zo weinig mogelijk drinkt om de werkplaats niet te verlaten…
De afgelopen tien jaar hebben tal van economen en analisten verwezen naar ‘Het Kapitaal’ van Marx. Daarbij was er ongetwijfeld een stevige portie frustratie omdat er voor begrip van de situatie beroep moest gedaan worden op de inzichten van een revolutionair die zijn leven besteed heeft aan de strijd tegen het systeem van uitbuiting. De bekende econoom Nouriel Roubini, één van de weinige kapitalistische economen die de economische crisis van 2007-08 had voorzien, verklaarde destijds: “Marx heeft gelijk, het is mogelijk dat het kapitalisme zichzelf op een bepaald ogenblik vernietigt. Je kan het inkomen uit arbeid niet blijven doorschuiven naar het kapitaal zonder overproductie te creëren en de vraag te ondermijnen.”
Dat academici en economen die het kapitalisme verdedigen zich tegen hun goesting in Marx moeten verdiepen, is één zaak. Maar dat de arbeiders en jongeren zich eveneens in Marx gaan verdiepen, is een andere zaak. Dat is net wat Mark Carney en co zo afschrikt.
Het kapitalisme: een systeem met crisis in zijn DNA
Marx was de eerste die de logica van het interne functioneren van het kapitalistische systeem begreep. Hij bracht een wetenschappelijke analyse en verklaarde de terugkerende crisissen. De arbeiders creëren met hun arbeidskracht nieuwe waarde. Maar het loon dat ze daarvoor krijgen komt slechts met een deel van die waarde overeen. De rest eigenen de kapitalisten zich toe. Die kapitalisten zoeken steeds nieuwe manieren om de arbeidsvoorwaarden en lonen aan te pakken om hun winsten op korte termijn te versterken in de context van een scherpe concurrentie op de markt. Deze concurrentie legt de basis voor een nieuwe crisis aangezien de arbeiders met hun lonen niet in staat zijn om wat ze produceren terug te kopen. Dit systeem leidt stelselmatig tot een overproductiecrisis.
De overproductiecrisis leidt telkens tot toename van werkloosheid, een neerwaartse druk op de lonen en besparingen bij de overheid. Vanaf eind de jaren ‘70 wordt door de burgerij gekozen om een deel van de crisis voor zich uit te schuiven via een historische opbouw van staatsschulden en het stimuleren van het kopen op krediet bij de werkende klasse. Het gebrek aan winstgevendheid in de industriële productie brengt de kapitalistische klasse ertoe om meer en meer van haar kapitaal te oriënteren op financiële beleggingen die alsmaar gesofisticeerder, grootschaliger en risicovoller worden. Ook de werkende klasse wordt gelokt om mee te stappen in het casino van het kapitalisme waar de winsten ongekende hoogten bereiken. De zeepbellen op de financiële markten barstten in 2007-2008 en brachten een golf van crisissen, besparingen en verarming met zich mee.
De verantwoordelijke van het vermogensbeheer bij UBS, Josef Stadler, publiceerde vorig jaar een rapport over de grote vermogens waarin hij opmerkte: “We staan op een keerpunt. De concentratie van rijkdom was nooit zo sterk sinds 1905.” Het fenomeen is niet nieuw. Karl Marx schreef in ‘Het Kapitaal’: “De accumulatie van rijkdom aan de ene kant is dus tevens accumulatie van ellende, kwelling van arbeid, slavernij, onwetendheid, onmenselijkheid en zedelijke ontaarding aan de andere kant, dat wil zeggen aan de kant van de klasse, die haar eigen product voortbrengt als kapitaal.” Josef Stadler stelt dat de vraag is “tot welk punt deze situatie kan blijven duren en op welk ogenblik de samenleving zich moeit en in opstand komt?”
De wereld begrijpen om hem te veranderen
Het ‘dialectisch materialisme’ (wat doorgaans het marxisme of het wetenschappelijk marxisme wordt genoemd) is niet ontstaan als nieuwe filosofie, maar als methode om na te gaan hoe de wereld kan veranderd worden. Het is een analysemethode gericht op actie. Zoals Marx stelde: “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen.”
De conclusie van Marx was dat het kapitalistisch systeem moet omvergeworpen worden om plaats te maken voor een socialistische samenleving waarin de productie en de handel bevrijd zijn van de dictatuur van de werkgevers en de concurrentie, zodat de productie kan afgestemd worden op de behoeften van iedereen. Volgens Marx creëerde het kapitalisme door de ontwikkeling van de productiekrachten en de socialisering van de productie (van kleine werkplaatsen naar grote multinationals) de materiële voorwaarden voor het socialisme en creëert het ook zijn eigen ‘doodgraver’: de arbeidersklasse. Marx en zijn strijdmakker Engels hebben zich erg actief ingelaten met de opbouw van organisaties van de arbeidersbeweging.
Is dit allemaal nog actueel?
We zijn ondertussen 150 jaar van klassenstrijd verder. Heel wat overwinningen hebben sociale verworvenheden afgedwongen die ingaan tegen de winsthonger van de kapitalisten. De zware nederlagen van de arbeidersklasse in de jaren 1990, na de ineenstorting van het Oostblok, hebben in het westen geleid tot een verburgerlijking van oude arbeiderspartijen, politieke dakloosheid voor de arbeidersklasse en een steeds grotere nadruk op overlegsyndicalisme in plaats van strijd bij de vakbondsleidingen.
Hierdoor heeft de arbeidersklasse weinig gebruik gemaakt van zijn potentiële kracht. De kapitalisten hebben het initiatief in handen genomen. Dat ging zo ver dat de miljardair Warren Buffet in 2005 de arrogantie had om aan CNN te verklaren: “Er is uiteraard een klassenstrijd, maar het is mijn klasse, die van de rijken, die de strijd voert. En we zijn aan het winnen.” De arbeidersklasse is uiteraard ook sterk veranderd wat omvang, locatie en samenstelling betreft. Voor sommigen volstaat dat om te zeggen dat de arbeidersklasse niet langer de fundamentele kracht voor verandering kan zijn.
Een aantal bastions van de industriële arbeidersklasse in de westerse landen zijn effectief verdwenen of afgezwakt. Maar dit betekent niet dat de arbeidersklasse weg is. Integendeel: de arbeidersklasse is vandaag numeriek veel sterker dan in de tijd van Marx en Engels. De marxistische definitie van arbeidersklasse – al wie meerwaarde voortbrengt door zijn arbeidskracht te verkopen in ruil voor een loon om van te leven – omvat de meerderheid van de werkenden op de planeet. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) gaat het om 3,4 miljard mensen. De arbeidersklasse was nooit zo groot en ze blijft groeien, zeker in de neokoloniale landen waar de verstedelijking en industrialisering de afgelopen dertig jaar sterk toenamen.
