Your cart is currently empty!
Tag: Mao
-
70 jaar geleden: de Chinese revolutie

Intrede van het Chinese Volksleger in Peking in 1949. Foto: Wikipedia Xi Jinping, de ‘sterke man’ van China, zal een groots militair optreden voorzitten ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van de Chinese Revolutie op 1 oktober 1949. 70 jaar geleden werden het kapitalisme en imperialisme door het boerenleger van Mao Zedong uit China verdreven. De politieke macht ging over in de handen van de stalinistische ‘communistische’ partij (CCP). Vandaag berust de dictatuur van de CCP op een fundamenteel andere klassenbasis dan zeventig jaar geleden: het is nu een imperialistische mogendheid – de op een na machtigste ter wereld – die een autoritair en door de staat geleid kapitalistisch model hanteert.
Vincent Kolo van chinaworker.info kijkt naar wat de revolutie en het regime van Mao werkelijk vertegenwoordigden
China telt vandaag het tweede grootste aantal miljardairs ter wereld. Het aantal is bijna verdubbeld van 251 naar 476 sinds Xi Jinping in 2012 aan de macht kwam. Dit is een veel sterkere stijging dan in de VS onder Obama en Trump, waar het aantal miljardairs in dezelfde periode van 425 naar 585 ging. Ondanks het veelbesproken economische “wonder” en de vooruitgang in de strijd tegen de armoede, hadden 577 miljoen Chinezen op het platteland vorig jaar een gemiddeld beschikbaar inkomen per hoofd van de bevolking van 14.617 yuan (2.052 US$). Dat is 5,60 US$ per dag, een beetje meer dan de 5,50 US$ die de Wereldbank in de ‘hogere middeninkomenslanden’ als grens voor armoede beschouwt.
Als commentatoren zeggen dat Xi zijn heerschappij baseert op het regime van Mao Zedong, dan bedoelen ze de autocratische heerschappij en repressie, in plaats van Xi’s economisch beleid dat pro-rijken en anti-werkende klasse is. In plaats van de revolutie van 1949 te verheerlijken, zal de officiële viering van China’s jubileumviering vooral nadruk leggen op nationalisme en thema’s als de mondiale rol en de militaire kracht van het land, de toenemende dreiging van ‘buitenlandse krachten’ (d.w.z. de VS), en de reden waarom China hopeloos verloren zou zijn indien de heerschappij van de CCP niet langer alles onder controle zou hebben.
Revolutionaire veranderingen
De CCP is niet aan de macht gekomen als voortrekker van de arbeidersbeweging. Met haar stalinistische visie en methoden stond ze aanvankelijk voor een relatief beperkte agenda om een “Nieuwe Democratie” op te richten, terwijl een kapitalistische economie behouden bleef. Maar bijna ondanks zichzelf werd de CCP door een van de machtigste revolutionaire golven in de wereldgeschiedenis naar voren geduwd. Het was deze massale revolutionaire vurigheid, binnen het internationale kader na de Tweede Wereldoorlog, die Mao’s regime ertoe aanzette om veranderingen door te voeren die China fundamenteel transformeerden.
China stond al lang bekend als de “zieke man van Azië” – het was arm, zelfs naar de normen van Azië in die tijd. Met zijn enorme bevolking (475 miljoen in 1949) was China al een eeuw lang de grootste “mislukte staat” ter wereld. Van 1911 tot 1949 werd het verscheurd tussen rivaliserende krijgsheren, met een corrupte centrale regering, en geteisterd door inmengingen van buitenlandse mogendheden. Het beëindigen van de vernederende buitenlandse douanekantoren en de aanwezigheid van imperialistische legers op Chinese bodem was slechts een van de vele verworvenheden van de revolutie. Mao’s regime introduceerde ook een van de meest verstrekkende landhervormingen in de wereldgeschiedenis – niet zo groot als die van Rusland, maar met een plattelandsbevolkign die vier keer zo groot was.
Zoals de historicus Maurice Meisner opmerkt, vernietigde deze agrarische revolutie “China’s adellijke eigenaren als sociale klasse, waardoor eindelijk de langst bestaande heersende klasse in de wereldgeschiedenis werd uitgeschakeld, een klasse die al lang een belangrijke belemmering vormde voor de wederopstanding en modernisering van China.” In 1950 vaardigde de regering van Mao een huwelijkswet uit die gearrangeerde huwelijken, polygamie en bigamie verbood en de scheiding voor beide geslachten gemakkelijker maakte. Dit was een van de meest dramatische beleidsverandedringen op het gebied van huwelijks- en gezinsrelaties ooit.
Toen de CCP aan de macht kwam, was vier vijfde van de bevolking analfabeet. Dit werd verminderd tot ongeveer 35% in 1976, toen Mao stierf. Als gevolg van de verpletterende onderontwikkeling waren er vóór 1949 in heel China slechts 83 openbare bibliotheken en slechts 80.000 ziekenhuisbedden. In 1975 waren er 1.250 bibliotheken en 1,6 miljoen ziekenhuisbedden.
De gemiddelde levensverwachting, in 1949 slechts 35 jaar, werd in dezelfde periode verhoogd tot 65 jaar. Innovaties in de openbare gezondheidszorg en het onderwijs, hervorming (vereenvoudiging) van het geschreven alfabet, en later het netwerk van ‘blotevoetenartsen’ dat de meeste dorpen omvatte, veranderde de omstandigheden voor de armen op het platteland. Deze prestaties, in een tijd waarin China veel armer was dan nu, zijn een aanklacht tegen de huidige crisis in de gezondheidszorg en het onderwijs, die het gevolg is van commercialisering en privatisering.
De afschaffing van het feodalisme en de imperialistische controle was een cruciale voorwaarde om China op de weg van moderne industriële ontwikkeling te zetten. Aanvankelijk hoopte het regime van Mao op een alliantie met delen van de kapitalisten en liet het belangrijke delen van de economie in particuliere handen. Maar halverwege de jaren vijftig was het regime gedwongen om de hele weg te bewandelen en zelfs de ‘patriottische kapitalisten’ te onteigenen en hun bedrijven op te nemen in een staatsplan naar het voorbeeld van het bureaucratische planningssysteem in de Sovjet-Unie. Vergeleken met een regime van echte arbeidersdemocratie was het maoïstisch-stalinistische plan een tamelijk bot instrument, maar het was toch een onvergelijkbaar veel dynamischer instrument dan het corrupte Chinese kapitalisme.
Gezien de lage basis van de Chinese economie aan het begin van dit proces, was de industrialisatie die tijdens de planeconomie werd bereikt, werkelijk verbazingwekkend. Van 1952 tot 1978 steeg het aandeel van de industrie in het BBP van 10 procent naar 35 procent (OECD Observer 1999).
Dit is een van de snelste industrialisatietempo’s ooit, groter dan in Groot-Brittannië in 1801-41 of Japan in 1882-1927. In deze periode creëerde China vliegtuigen, nucleaire, maritieme, automobiel-, en zware machinebouwindustrieën. Het BBP gemeten in koopkrachtpariteiten steeg met 200%, terwijl het inkomen per hoofd van de bevolking met 80% steeg. Zoals Meisner betoogt: “Het was tijdens de Mao-periode dat de essentiële fundamenten van de industriële revolutie in China werden gelegd. Zonder Mao zouden de hervormers van na Mao weinig te hervormen hebben gehad.”
