Tag: Martin Luther King

  • 4 april 1968: de moord op Martin Luther King

    Martin Luther King werd op 4 april 1968 vermoord terwijl hij stakend schoonmaakpersoneel in Memphis ondersteunde.

    De officiële herdenkingen beperken zich doorgaans tot een ‘veilige’ versie van het leven en de ideeën van King alsook van de geschiedenis van de burgerrechtenbeweging. Zo hoor je nu zelfs rechtse politici die King aanhalen om hun aanvallen op de sociale zekerheid te verpakken en bedrijven zoals Apple gebruiken zijn beeld in marketingcampagnes.

    Artikel geschreven in 2008

    Zoals met vele andere strijders die opkwamen voor de onderdrukten, vreesde het establishment hem toen hij leefde maar volgde na zijn dood een poging om de erfenis onschadelijk te maken. Tijdens zijn leven was King een inspiratiebron voor miljoenen mensen. Dat kwam door zijn visie dat fundamentele verandering in de VS mogelijk was.

    Voor de FBI van Edgar J Hoover, die hard tegen King inging en hem constant volgde, was hij de “gevaarlijkste neger van Amerika.” Het Amerikaanse establishment raakte erg bang door zijn groeiende radicalisering in de laatste jaren van zijn leven. Toen sprak King zich heel scherp uit tegen de oorlog in Vietnam en begon hij het kapitalisme in vraag te stellen. King begon zelfs te spreken over “democratisch socialisme.”

    Strategie van massastrijd

    De opgang van King begon met de Montgomery Bus Boycott van 1955-56. De strategie van massaal niet-gewelddadig verzet tegen de racistische wetten van Jim Crow werd voor het eerst toegepast in Montgomery. Dit stond in contrast met de traditionele strategie van de meer gematigde leiding van de National Association fort he Advancement of Coloured People (NAACP).

    De NAACP legde nadruk op een juridische strategie van rechtszaken. De organisatie was bang dat massale directe actie de politieke bondgenoten bij de Democraten en de Republikeinen zou afstoten.

    Met zeker vanaf 1960 een golf van zitacties tegen de segregatie in restaurants in het zuiden van de VS gingen de burgerrechtenactivisten over tot een reeks heldhaftige strijdbewegingen tegen de minderwaardige positie van zwarten en voor stemrecht.

    De tactieken van de activisten werden vaak bekritiseerd door liberale leiders die ervoor pleitten om bij de regering te lobbyen om tot verandering te komen. King beantwoordde deze kritiek in zijn bekende Brief uit de gevangenis van Birmingham. Hij schreef: “We weten op basis van pijnlijke ervaringen dat vrijheid nooit zomaar gegeven wordt de onderdrukker, het moet geëist worden door de onderdrukten.”

    King speelde een grote rol in het organiseren van de massastrijd in Birmingham, Alabama, in 1963. Duizenden mensen betoogden toen voor het einde van de segregatie. Ze gingen in tegen gerechtelijke beslissingen die het protest verboden. Ze gingen de confrontatie met de politie aan, wat leidde tot heel wat brutaal geweld, bomaanslagen tegen zwarten en doodsbedreigingen. Op een bepaald ogenblik zaten er 2500 mensen in de gevangenis, waaronder schoolkinderen van amper zes jaar. Maar de enorme moed van de betogers leverde hen breed gedragen sympathie op.

    De vrees dat het voorbeeld van Birmingham navolging zou krijgen in andere steden en het groeiende ongeduld onder de zwarten in het noorden, maakten dat de Democratische regering van John F Kennedy ervan overtuigd raakte dat er federale wetten rond burgerrechten nodig waren.

    Vandaag is er een breed verspreide mythe dat de Democratische Partij aan de basis van de burgerrechten lag. Die partij heeft onder president Kennedy de strijd verre van geleid en heeft steevast oproepen voor federale tussenkomsten om burgerrechtenactivisten te beschermen genegeerd.

    King behield hoop in Kennedy en probeerde een werkrelatie met de regering aan te gaan. Maar ook hij raakte steeds meer gefrustreerd door het gebrek aan acties door de regering.

    De ervaring van de burgerrechtenbeweging toont dat de sleutel tot verandering niet bij het kapitalistische politieke establishment moet gezocht worden, maar wel bij massabewegingen van onderuit.

    Oorlog in Vietnam

    King botste ook met het establishment over de oorlog in Vietnam. Tegen 1965 sprak hij zich scherp uit tegen de oorlog. Hij stelde vast dat de positie van zwarten niet los kon gezien worden van het buitenlandse beleid van de VS.

    De Democratische partij begon de oorlog en zette deze verder onder Kennedy en Johnson. De partij zette veel druk op King om zich te beperken tot één thema en om zich niet tegen de oorlog uit te spreken. Deze druk maakte dat King lang aarzelde voor hij naar buiten trad.

    De Democratische partij was (en is) een cynische partij van big business en niet in staat om ernstige maatregelen tegen racisme te nemen omdat dit zou botsen met de belangen van het VS-kapitalisme. De oorlog in Vietnam ging regelrecht in tegen de belangen van de gewone zwarte mensen. Een disproportioneel aantal zwarte jongeren werd uitgestuurd om het leven te laten in een oorlog om koloniale onderdrukking in stand te houden.

    Zwarten kwamen steeds meer in opstand tegen de oorlog. De stilte van King en andere leiders van de burgerrechtenbeweging discrediteerde hen in de zwarte gemeenschap.

