Your cart is currently empty!
Tag: KPB
-
Boek. Van rood tot de driekleur: de Communistische Partij en het verzet
Het boek ‘Du Rouge au Tricolore’ van José Gotovich, doctor in de geschiedenis aan de ULB en compagnon de route van de PCB (Parti Communiste Belge), verscheen in 1992 maar is nu terug uitgegeven door CarCob, de archieven van de communistische beweging. Het boek verdient de aandacht van wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Communistische Partij van België. Het boek handelt vooral over de periode 1939-1944. De oprichting van de PCB in 1921, de uitsluiting van de aanhangers van Trotski in 1928 en de ultralinkse periode van 1928-1934 komen slechts kort aan bod in het eerste hoofdstuk.Recensie door Guy Van Sinoy
Over de periode voor 1939 is er toch een woordje uitleg nodig. De ultralinkse bocht van de Communistische Internationale (Comintern) had de communistische partijen in Europa geïsoleerd. Dit was het resultaat van een verkeerde inschatting: de Comintern-leiding dacht dat het kapitalisme op elk ogenblik kon instorten. Deze inschatting werd nog versterkt door de crash van Wall Street in 1929. De communistische partijen kwamen met ultralinkse ordewoorden zoals de oproep om overal sovjets op te zetten (zelfs zonder stakingsbewegingen!). De socialisten werden omschreven als ‘sociaalfascisten’. Deze verdeeldheid onder de werkenden opende in Duitsland de weg voor Hitler.
In de zomer van 1935 probeerde het zevende congres van de Comintern de situatie recht te trekken met een bruuske bocht naar rechts. De nieuwe politieke lijn werd uitgezet door Dimitrov en pleitte voor een “democratisch” front tegen het fascisme met de sociaaldemocratie en de burgerij, het ‘Volksfront.’ Deze bocht maakte dat de Europese communistische partijen hun antimilitaristische opstelling, strijd tegen het kolonialisme en meer algemeen de antikapitalistische eisen achterwege lieten. In Spanje liet dit ‘Volksfront’ Stalin toe om de revolutie in mei 1937 te verstikken.
Vanaf midden jaren 1930 werd de PCB van dichtbij opgevolgd door Andor Berei, een clandestiene vertegenwoordiger van de Comintern die vanuit Brussel de partij richting moest geven. In augustus 1939 werd het Stalin-Hitlerpact ondertekend, wat amper tot protest leidde in de PCB. De partij sprak zich uit tegen zowel het Duitse als het Britse imperialisme.
In juli 1941, kort nadat de Sovjet-Unie door Hitler is binnengevallen, beslist de clandestiene leiding tot een radicale politieke bocht: “De strijd van de Sovjet-Unie is een nationale verdedigingsoorlog tegen de fascistische barbarij en geen strijd tussen twee systemen, het socialisme en het kapitalisme.” Deze bocht houdt in dat de PCB de rode vlag inwisselt voor de Belgische driekleur voor de “verdediging van het vaderland.” Dit zou de PCB meteen na de oorlog tot deelname aan burgerlijke regeringen van nationale eenheid brengen.
Nog een opmerking: de ontbinding van de Communistische Internationale door Stalin in 1943 was erop gericht om Roosevelt en Churchill de garantie te geven dat de communistische partijen na een nederlaag van Hitler niet zouden aansturen op een machtsovername in West-Europa. Deze beslissing botst net zoals het Stalin-Hitlerpact enkele jaren voordien amper op protest in de PCB.
Dankzij de heldhaftige inzet van haar militanten was de PCB ondanks de bruuske bochten in staat om een partij-apparaat en massapartij te vormen (10.000 leden in 1943!) en dit in een politieke context die allesbehalve voorzien was (clandestiniteit, gewapende strijd, harde repressie door de nazi’s, politieke bochten van 180 graden bureaucratisch opgelegd door Stalin).
Het boek ‘Du Rouge au Tricolore’ kost 30 euro (verzending inbegrepen). Je kan het bestellen door te storten op BE53 0011 6085 2853 van CarCob, Kazernestraat 33, 1000 Brussel met vermelding van de titel van het boek en je gegevens.
-
Recensie. “Samen sterk. Levensverhaal van een vakbondsmilitant”. Eerlijk relaas van een strijdbare syndicalist
Lucien Van Espen was militant van de KPB (Communistische Partij) en actief als syndicalist. Hij werd vooral bekend met de bezetting van het koperverwerkend bedrijf VTR in Machelen in 1982. De sluiting van VTR zette 900 arbeiders op straat, het bedrijf werd maandenlang bezet. In dit boek brengt Lucien Van Espen zijn verhaal, van het politiseren tijdens de oorlog tot de strijd voor oudere werklozen.
Door zijn verhaal te doen, zorgt Van Espen ervoor dat dit deel van de geschiedenis van de arbeidersbeweging niet verloren gaat. De bezetting van de VTR is inmiddels 30 jaar geleden en zit ongetwijfeld niet meer zo fris in het geheugen. Deze strijd is nochtans een onderdeel van de tradities van het strijdsyndicalisme in ons land. Het verhaal bevat ook belangrijke lessen op het vlak van eenheid in de strijd, tussen militanten van verschillende bonden maar ook van verschillende origines.