De twee grote revoluties van de vorige eeuw, de Russische (1917) en de Chinese (1949), hebben meer gedaan om de wereld waarin we leven vorm te geven dan welke andere gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis dan ook. Beide waren het resultaat van het totale onvermogen van het kapitalisme en het imperialisme om de fundamentele problemen van de mensheid op te lossen. Beide waren ook massabewegingen op epische schaal, geen militaire staatsgrepen zoals veel kapitalistische politici en historici beweren. Dit gezegd zijnde, waren er fundamentele, beslissende verschillen tussen deze revoluties.
Stalinisme
Het door Mao opgezette sociale systeem was er een van stalinisme in plaats van socialisme. Het isolement van de Russische Revolutie na de nederlaag van de revolutionaire bewegingen in Europa en elders in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw leidde tot de opkomst van een conservatieve bureaucratie onder Stalin, die zich baseerde op de staatseconomie, waaruit zij haar macht en privileges putte. Alle elementen van arbeidersdemocratie – beheer en controle door gekozen vertegenwoordigers en de afschaffing van de voorrechten – werden aan de kant geschoven.
Nochtans heeft een planeconomie, zoals Leon Trotski uitlegde, democratische controle van de arbeiders nodig, zoals een menselijk lichaam zuurstof nodig heeft. Zonder deze democratische controle, onder een regime van bureaucratische dictatuur, kan het potentieel van een planeconomie niet gerealiseerd worden en uiteindelijk, zoals twee decennia geleden is bewezen, wordt het hele stelsel bedreigd.
Toch was het dit stalinistische model dat de CCP aannam toen het in 1949 aan de macht kwam. Hoewel dit verre van echt socialisme was, oefende het bestaan van een alternatief economisch systeem voor het kapitalisme, en de zichtbare voordelen die dit voor de massa van de bevolking met zich meebracht, een krachtig radicaliserend effect uit op de wereldpolitiek. China en Rusland speelden op basis van hun staatseconomieën een rol bij het dwingen van het kapitalisme en imperialisme om toegevingen te doen, met name in Europa en Azië.
De Chinese revolutie heeft de druk op de Europese imperialisten vergroot om hun koloniën in het zuiden te verlaten. Het heeft er ook toe geleid dat het Amerikaanse imperialisme de snelle industrialisatie in Japan, Taiwan, Hongkong en Zuid-Korea heeft gesponsord en deze landen heeft gebruikt als buffer tegen de verspreiding van de revolutie, waarvoor het bang was. Zoals Marx stelde, is hervorming vaak een bijproduct van revolutie. Dit was het geval met de landhervorming en de vernietiging van het feodalisme door Aziatische militaire regimes in de jaren vijftig van de vorige eeuw binnen de Amerikaanse controledomeinen. Dit was de oorsprong van de snelle groei van het Aziatische kapitalisme vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Verschillende klassenbasis en -programma’s
Terwijl zowel de Russische als de Chinese revoluties werden geleid door massale communistische partijen, waren er fundamentele verschillen tussen hen wat betreft programma, methoden en vooral hun klassenbasis – het verschil tussen marxisme en de stalinistische karikatuur ervan.
De Russische Revolutie van 1917 had een proletarisch karakter – een factor van doorslaggevend belang. Dit gaf haar de politieke onafhankelijkheid en historische durf om een nooit eerder beproefde weg in te slaan. De leiders van die revolutie, vooral Lenin en Trotski, waren internationalisten en zagen de revolutie als de opmaat tot een wereldwijde socialistische revolutie.
De meeste leiders van de CCP’s daarentegen waren in werkelijkheid nationalisten met slechts een dun laag internationalistisch vernis. Dit kwam overeen met de boerenbasis van de Chinese revolutie. Lenin merkte op dat de boerenbevolking de minst internationale van alle klassen is. Haar versnipperde en geïsoleerde levensomstandigheden geven haar een parochiale kijk op het leven, waarbij ze in veel gevallen niet eens een nationaal perspectief nastreeft. Lenins toespraak over de vorming van de Sovjetregering op 25 oktober 1917 eindigde met de woorden: “Lang leve de wereldwijde socialistische revolutie!”. Mao’s toespraak op 1 oktober 1949 sprak niet over de arbeidersklasse, maar legde de nadruk op het feit dat de Chinezen opstonden en verwees zelfs naar “de overzeese Chinese en andere patriottische elementen.”
Het karakter van de Chinese Revolutie werd bepaald door de boeren en de kleinburgerij. In plaats van een massale arbeidersbeweging en gekozen arbeidersraden – de motor van de Russische Revolutie – en het bestaan van een democratische marxistische arbeiderspartij, de bolsjewieken, was het in China het op boeren gebaseerde volksbevrijdingsleger (PLA) die de macht overnam. De arbeidersklasse speelde geen onafhankelijke rol en kreeg zelfs het bevel om niet te staken of te demonstreren, maar om de komst van de PLA in de steden af te wachten.
Hoewel de boeren in staat zijn tot groot revolutionair heldendom, zoals de geschiedenis van de strijd van het Rode Leger/PLA tegen Japan en het dictatoriale regime van Tsjang Kai-sjek aantoont, is zijn ze niet in staat om een onafhankelijke rol te spelen. Net zoals de dorpen zich door de steden laten leiden, zo steunt de boer politiek gezien een van de stedelijke klassen – de arbeidersklasse of de kapitalisten. In China was het niet de stedelijke bevolking die het platteland op sleeptouw nam, maar kwam de CCP aan de macht door een massale aanhang onder de boerenbevolking op te bouwen en vervolgens de grotendeels passieve, door oorlog uitgeputte steden te bezetten. De klassenbasis van de revolutie betekende dat ze een bestaand maatschappelijk model kon nabootsen, maar geen nieuw model kon creëren.
De boerenoriëntatie van de CCP kwam voort uit de vreselijke nederlaag van de revolutie van 1925-27, veroorzaakt door de tweestadiatheorie van de Communistische Internationale onder Stalin. Omdat China zich pas in het stadium van de burgerlijke revolutie bevond, moesten de communisten volgens deze theorie de burgerlijke nationalistische partij van Chiang (Kwomintang) steunen en dienen. De jonge en indrukwekkende arbeidersbasis van de CCP werd op brute wijze verpletterd.
Maar terwijl zich kort na deze nederlaag een belangrijke trotskistische minderheid vormde, die correcte conclusies trok dat de arbeidersklasse en niet de kapitalisten de Chinese revolutie moesten leiden, hield de meerderheid van de CCP-leiders vast aan het concept van de stalinistische tweestadiatheorie, hoewel ze er ironisch genoeg in de praktijk mee braken na de machtsovername in 1949.