    De oprechte betrokkenheid van King voor het lot van de arme en werkende zwarten bracht hem uiteindelijk tot een breuk met de logica van zijn vorige positie. Hij sprak zich voortaan scherp en openlijk uit tegen de oorlog. Dat gebeurde in februari 1967. Hij stelde dat de Amerikaanse regering “de grootste aanstichter van geweld in de wereld vandaag.” King werd de meest prominente Amerikaan die een terugtrekking van de troepen uit Vietnam eiste.

    Zodra King zich niet meer beperkte tot “zijn thema” en verbanden begon te leggen tussen het buitenlandse beleid van het VS-imperialisme en de behandeling van zwarten in eigen land, maakte de gevestigde media zich op om hem aan te pakken.

    De Washington Post waarschuwde dat hij “afbreuk deed aan zijn nut voor zijn zaak, zijn land en zijn volk.” Johnson verwees naar hem als “die verdomde neger-predikant” en hij zei aan King dat zijn verklaringen over de oorlog “hetzelfde effect op hem hadden alsof hij te horen zou krijgen dat King zijn dochter had verkracht.”

    Armoede aanpakken

    In zijn laatste jaren besteedde King steeds meer aandacht voor de problemen van economische onrechtvaardigheid en ongelijkheid. Hij zag dat de overwinningen die bekomen waren met de Civil Rights Act uit 1964 en de Voting Rights Act uit 1965 weinig verschil maakten wat de ongelijkheid betrof en dat de verworvenheden van de beweging “vooral beperkt waren tot de zwarte middenklasse.”

    Hierbij waren zijn ervaringen in noordelijke ghettos belangrijk. Daar zag hij dat de problemen van de werkende klasse en van arme zwarten niet louter veroorzaakt werden door officiële wettelijke discriminatie. Het waren de voorwaarden van ongelijkheid die midden jaren 1960 leidden tot rellen in de grote steden en een meer militante opstelling van een deel van de zwarte gemeenschap.

    In zijn zoektocht om echte gelijkheid te bekomen voor de zwarte Amerikanen begon King de conclusie te trekken dat er een ernstige strijd tegen armoede en onderdrukking nodig was. Tegen de separatistische tendens die alle blanken afschreef in, stelde King terecht dat er nood was aan een eengemaakte beweging met arme en werkende blanken.

    In 1968 kwam King naar buiten met de Poor People’s Campaign – een campagne van massale burgerlijke ongehoorzaamheid met onder meer wegblokkades en zitacties voor het parlement om Washington DC plat te leggen.

    King hoopte dat de staking van 1.300 schoonmakers in Memphis het startpunt kon vormen voor deze campagne. Tragisch genoeg werd hij neergeschoten voor de campagne op gang kwam.

    Hoe staat het nu met de droom?

    Officiële cijfers stellen vast dat 24,3% van de zwarte Amerikanen in 2006 in armoede leefde, tegenover 8,2% van de blanken.

    De strijd van de burgerrechtenbeweging leidde tot belangrijke hervormingen, maar niet tot fundamentele economische verandering. De verderzetting van het kapitalisme betekent dat veel zwarten in een nachtmerrie blijven leven.

    Zoals King in een toespraak een jaar voor zijn dood opmerkte: “Onze enige hoop vandaag ligt in onze capaciteit om de revolutionaire spirit vast te grijpen en vooruit te gaan in een soms vijandige wereld door onze eeuwige vijandigheid te verklaren tegen armoede, racisme en militarisme. Met dit krachtige engagement zullen we het status quo doorbreken.”

    De beste manier om de erfenis van King te herdenken, is door betrokken te zijn bij de dagelijkse strijd tegen racisme, armoede, oorlog en alle vormen van onderdrukking. Zoals King tegen het einde van zijn leven begon in te zien, betekent dit ook dat gebouwd wordt aan een beweging om een einde te maken aan het kapitalisme.

    King begon ook over socialisme te spreken. In een toespraak voor zijn stafmedewerkers in 1966 zei hij: “Je kan niet spreken over het oplossen van de economische problemen van de zwarten zonder te spreken over de miljarden dollars. Je kan niet spreken over het verdwijnen van de sloppenwijken zonder te zeggen dat de winsten uit de huizenmarkt weg moeten. Hiermee kom je op erg gevaarlijk terrein omdat je met bepaalde mensen te maken krijgt. Meer bepaald met de grote bedrijfsleiders. Dit betekent dat we ons in moeilijk water begeven, omdat we eigenlijk zeggen dat er iets verkeerd is met het kapitalisme. Er moet een betere verdeling van de rijkdom komen en misschien moet Amerika in de richting van democratisch socialisme gaan.”

  • Verjaardagen in 2018… 50 jaar na de dood van Martin Luther King

    In onze reeks over verjaardagen in 2018 moeten we uiteraard ook bij 1968 stilstaan. Dat was een jaar vol revolutionaire bewegingen: van Frankrijk tot Mexico en Pakistan. Maar ook in de VS rommelde het. Niet toevallig werd de zwarte leider Martin Luther King in 1968 vermoord. 

    Martin Luther King werd op 4 april 1968 vermoord terwijl hij stakend schoonmaakpersoneel in Memphis ondersteunde.