Marx legde uit dat het kapitalisme eerst en vooral de arbeidersklasse creëert en ze vervolgens revolutionair maakt. De klasse op zich wordt een klasse voor zich, legde hij uit: de werkenden worden zich bewust van hun potentiële kracht en worden daardoor als sociale klasse bijzonder sterk. De arbeidersklasse kan de volledige economie lamleggen door in staking te gaan. Een staking drukt uit dat de arbeiders zich bewust zijn van het feit dat zij de waarde creëren. Gevestigde commentatoren erkennen dat op hun manier als ze steeds benadrukken hoeveel een staking ‘kost.’ Zonder werkenden, geen winsten! Terwijl de werkgevers absoluut nood hebben aan werkenden, hebben die laatsten helemaal geen werkgevers nodig…
Revolutie en kleine overwinningen
Het falen van het kapitalisme op economisch, ecologisch en sociaal vlak; de extreme ongelijkheid; de brutale besparingen; … dwingen mensen ertoe om een uitweg te zoeken. Het is logisch dat die zoektocht eerst leidt tot wat het gemakkelijkste of het meest aanvaardbare lijkt binnen dit systeem.
De rol van marxisten vandaag is niet om Marx te herdenken en enkel over socialisme te spreken op grote gelegenheden om vervolgens de activiteiten te beperken tot wat aanvaardbaar is binnen het keurslijf van het kapitalisme. Positieve hervormingen worden steeds betwist en afgebouwd door de kapitalisten. Binnen dit systeem zijn ze slechts tijdelijk. Marxisten koppelen de realisatie van concrete eisen aan de noodzaak om het kapitalisme omver te werpen en te vervangen door een socialistische samenleving.
Daartoe is er nood aan een programma dat vertrekt van de sociale noden (het aantal sociale woningen dat nodig is, of nog hoe een herverdeling van het beschikbare werk een einde kan maken aan werkloosheid). Doorheen zo breed en inclusief mogelijke mobilisatie is het mogelijk om aan te tonen dat het huidige systeem een obstakel is, dat overwonnen kan worden door ons te organiseren rond een socialistisch programma en met de strategie en tactieken die daaruit voortvloeien. Op die basis is het, om nogmaals Marx aan te halen, mogelijk om de “hemel te bestormen.”
Bezoek onze website marxisme.be
-
150ste verjaardag van ‘Het Kapitaal’ van Marx. Analyse en kritiek van het kapitalisme nog steeds relevant
De Britse krant ‘Daily Mail’ reageerde in mei 2017 hysterisch toen John McDonnell verklaarde dat je het kapitalistische systeem niet kunt begrijpen zonder ‘Het Kapitaal’ van Marx te lezen. Jeremy Corbyn werd gevraagd om afstand te nemen van de uitspraak van McDonnell maar weigerde en stelde terecht dat Marx een “grote econoom” was.
Dossier door Robin Clapp, Socialist Party (Engeland en Wales)
Deze positieve benadering door McDonnell en Corbyn is helemaal anders dan de manier waarop de voormalige Labour-leider Harold Wilson in 1963 over het meesterwerk van Marx sprak. Wilson zei dat hij niet voorbij de voetnoot op de tweede pagina was geraakt.
De arrogantie van Wilson weerspiegelt een tijdperk dat voorbij is. De periode van economische groei na de Tweede Wereldoorlog liet uitschijnen dat het kapitalisme op een aanhoudend groeipad zat waarbij de overblijvende klassentegenstellingen verdwenen. De taak van een Labour-leider bestond er voortaan uit om het systeem mee te beheren en de arbeidersklasse tot kalmte aan te zetten door de gewone werkenden een aantal voordelen toe te kennen met meer welvaart, volledige tewerkstelling en publieke diensten.
Karl Marx werd in die periode weggezet als een irrelevante 19e-eeuwse ideoloog. Zijn voorspelling dat het kapitalisme zou leiden tot een grotere ongelijkheid tussen de klassen en de verpaupering van miljoenen werkenden, werd in het belachelijke getrokken.
De huidige wereld toont evenwel aan dat de inschattingen van Marx het patronaat opnieuw achtervolgen. Er wordt tevergeefs gezocht naar een uitweg uit de aanhoudende schade toegebracht door de Grote Recessie in 2008. Die recessie zorgde wereldwijd voor een verlies van minstens 12,8 triljoen dollar aan waarde en voor 10 triljoen dollar aan overheidstussenkomsten.
Het is niet verwonderlijk dat het neoliberale magazine ‘The Economist’ besloot om terug te kijken naar de standpunten van Marx. In een artikel onder de titel: “Labour is Right: Karl Marx has a lot to teach today’s politicians” (Labour heeft gelijk: Karl Marx kan de hedendaagse politici heel wat leren), schrijft het magazine over de concentratie van kapitaal in steeds minder handen, over de dalende lonen voor werkenden, de superflexibele ‘Uber’-jobs met onzekerheid en ellende voor miljoenen mensen, waaronder veel jongeren.
Deze trends die lang geleden werden uitgelegd door Marx zijn niet uniek voor deze periode. In hoofdstuk 10 van ‘Het Kapitaal’ wordt ingegaan op de arbeidsdag waarbij Marx ingaat op schokkende arbeidsvoorwaarden en de wijze waarop jong en oud blootgesteld worden aan vreselijke omstandigheden om de winsten op te drijven.
Marx toont hoe de kapitalisten de werkuren proberen uit te breiden of de werkdruk in de bestaande uren opvoeren als onderdeel van de zoektocht naar meer winst. De veiligheid en gezondheid van werkenden worden genegeerd als onderdeel van de concurrentie tussen bedrijven en natiestaten.
Binnenkort vieren we de 100ste verjaardag van de Russische Oktoberrevolutie. Maar er wordt nog een andere verjaardag gevierd: op 14 september 1867, 150 jaar geleden, kwam het eerste deel van Marx’ Kapitaal uit. Dit boek vormde een belangrijk theoretisch fundament voor de partij die de Bolsjewieken zouden worden onder leiding van Lenin en Trotski in 1917.
Politieke economie
‘Het Kapitaal’ verscheen tijdens het leven van Marx en Engels in negen talen. De eerste vertaling van de drie volumes was naar het Russisch. Enthousiaste jonge werkenden en intellectuelen dompelden zich onder in het boek.
De oudere broer van Lenin, Alexander, las het en raadde het enthousiast aan zijn broer aan. Alexander zou later opgehangen worden voor zijn betrokkenheid bij de poging tot moord op de tsaar als onderdeel van een wanhopige daad van individuele terreur. Zijn jongere broer Vladimir las, leerde en bereidde zich voor. Lenin omschreef ‘Het Kapitaal’ later als “het belangrijkste werk over politieke economie.”
Friedrich Engels, die heel zijn leven met Marx heeft samengewerkt, stelde in 1867 over ‘Het Kapitaal’: “Zolang de kapitalisten en arbeiders bestaan hebben in de wereld, kwam er geen enkel boek uit dat zo belangrijk was voor de arbeiders.”