Eind jaren twintig van de vorige eeuw ging de belangrijkste groep CCP-kaderleden, voornamelijk afkomstig uit de intelligentsia, met deze verkeerde pseudo-marxistische ideeën de strijd aan met de guerrilla op het platteland. Chen Duxiu, de oprichter van de CCP en later aanhanger van Trotski, waarschuwde dat de CCP dreigde te ontaarden in een “boerenbewustzijn” – een profetisch oordeel. In 1930 was slechts 1,6% van de leden arbeider, vergeleken met 58% in 1927. Deze klassenstructuur bleef vrijwel onveranderd tot de partij in 1949 de macht veroverde en vloeide automatisch voort uit de aandacht van de leiders voor de boeren en de afwijzing van de stedelijke centra als de belangrijkste arena van de strijd.
Daarnaast was er de toenemende bureaucratisering van de partij, de vervanging van het interne debat en de democratie door een regime van commando’s en zuiveringen, en de persoonlijkheidscultus rond Mao – allemaal gekopieerd van Stalin’s regeermethoden. Een boerenmilieu en een voornamelijk militaire strijd zijn veel meer bevorderlijk voor de groei van de bureaucratie dan een partij die zich opbouwt in de strijd van werkende mensen. Terwijl de Russische Revolutie onder ongunstige historische omstandigheden ontaardde, was de Chinese Revolutie van meet af aan bureaucratisch misvormd. Dit verklaart de tegenstrijdige aard van het maoïsme, van belangrijke sociale verworvenheden naast brute repressie en dictatoriale heerschappij.
Haat tegen Kuomintang
Toen de Japanse bezettingsoorlog in 1945 eindigde, was het Amerikaanse imperialisme niet in staat China rechtstreeks zijn eigen oplossing op te leggen. De stemming om “de troepen naar huis te brengen” was te sterk. De VS had geen andere keuze dan enkel militaire en andere steun te geven aan het corrupte en incompetente regime van Tsjang-Kai-Tsjek. In totaal werd voor zes miljard dollar steun gegeven.
Dat Washington weinig vertrouwen had in de Kwomintang-regering bleek uit de opmerking van president Truman enkele jaren later: “Het zijn dieven, allemaal dieven, allemaal verdomme. Ze stalen 750 miljoen dollar van de miljarden die we naar Tsjang stuurden. Ze hebben het gestolen, en geïnvesteerd in onroerend goed in Sao Paulo en sommigen zelfs hier in New York.”
Voor de massa’s was het nationalistische regime een regelrechte ramp. In de laatste jaren van de Kwomintang-heerschappij waren er meldingen uit verschillende steden van “hongerlijdende mensen die onbeheerd op straat liggen en sterven.” Fabrieken en werkplaatsen werden gesloten wegens gebrek aan voorraden of omdat de werknemers door honger te verzwakt waren om de machines te bedienen. Willekeurige executies door overheidsagenten en ongebreidelde misdaad door bendes waren de norm in de grote steden.
Naast de landhervorming die in de bevrijde gebieden werd doorgevoerd, was de grootste troef van de CCP de haat tegen de Kwomintang. Dit leidde ook tot massale deserties van Tsjang’s troepen naar het Rode Leger/PLA. Vanaf de herfst van 1948 behaalden de legers van Mao in verschillende belangrijke veldslagen overwinningen. In stad na stad door het hele land gaven de Kwomintang-strijdkrachten zich over of kwamen ze in opstand om zich aan te sluiten bij de PLA. Het regime van Tsjang verrotte van binnenuit, waardoor de CCP onder uitzonderlijk gunstige omstandigheden de confrontatie met dit regime aanging. Latere maoïstische guerrillabewegingen, zoals die in Maleisië, de Filippijnen, Peru en Nepal, die het succes van Mao probeerden na te bootsen, hadden minder geluk.
Met een echt marxistisch beleid had de omverwerping van de Kwomintang vrijwel zeker sneller en minder pijnlijk kunnen gebeuren. Vanaf september 1945, na de militaire ineenstorting van Japan, tot eind 1946, brachten arbeiders in alle grote steden een prachtige stakingsgolf op gang, met 200.000 stakers in Shanghai. Ook studenten gingen de straat op in een nationale massabeweging die de radicalisering van de middenlagen van de samenleving weerspiegelde.
De studenten eisten democratie en verzetten zich tegen de militaire mobilisatie van de Kwomintang voor de burgeroorlog tegen de CCP. De arbeiders eisten vakbondsrechten en een einde aan de loonstop. In plaats van deze beweging te stimuleren, drong de CCP er bij de massa’s op aan om niet tot het “uiterste” te gaan in hun strijd. In dit stadium was Mao nog steeds vastbesloten om een “verenigd front” te vormen met de “nationale” burgerij, die niet tegen de borst mocht gestoten worden door strijd van de arbeidersklasse.
De studenten werden door de CCP slechts als onderhandelingstroef gebruikt om druk uit te oefenen op Tsjang met het oog op vredesbesprekingen. De CCP deed haar uiterste best om de studenten- en arbeidersstrijd gescheiden te houden. De onvermijdelijke wetten van de klassenstrijd zorgden ervoor dat deze beperking tot een nederlaag en demoralisatie heeft geleid. Veel studenten- en arbeidersactivisten werden meegesleurd in een golf van repressie. Sommigen werden geëxecuteerd. Een historische kans werd gemist, waardoor het leven van Tsjang’s dictatuur werd verlengd en de stedelijke massa’s grotendeels passief bleven tijdens de rest van de burgeroorlog.
Tweestadiatheorie
In overeenstemming met de stalinistische tweestadiatheorie schreef Mao in 1940: “De Chinese revolutie in haar huidige fase is nog geen socialistische revolutie voor de omverwerping van het kapitalisme, maar een burgerlijk-democratische revolutie, met als centrale taak vooral het bestrijden van buitenlands imperialisme en binnenlands feodalisme.” (Mao Zedong, Over Nieuwe Democratie, januari 1940).
Om een blok met de ‘progressieve’ of ‘patriottische’ kapitalisten te bereiken, beperkte Mao de landhervorming (pas in de herfst van 1950 werd deze in slechts een derde van China doorgevoerd). Terwijl de bedrijven van de ‘bureaucratische kapitalisten’ – Kwomintang-vrienden en ambtenaren – onmiddellijk genationaliseerd werden, behielden de particuliere kapitalisten hun controle en waren ze in 1953 goed voor 37% van het BBP.
Een cruciale test kwam met de Koreaanse oorlog die in juni 1950 uitbrak. Dit bracht een enorme escalatie van de Amerikaanse druk, economische sancties en zelfs de dreiging van een nucleaire aanval op China met zich mee. De oorlog en de daarmee gepaard gaande gepolariseerde wereldsituatie (de Koude Oorlog tussen de Sovjet-Unie en de VS) betekende dat het regime van Mao, om aan de macht te blijven, geen andere keuze had dan de sociale transformatie te voltooien, de landhervorming te versnellen en de controle over de hele economie te vergroten.