    De officiële herdenkingen beperken zich doorgaans tot een ‘veilige’ versie van het leven en de ideeën van King alsook van de geschiedenis van de burgerrechtenbeweging. Zo hoor je nu zelfs rechtse politici die King aanhalen om hun aanvallen op de sociale zekerheid te verpakken en bedrijven zoals Apple gebruiken zijn beeld in marketingcampagnes.

    Zoals met vele andere strijders die opkwamen voor de onderdrukten, vreesde het establishment hem toen hij leefde maar volgde na zijn dood een poging om de erfenis onschadelijk te maken. Tijdens zijn leven was King een inspiratiebron voor miljoenen mensen. Dat kwam door zijn visie dat fundamentele verandering in de VS mogelijk was.

    Voor de FBI van Edgar J Hoover, die hard tegen King inging en hem constant volgde, was hij de “gevaarlijkste neger van Amerika.” Het Amerikaanse establishment raakte erg bang door zijn groeiende radicalisering in de laatste jaren van zijn leven. Toen sprak King zich heel scherp uit tegen de oorlog in Vietnam en begon hij het kapitalisme in vraag te stellen. King begon zelfs te spreken over “democratisch socialisme.”

    Strategie van massastrijd

    De opgang van King begon met de Montgomery Bus Boycott van 1955-56. De strategie van massaal niet-gewelddadig verzet tegen de racistische wetten van Jim Crow werd voor het eerst toegepast in Montgomery. Dit stond in contrast met de traditionele strategie van de meer gematigde leiding van de National Association fort he Advancement of Coloured People (NAACP).

    De NAACP legde nadruk op een juridische strategie van rechtszaken. De organisatie was bang dat massale directe actie de politieke bondgenoten bij de Democraten en de Republikeinen zou afstoten.

    Met zeker vanaf 1960 een golf van zitacties tegen de segregatie in restaurants in het zuiden van de VS gingen de burgerrechtenactivisten over tot een reeks heldhaftige strijdbewegingen tegen de minderwaardige positie van zwarten en voor stemrecht.

    De tactieken van de activisten werden vaak bekritiseerd door liberale leiders die ervoor pleitten om bij de regering te lobbyen om tot verandering te komen. King beantwoordde deze kritiek in zijn bekende Brief uit de gevangenis van Birmingham. Hij schreef: “We weten op basis van pijnlijke ervaringen dat vrijheid nooit zomaar gegeven wordt de onderdrukker, het moet geëist worden door de onderdrukten.”

    King speelde een grote rol in het organiseren van de massastrijd in Birmingham, Alabama, in 1963. Duizenden mensen betoogden toen voor het einde van de segregatie. Ze gingen in tegen gerechtelijke beslissingen die het protest verboden. Ze gingen de confrontatie met de politie aan, wat leidde tot heel wat brutaal geweld, bomaanslagen tegen zwarten en doodsbedreigingen. Op een bepaald ogenblik zaten er 2500 mensen in de gevangenis, waaronder schoolkinderen van amper zes jaar. Maar de enorme moed van de betogers leverde hen breed gedragen sympathie op.

    De vrees dat het voorbeeld van Birmingham navolging zou krijgen in andere steden en het groeiende ongeduld onder de zwarten in het noorden, maakten dat de Democratische regering van John F Kennedy ervan overtuigd raakte dat er federale wetten rond burgerrechten nodig waren.

    Vandaag is er een breed verspreide mythe dat de Democratische Partij aan de basis van de burgerrechten lag. Die partij heeft onder president Kennedy de strijd verre van geleid en heeft steevast oproepen voor federale tussenkomsten om burgerrechtenactivisten te beschermen genegeerd.

    King behield hoop in Kennedy en probeerde een werkrelatie met de regering aan te gaan. Maar ook hij raakte steeds meer gefrustreerd door het gebrek aan acties door de regering.

    De ervaring van de burgerrechtenbeweging toont dat de sleutel tot verandering niet bij het kapitalistische politieke establishment moet gezocht worden, maar wel bij massabewegingen van onderuit.

    Oorlog in Vietnam

    King botste ook met het establishment over de oorlog in Vietnam. Tegen 1965 sprak hij zich scherp uit tegen de oorlog. Hij stelde vast dat de positie van zwarten niet los kon gezien worden van het buitenlandse beleid van de VS.

    De Democratische partij begon de oorlog en zette deze verder onder Kennedy en Johnson. De partij zette veel druk op King om zich te beperken tot één thema en om zich niet tegen de oorlog uit te spreken. Deze druk maakte dat King lang aarzelde voor hij naar buiten trad.

    De Democratische partij was (en is) een cynische partij van big business en niet in staat om ernstige maatregelen tegen racisme te nemen omdat dit zou botsen met de belangen van het VS-kapitalisme. De oorlog in Vietnam ging regelrecht in tegen de belangen van de gewone zwarte mensen. Een disproportioneel aantal zwarte jongeren werd uitgestuurd om het leven te laten in een oorlog om koloniale onderdrukking in stand te houden.

    Zwarten kwamen steeds meer in opstand tegen de oorlog. De stilte van King en andere leiders van de burgerrechtenbeweging discrediteerde hen in de zwarte gemeenschap.

    De oprechte betrokkenheid van King voor het lot van de arme en werkende zwarten bracht hem uiteindelijk tot een breuk met de logica van zijn vorige positie. Hij sprak zich voortaan scherp en openlijk uit tegen de oorlog. Dat gebeurde in februari 1967. Hij stelde dat de Amerikaanse regering “de grootste aanstichter van geweld in de wereld vandaag.” King werd de meest prominente Amerikaan die een terugtrekking van de troepen uit Vietnam eiste.