Marx besteedde 40 jaar van zijn leven aan het schrijven van ‘Het Kapitaal.’ Na zijn dood in 1883 ondernam de onvermoeibare Engels de taak om de onafgewerkte nota’s van Marx te verzamelen en te ontcijferen voor wat Volume 2 (Het circulatieproces van het kapitaal) en Volume 3 (Het totale proces van de kapitalistische productie) werden. [Deze twee delen worden nu pas naar het Nederlands vertaald op marxists.org, noot van socialisme.be]
In hun werken van de jaren 1840 (Bijdrage tot de Kritiek van Politieke Economie, Economische en Filosofische Manuscripten uit 1844, De Duitse Ideologie, De Armoede van de Filosofie, Loonarbeid en Kapitaal en het Communistisch Manifest) begonnen Marx en Engels de basis te formuleren van een materialistische interpretatie van de geschiedenis en van de theorie van het wetenschappelijk socialisme dat hieruit voortkwam.
Wetten van het kapitalisme
In ‘Het Kapitaal’ ontdekte Marx de economische ontwikkelingswet van de kapitalistische samenleving. In het eerste deel van ‘Het Kapitaal’ onderzoekt hij de economische strijd van de arbeidersklasse, legt hij de rol uit van fabrieksregels in deze strijd en maakt hij een analyse van de wijze waarop het kapitalisme gebruik maakt van machines.
Hij legt uit dat geld omgevormd wordt tot kapitaal naarmate de kapitalist een surplus accumuleert dat enkel wordt geïnvesteerd om een groter surplus te bekomen in een volgende fase van de productie.
Het gaat om een toepassing van de ‘dialectisch materialistische’ interpretatie van het historisch proces op de analyse van de vorming van het kapitalisme. Marx toonde aan dat de kapitalistische economie niet ontwikkelt doorheen een reeks willekeurige uitwisselingen, maar wordt bepaald door specifieke en vaststelbare economische wetten.
Hij begint ‘Het Kapitaal’ met een onderzoek van waren, de producten van menselijke arbeid die geruild worden. De kapitalistische productie is bovenal de creatie en enorme accumulatie van waren. Elke waar heeft een gebruikswaarde. Dit betekent dat ze nuttig zijn voor iemand anders die deze waar wil aanschaffen. De gebruikswaarde is beperkt tot de fysieke eigendom van de waar. Maar elke waar heeft een dubbel karakter, de waar heeft ook een ruilwaarde.
Gebruikswaarde is in elk tijdperk geproduceerd, maar enkel de kapitalistische productievorm zet deze om in ruilwaarde. Goederen worden niet geproduceerd voor de directe consumptie ervan, maar om verkocht te worden. De waren hebben dus een dubbel karakter. Ze hebben een specifieke vorm (een jas, ijs, een krant, …) die op een bepaald ogenblik al dan niet vereist wordt door de potentiële consument die de waar kan aanschaffen. Maar er is ook een mysterieuze verborgen eigendom die niet kan gedragen, gegeten of gelezen worden.
Ondanks hun fysieke verschillen, kunnen waren op de markt, los van hun gebruik, uitgewisseld worden met andere waren. Hoe gebeurt dit? Wat is het mechanisme waarmee verschillende waren worden uitgewisseld?
Menselijke arbeid
Marx stelde vast dat het gemeenschappelijke kenmerk van alle waren bestond uit de menselijke arbeid tijdens de productie ervan, of correcter gesteld: de aankoop door de kapitalist van arbeidskracht.
In elke periode vereist de productie van elke waar een bepaalde tijd, rekening houdende met de gemiddelde arbeid, machines en methoden. Dit wordt mee bepaald door het niveau van techniek in de samenleving. In Marx’ woorden: alle waren worden geproduceerd in een sociaal noodzakelijke tijd.
De waarde van elke waar is dan ook de hoeveelheid sociaal noodzakelijke arbeidstijd die in de productie ervan zit.
Vraag en aanbod zijn niet de elementen die in laatste instantie de prijzen bepalen. Een vrachtwagen zal steeds duurder zijn dan een plastic tafel omwille van de arbeidstijd die vereist is voor de productie van beide waren. De uiteindelijke uitdrukking van deze ruilwaarde is geld, de prijs is een monetaire uitdrukking van de waarde.
Door arbeidskracht te kopen, gaan de kapitalisten een contract aan waarbij de arbeider een loon betaald krijgt. De arbeidskracht zelf is ook een waar en de waarde ervan hangt af van de arbeidstijd die nodig is voor de productie ervan. Marx toonde aan dat de arbeidskracht dan wel een waar is, maar een erg bijzondere waar. Het is de enige waarde-creërende kracht, de oorsprong van waarde en de bron van meer waarde dan het zelf bezit.
De truc met het geld
Hier komt de grote kapitalistische ‘truc met het geld’ in het spel. Na een akkoord over het loon kan de arbeider bijvoorbeeld op vier uur tijd de waarde van dit loon reproduceren. Maar de werkgever kocht acht uur arbeidskracht. Het loon van de arbeider stemt overeen met slechts een deel van de geproduceerde waarde, de tweede vier uur produceert de arbeider meerwaarde: hij werkt voor de kapitalist.
Marx legt dit proces bondig uit: “De omstandigheid dat een halve arbeidsdag nodig is om de arbeider 24 uur lang te onderhouden, verhindert hem geenszins een hele dag te werken.” Het surplus dat bekomen wordt, is de meerwaarde of de winst – de onbetaalde arbeid van de arbeidersklasse. Dit vormt de basis voor de accumulatie van kapitaal.
Klassenstrijd spelt een rol op elke werkplaats. Het is een strijd voor meer loon of meer winst, kortom een aanhoudende strijd voor de verdeling van de meerwaarde. Zelfs de minst ontwikkelde baas beseft instinctief dat ‘tijd geld is’.
Marx was de eerste om de oorsprong van meerwaarde te begrijpen. Anderen, zoals de klassieke econoom Ricardo, hadden er wel op gewezen, maar konden de oorsprong ervan onvoldoende verklaren.
Marx bracht al zijn onderzoek rond deze kwestie bijeen en begon een dialectisch onderzoek van de processen van de kapitalistische productie, te beginnen met een analyse van de waar als elementaire vorm en het tegenstrijdig tweezijdig karakter van de arbeid waarmee een waar tot stand komt.
De ontdekking van het functioneren van meerwaarde, was volgens Engels de tweede belangrijke ontdekking van Marx na zijn ontwikkeling van het historisch materialisme.
‘Het Kapitaal’ is enorme bron van ideeën die uitleggen hoe het systeem werkt met ingebouwde uitbuiting van de arbeidskracht van de werkenden. Cynische economen die vrolijk toegeven dat ze niet kunnen voorspellen hoe hun systeem er morgen zal uitzien, laat staan dat ze perspectieven op lange termijn kunnen formuleren, beweren niettemin dat economie te ingewikkeld is voor gewone mensen.
Revolutie
Voor ons, net zoals voor Marx, legt het bestuderen van de politieke economie de economische krachten bloot die ons leven beheersen en toont dit hun interactie met sociale ontwikkelingen, geschiedenis, politiek, cultuur en de klassenstrijd.
Trotski schreef in 1940 over ‘Het Kapitaal’: “Indien de theorie de gang van de ontwikkeling juist heeft voorzien en de toekomst beter kan aangeven dan andere theorieën, blijft het de meest vooruitstrevende theorie van onze tijd, ook al is zij reeds vele tientallen jaar oud.”