De Chinese revolutie was dus een paradoxale, onafgewerkte revolutie, die niet alleen tot monumentale sociale vooruitgang leidde, maar ook tot een monsterlijke bureaucratische dictatuur waarvan de macht en de privileges het potentieel van de planeconomie steeds meer ondermijnden. Tegen de tijd dat Mao stierf, was het regime diep verdeeld en in crisis, uit angst voor massale omwentelingen die het van de macht zouden kunnen verdrijven.
Sommigen in China zijn vandaag de dag verharde anticommunisten geworden die het kapitalisme steunen en geloven dat dit op de een of andere manier een alternatief is voor het huidige regime. Anderen hebben zich gericht op de erfenis van Mao, die naar hun mening is verraden door zijn opvolgers. Binnen deze toenemende sociale en politieke turbulentie zijn echte marxisten, georganiseerd in het CWI in China, Hongkong en Taiwan, via de website chinaworker.info en andere publicaties actief om steun te winnen voor wereldwijd democratisch socialisme als enige weg vooruit.
-
65 jaar geleden. Oprichting Chinese Volksrepubliek
65 jaar na de stichting van de Volksrepubliek China gaan we na wat het belang is van de Chinese revolutie voor de actuele strijd in China en op internationaal vlak. Met een historisch overzicht wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het regime tot stand gekomen en de discussies die daarmee gepaard gingen. Een dossier door Per-Ake Westerlund dat 10 jaar geleden voor het eerst verscheen.
De voorbije jaren hebben kapitalisten vanuit de hele wereld zich naar China gehaast om er een graantje mee te pikken van de superwinsten die er aangeboden werden door het “communistische” regime. Dat staat in een schril contrast met de revolutie van 65 jaar geleden, toen het imperialisme en kapitalisme het land werden uitgezet.De kapitalisten worden er vandaag niet graag aan herinnerd dat de jaren 1900 een eeuw van massale strijd vormden in China met oorlogen en revolutie. Om tegen de kapitalistische propaganda in te gaan, is het belangrijk dat klassenbewuste arbeiders en jongeren de lessen van de revolutie van 1949 bestuderen om zo een beter beeld te krijgen van het regime dat toen gevestigd werd.
Twee belangrijke factoren zorgden ervoor dat de eerste helft van de vorige eeuw wereldwijd een periode van revolutie en contra-revolutie vormde. De fundamentele objectieve factor was de extreme impasse en de crisis van het kapitalistische systeem dat leidde tot belangrijke confrontaties tussen de klassen en ook tot twee wereldoorlogen. De andere reden was de overwinning van de Russische revolutie in 1917, mee omwille van de cruciale subjectieve rol van Lenin, Trotski en de Bolsjewieken. In China hielp dit mee de voorwaarden scheppen op basis waarvan de Chinese Communistische Partij (CCP) 28 jaar na haar oprichting de macht kon grijpen.
Imperialistische overheersing
De eerste Chinese revolutie vond plaats in 1911 toen de Manchu dynastie in elkaar stuikte en vervangen werd door een republiek, die op haar beurt twee jaar later omgevormd werd tot een militaire dictatuur. Tot in de jaren 1820 was het duizend jaar oude rijk goed voor zowat 30% van de wereldwijde productie. Maar in de tweede helft van de jaren 1800, kon het regime niet langer weerstaan aan de druk van het wereldwijde kapitalisme. Imperialistische machten als Japan, Engeland, Rusland, Frankrijk en Duitsland veroverden delen van China in hun globale veroveringsdrang op zoek naar strategische posities, goedkope koloniale arbeid en grondstoffen.
De Russische revolutie zorgde voor een enorme toename van massa-strijd en radicalisering op wereldvlak. De nieuwe Communistische Internationale had – in tegenstelling tot de oude sociaal-democratische partijen – een duidelijk perspectief van koloniale revoluties, waarbij de arbeiders in de ontwikkelde kapitalistische landen aan de kant van de onderdrukte arbeiders en armen in de kolonies strijden. In China was er de beweging van 4 november 1919 waarbij een grote groep van voornamelijk studenten een aantal imperialistische symbolen en oude tradities, waaronder het Confucianisme, aanvielen. Een factor in het radicaliseringsproces was de breed verspreide ontgoocheling in de uitkomst van de revolutie van 1911. Alle belangrijke kwesties – landhervormingen, imperialistische uitbuiting, de eenmaking van China – bleven onopgelost. De nationalistische partij, de Kwomingtan (KMT), richtte zich naar de Russische revolutie voor steun en inspiratie in haar strijd. Zoals tegelijkertijd ook het geval was in India, kwam er met de ontwikkeling van de arbeidersklasse ook een nieuwe leidinggevende kracht op het strijdtoneel.
In het Rusland van de jaren 1920 begon de conservatieve kaste rond Stalin haar macht te consolideren. Dat was een gevolg van de nederlagen van de arbeidersbeweging op internationaal vlak, in het bijzonder in Duitsland, de tijdelijke stabilisatie van het kapitalisme, de onderontwikkeling van Rusland (versterkt door de puinhopen veroorzaakt door de wereldoorlog en de militaire interventie van het imperialisme in de Sovjetunie). Op dit ogenblik vormde het slechte advies van Stalin en co aan de arbeiders die in actie kwamen nog niet zozeer een bewust verraad, maar was het een uitdrukking van een compleet onbegrip van de Russische revolutie zelf.
Dit stond in een scherp contrast met Leon Trotski, samen met Lenin één van de leiders van de revolutie van 1917. Trotski organiseerde binnen de Russische Communistische Partij de Linkse Oppositie en nam de verdediging van het marxisme op in de debatten en de strijd over de ontwikkelingen in de Sovjetunie en internationale ontwikkelingen. Eén van de belangrijkste discussies in de jaren 1920 was deze over de Chinese revolutie van 1925-27 waarbij een in veel opzichten klassieke arbeidersrevolutie, werd neergeslagen door een bloedige contra-revolutie. Als gevolg van die nederlaag kon de nationalistische en conservatieve fractie rond Stalin haar overwinning op de Linkse Oppositie uitroepen. Trotski werd uit de partij gezet en verbannen naar Alma Ata in Centraal-Azië.
Stalins standpunt in 1925-27 was dat de leidinggevende rol in de revolutie aan de KMT toebehoorde, aangezien deze de Chinese burgerij vertegenwoordigde. Stalins prioriteit bevond zich bij de “theorie” van het socialisme in één land: het stabiliseren van de situatie in Rusland – niet in het minst binnen zijn eigen leidinggevende groep – in plaats van het stimuleren van revolutionaire bewegingen in andere landen. Stalin dacht dat er in China eerst een burgerlijk-democratische revolutie onder leiding van de KMT moest komen. Op die basis besliste de CCP om te fusioneren met de KMT in wat omschreven werd als “een alliantie van binnenuit”. De leider van de KMT, Tsjang-Kai-Shek, werd uitgenodigd naar Moskou om deel te nemen aan de bijeenkomsten van de Communistische Internationale (Comintern). Door het ritme van de klassenstrijd kon de CCP snel groeien (van 300 leden in 1923 tot 58.000 in 1927) en in 1926 werd Mao Zedong van de CCP – een enthousiaste aanhanger van de alliantie tussen de CCP en de KMT – verkozen als plaatsvervangend lid van het uitvoerend bestuur van de KMT. De KMT kreeg belangrijke financiële steun van Stalin, alsook wapens en militaire training.