    Zodra King zich niet meer beperkte tot “zijn thema” en verbanden begon te leggen tussen het buitenlandse beleid van het VS-imperialisme en de behandeling van zwarten in eigen land, maakte de gevestigde media zich op om hem aan te pakken.

    De Washington Post waarschuwde dat hij “afbreuk deed aan zijn nut voor zijn zaak, zijn land en zijn volk.” Johnson verwees naar hem als “die verdomde neger-predikant” en hij zei aan King dat zijn verklaringen over de oorlog “hetzelfde effect op hem hadden alsof hij te horen zou krijgen dat King zijn dochter had verkracht.”

    Armoede aanpakken

    In zijn laatste jaren besteedde King steeds meer aandacht voor de problemen van economische onrechtvaardigheid en ongelijkheid. Hij zag dat de overwinningen die bekomen waren met de Civil Rights Act uit 1964 en de Voting Rights Act uit 1965 weinig verschil maakten wat de ongelijkheid betrof en dat de verworvenheden van de beweging “vooral beperkt waren tot de zwarte middenklasse.”

    Hierbij waren zijn ervaringen in noordelijke ghettos belangrijk. Daar zag hij dat de problemen van de werkende klasse en van arme zwarten niet louter veroorzaakt werden door officiële wettelijke discriminatie. Het waren de voorwaarden van ongelijkheid die midden jaren 1960 leidden tot rellen in de grote steden en een meer militante opstelling van een deel van de zwarte gemeenschap.

    In zijn zoektocht om echte gelijkheid te bekomen voor de zwarte Amerikanen begon King de conclusie te trekken dat er een ernstige strijd tegen armoede en onderdrukking nodig was. Tegen de separatistische tendens die alle blanken afschreef in, stelde King terecht dat er nood was aan een eengemaakte beweging met arme en werkende blanken.

    In 1968 kwam King naar buiten met de Poor People’s Campaign – een campagne van massale burgerlijke ongehoorzaamheid met onder meer wegblokkades en zitacties voor het parlement om Washington DC plat te leggen.

    King hoopte dat de staking van 1.300 schoonmakers in Memphis het startpunt kon vormen voor deze campagne. Tragisch genoeg werd hij neergeschoten voor de campagne op gang kwam.

    Hoe staat het nu met de droom?

    Officiële cijfers stellen vast dat 24,3% van de zwarte Amerikanen in 2006 in armoede leefde, tegenover 8,2% van de blanken.

    De strijd van de burgerrechtenbeweging leidde tot belangrijke hervormingen, maar niet tot fundamentele economische verandering. De verderzetting van het kapitalisme betekent dat veel zwarten in een nachtmerrie blijven leven.

    Zoals King in een toespraak een jaar voor zijn dood opmerkte: “Onze enige hoop vandaag ligt in onze capaciteit om de revolutionaire spirit vast te grijpen en vooruit te gaan in een soms vijandige wereld door onze eeuwige vijandigheid te verklaren tegen armoede, racisme en militarisme. Met dit krachtige engagement zullen we het status quo doorbreken.”

    De beste manier om de erfenis van King te herdenken, is door betrokken te zijn bij de dagelijkse strijd tegen racisme, armoede, oorlog en alle vormen van onderdrukking. Zoals King tegen het einde van zijn leven begon in te zien, betekent dit ook dat gebouwd wordt aan een beweging om een einde te maken aan het kapitalisme.

    King begon ook over socialisme te spreken. In een toespraak voor zijn stafmedewerkers in 1966 zei hij: “Je kan niet spreken over het oplossen van de economische problemen van de zwarten zonder te spreken over de miljarden dollars. Je kan niet spreken over het verdwijnen van de sloppenwijken zonder te zeggen dat de winsten uit de huizenmarkt weg moeten. Hiermee kom je op erg gevaarlijk terrein omdat je met bepaalde mensen te maken krijgt. Meer bepaald met de grote bedrijfsleiders. Dit betekent dat we ons in moeilijk water begeven, omdat we eigenlijk zeggen dat er iets verkeerd is met het kapitalisme. Er moet een betere verdeling van de rijkdom komen en misschien moet Amerika in de richting van democratisch socialisme gaan.”

  • Selma, Hollywoodportret van de burgerrechtenstrijd

    SELMADe film Selma komt op een uitstekend ogenblik. Met de beweging #BlackLivesMatter (naar aanleiding van het politiegeweld tegen zwarte jongeren) en de mogelijke ontwikkeling van een nieuwe zwarte bevrijdingsbeweging, kijken velen uit naar deze film als inspiratie en rolmodel. In tegenstelling tot de denigrerende houding ten aanzien van zwarten in de meeste Hollywoordfilms, wordt deze film gekenmerkt door een menselijk en respectvol beeld van de beroemde maar ook de vergeten figuren uit de burgerrechtenbeweging. De film brengt het verhaal van een cruciale strijd in het zuiden van de VS voor stemrecht. Er wordt ook een tipje van de sluier van de discussies in de beweging gelicht.