Van Espen brengt zijn levensverhaal op een eerlijke manier. Hij is niet te beroerd om regelmatig de vraag te stellen of hij destijds wel correct was. Zowel op politiek als syndicaal vlak komen er vragen waar de kameraad geen antwoorden op heeft. Hij beschrijft hoe hij net als velen van zijn generatie totaal in de war raakte toen Stalin door zijn opvolgers van het voetstuk werd gehaald of van de conflicten tussen China en de Sovjetunie. “Geïdeologiseerde” conflicten die niet nodig waren, zo ervaart Van Espen die disputen. Het is een uitdrukking van het gebrek aan antwoorden op het failliet van het stalinisme in al zijn stromingen. Die geschiedenis werd al vaker beschreven, maar het is toch verfrissend om het vanuit het standpunt van een basismilitant te lezen. “Voor mij en vele kameraden viel de mooie droom uit elkaar en bleef er nauwelijks meer dan puin over”, schrijft Van Espen.
Na de verschrikkelijke overlevingsstrijd tijdens de oorlog heerste een enorm optimisme op snelle vooruitgang. De snelle opmars van de KPB en het prestige van de Sovjetunie en het Oostblok zorgden ervoor dat veel militanten dachten dat het socialisme een kwestie van maanden was. Het potentieel was reëel maar werd niet ingelost. Jonge militanten als Van Espen gaven uitdrukking aan hun ongeduld en gebrek aan ervaring. Als nieuwe werknemer meteen een pamflet van een communistische kern bij Bell in Antwerpen ondertekenen, volstond om gauw ander werk te moeten zoeken.
Van Espen kon bij koperfabriek VTR in Machelen terecht. Hij nam zich naar eigen zeggen voor om nooit nog aan politiek te doen. De onveilige werkomstandigheden, de strikte hiërarchie waarbij op arbeiders werd neergekeken maar ook de algemene politieke achtergrond met onder meer de Koningskwestie zorgden ervoor dat een syndicaal engagement evident was. Als ABVV-delegee was Van Espen actief in woelige tijden. Zowel in het geval van de Koningskwestie als de grote staking van 1960-61 beschrijft hij het potentieel maar ook de beperkingen. Voor de staking tegen de eenheidswet in 1960-61 kreeg Van Espen de collega’s amper mee, hij benadrukt dat er amper 12 van de 1200 arbeiders van VTR meededen. Toch zet hij door en na zes weken staking protesteert hij tegen de poging om de staking te stoppen via een geheime stemming in plaats van met handopsteking.
Het interessantste aan het boek is ongetwijfeld de beschrijving van de geduldige opbouw van een syndicale krachtsverhouding in het bedrijf. Een niet aflatende aandacht voor de veiligheid op de werkvloer, een doorgedreven poging om inzicht te verwerven in alle aspecten van de bedrijfsvoering met nadruk op het bewerkstelligen van eenheid onder de collega’s. Dat waren samen met het grondig informeren van de arbeiders elementen die de vakbondsdelegatie versterkten.
Het boek beschrijft een wilde staking voor loonopslag en een uniformisering van de loonberekeningen voor de arbeiders. De bedienden staakten niet mee en hadden bescherming van de rijkswacht nodig om binnen te geraken. Het optreden van de ordediensten zorgde voor heel wat mediabelangstelling en brede steun voor de arbeiders van VTR. De directie stond dermate onder druk dat een voorstel tot toegevingen werd gedaan. De delegees wilden dit verdedigen, maar het personeel verwierp het waarop de delegees naar huis gingen. De staking viel plat, ook al waren er geen werkwilligen. Uiteindelijk ging Van Espen terug en gelukkig keerde de volledige delegatie terug om de strijd in handen te nemen en uiteindelijk zelfs nog extra toegevingen te bekomen.
In 1982 legde VTR de boeken neer. Het personeel bezette het bedrijf maandenlang. De bezetting werd georganiseerd alsook de solidariteit. Het bezetterscomité bevatte zowel arbeiders als bedienden, de relaties tussen militanten van de verschillende bonden waren uitstekend. Er waren betogingen, de vrouwen en kinderen werden betrokken met feesten als Sinterklaas en een kerstfeest. Uiteindelijk leverde de strijd na negen maanden niets op. Het personeel van VTR kwam in de werkloosheid terecht.
Het is opvallend dat de groep nadien bleef samenkomen en ook de strijd niet zomaar opgaf. De rechten van werklozen werden verdedigd en dit op een militante manier. Het organiseren van werklozencomités en het actief betrekken van werklozen in de strijd voor hogere uitkeringen dwongen resultaten af.
Lucien Van Espen stelt dat hij net zoals vele van zijn strijdmakkers trouwe syndicalisten en strijdbare delegees waren geworden en gebleven. Hij is daar terecht trots op. Hij hoopt ook dat de linkerzijde – hij omschrijft dit niet nader – zich kan verenigen in de strijd voor socialisme. De hoop op een betere toekomst was het voorwerp van verschillende strijdbewegingen waar Van Espen in betrokken was. Ondanks moeilijkheden en nederlagen is hij die hoop niet verloren. Afgewerkte analyses biedt dit boek niet, doorleefde strijdervaringen des te meer.