Burgerlijk-democratische taken
Trotski ging akkoord dat de taken van de burgerlijke revolutie de centrale aandacht verdienden in China, zeker wat de landkwestie betrof. De rijkste 10% bezat 70% van de landbouwgrond. Maar Trotski legde ook uit dat in China de grootgrondbezitters onderdeel vormden van de stedelijke burgerij. De strijd van de arme boeren voor grond was dan ook een strijd tegen de burgerij – en onvermijdelijk ook tegen de KMT. De boerenklasse was niet in staat om onafhankelijk haar strijd tot een goed einde te brengen en dus was het de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse om de revolutie te leiden. Om China te kunnen ontwikkelen, moesten bovendien de imperialistische monopolies overgenomen worden wat de verschillende belangen van de arbeiders en de KMT nog sterker zou benadrukken.
Trotski baseerde zich op de ervaringen van de Russische revolutie om aan te tonen dat de burgerij niet in staat zou zijn om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en dat de arbeiders, met de steun van de boeren, wel degelijk de macht kunnen grijpen. Dat zou op zich niet de voorwaarden voor het socialisme creëren, maar het zou een enorme impuls betekenen voor de wereldrevolutie die noodzakelijk is om een socialistisch systeem te ontwikkelen.
De Chinese arbeidersklasse vormde de belangrijkste kracht in de revolutie van 1925-27 met bezettingen en massale stakingen. De strijd was gericht tegen de voorwaarden van enorme uitbuiting, niet in het minst in bedrijven in handen van buitenlandse kapitalisten. Dit alarmeerde de leiding van de KMT die in 1925 beroep deed op Britse troepen om de arbeiders aan te vallen. Er waren massale acties van arme boeren die het land bezetten en daarmee de acties van de arbeiders volgden. Bij alle centrale kwesties van de revoluties stonden de belangen van de arbeiders en de belangen van de KMT lijnrecht tegenover elkaar. Stalin en de bureaucratie in Moskou verwierpen evenwel de waarschuwingen van Trotski inzake het contra-revolutionaire karakter van de KMT. In plaats van Trotski’s advies op te volgen en met de CCP op te komen voor een onafhankelijke arbeidersleiding in de strijd, onderwierp de partij zich op mensjewistische wijze aan de KMT.
In maart 1926 richtten de troepen van Tsjang-Kai-shek een slachting aan onder stakende arbeiders in Canton en werd een militaire dictatuur gevestigd. Het nieuws van deze wreedheden werd onderdrukt door de Comintern – eerder dat jaar was de KMT erkend als als “sympathiserende afdeling” van de Comintern. Een jaar later, in april 1927, werden ongewapende arbeiders die in Shanghai deelnamen aan een algemene staking aangevallen door de troepen van Tsjang-Kai-shek. Daarvoor hadden 800.000 arbeiders met massa-betogingen en stakingen de controle over de stad overgenomen. De CCP ging echter akkoord met het bevel van Tsjang-Kai-shek om troepen die de arbeiders steunden weg te sturen. Duizenden communisten werden vermoord in wat een belangrijke overwinning vormde voor de contra-revolutie. In juni 1927 werd in Wuhan een gelijkaardig slagveld aangericht door een afsplitsing van de KMT, een zogenaamde linkse KMT waarin Stalin en de CCP grote illusies hadden. In 1927 werden 35.000 leden van de CCP vermoord. Op basis van die nederlaag van de arbeidersklasse, vormde de KMT, met financiële steun van de kapitalisten en bewapend door het imperialisme, een nieuwe regering in Nanking.
Het bloedige resultaat van de mislukte revolutie bepaalde het verdere verloop van de gebeurtenissen in China tot aan de revolutie van 1949. Na de slachting in Shanghai deed Stalin alsof er niets gebeurd was en riep hij op voor nieuwe gewapende opstanden. Om de catastrofale realiteit te verdoezelen, gaf hij het bevel voor de premature opstand in Canton op hetzelfde ogenblik als de start van het congres van de Communistische Partij in de Sovjetunie in december 1927 – het congres waar Trotski en de Linkse Oppositie officieel werden uit de partij gezet. Bij de “commune van Canton” werden alle 6.000 gearresteerde deelnemers vermoord. Pas in de zomer van 1928 gaf de Comintern toe dat het een nederlaag had geleden in China en het legde daarbij de schuld bij de CCP-leiders, in het bijzonder bij Che Tu-hsiu, ook al had die zich sinds 1926 uitgesproken tegen de fusie met de KMT en werd hij nadien een leider van de Linkse Oppositie.
Mao keert zich naar de boeren
De overblijvende CCP-leiders keerden de steden en de arbeidersklasse de rug toe. Ondanks de terugkerende retoriek over een alliantie van arbeiders en boeren, lag de nadruk volledig op de boeren en het platteland. De klassenstrijd tegen het kapitalisme vormde de basis voor de opbouw van een boerenlagen, het Rode Leger. De CCP stelde nu dat de dictatuur van de KMT het onmogelijk maakte om de stedelijke arbeidersklasse te organiseren. Tijdens de periode 1927-33 was de CCP in de praktijk geïsoleerd van de Sovjetunie. Stalin wou liever niet herinnerd worden aan de nederlaag en de CCP kreeg “verbazend weinig steun” van de Sovjetunie, volgens de Amerikaanse journalist Edgar Snow die in de jaren 1930 verschillende ontmoetingen had met Mao Zedong en andere CCP-leiders. In 1931 stelden Mao en de CCP dat geen gebruik kon gemaakt worden van buitenlandse modellen.
Dat vormde geen breuk met het stalinisme, maar eerder een eerste stap in de vorming van een nationale variant van het stalinisme. De CCP behield alle centrale ingrediënten van het stalinisme: nationalisme, een twee-stadia theorie over de revolutie, volksfrontpolitiek (allianties met kapitalistische partijen) en een regime van bureaucratisch centralisme in de partij.
Toen het debat over het “socialisme in één land” begon in 1924, voorspelde Trotski dat er een nationale degeneratie van de internationale communistische beweging zou komen indien die “theorie” aangenomen werd. Om gebruik te maken van de autoriteit van de Russische Revolutie, kwam het voor 1949 nooit tot een formele breuk tussen Mao en Stalin en het “marxisme” van Moskou. Zoals Edgar Snow opmerkte, hadden de Russische Revolutie en de Sovjetunie “een grotere indruk nagelaten bij het Chinese volk dan de invloed van alle christelijke missionarissen samen.”
In de jaren 1930 was de nieuwe lijn van de CCP dat er een “sovjet” moest opgebouwd worden in de regio Kiangsi. In plaats van een echte sovjet – een democratische raad gericht op het voeren van acties – werd die regio gecontroleerd door een leger van boeren en ex-boeren geleid door de CCP. Daarbij had de regio haar eigen “universiteiten”, een drukkerij met 800 werknemers, een theater,… De arme boeren kregen land en hun vaak erg grote schulden werd kwijtgescholden. Die episode – het organiseren van een mini-staat – vormde een belangrijke administratieve ervaring voor heel wat leidinggevende CCP’ers die er gebruik van konden maken toen ze twee decennia later aan de macht kwamen.