    Artikel uit ‘Socialist Alternative’, onze Amerikaanse zusterkrant

    Doorgaans beperken Hollywoodfilms zich tot geschiedenis zonder context of context zonder historische gebeurtenissen. Selma brengt belangrijke gebeurtenissen opnieuw tot leven in de film, zoals de wijze waarop zwarten stemrecht ontzegd worden of het extreme racisme van die tijd.

    De meest indrukwekkende en motiverende scène is die van de betoging op de brug van Selma op 7 maart 1965. Daar werden de vreedzame betogers op brutale wijze aangevallen en uit elkaar gedreven. Een gebeurtenis die door miljoenen Amerikanen live werd gevolgd op televisie en de bijnaam “Bloody Sunday” kreeg. Er raakten 58 mensen gewond. De gebeurtenissen in Selma speelden een belangrijke rol in het goedkeuren van het wetsvoorstel inzake stemrecht later dat jaar, een belangrijke overwinning voor de burgerrechtenbeweging. Het politiegeweld uit die tijd doet denken aan de wijze waarop de politie vandaag wordt ingezet tegen vreedzame betogers. Vijftig jaar na de gebeurtenissen in Selma worden zwarten nog steeds geslagen, met traangas bestookt of opgepakt omdat ze betogen voor de waarde van zwarte levens. Hoeveel vooruitgang hebben we eigenlijk echt geboekt?

    Jammer genoeg schetst de film een erg beperkt beeld van de bijdrage die de vrouwen gedurende de strijd hebben geleverd. Zo gaat de film volledig voorbij aan de rol van Diane Nash, een medeoprichtster van het Student Nonviolent Coordinating Commitee (SNCC) en centrale figuur binnen de burgerrechtenbeweging in Selma. De film toont dan wel enkele moedige daden van verzet door vrouwen, maar behalve Corretta Scott King worden vrouwen herleid tot achtergrondpersonages. Een aanstootgevende scène is die als de mannen in Selma aankomen en zeggen dat ze graag naar Selma komen omdat de vrouwen er goed kunnen koken. Vrouwen worden afgedaan als enkel nuttig om te poetsen, koken en voor de kinderen te zorgen.

    De film brengt Martin Luther King Jr. als de “leider” en “redder” van de beweging die alleen handelde en alle beslissingen nam. Martin Luther King voorstellen als de enige verantwoordelijke voor de vrijheid en bevrijding van Afro-Amerikanen is een misleidende visie op de geschiedenis. De sterke nadruk op de discussies van King met president Lyndon Johnson, minimaliseert tegelijk de kracht van de georganiseerde zwarte gemeenschap en de massale impact van de eisen van de beweging. Het is belangrijk dat we het verhaal van onze strijd niet aan Hollywood overlaten. Dan gaan er immers essentiële elementen verloren.

    De protesten in Selma waren, net zoals vele andere demonstraties en boycots gedurende die tijd, het werk van veel individuen. Martin Luther King was een sleutelfiguur, maar hij was niet de beweging zelf. Hij was onderdeel van een organisatie van mannen en vrouwen die een belangrijke rol speelden. Vandaag bevinden we ons opnieuw in een turbulent tijdperk. Het belangrijkste dat we uit Selma kunnen halen, is het belang van organisatie. Zowel een vreedzame betoging als een militante staking, het moet altijd georganiseerd worden en liefst op democratische wijze. Met de mogelijke ontwikkeling van een nieuwe zwarte bevrijdingsbeweging is dat des te belangrijker, dit is een beweging die niet beperkt is tot een leider maar die uit duizenden leiders bestaat.

     

  • VS. 50 jaar na “I have a dream”

    Martin Luther King radicaliseerde van een positive van geleidelijke hervormingen van het kapitalisme naar een begrip dat meer radicale opvattingen vereist waren. Gisteren was het exact 50 jaar geleden dat hij zijn ‘I have a dream’-toespraak hield in het kader van de Mars op Washington, een mars voor jobs en rechtvaardigheid. In dit dossier kijken we terug op de gebeurtenissen 50 jaar geleden en de actualiteit ervan vandaag.

    Dossier door Eljeer Hawkins, Socialist Alternative

    “De omvang van de mobilisatie op de warme dag in augustus 1963 was nooit gezien. De strijdbare, vastberaden en vrolijke sfeer was meeslepend. Er kwamen mensen uit alle delen van het land, heel wat activisten met verschillende huidskleuren die allemaal voor vijheid opkwamen.” Zo omschreef Jack O’Dell, een activist uit de arbeiders- en burgerrechtenbeweging, de slotmeeting van de Mars op Washington.

    De 50ste verjaardag van het eindpunt van deze mars voor werk en rechtvaardigheid valt op 28 augustus. Toen verzamelden 250.000 mensen in Washington. Martin Luther King hield aan het Lincoln Memorial zijn bekende ‘I have a dream’-toespraak.

    De massabeweging voor burgerrechten voor en na de mars leidde tot belangrijke overwinningen op het brutale racistische stelsel dat in de VS bestond. De enorme moed en vastberadenheid van de arbeiders en jongeren die aan de beweging deelnamen, gingen meer dan eens niet gepaard met eenzelfde moed en vastberadenheid van de leiders.

    King evolueerde zelf van een positie van passief verzet en van een geleidelijke hervorming van het kapitalisme naar een begrip dat meer radicale opvattingen nodig waren. Zelfs in 1964, na de stemming van de Civil Rights Act, stelde Martin Luther King: “De strijd is er nu een voor echte gelijkheid, wat economische gelijkheid betekent. Het volstaat niet om aan iedere tafel te mogen aanschuiven. Wat betekent het als we aan een tafel mogen eten, maar niet genoeg geld hebben om een hamburger en een kopje koffie te kopen?”