Nu het kapitalisme opnieuw meer gediscrediteerd is – met een politieke, sociale en economische impasse – zullen werkenden doorheen de wereld opnieuw ‘Het Kapitaal’ en het marxisme bestuderen. Dit tegen de achtergrond van de bekende uitspraak van Marx: “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen.”
-
[Archieftekst] De relevantie van het marxisme vandaag
Bij elke nieuwe opstoot van de crisis is een diepe zucht te horen in de bureaus van de burgerlijke economische analisten en journalisten. Hoe moeten ze dit nu weer gaan uitleggen? Hoe meer het duidelijk wordt dat het einde van deze crisis nog zeer ver weg is, hoe meer deze ideologen van het patronaat de neiging krijgen om terug te grijpen naar marxisme. Of liever, naar wat zij onder marxisme verstaan. Het moet voor kapitalisten frustrerend zijn om te moeten erkennen dat de enige analysemethode die nog een geloofwaardig beeld kan bieden op de natuur van het kapitalisme, net komt van een man die zijn leven wijdde aan het bestrijden van hun systeem. Een artikel door Tim uit onze archieven, eerst verschenen in 2012.Kapitalisme leidt tot crisis
Het heropleven van marxistische ideeën is geen verrassing. Marx was de eerste die een grondige analyse maakte van de werking van het kapitalistische systeem, en die zo tot een methode kwam om de steeds terugkerende crisissen in dit systeem te verklaren. Hij legde uit hoe de kapitalisten voortdurende aanvallen op arbeidsvoorwaarden en lonen nodig hebben om op korte termijn hun winsten veilig te stellen tegen de steeds harder wordende concurrentie. Dat vormt de basis voor een nieuwe crisis op langere termijn: lagere lonen betekenen immers dat er minder geld beschikbaar is voor het kopen van alle producten die gemaakt worden. Voor Marx was de oplossing om het kapitalisme te vervangen door een nieuw, beter systeem: een socialistische maatschappij waar geproduceerd zou worden naar de behoeften van allen, niet voor de winsten van enkelen.
Latere marxisten hebben deze marxistische methode gebruikt om het marxisme verder aan te vullen en te verdiepen. Zo droeg Lenin aan het marxisme bij met zijn analyse over het imperialisme: de historische periode waarin het kapitalisme zich vandaag bevindt, en waarin banken en speculanten de economie domineren. Trotski maakte belangrijke bijdrages over de natuur van het stalinisme of nog over de opkomst van reactionaire en extreemrechtse krachten als de arbeidersklasse niet over een eigen partij beschikt die in staat is om tot een breuk met het kapitalisme te komen. Zo wordt het marxisme heel concreet.
Methode om tot verandering te komen
Marxisme is dus geen dogma, maar een levende methode om de gebeurtenissen in de maatschappij in een bredere context te plaatsen en te analyseren. Marxisten vandaag leggen uit dat de schuldencrisis van vandaag het gevolg is van decennialang neoliberaal beleid: de dalende koopkracht van de arbeidersklasse werd opgevangen door massaal krediet te verstrekken. Om de tegenstellingen van het kapitalisme voor zich uit te kunnen duwen, werd een enorme schuldenberg aangelegd, die vandaag de belangrijkste oorzaak van de crisis is.
Marxisten stellen zich dan ook vragen bij de absurditeit van een systeem waarin tienduizenden miljarden dollars niet langer geïnvesteerd worden in de economie, terwijl er zo vele noden zijn in de maatschappij: gigantische wachtlijsten voor het bouwen van scholen, tekort aan crèches, ziekenhuizen, sociale woningen,… Een marxistisch programma duidt de gemeenschappelijke oorzaak aan van dit probleem: het kapitalisme en haar onoplosbare tegenstellingen. Het biedt ook een oplossing op basis van massastrijd: een socialistische wereld waarin de rijkdom wordt gebruikt om deze gigantische noden op te lossen, en niet voor de speculatiedrift van de superrijken.
Dit is ook de reden waarom marxistische ideeën vaak zoveel aanhang vinden bij arbeiders en jongeren overal ter wereld die in strijd gaan tegen de uitwassen van het kapitalisme. Socialistische en marxistische ideeën werden druk bediscussieerd in alle grote sociale bewegingen van de voorbije jaren, van de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika over de massabewegingen in Griekenland, Spanje, Frankrijk tot zelfs de Occupybeweging in de Verenigde Staten: een massastrijd tegen het kapitalisme leidt tot discussies over welk alternatief er is.
Dit geeft meteen aan wat vandaag de relevantie van het marxisme is: het is de ideologie van de arbeidersklasse, de enige groep in de maatschappij die in staat is het kapitalisme omver te werpen. Marxisten baseren zich op 150 jaar klassenstrijd, ze bestuderen overwinningen van de arbeidersklasse en leren uit haar nederlagen, om beter voorbereid te zijn op de strijd van morgen.
Strijd staat op agenda
Marxistische partijen en revolutionairen hebben op dit vlak altijd een belangrijke rol gespeeld: ze bleven socialistische ideeën verdedigen, zelfs wanneer dit moeilijk was, zelfs wanneer het kapitalisme onoverwinnelijk leek. Zij hebben een grote rol gespeeld in het heropleven van marxistische ideeën tijdens de strijdbewegingen die we vandaag zien plaatsvinden: ze versterken tendensen die binnen de arbeidersklasse aanwezig zijn en zorgen ervoor dat politieke processen sneller tot uiting komen. De klasse an sich wordt zo een klasse für sich, schreef Marx hierover: als de werkende bevolking zich bewust wordt van haar potentiële kracht, is zij oppermachtig. Zo toont bijvoorbeeld een algemene staking aan hoe zwak het patronaat en haar politieke lakeien eigenlijk wel staan wanneer arbeiders massaal het werk neerleggen. Geen arbeiders wil zeggen geen winsten voor het patronaat. Het verklaart waarom de traditionele media telkens de grootste antisyndicale propaganda bovenhalen wanneer massastrijd op de agenda staat, of waarom ze angstvallig proberen om grote strijdbewegingen in het buitenland stil te zwijgen. Ze krijgen echter te maken met arbeiders en jongeren die op hun manier ervaringen van strijd internationaal uitwisselen, zoals de Occupybeweging die overal ter wereld de toon zette in lokale strijd.
Dit alles geeft meteen aan dat marxisten de komende jaren overal ter wereld enorme uitdagingen te wachten staan. In België staan politici en patroons ongeduldig te trappelen tot de gemeenteraadsverkiezingen voorbij zijn om een nieuw besparingsplan op tafel te gooien. Strijd zal ontegensprekelijk op de agenda staan en een marxistisch programma zal nodig zijn om die strijd een ijzersterk fundament te geven. Als we pleiten voor zo’n programma waarin we de rijkdom gebruiken voor de gigantische behoeften die er vandaag bestaan, zullen sommigen ons vragen of dit niet onrealistisch is. Wij antwoorden met een tegenvraag: lijkt het dan zo realistisch dat de miljarden die vandaag de dupe zijn van de crisis dit zo maar zullen blijven aanvaarden? De strijdbewegingen die we de voorbije jaren overal ter wereld hebben zien ontstaan, bewijzen ons het tegendeel.