De KMT probeerde aanvankelijk om de “sovjet” van Kiangsi uit te hongeren en nadien werd geprobeerd om er op militaire wijze komaf mee te maken. De eerste aanval met meer dan 200.000 soldaten leidde tot een vernederende nederlaag voor de KMT. Het was pas met de vijfde poging, in 1933, waarbij 1 miljoen soldaten ingezet werden, dat de KMT er in slaagde om het Rode Leger te verslaan. In totaal vielen er 1 miljoen slachtoffers bij de Kiangsi sovjet.
Zoals Trotski had voorspeld, was de KMT niet in staat om de taken van de burgerlijke revolutie te volbrengen. Tsjang-Kai-shek gaf het land terug aan de grootgrondbezitters toen de sovjet van Kiangsi werd verslagen. Hij slaagde er niet in om de natie te verenigen, waarbij er in tal van regio’s lokale krijgsheren de touwtjes in handen hadden. De economische rol van de staat was er vooral op gericht om de KMT-leiders te verrijken en de helft van de begroting te verspillen aan militaire uitgaven.
Ondanks haar nationalistische retoriek bood de KMT geen echte oppositie tegenover het imperialisme. Het kapitalisme in China werd in die periode gedomineerd door het imperialisme (van de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en anderen). Er waren lange arbeidsdagen, militaire discipline op de werkvloer, onderbetaalde vrouwenarbeid, veel arbeidsongevallen,… Die situatie doet wat denken aan de actuele situatie op de werkvloer in China. In 1936 gebeurde 40% van het zeevervoer en de binnenscheepvaart onder Britse vlag. De helft van de spoorwegen opereerde onder imperialistische controle. In september 1931 viel Japan Mantsjoerije binnen waarbij een marionettenregime werd gevestigd. Het imperialisme was openlijk racistisch in China met apartheidregels voor Chinezen. Kapitalistische commentatoren die de revolutie van 1949 als een uitspatting beschouwen (en dus impliciet menen dat het kapitalisme de natuurlijke gang van zaken is), zullen nooit uitleggen wat het kapitalisme in China betekende in de jaren 1930.
Na de nederlaag in Kiangsi begon de CCP-leiding in oktober 1934 aan de beruchte ‘Lange Mars’. Dat was een terugtrekking gedurende 370 dagen met een mars van 10.000 kilometer waarbij er “iedere dag wel een schermutseling was en om de twee weken een grootschalig gevecht”, aldus Lucien Bianco. Van de 90.000 tot 100.000 deelnemers bereikten er slechts 7.000 tot 8.000 Yenan in de provincie Shensi. Het enorme heroïsme van de Lange Mars vestigde de leiding van Mao Zedong in de CCP en het Rode Leger boven dat van verschillende rivalen die onder meer gesteund werden door Stalin en de Comintern. De nieuwe “sovjet” van Yenan begon onmiddellijk het land te herverdelen waardoor ook de krachten van het Rode Leger werden aangevuld.
Een nieuwe alliantie van de CCP met de KMT
1935 was een keerpunt voor alle Communistische Partijen, het congres van de Comintern besliste immers om een nieuwe lijn aan te nemen, de lijn van het Volksfront. Stalin gaf het bevel aan de CP’s om allianties te vormen met de “liberale burgerij” tegenover het fascisme. In China betekende dit dat de CCP een alliantie aanging met de KMT tegen Japan. Het model voor dit nieuwe “eenheidsfront” met de KMT, was het Volksfront in Spanje. Dat werd aanvaard door de leiders van de CCP. Mao stelde dat zonder de samenwerking met de KMT de krachten van de CCP onvoldoende zouden zijn. In augustus 1935 eiste het programma van de CCP een eenheid van alle “patriottische” partijen in China. Vanaf dat ogenblik zouden anti-imperialisme en nationalisme centraal staan in de propaganda van de CCP.
Mao had het perspectief dat de taak van de revolutie niet was om socialisme onmiddellijk op de agenda te plaatsen, maar om te strijden voor nationale onafhankelijkheid. In tegenstelling tot Spanje, behield Mao wel de controle over zijn eigen gewapende krachten en behield hij de politieke onafhankelijkheid van de CCP. De onderwerping aan de KMT in 1927 en de daaruit voortvloeiende slachtpartijen waren een te bittere ervaring geweest.
Toch leidden de stalinistische posities van de CCP tot het missen van een aantal kansen. In december 1936 was er een muiterij met de mogelijkheid van een burgeroorlog in het kamp van de KMT. Tsang Hsueh-liang, een generaal van de KMT die leiding gaf aan 170.000 soldaten, nam Tsjang Kai-shek gevangen. De eisen van de muiterij waren dezelfde als die van de CCP: landhervormingen en een agressieve strijd tegen het imperialisme.
Maar Tsjang Kai-shek werd gered door de CCP. Stalin panikeerde en smeekte Tsang Hsueh-liang om Tsjang Kai-shek niet om te brengen. Staling zag in Tsjang Kai-shek immers de enige aanvaardbare leider van China, en dreigde er zelfs mee om met de CCP te breken als deze niet zou aandringen op diens vrijlating. Leidinggevend CCP-lid Chou En-lai speelde een sleutelrol in de onderhandelingen over Tsjangs vrijlating, waarbij hij in ruil nieuwe onderhandelingen eiste tussen de CCP en de KMT (een voorwaarde waarmee Tsjang uiteraard instemde).
Die onderhandelingen namen een ernstiger karakter aan in 1937, toen Japan een oorlog begon om China volledig te bezetten. De KMT was niet in staat om het verzet tegen Japan te organiseren. Een leider van de KMT (en voormalige leider van de “linkse KMT”), Wang Ching-wei, liep zelfs over om de Japanse bezettingsregering te leiden in 1940. Maar zoals bij iedere imperialistische bezetting, kende ook Japan enorme problemen bij haar poging om China te controleren. Haar beleid om de communisten “uit te roeien” en de “drie allemaals” (“allemaal verbranden, allemaal vermoorden, allemaal uitroeien”), leidde tot een versterking van het verzet.
In 1937 stelde de KMT vier eisen voor een alliantie met de CCP: 1) ontbinding van het Rode Lger, 2) ontbinding van de sovjet van Shensi en in andere regio’s, 3) stopzetting van alle communistische propaganda en 4) een einde van de klassenstrijd.
De CCP aanvaardde deze voorwaarden in woorden. De “sovjets” werden omgevormd tot “speciale regio’s” en het Rode Leger werd het “nationaal revolutionair leger”. Er kwam in mei-juni 1937 een nationale vergadering met grote portretten van Marx, Stalin, Mao en Tsjang Kai-shek! In de praktijk betekenden deze toegevingen niet veel. Wat wel belangrijk was, was het feit dat de troepen van de CCP niet langer opkwamen voor de onteigening van de grootgrondbezitters en hun propaganda tegen de KMT achterwege lieten.