    De herdenking van de 50ste verjaardag van de Mars op Washington komt er op een ogenblik dat de twee partijen van de zakenwereld, de Democraten en Republikeinen, harde aanvallen inzetten op de rechten die werden afgedwongen door militante sociale strijd door de werkende bevolking, jongeren en zwarte arbeiders en jongeren in het bijzonder.

    Jim Crow

    ‘Jim Crow’ werd de term die doorgaans werd gebruikt voor geïnstitutionaliseerde segregatie, onderdrukking en politieke uitsluiting van zwarten in het zuiden. De Jim Crow wetten hielden stand van 1876 tot 1965.

    Na de Amerikaanse burgeroorlog (1861-65) volgde de radicale ‘heropbouw’, een periode van multiraciale democratie waarbij landhervormingen werden doorgevoerd en stemrecht werd toegekend aan zwarten en arme blanken.

    De kapitalisten uit het noorden steunden de beweging van arme blanken en zwarten tot op zekere hoogte. Eens ze hun overwinning op de zuidelijke plantagebezitters hadden geconsolideerd, gaven ze volledig vrijspel aan de zuidelijke kapitalisten.

    Het einde van de ‘heropbouw’ ging samen met een electorale crisis en een groot compromis tussen de Democraten en Republikeinen in 1877 waarbij de voormalige slavenbezitters terugkwamen in het zuiden. Een kleine rijke en blanke elite in het zuiden probeerde haar greep op het politieke, sociale en economische leven opnieuw te vestigen. De werkende bevolking en de zwarten in het bijzonder verloren hun rechten om te stemmen en de toegang tot onderwijs of werk.

    De militie van de Ku Klux Klan werd ingezet om een terreurregime tegen de zwarte bevolking te vestigen. Dit wapen werd ook ingezet tegen al wie opkwam voor burgerrechten, tegen de arbeidersbeweging en tegen links. De door de staat gesteunde gevallen van extralegaal geweld bevestigden de realiteit dat de zwarten geen rechten hadden.

    Onder de jaren van onderdrukking, was de zwarte vrijheidsbeweging niet mak tegenover het geweld, racisme en verdeel-en-heerspolitiek van de burgerij. De zwarte vrijheidsbeweging vocht met alle mogelijke middelen en met verschillende organisaties zoals de Brotherhood of Sleeping Car Porters, de Communist Party USA, de National Association for the Advance for Colored People (NAACP) en de arbeidersbeweging. Deze organisaties legden de basis voor de moderne burgerrechtenbeweging.

    De precedenten

    De roep om naar Washington te marcheren, was niet nieuw. Midden in de Grote Depressie was er in 1932 al zo’n mars van oorlogsveteranen. De veteranen van de Eerste Wereldoorlog eisten compensaties voor de bewezen diensten tijdens de oorlog.

    Een groot aantal soldaten die in de Tweede Wereldoorlog vochten, waren zwarten. Dat had een effect op de zwarte soldaten die de hypocrisie van de oorlogspropaganda zagen. Het VS-kapitalisme beweerde dat het soldaten naar Europa stuurde om te strijden tegen het racisme van de nazi’s, terwijl in eigen land racisme tegen de zwarte bevolking de norm was. De meeste militaire eenheden waren over afgescheiden op basis van huidskleur.

    Het tekort aan arbeidskrachten als gevolg van de oorlog zorgde ervoor dat veel zwarten een job in de industrie vonden, jobs die voorheen niet toegankelijk waren voor hen. Ook kwamen veel vrouwen in het arbeidsproces terecht. Tijdens de oorlog was er een periode van economische groei in de VS en trokken veel zwarte arbeiders naar de steden. Dat veranderde ook hun mogelijkheden en vertrouwen om zich te organiseren en de strijd aan te gaan.

    Het leidde tot een verzachting van de enorme armoede onder de zwarte bevolking. Samen met de antikoloniale strijd van de massa’s in Afrika en Azië op dat ogenblik, zorgde dat voor een groter vertrouwen in de mogelijkheden om in te gaan tegen het racisme in de VS.

    In 1941 was er de ‘March on Washington Movement’ onder leiding van de socialistische vakbondsleider Philip Randolph. Die beweging kwam op voor het einde van de raciale discriminatie in de oorlogsindustrie. De beweging telde 50.000 betalende leden maar de mars kwam er niet. President Roosevelt gaf toe aan de groeiende druk en kwam met Executive Order 8802, een bepaling die raciale discriminatie bij overheidstewerkstelling, in de defensie-industrie en bij opleidingen verbood.

    Dat was een belangrijke overwinning en een goede voorbereiding voor de bewegingen in de jaren 1950 en 1960. Maar het was een fout om de mars zelf af te lassen. Zo werd de kans gemist om een grotere impact te hebben.

    Er kwamen nog overwinningen. Zo was er in 1954 een beslissing van het Hooggerechtshof in de zaak Brown tegen de Board of Education waarbij werd beslist dat de segregatie in het onderwijs niet wettelijk was.