Het komt er voor marxisten op aan om zo veel mogelijk aanwezig zijn in deze strijd, hun ideeën kenbaar te maken, hun programma te verdedigen. Tegenover ons staan de miljardairs met hun politici, hun media, hun politieapparaat en hun burgerlijke justitie, maar wij zijn met miljarden. “Als uw sterke hand het wil, ligt heel het radarwerk stil”, zegt een oud syndicaal gezegde. Als in die hand dan ook nog eens marx-istisch programma zit, dan kan geen enkele kracht ons nog verhinderen om dat radarwerk in de omgekeerde richting te doen draaien: een economie gebaseerd op de behoeften van de 99%, niet op de winsten van de 1%.
-
10 marxistische klassiekers die elke socialist (ooit) moet lezen
Er is geen eenvoudige manier om het marxisme in al zijn complexiteit te begrijpen. Om de marxistische methode te kunnen toepassen op dagelijkse strijd en ontwikkelingen, moeten we enkele klassiekers lezen en historische ontwikkelingen bestuderen. Hieronder een overzicht van tien marxistische klassiekers die elke socialist zou moeten lezen om een beter begrip te krijgen van het marxisme.Overzicht door Stephen Jolly, gemeenteraadslid van de Socialist Party in Melbourne (Australië)
[divider]
1. Het Communistisch Manifest (Karl Marx en Friedrich Engels, 1848)
Deze tekst is in een opmerkelijk duidelijke taal geschreven. Het boek kwam er op vraag van de allereerste internationale arbeidersorganisatie, de Communistenbond. Het Manifest is het bekendste socialistische boek. Er wordt ingegaan op het karakter van het kapitalisme en de internationale omvang van dit systeem. Het legt ook uit waarom de arbeidersklasse de motor voor sociale verandering is. Daarna is het boek wat gedateerd, er wordt een analyse gemaakt van wat verschillende organisaties in die tijd naar voor brachten. Maar het eerste deel van ‘Het Communistisch Manifest’ blijft de meest aangehaalde en duidelijkste verklaring van zowel het progressieve als het reactionaire karakter van het kapitalisme en van hoe het omvergeworpen kan worden.
Moeilijkheidsgraad: 2/5
Dit boek is bij ons verkrijgbaar als onderdeel van ‘Marxisme in hun bewoordingen’
[divider]
2. Het Kapitaal (Karl Marx, 1867)
“Het Kapitaal” is een uitgebreide analyse van het huidige economische systeem. Er wordt uitgelegd hoe de onbetaalde arbeidskracht van de werkende bevolking de bron van meerwaarde en winst is. Er wordt ingegaan op hoe het kapitalisme werkt en de inherente tegenstellingen van dit systeem. Lees eerst een basiswerk over marxistische economie alvorens dit boek aan te vatten.
Moeilijkheidsgraad: 5/5
Dit boek is in een door Otto Rühle ingekorte versie bij ons verkrijgbaar
[divider]
3. Wat te doen? (Vladimir Lenin, 1902)
De beste uitleg van het belang van een gecentraliseerde partij om tot sociale verandering te komen. Er wordt onder meer ingegaan op het belang van voltijdse organisatoren en publicaties. Het boek vertrekt van een strijd om tot zo’n partij te komen. Het is hier en daar wat eenzijdig omdat werd ingegaan tegen de ideeën die in de richting van een puur spontaneïstische houding gingen, de eenzijdige aspecten werden nadien rechtgezet.
Moeilijkheidsgraad: 3/5
Dit boek is momenteel enkel online of in tweedehandsversies beschikbaar
[divider]4. Hervorming of Revolutie (Rosa Luxemburg, 1900)
Nog steeds een van de duidelijkste verklaringen van waarom het omverwerpen van het kapitalisme nodig is om tot vrede, economische vooruitgang en betere levensstandaarden te komen.
Moeilijkheidsgraad: 2/5
[divider]
5. Resultaten en vooruitzichten (Leon Trotski, 1906)
Dit boek is het eerste waarin Trotski een belangrijk onderdeel van het moderne marxisme naar voor brengt, met name de theorie van de permanente revolutie. De ontwikkelde kapitalistische landen hebben zich geconsolideerd en brachten hun systeem afgewerkt naar de onderontwikkelde landen. Grondstoffen en goedkope arbeid werden uitgebuit en nieuwe markten werden aangesneden. De heersende elite in Afrika en Azië werd omgevormd tot een zwakke kapitalistische klasse. De strijd tegen kolonialisme en imperialisme in de zogenaamde ‘derde wereld’ moest gevoerd worden door de kleine stedelijke arbeidersklasse gevolgd door de boeren, niet door de lokale heersende elite. Een toekomstige revolutie zou de niet vervolledigde taken van de kapitalistische (burgerlijke) revolutie, zoals een landhervorming, combineren met de taken van socialisme. Het CWI maakte een update van deze theorie in de periode na de Tweede Wereldoorlog.
Moeilijkheidsgraad: 4/5
Dit boek is online beschikbaar
[divider]
6. Staat en revolutie (Vladimir Lenin, 1917)Lenin legt uit wat de rol van de staat (gewapende macht, politie, gerecht, …) onder het kapitalisme en onder alle klassensamenlevingen is. Uiteindelijk is de staat in laatste instantie een groep gewapende mannen die de heersende klasse beschermen. Geen enkele revolutionaire klasse kan de staatsmachine gebruiken die toebehoort aan de klasse die ze wil omverwerpen. Dat betekent echter niet dat we niet proberen om deze machine waar mogelijk langs klassenlijnen te verdelen. De ideeën die Lenin in ‘Staat en revolutie’ naar voor bracht, waren van cruciaal belang voor het succes van de Russische Revolutie, de eerste keer dat de arbeiders de macht grepen en een eigen staatsstructuur opzetten om te bouwen aan een nieuwe samenleving.
Moeilijkheidsgraad: 2/5
Dit boek is online beschikbaar
[divider]
7. Geschiedenis van de Russische Revolutie (Leon Trotski, 1930)
De beste uitleg over de belangrijkste gebeurtenis uit de wereldgeschiedenis, geschreven door een van de leiders ervan. Deze anatomie van een revolutie bevat veel lessen voor elke revolutie. Het werd door Bernard Shaw omschreven als het sterkste boek dat hij ooit las.
Moeilijkheidsgraad: 3/5
Dit boek is online beschikbaar
[divider]
8. De Verraden Revolutie (Leon Trotski, 1936)
De uitleg waarom de Russische revolutie degenereerde – dit was niet onvermijdelijk en evenmin een natuurlijke gang van zaken, maar het resultaat van een reeks politieke nederlagen en fouten waartegen de Linkse Oppositie in de partij had gestreden. Het is belangrijk om dit proces te begrijpen om te weten waar het fout liep en uiteraard om gelijkaardige ontwikkelingen in de toekomst te vermijden.