Onafhankelijkheid van Stalin
Mao volgde Stalins bevelen niet toen die vroeg om zich volledig te onderwerpen aan Tsjang Kai-shek. De militaire eenheden van de CCP leverden hun wapens niet in en behielden de controle over de grond die al bezet werd. Dit leidde ertoe dat de CCP haar machtsbasis in de “speciale regio’s” kon behouden. In werkelijkheid vormde de CCP daar reeds een alternatief staatsapparaat.
Mao stelde dat de CCP haar eigen programma behield. Dat was gericht tegen zowel de KMT als op indirecte wijze tegen Stalin. Mao’s standpunt was dat een eindoverwinning op het imperialisme slechts mogelijk was indien de ‘arbeiders en boeren’ (hij bedoelde zijn eigen leger) de leiding hadden. Dat zou leiden tot een gecontroleerd kapitalisme, gevolgd door staatskapitalisme en daarna door een economie naar het model van de Sovjetunie. Mao balanceerde op zijn manier tussen toegevingen aan de bevelen van Moskou en wat hij zag als de nationale belangen van China. In feite was hij meer stalinistisch dan Stalin op vlak van het afstand nemen van echte marxistische standpunten.
Het nationalisme was een belangrijke factor bij zowel het stalinisme als het maoïsme. In 1943, het jaar dat Stalin de Comintern ophief, stelde CCP-leider Liu Shao Chi dat Mao “een Chinese of Aziatische vorm van marxisme” had gecreëerd. Reeds in 1936 stelde Mao aan Edgar Snow dat niet gestreden werd voor de bevrijding van China om het aan Moskou over te dragen.
Vanaf 1937 werden oorlogsvoorraden vanuit de Sovjetunie toegestuurd aan de KMT, niet aan de CCP. Dit weerhield Tsjang Kai-shek er niet van om de CCP als zijn belangrijkste vijand te beschouwen. Het leger van de KMT vermeed grote confrontaties met Japan maar ging wel over tot het aanvallen van CCP-eenheden. In 1940 was er zo’n aanval net buiten Shanghai waarbij de CCP de KMT een nederlaag toebracht. In andere gevallen weigerde Mao bevelen op te volgen om Japan aan te vallen omdat dit zou leiden tot nutteloze opofferingen van troepen.
De nadruk van Stalin lag steeds op het overleven van zijn eigen regime en dat was een constante rem op de gebeurtenissen in China. In april 1941 tekende Rusland een niet-aanvalsakkoord met Japan. De CCP leverde geen kritiek en was formeel gebonden door dat akkoord. Maar toen Duitsland drie maanden later Rusland binnenviel, kreeg de CCP bevelen vanuit Moskou om de gevechten tegen Japan te hervatten.
Stalin wil “stabiliteit” in China
Stalin wou op het einde van Wereldoorlog 2 de alliantie met het VS-imperialisme van na 1941 gewoon verderzetten. In 1944 stelde Molotov, de minister van Buitenlandse Zaken in de Sovjetunie, tegenover de VS-generaal Hurley: “Rusland steunt de CCP niet, wil geen gevechten of burgeroorlog in China, wil harmonieuze contacten…” (Fernando Claudin, De crisis in de communistische beweging).
Toen de oorlog voorbij was, kreeg Tsjang Kai-shek de macht over China van het Amerikaans leger. Zijn troepen werden overgebracht naar de grote steden en de Japanese troepen kregen van de Amerikanen het bevel om zich aan Tsjang Kai-shek over tegeven. Na de oorlog hield Rusland Mantsjoerije bezet. Daarbij werden fabrieken ontmanteld en overgebracht naar Rusland. De controle over de belangrijkste stad van Mantsjoerije, Mukden, werd aan de KMT overgedragen.
Op dat ogenblik had de CCP evenwel reeds de controle verkregen over de landelijke gebieden van Mantsjoerije. Om de schijn van steun aan de CCP te vrijwaren, moest Stalin ook Russische wapens achterlaten voor de CCP die de instructie kregen om met de KMT samen te werken.
Op 14 augustus 1945 werd een “vriendschapsverdrag tussen China en de Sovjetunie” gesloten tussen de KMT en Moskou. Op basis van de weigering om steun te verlenen aan de CCP, werd Rusland beloofd dat het een aantal militaire bases zou terugkrijgen dat het verloor aan Japan in de oorlog van 1904-1905.
De VS en de Sovjetunie oefenden beiden druk uit om tot onderhandelingen tussen de CCP en de KMT te komen. In 1945 schreef Mao het document “Over een coalitieregering” dat als basis diende voor onderhandelingen. Maar in tegenstelling tot wat Stalin wilde, was Mao niet bereid om zich volledig aan de KMT te onderwerpen.
Wereldoorlog 2 had de verhoudingen op wereldvlak gewijzigd, het imperialisme was verzwakt terwijl het stalinisme versterkt was. Het imperialisme moest Oost-Europa aan Stalins invloedssfeer overlaten. Maar in andere delen van de wereld waren de kapitalisten afhankelijk van Stalin om de revolutie tegen te houden.
Het VS-imperialisme trok haar troepen terug uit de oorlog en wou geen nieuwe uitbarsting van gevechten in Azië. De VS wou, met het akkoord van Stalin, de CCP laten integreren in het regime van de KMT. Deze aanpak werkte in Frankrijk en Italië waar de dreiging van revolutie werd geneutraliseerd door de deelname van de communistische partijen aan burgerlijke regeringen. De KMT gaf de voorkeur aan het Griekse voorbeeld waar de communistische troepen, met de instemming van Stalin militair verslagen werden door de Britten en binnenlandse contra-revolutionaire troepen.
De CCP daarentegen verzette zich evenwel tegen beide modellen en besefte dat dit zou eindigen met een nieuw 1927. Tegen 1946 was het duidelijk dat er geen akkoord zou komen en brak een tweede burgeroorlog uit. De CCP vormde het Volksbevrijdingsleger met 910.000 soldaten.
Tweede burgeroorlog (1946-1949)
Aanvankelijk beschikte Tsjang Kai-shek over een groot militair overwicht. Hij beschikte over 500 vliegtuigen met Amerikaanse piloten terwijl de CCP geen enkel vliegtuig had. Tsjang had tanks, de CCP niet. Tsjang kreeg ook de steun van duizenden Amerikaanse adviseurs en technici. In totaal gaf het VS-imperialisme 6 miljard dollar steun aan de KMT in de periode 1946-1949. De nederlaag van de KMT kan dan ook niet aan militaire redenen worden toegeschreven. Ze waren ook aan de winnende hand tot de zomer van 1947.
Politiek gezien waren er echter wel grote problemen voor de KMT. De troepen van de CCP stonden lokaal gekend omwille van hun rol in de oorlog tegen Japan. De massa’s zagen hoe de KMT komaf maakte met de sociale verworvenheden in regio’s die voorheen gecontroleerd werden door de CCP. De KMT-regering was bovendien verantwoordelijk voor de hongersnood van 1942-1943 waarbij 2 miljoen doden vielen. De regering stond bovendien gekend als corrupt, en was verantwoordelijk voor speculatie en hyperinflatie na de oorlog.