    Op 28 augustus 1955 werd Emett Till in elkaar geslagen en vermoord omdat hij naar een blanke vrouw zou gefloten hebben. De 14-jarige zwarte jongen uit Chicago was op bezoek bij familie in Mississippi. Zijn moeder nam het moeilijke besluit om de doodskist open te laten zodat de hele wereld het racistische geweld zou kunnen zien. Het werd een belangrijk statement voor de zwarte werkenden en jongeren.

    Drie maanden later weigerde Rosa Parks, een textielarbeidster uit Alabama, haar zitje op de bus aft e staan aan een blanke man. Ze werd opgepakt. Er volgde een beweging onder de naam Montgomery Bus Boycot. Een lokale predikant, Martin Luther King, werd een prominente vertegenwoordiger van deze beweging. De campagne om de segregatie op de bussen te boycotten was erg succesvol. Na een jaar van strijd en ondanks de gewelddadige aanvallen, werd de segregatie op de bussen in Montgomery afgeschaft.

    De mars

    In de aanloop naar de historische dag in Washington waren er belangrijke en bloedige confrontaties in Albany, Georgia en in Birmingham, Alabama. De moedige Freedom Riders kwamen op tegen de segregatie op faciliteiten langs de snelwegen en op de bussen tussen verschillende staten. Er waren ook stakingsacties en protestbetogingen tegen de moord op Medgar Evers, de NAACP-leider uit Mississippi.

    De bewegingen van de jaren 1950 leidden tot de Civil Rights Act in 1957. Die wet werd door de beweging gezien als een louter symbolische wet. Het geweld hield aan en bleef de steun van de overheden genieten. Tegen deze achtergrond werd de door de kerk geleide Southern Christian Leadership Council (SCLC) opgezet. King was daar een lid van. Tevens werd de studentengroep Student Nonviolent Coordination Committee (SNCC) in het leven geroepen.

    De meeste leiders van de SCLC waren predikanten en pacifisten, maar de acties baseerden zich wel op massale betrokkenheid en er werd steun gegeven aan directe acties van burgerlijke ongehoorzaamheid.

    Op een warme en vochtige dag in augustus 1963 kwamen 250.000 mensen uit heel het land, vooral zwarte arbeiders en jongeren, voor het Lincoln Memorial in Washington DC samen om voor het einde van de Jim Crow-apartheid te pleiten op het vlak van onderwijs, stemrecht, gezondheidszorg, werk en huisvesting.

    Aanvankelijk was de burgerrechtenbeweging verbonden met de Democratische Partij en domineerden ideeën van geleidelijke hervormingen. De beweging wilde de Amerikaanse regering in de periode van economische groei na de oorlog tot toegevingen dwingen om legale gelijkheid te bekomen.

    De regering onder president John F Kennedy werd gezien als een ‘vriend’ van de beweging. Maar de Democraten waren vooral uit op een controle op de leiding en de organisatie van de burgerrechtenbeweging. De voorzitter van de SNCC, John Lewis, moest een krachtige toespraak afzwakken omdat de organisatoren van de Mars geen kritiek op de regering-Kennedy wilden horen.

    In een eerste versie van zijn toespraak stelde Lewis: “We marcheren vandaag voor werk en vrijheid, maar er is niets om trots op te zijn. Honderdduizenden van onze broeders zijn hier vandaag niet. Ze hebben geen geld voor transport omdat ze hongerlonen krijgen of helemaal geen loon. Meneer Kennedy probeert de revolutie van onze straten weg te halen om de discussie in de rechtbanken te voeren. Luister, meneer Kennedy, de zwarte massa’s marcheren voor werk en vrijheid en we zeggen aan de politici dat er geen periode van afkoeling zal komen.”

    Toespraak

    Op de dag van de Mars in Washington was het vooral de retorisch opvallende toespraak van Martin Luther King die tot de verbeelding sprak en aansloot bij het gevoel en de kracht van het moment.

    King stelde: “1963 is niet het einde, maar het begin. Diegenen die hoopten dat de zwarten enkel wat stoom aflaten… Er zal geen rust of kalmte zijn zolang de zwarte bevolking geen burgerrechten heeft. De wervelstormen van de revolte zullen de fundamenten van onze natie blijven dooreenschudden tot de dag dat er rechtvaardigheid is.” De toespraak had een mobiliserend effect op de zwarte arbeiders, armen en jongeren.

    De racisten in het zuiden van het land reageerden op 15 september 1963 met een bomaanslag op de Sixteenth Street Baptist Church in Birmingham, Alabama. Vier meisjes tussen 11 en 14 jaar oud kwamen om het leven.

    1963

    Er was een groot debat binnen de zwarte vrijheidsbeweging, waarbij figuren als Malcolm X (die aanvankelijk bij de Nation of Islam was) en de Freedom Now Party over de zwakte en de strategie van de beweging. Deze laag van militante leiders stelde vragen over de politieke onafhankelijkheid van de twee gevestigde partijen, het internationalisme, de steun aan de antikoloniale revolutie en de bevestiging van de waardigheid van de Afro-Amerikanen.

    De zwarte nationalistische en socialistische activisten stelden dat raciale rechtvaardigheid niet mogelijk was als de de grote bedrijven en de blanken de productiemiddelen en de industrie in handen hadden. Na de dood van president Kennedy in november, moest president Lyndon Baines Johnson onder druk van de zwarte vrijheidsbeweging en internationale gebeurtenissen nieuwe wetten invoeren.