Moeilijkheidsgraad: 4/5
Dit boek is bij ons beschikbaar
[divider]
9. Fascisme: wat het is en hoe het te bestrijden (Leon Trotski, jaren 1930)Een reeks artikels over de opkomst van het nazisme in Duitsland en de nood aan een eenheidsfront van de arbeidersorganisaties om te machtsovername door het fascisme te stoppen. Door samen in actie te gaan, zouden de communisten de meer gematigde basis van de sociaaldemocratie kunnen aantonen dat hun leiding niet bereid was om de strijd te voeren en zou deze basis kunnen over gewonnen worden om een einde te maken aan het fascisme en het kapitalisme. De stalinisten besloten echter om aanvankelijk de sociaaldemocratie als ‘sociaalfascistisch’ te bestempelen om na de machtsovername door Hitler over te gaan tot coalities met burgerlijke krachten in het zogenaamde ‘volksfront’.
Moeilijkheidsgraad: 3/5
Dit boek is bij ons beschikbaar
[divider]
10. Het overgangsprogramma (Leon Trotski, 1938)
Dit boek verscheen aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog en het is een poging om een programma en politiek perspectief voor de arbeidersklasse te ontwikkelen. Het vertrekt van het bewustzijn van de massa’s en probeert dit verder te ontwikkelen tot een hoger niveau. De overgangsbenadering is wat hier van tel is, meer dan elk punt of komma in de eisen die in 1938 naar voor werden geschoven en vandaag niet allemaal even relevant meer zijn. Het doel van het Overgangsprogramma was om een brug te vormen tussen strijdbewegingen en de nood aan socialistische omvorming. “Deze brug moet bestaan uit een systeem van overgangseisen die vertrekken van de huidige situatie en het huidig bewustzijn van de brede lagen van de arbeidersklasse en onveranderlijk tot één en dezelfde conclusie voeren: de verovering van de macht door de arbeidersklasse.”
Moeilijkheidsgraad: 2/5
Dit boek is bij ons beschikbaar
-
Grondslagen van het wetenschappelijk socialisme
Gisteren brachten we een artikel uit 1978. Vandaag gaan we vijf jaar verder naar 1983. In Vonk nummer 43 (maart-april 1983) verscheen een uitstekende algemene inleiding tot het marxisme. Ook deze tekst is geschreven door François Bliki.
Karl Marx en Friedrich Engels waren de grondleggers van het historisch materialisme (nu algemeen het marxisme genoemd) dat samen met de meerwaardetheorie de basis vormde voor het wetenschappelijk socialisme. Marx en Engels waren geen goden die uit de hemel neergedaald waren om de arbeidersklasse de juiste theorie te komen aanbieden. Het waren mensen van vlees en bloed die hun ideeën en opvattingen slechts konden ontwikkelen op basis van de materiële omstandigheden en het ontwikkelingsniveau van de productiefactoren op het moment dat zij leefden. Het is wel de verdienste van Marx en Engels geweest dat zij als eersten een juiste analyse gemaakt hebben en hieruit de juiste besluiten getrokken hebben. Deze analyse is nu, meer dan 100 jaar later, actueler dan ooit. In dit artikel willen we ingaan op het ontstaan van het historisch materialisme, in een volgend artikel zullen we het hebben over de meerwaardetheorie.Marx werd geboren in 1818 in Trier, een stad gelegen in de Rijnprovincie, het meest economisch ontwikkelde deel van Pruisen.
Duitsland was toen nog een feodaal land, dat versnipperd was in verschillende kleine vorstendommen. In 1789 had in Frankrijk de Revolutie plaatsgevonden die een einde maakte aan het Feodalisme, Frankrijk tot één grote natie verenigde en waar de burgerij de staatsmacht bezat en dus over democratische rechten beschikte. In Pruisen, veruit de grootste staat van het toenmalige Duitsland, voelden de kapitalisten zich geremd in hun ontwikkeling door het bestaan van verschillende staatjes met hun eigen tolmuren, belastingsystemen, … hetgeen de handel en de industriële ontwikkeling belemmerde. De intellectuelen voelden zich belemmerd in hun vrije meningsuiting en verzetten zich tegen de dominantie van de feodale heersers, de Junkers.
Marx was de zoon van een joodse advocaat (die zich om beroepsredenen “bekeerde” tot het protestantisme). Hij ging naar de universiteit om rechten studeren, maar schakelde al vlug over tot de studie van de filosofie. In die periode werd aan alle universiteiten van Duitsland de filosofie van Hegel onderwezen. Hegel was zeer sterk onder de indruk van de Franse Revolutie gekomen, een revolutie die alle waarden van het feodalisme (waarden die altijd als vaststaand, eeuwigdurend en door god zelf gewild voorgesteld werden) omver geworpen had. De idee dat alles eeuwigdurend was en dat alles altijd zou blijven zoals het was, kreeg een flinke deuk. Dit had zijn invloed op de manier van denken en dus op de filosofie.
Hegel bracht deze idee van verandering in de filosofie onder de vorm van de dialectiek. Engels schreef later dat de grondidee van het dialectisch denken was “dat de wereld niet begrepen moet worden als een geheel van vaste gegevens, maar als geheel van processen, waarbij dingen (net zoals de weerspiegeling ervan in ons hoofd, de ideeën) die op het eerste zicht stabiel lijken, integendeel voortdurend ontstaan en weer vergaan.”
Dit was een revolutionaire verandering in de filosofie van die periode. Iedere filosoof was ervan onder de indruk. Na de dood van Hegel vormden zich overal Hegeliaanse studiegroepen die deze filosofie verder wilden uitdiepen.
Marx word Jong-Hegeliaan
Bij de Hegelianen zagen we twee stromingen ontstaan. Hegel had dan wel de dialectiek in de filosofie ingevoerd, maar alleen in het denken. Volgens Hegels waren de verschillende maatschappijvormen die we in de geschiedenis van de mensheid hadden zien ontwikkelen, het gevolg van de verschillende manier waarop de mensen dachten. Het ontwikkelingsproces van de mensheid was dus het ontwikkelingsproces van de idee, de manier van denken. Hegel was dus een dialectisch idealist.
In zijn meest bekende werk, De fenomenologie van de Geest, beschrijft hij dan de ontwikkeling van de geest van een onbewuste toestand tot de ideale toestand die dan de Absolute Geest is.
Het feit dat de filosofie van Hegel aan alle universiteiten van Duitsland mocht onderwezen worden, was niet toevallig. Want de maatschappijvorm die volgens Hegel met deze Absolute Geest overeenkwam was toevallig de absolutistische Pruisische staat.
De oud Hegelianen bleven op dit reactionaire standpunt, terwijl de jong Hegelianen het revolutionaire deel van de leer van Hegel behielden (de dialectiek) maar zich als burgerlijke democraten tegen de Pruisische staat bleven verzetten. Marx speelde heel vlug een toonaangevende rol bij de jong Hegelianen. In 1842 werd aan Marx gevraagd de uitgave van de ‘Rheinische Zeitung’ (een blad dat gefinancierd werd door de burgerlijke radicalen uit de Rijnprovincie) op zich te nemen.
In tegenstelling tot de meeste van de jong Hegelianen die het bij rustig gefilosofeer hielden, ging Marx zich onmiddellijk met concrete politieke problemen bezighouden. In zijn blad viel hij de voordelen van de Junkers en de onderdrukking van het Pruisisch staatsapparaat fel aan. Hij gaf commentaar op de rol van de kapitalistische vertegenwoordigers in het Pruisisch parlement maar nam het ook op voor de strijd van de arbeiders en boeren (bv. over het recht om hout te sprokkelen in de bossen van de koning). Al vlug moest hij echter ervaren dat de burgerij wel heel gemakkelijk radicale taal spreekt, maar dat ze bij de minste weerstand in haar schelp kruipt. Toen de Pruisische overheid in maart 1843 besliste om de Rheinische Zeitung te verbieden, gaven de “radicale” kapitalistische aandeelhouders direct toe.
In plaats van voor hun blad, dat onder de redactie van Marx een steeds grotere oplage kende, te vechten deden ze niets en lieten ze toe dat Marx gedwongen werd het land te verlaten en naar Parijs uit te wijken. De reden voor deze lafheid was duidelijk. De kapitalisten waren niet bereid tegen de feodale reactie te vechten omdat ze meer schrik hadden voor het proletariaat, zonder wie ze deze strijd niet konden winnen, dan van de feodale onderdrukking.
Parijs
Ondertussen was Marx onder invloed van een andere Duitse filosoof gekomen: Ludwig Feuerbach. Deze was in tegenstelling tot Hegel geen idealist maar een materialist. Niet de manier van denken bepaalt de manier waarop de maatschappij gestructureerd is. Het zijn juist de materiële productievoorwaarden die de manier van denken bepalen.
In Parijs volgde Marx de activiteiten van de verschillende revolutionair democratische organisaties en vooral die van de Duitse arbeiders, de Bond Der Rechtvaardigen. In een brief aan Feuerbach schreef hij hierover: “…Broederlijkheid is voor deze mensen geen ijdel woord, maar een levenshouding. Men zou één van de bijeenkomsten moeten bijgewoond hebben om een voorstelling te hebben van de ongerepte spontaneïteit en waardigheid die bij deze afgetobde mensen tevoorschijn komt.” Marx begreep reeds heel vroeg de enorme mogelijkheden van de strijd en de politieke organisatie van de arbeiders.
In dezelfde periode begon Marx samen te werken met een andere jong Hegeliaan: Friedrich Engels, een samenwerking die voor de rest van hun leven zou duren. Hun eerste gezamenlijk werk was De Heilige Familie waarin ze zich volledig afkeerden van die jong Hegelianen zoals Bauer en Stirner die zich (net zoals de “marxistische” professoren en intellectuelen tegenwoordig) rustig bezighielden met filosoferen en het herbediscussiëren van hoe zij de wereld nu wel zouden inrichten, terwijl ze op de arbeidersklasse neerkeken als een inerte, onbeweeglijke massa die nooit in staat zou zijn de maatschappij te veranderen. Dit kon alleen maar gebeuren door hun “kritische geestelijke arbeid”. Marx en Engels daarentegen zagen de arbeiders als de klasse die “zichzelf en de rest van de mensheid kan en moet bevrijden” door de vernietiging van de kapitalistische uitbuiting en onderdrukking. Bovendien is de arbeidersklasse de enige die dit kan, juist door haar positie in de maatschappij: de arbeiders zijn de enigen die het productieapparaat kunnen lamleggen en het onder zelfbeheer overnemen en zelf leiden. Het was niet via schone ideeën dat men de maatschappij kan veranderen (idealisme) maar op basis van de materiële bestaansvoorwaarden (materialisme).
Onder invloed van Feuerbach waren Marx en Engels materialist geworden. Maar Feuerbach dacht niet in termen van verandering, niet dialectisch. Marx en Engels verwierpen het idealisme van Hegel en behielden zijn dialectiek, terwijl ze bij Feuerbach het materialisme behielden en zijn (metafysisch) onveranderlijk mensbeeld verwierpen. Over Feuerbach schreef Marx: “De filosofen hebben de wereld alleen maar verschillend geïnterpreteerd, het komt er echter op aan haar te veranderen.
Het dialectisch materialisme was geboren, niet als nieuwe filosofie, maar als methode voor het zoeken van de middelen om de wereld te veranderen.
Door het toepassen van het dialectisch materialisme op de geschiedenis kon nu een verklaring gegeven worden van de ontwikkeling van deze maatschappij van het oercommunisme naar de stammenmaatschappijen, dan naar de stadsstaat (Rome, Athene,…) en de slavernij en verder naar het feodalisme en tenslotte het kapitalisme. Deze veranderingen waren niet het gevolg van een andere manier van denken, maar van nieuwe, meer ontwikkelde manieren van produceren, waarmee steeds andere eigendomsverhoudingen overeenkwamen.
Marx schrijft hierover in zijn Bijdrage tot de Kritiek op de Politieke Economie in 1859: “De productiewijze van het materiële leven bepaalt het sociale, politieke en geestelijke levensproces in het algemeen. Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun zijn, maar omgekeerd hun maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt.
“Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling komen de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de voorhanden productieverhoudingen of, wat niets anders dan de juridische uitdrukking hiervoor is, met de eigendomsverhoudingen, waarbinnen zij zich tot dusverre hadden bewogen. Van vormen van ontwikkeling der productiekrachten veranderen deze verhoudingen in kluisters ervan. Er begint een tijdperk van sociale revoluties.
“Met de verandering van de economische grondslag ondergaat de gehele reusachtige bovenbouw een in mindere of meerdere mate snelle ingrijpende verandering”.
Deze visie op de maatschappij noemen we het historisch materialisme. Vanuit deze visie is het kapitalisme, net als de andere maatschappijvormen, een tijdelijke en geen eeuwigdurende periode van in de geschiedenis van de mensheid, alhoewel de kapitalisten alles doen wat in hun macht ligt om ons dat te doen geloven.
Marx en Engels toonden aan hoe het kapitalisme ontstaan was uit het feodalisme en zegden duidelijk dat dit een grote stap vooruit was voor de mensheid omdat daardoor de productiekrachten veel sneller konden groeien. Maar ook hier zouden op een zeker ogenblik de “materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met voorhanden eigendomsverhoudingen komen” en zou zich “een tijdperk van sociale revoluties” voordoen.
Reeds van bij het prille begin van de kapitalistische ontwikkeling konden Marx en Engels de huidige situatie van de wereldcrisis voorzien. We zitten nu duidelijk weer in een situatie waarin de productiekrachten niet meer kunnen groeien omdat het privébezit van de productiemiddelen en de nationale staat een rem op de verdere ontwikkeling van de economie geworden zijn.
Marx en Engels waren geen kamerfilosofen. Zoals we al zegden wilden ze zich samen met de arbeiders actief inschakelen in de strijd voor de verandering van de wereld. Engels had in Manchester, waar hij in een fabriek van zijn vader werkte, de levensomstandigheden van de arbeidersklasse onder het kapitalisme leren kennen en had dit beschreven in zijn boek De toestand van de arbeidersklasse in Engeland. Dit boek maakte een enorme indruk op Marx. In die periode hadden ook de arbeiders in Engeland zich al georganiseerd in de Chartisten, waren er arbeidersopstanden geweest in Lyon, enz.
Marx begreep dat door de ontwikkeling van het kapitalisme steeds meer boeren en kleine zelfstandigen in het kapitalistisch productieproces zouden opgenomen worden. Deze arbeiders moesten ten gevolge van de materiële levensomstandigheden onder het kapitalisme onvermijdelijk in conflict komen met hun meesters. Dit zou op plaatselijk vlak en spontaan gebeuren, maar met de groei van het kapitalisme zelf zou dit steeds meer bewust en georganiseerd, als klasse, gebeuren.
Marx en Engels waren niet bang van de klassenstrijd. Ze zagen niet neer op de arbeiders, maar zagen juist in het proletariaat de dragers van een nieuwe, betere maatschappij waarin de onderdrukking van de ene klasse door de andere niet meer zou bestaan. Ze wilden dan ook niets te maken hebben met al die soorten filantropen, weldoeners en sociale hervormers die wel het kapitalisme wilden behouden, maar hun geweten wilden sussen door de slechtste kanten van de kapitalistische uitbuiting een beetje te verzachten. Ze wilden ook een duidelijk onderscheid maken tussen zichzelf en de “utopische socialisten” die dachten dat ze de kapitalisten konden overtuigen om een beetje menselijker te zijn of dat ze via coöperatieven een ‘tegenmacht’ tegen het kapitalisme konden vormen.
De enige klasse in de maatschappij die een fundamentele verandering kan doorvoeren, is de arbeidersklasse. “Revolutie is de drijvende kracht van de geschiedenis”, schreven ze. Eenmaal de kapitalistenklasse omvergeworpen zouden de arbeiders de hefbomen van de economie controleren en de weg voorbereiden voor een klasseloze maatschappij waarin privébezit van de productiemiddelen niet meer zouden bestaan.
Op die manier was het socialisme niet langer meer een schone droom, maar een wetenschap, gebaseerd op een begrip en inzicht in de materiële ontwikkeling van de maatschappij.
Het Communistisch Manifest
In 1847 werden Marx en Engels uitgenodigd om zich bij de Bond Der Rechtvaardigen aan te sluiten. Ze werden er al heel vlug leiders van. Ze drongen erop aan dat de naam zou veranderd worden in de Communistische Liga om een duidelijk onderscheid te maken tussen zichzelf en alle andere groepen die zichzelf ‘socialistisch’ noemden. In 1847 kregen Marx en Engels de opdracht om een manifest te schrijven waarin de filosofie en de politiek van de Liga zou beschreven worden. In februari 1848 werd het Communistisch Manifest gepubliceerd.
Hierin wordt op een eenvoudige manier, zonder echter aan de fundamentele ideeën afbreuk te doen, beschreven hoe het kapitalisme ontstond en hoe het zich verder ontwikkelt. Daarnaast wordt de rol en de positie van de arbeidersklasse in de kapitalistische productie beschreven, maar ook de rol van het proletariaat als enige kracht in deze maatschappij die een nieuwe maatschappij kan tot stand brengen. “De burgerij heeft niet alleen de wapens gesmeed die haar eigen ondergang zullen betekenen, ze heeft ook de mensen voortgebracht die deze wapens zullen hanteren, de proletariërs”.
Dit Communistisch Manifest is niet alleen een geschiedenisboekje, het geeft een duidelijk programma en perspectief aan de arbeiders. Het is een polemiek tegen de utopisten en filantropen die zichzelf socialist noemen, maar ook een oproep tot actie die eindigt met de woorden: “De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Ze hebben een wereld te winnen. Arbeiders aller landen verenigt u.”
Een spook waart door Europa
Het Communistisch Manifest begint met de woorden: “Een spook waart door Europa, het spook van het communisme.”
Deze profetische woorden werden een paar dagen na de publicatie reeds werkelijkheid. Op 22 februari werd koning Louis Philippe in Frankrijk van de troon gestoten. Een paar weken later braken revoluties uit in Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Centraal Europa, Italië en Polen. Marx en Engels speelden een niet geringe rol in de revolutie van Duitsland van 1848- ’49.
Nu, 135 jaar sinds de eerste editie van het Manifest, doemt dit spook sterker dan ooit weer op, niet alleen in Europa maar in gans de wereld. Zowel het kapitalistische westen, de stalinistische staten en de derde wereld komen in een steeds diepere crisis en kennen een heropflakkerende klassenstrijd. Alleen een socialistische omvorming van de maatschappij kan nog toekomst bieden. Het alternatief onder het kapitalisme is een volledige vernietiging van de mensheid in een kernoorlog.
Op dit ogenblik is het marxisme nog steeds een minderheidsstroming in de maatschappij. Het feit dat geen enkele krant of tijdschrift voorbij kon gaan aan de honderdste verjaardag van het overlijden van Marx is op zichzelf wel een bewijs van de enorme kracht die het marxisme uitoefent. Zelfs de kapitalisten gebruiken het marxisme als basis van hun analyse, zij het dan om hun eigen belangen beter te kunnen verdedigen. Van bij het begin heeft de burgerij echter altijd getracht het marxisme te discrediteren in de ogen van de arbeiders. Geleerde professoren worden reeds meer dan 100 jaar lang betaald om het marxisme in een slecht daglicht te stellen. Maar zoals Marx aantoonde: “Het maatschappelijk zijn, en niet de schone ideeën van de geleerde profesoren, bepaalt het bewustzijn.”
De ideeën van Marx zijn altijd een inspiratiebron voor de arbeidersstrijd geweest, het beste voorbeeld hiervan is wel de Oktoberrevolutie in Rusland 1917. Dezelfde revolutionaire omstandigheden zijn zich nu overal in de wereld aan het ontwikkelen. Het marxisme zal door de arbeiders weer ontdekt worden als het enige wetenschappelijk gefundeerde programma dat een leidraad kan zijn voor de klassenstrijd. 100 jaar na de dood van Marx is het marxisme nog steeds de enige filosofie die een juiste verklaring kan geven van wat in de huidige maatschappij gebeurt en die aan de arbeiders het wapen kan bieden in de strijd voor een hogere levensstandaard, een beter leven en een wereld zonder uitbuiting: de strijd voor een socialistische wereldfederatie.
-
Video: wat is socialisme?
Socialisme.be werkt aan een nieuw kanaal op Youtube waar het enkele bestaande video’s wil samenbrengen, maar in de toekomst ook meer initiatief inzake videomateriaal aan de dag wil leggen. Ons nieuwe kanaal staat op http://www.youtube.com/socialismebe. Aarzel niet om je op onze Youtube te abonneren of om ons te helpen bij het uitbouwen van ons kanaal op Youtube.
Om te beginnen, publiceren we hieronder een inleiding tot het marxisme door François Bliki. Het gaat om een inleiding die François op een ALS-meeting in Antwerpen deed in 2010.