Gedurende het eerste jaar probeerde de CCP om gevechten te vermijden terwijl het de agrarische revolutie op het platteland probeerde te verspreiden. Op basis van landhervormingen recruteerde het Volksbevrijdingsleger 1,6 miljoen nieuwe soldaten in Mantsjoerije alleen. De steun voor de CCP in de “bevrijde gebieden” was enorm omwille van de landhervormingen en andere verworvenheden. In 1947 zorgde dat voor een keerpunt in de burgeroorlog toen het boerenleger van Mao de confrontatie met de KMT begon aan te gaan.
De KMT stuikte ineen toen het samen met de oorlog geconfronteerd werd met sociale revolutie. Er was een golf van desertie uit het leger en volledige militaire eenheden desintegreerden. Er was een enorm machtsvacuüm in het land. Het imperialisme moest zich terugtrekken en zelfs de VS overwoog geen invasie. Geen enkele kapitalistische partij bood een uitweg aan waarbij het land zou verenigd worden of de grondkwestie zou opgelost worden. De KMT had afgedaan.
In de Russische Revolutie nam de arbeidersklasse de macht en voerde zij de taken van de burgerlijk-democratische revolutie uit, samen met de taken van de socialistische revolutie. In China kon enkel het Volksbevrijdingsleger de macht grijpen. Vanaf 1947 controleerde het Mantsjoerije en Centraal China en slaagde het erin om wapens van de KMT te bemachtigen. Tegen begin 1949 controleerde het Peking, tegen de lente de hoofdstad van het KMT-regime, Nanking, en Shanghai. Tegen de herfst was ook Canton in handen van de CCP. Ironisch genoeg vluchtte de Sovjet-ambassadeur samen met de KMT naar Canton. Op 1 oktober 1949 werd de Volksrepubliek China opgericht.
In tegenstelling tot Rusland was het in China het leger dat de macht overnam en waren er geen democratische arbeidersraden of sovjets die discussieerden en de revolutie organiseerden. Er waren belangrijke stakingen in 1947 en begin 1947 waarbij de arbeidersklasse terug op het voorplan kwam, maar toen het Volksbevrijdingsleger de steden binnentrok werden stakingen verboden.
Nationale spanningen Los van de theorieën die hij ontwikkelde – Mao sprak over een “nieuwe democratische” fase tussen het KMT-regime en “socialisme” – moest Mao verder gaan om aan de macht te blijven. Een alliantie met de burgerij of het imperialisme was onmogelijk. Maar er was wel het model van Stalins regime in Rusland. Terwijl de Russische revolutie een nederlaag kende in de vorm van een bureaucratische degeneratie, was de Volksrepubliek op bureaucratische wijze gedeformeerd van bij het begin. Het regime van Mao voerde een landhervorming door en schafte het kapitalisme af om aan de macht te blijven en het land te ontwikkelen. China’s economie, na 25 jaar van oorlog, bevond zich in een catastrofale staat. De industriële productie bevond zich op 57% van het niveau van 1936, in de landbouw was dat 75%. Slechts 10% van de bevolking had enig onderwijs genoten.
In december 1949 waren er onderhandelingen tussen Stalin en Mao wat leidde tot een verdrag waarbij China beperkte bijstand vanuit Rusland werd beloofd. Mao moest in ruil daarvoor beloven dat in alle propaganda zou gesteld worden dat Stalin had deelgenomen aan ieder stadium van de Chinese revolutie, daarbij fouten had gecorrigeerd,… Het feit dat Stalin tot in 1948 nog stelde dat de CCP haar leger moest ontbinden, mocht uiteraard niet meer vermeld worden.
De Koreaanse oorlog die uitbrak in juni 1950, zorgde ervoor dat Mao het ritme van sociale veranderingen in China moest opdrijven omwille van de dreiging van een imperialistische interventie maar ook omdat de oorlog leidde tot een opdrijven van het verzet van de oude feodale heersers. Vanaf 1950 werd begonnen met het verdelen van grote delen landbouwgrond. In 1954 werden private boerderijen omgevormd tot coöperatieven, tegen 1957 controleerden die 97% van de landbouwgrond. In 1952 werd gestart met het nationaliseren van privé-bedrijven, en een jaar later werd het eerste vijfjarenplan gelanceerd. De Koreaanse oorlog leidde er ook toe dat de alliantie met de Sovjetunie werd versterkt tegenover de gezamenlijke vijand van het VS-imperialisme.
Die veranderingen vormden de basis voor een snelle ontwikkeling van de Chinese economie en de Chinese samenleving. En dat ondanks de bureaucratische misvormingen van de revolutie die zorgden voor corruptie, verspilling en slecht beheer. De economie groeide met 10% per jaar in de jaren 1950, de industriële productie met 20%. De revolutie en de indrukwekkende economische resultaten vormden een inspiratiebron voor guerilla-oorlogen in andere delen van de koloniale wereld, in Vietnam, Cuba en elders.
De nationalistische rivaliteit, inherent aan het stalinisme, leidde later tot een breuk tussen Moskou en Mao. De Sovjet-bureaucratie haalde de woede van Peking op zich toen het in een poging om tot akkoorden te komen met het imperialisme overging tot een zacht standpunt tegenover het regime van Tsjang Kai-shek in Taiwan – het regime dat toen door de imperialisten en de VN werd erkend als de “officiële” Chinese regering. Mao haalde zich de woede van Moskou op de hals toen hij weigerde toe te geven op punten zoals het conflict tussen China en India, het regime in India werd door Moskou als “progressief” bestempeld. In 1962 was er een grensconflict tussen China en India. Die tegenstellingen bevestigen het fundamenteel nationaal karakter van het stalinisme – de heersende elites verdedigen enkel hun eigen macht, prestige en privileges.
Hierdoor konden China en de Sovjetunie nooit ten volle gebruik maken van een echte samenwerking tussen beide landen. Aangezien dit niet lukte, ondernam Mao een aantal wanhopige pogingen om de Chinese samenleving sneller te ontwikkelen. Deze bureaucratische avonturen – de “Grote Sprong Voorwaarts” eind jaren 1950 en de zogenaamde “Culturele Revolutie” in de jaren 1960 – eindigden allemaal op rampzalige wijze.
Uiteindelijk werd de lijn van het “schitterende isolement” verlaten door Mao’s opvolger Deng Xiaoping die aanvankelijk aarzelend een kapitalistische weg insloeg. Dit werd opnieuw geleidelijk en pragmatisch aanvaard door de CCP als de enige weg om aan de macht te blijven. Maar zoals de geschiedenis van China in de jaren 1900 aantoont, zullen de voorwaarden die gecreëerd worden door het kapitalisme en het imperialisme opnieuw leiden tot revolutionaire strijd. Het bewustzijn en het organiseren van de arbeidersklasse beginnen in die richting te gaan.