    De segregatie in Alabama werd afgeschaft en in 1964 kwam er een nieuwe Civil Rights Act, een jaar later gevolgd door de Voting Rights Act.

    Een van de belangrijkste bijdragen van King als leider van de burgerrechtenbeweging was zijn verzet tegen zwart separatisme. Hij riep op tot een alliantie met arme en werkende blanken: “Binnen de blanke meerderheid is er een substantiële groep die democratische principes hoger inschat dan priviliges en die aan de kant van de zwarten tegen onrechtvaardigheid willen strijd. Er is een andere en nog grotere groep die bestaat uit diegenen met dezelfde noden als de zwarten en die ook zouden genieten van de verworvenheden van sociale vooruitgang. Er zijn eigenlijk meer arme blanke Amerikanen dan zwarte. Hun nood aan een strijd tegen armoede is niet minder wanhopig dan die van de zwarten.”

    King begreep de collectieve kracht van de arbeiders op de werkvloer. Toen hij vermoord werd, was hij een beweging tegen armoede aan het opzetten. Hij was ook steeds actiever betrokken bij arbeidersstrijd. Dat is waarom hij een bedreiging voor het Amerikaanse kapitalisme werd.

    Black Power

    De beweging van Black Power en de organisaties zoals de Black Panther Party for Self-Defence, Revolutionary Action Movement en een geradicaliseerde SNCC onder voorzitter Stokely Carmichael genoten de steun van een nieuwe militante laag van zwarte arbeiders en jongeren doorheen het land.

    Deze beweging haalde inspiratie bij de revolutionaire strijd doorheen de wereld en stelde de kwesties van zelfbeschikking, zelfverdediging en politieke en economische macht. De politieke ideeën werden gehaald bij verschillende stromingen, van socialisme over revolutionair nationalisme tot maoïsme en zwart kapitalisme.

    De zwarte vrijheidsbeweging werd geconfronteerd met repressive door de overheid. Er werd geprobeerd om de ontwikkeling van een eengemaakte radicale beweging tegen te gaan. Onder toezicht van FBI-chef Edgar Hoover werden stappen daartoe gezet.

    De ontwikkeling van militante leiders en organisaties zou door de krachten van de grote bedrijven met bloed gestopt worden. Het is onmogelijk om de radicale King, de 21-jarige Fred Hampton van de Black Panthers of Malcolm X politiek gelijk te schakelen met de door Wall Street betaalde gevestigde politici zoals president Obama.

    Om de radicale en revolutionaire bewegingen van de jaren 1960 aanvaardbaar te maken, werd de vrijheidsstrijd ofwel uitgeschakeld ofwel overgenomen door het kapitalisme en haar twee partijen.

    De vrijheidsbeweging haalde de muren van de legale segregatie neer in de jaren 1950 en 1960. Nu komt het erop aan om te bouwen aan een massabeweging over de grenzen van huidskleur heen, om samen op te komen tegen iedere vorm van onderdrukking op basis van huidskleur en klasse.

    Zoals King opmerkte: “Het is een kwestie van klasse. Er is iets mis met het kapitalisme. Misschien moet Amerika in de richting van democratisch socialisme gaan.” Socialist Alternative in de VS komt op voor een breuk met het tweepartijensysteem in de VS en voor de uitbouw van een massale arbeiderspartij. Met onze kiescampagnes in Seattle, Minneapolis en Boston willen we daar een rol in spelen.


    De situatie vandaag

    Op 24 augustus dit jaar trokken 100.000 arbeiders, jongeren en kleurlingen naar het Lincoln Memorial om de Mars op Washington te herdenken. Jammer genoeg deden de organisatoren er alles aan om de actie binnen de perken te houden en de aandacht af te leiden van de strijd tegen onderdrukking.

    Er waren toespraken door onder meer Obama en andere zwarte figuren uit het establishment. Zij staan voor het tegenovergestelde van de machtige radicale geschiedenis van de zwarte vrijheidsbeweging en de erfenis van Martin Luther King.

    Wij stelden in ons pamflet: “Als we racisme willen bestrijden, moeten we het hele systeem bekampen. We kunnen inspiratie halen bij de “Moral Mondays” beweging in North Carolina [een protestbeweging tegen het lokale besparingsbeleid], de acties van de laag betaalde werkenden doorheen het land of het protest na de uitspraak in de zaak rond de moord op Trayvon Martin.”

    De afgelopen jaren hebben we onder Obama gezien wat de gevolgen van het neoliberale besparingsbeleid van Wall Street zijn. Het leidt tot aanvallen op alle verworvenheden en tot meer discriminatie en onderdrukking. Zwarte arbeiders, jongeren en armen worden geconfronteerd met erg slechte omstandigheden op vlak van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs.

    • 26% van de zwarte mensen leeft onder de armoedegrens
    • 45% van de kinderen geboren in zwarte gezinnen eindigt in armoede
    • 74% van de zwarte kinderen loopt school in hoofdzakelijk zwarte scholen
    • Van de 2,3 miljoen gevangenen zijn er 1,3 miljoen zwarten en kleurlingen. De VS is goed voor 5% van de wereldbevolking, maar 23% van het aantal gevangenen ter wereld
    • Om de 28 uur wordt een zwarte vermoord door een agent of een burgerwacht
    • In 2011 werden 685.724 mensen gefouilleerd door agenten, 78% daarvan waren zwarten en Latino’s waarbij 88% geen enkel misdrijf had gepleegd.
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop