Your cart is currently empty!
Tag: fascisme
-
Kinderen van het verzet. Begin van eerherstel voor heldhaftige verzetsstrijders?

Eén van de bekendere verzetsdaden was de uitgave van een verzetseditie van de krant ‘Le Soir’ die de officiële krant (in Duitse handen) verving. Stilaan groeit de belangstelling voor de rol van de moedige mannen en vrouwen die bij de opkomst en de invasie van de nazi’s beslisten om actief in verzet te gaan. Na de oorlog verscheen er meer materiaal over de collaboratie dan over het verzet en werd de toonzetting omgedraaid: de vervolgde nazi-collaborateurs deden zich voor als slachtoffers. De televisiereeks ‘Kinderen van het verzet’ is een welgekomen stap in de richting van eerherstel voor het antifascistisch verzet.
door Geert Cool
De reeks heeft niet het verzet zelf als onderwerp, maar de wijze waarop het werd ervaren door kinderen van verzetsstrijders. Ondanks grote politieke verschillen tussen de getuigen, weer-klinkt telkens trots. De brutaliteiten van de nazi’s en hun handlangers lieten levenslange trauma’s na.
Ongeveer één op de tien van de 160.000 verzetsstrijders in ons land overleefde de oorlog niet. In kampen als Breendonk kregen de varkens beter eten dan de gevangenen, om over al de andere sadistische misdaden nog te zwijgen. Maar zoals één van de getuigen zegt: “Niets doen was geen optie.”
Na de oorlog was het establishment bang voor het gewapende verzet, in het bijzonder de invloed van communisten en de arbeidersbeweging. Zo waren er tijdens de oorlog al verschillende stakingen. De voortrekkers kwamen met een grote autoriteit en brede steun onder de bevolking uit de oorlog. De gevestigde orde vreesde om het voortbestaan van het systeem. De televisiereeks heeft het over “rellen” ten tijde van de Koningskwestie – de strijd over de terugkeer van de collaborerende koning Leopold III. Dat is kort door de bocht: er was een massabeweging die kon ontwikkelen tot een revolutionaire situatie.
Tegelijk probeerde de katholieke CVP een deel van het oude kiespubliek van het extreemrechtse VNV over te winnen. De partij kwam op voor een zachtere bestraffing van collaborateurs en werkte mee aan initiatieven voor amnestie. Dat is met terugwerkende kracht zeggen dat niets fout gedaan werd door nazi-collaborateurs. De collaborateurs en hun aanhangers lieten uitschijnen dat zij slachtoffer waren van geweld na de oorlog. De bestraffing was nochtans erg mild. Tegen 1950 was 95% al terug vrij! Voormalige ‘zwarten’ maakten snel carrière in de politieke en economische wereld. De nabestaanden van wie het leven liet of de familie en kennissen van wie met grote trauma’s uit de kampen terugkwam, genoten geen gunstregime. Zij hebben levenslang geleden. Een van de getuigen in de reeks merkt op dat hij bij het horen van het verzetslied ‘De Moorsoldaten’ steeds moet denken aan al het talent dat vergast en vermoord is onder het nazisme.
Vandaag blijft de herinnering broodnodig: we mogen niet vergeten wat er gebeurd is en we moeten onze verzetshelden in eer herstellen. Het veranderen van straatnamen die nog naar nazi’s genoemd zijn bijvoorbeeld, zoals de vier straten en het plein in Vlaanderen die de naam van Cyriel Verschaeve dragen. Er is nood aan literatuur en kennis over wie de verzetsstrijders waren. Maar het belangrijkste is actief antifascisme: het Vlaams Belang probeert nieuwe jongeren te organiseren en te vormen, extreme groepen zoals Schild&Vrienden surfen mee op de groei van het VB in de verkiezingen. In ons verzet tegen extreemrechts komen we op voor een andere samenleving waarin verdeeldheid en haat geen voedingsbodem meer vinden. Dat is meteen het beste eerherstel voor de moedige verzetsstrijders!
-
De Communistische Internationale en de dreiging van het fascisme
De opkomst van het fascisme in Italië begin jaren 1920 was een nieuwe bijzonder gevaarlijke bedreiging voor de arbeidersbeweging. In de eerste jaren van de Communistische Internationale leidde dit tot een belangrijk debat. Dit was voordat de politiek van arbeiderseenheid om de fascisten te verslaan door de stalinisten werd achterwege gelaten. Nu extreemrechts een terugkeer kent, is het nuttig om naar de discussies van de jaren 1920 terug te kijken. In Socialism Today (oktober 2018) verscheen deze recensie van een boek met teksten van Clara Zetkin. De recensie is geschreven door Iain Dalton van de Socialist Party (Engeland/Wales).“Zelden is een woord zo vaak gebruikt, maar tegelijk zo weinig begrepen, als fascisme. Voor velen betekent de term fascisme gewoon een belediging. Het wordt geuit tegen bijzonder afstotende en reactionaire individuen of bewegingen. Het wordt ook vaak gebruikt als politieke omschrijving van rechtse militaire dictaturen.” Zo begint de inleiding door John Riddell op het boek met een toespraak en een resolutie geschreven door de Duitse marxiste Clara Zetkin in het kader van een uitgebreide vergadering van het Uitvoerend Bureau van de Comintern in juni 1923.
Zetkin was een leidende figuur in de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD) en een van de oprichters van de Spartakistenbond, die in 1918 de Communistische Partij van Duitsland (KPD) werd. Zij was een dichte bondgenoot van Vladimir Lenin in de Comintern, en stond rond veel belangrijke kwesties die toen besproken werden aan de kant van Lenin en Trotski.
Om de verwarring over het fascisme te doorbreken, kwam Zetkin met een veel duidelijkere marxistische definitie: een speciale vorm van reactionaire massabeweging gebaseerd op verarmde en van hun klasse vervreemde elementen in de maatschappij – waaronder verarmde boeren, kleine ondernemers en de meest vervreemde delen van de arbeidersklasse – die de arbeidersbeweging willen vernietigen. Het ontstond eerst in Italië en vervolgens in Duitsland, na gemiste kansen voor de arbeidersklasse om aan de macht te komen en een begin te maken met de socialistische omvorming van de samenleving. Om deze bedreiging van hun systeem het hoofd te bieden, keerden de kapitalistische klassen zich wanhopig tot het fascisme.
Dit was verre van hun voorkeursoptie. De opkomst van het kapitalisme viel samen met de opkomst van de parlementaire democratie, maar de kapitalistische benadering van de democratie is pragmatisch: het wordt gebruikt als het hun eigen belangen dient. In het beginstadium van het kapitalisme werd het gebruikt om de overdracht van de staatsmacht van de landadel naar de kapitalisten zelf te waarborgen.
Met het kapitalisme kwam echter de ontwikkeling van de arbeidersklasse. Aanvankelijk waren de kapitalisten bereid om mensen zonder eigendom te mobiliseren tegen de oude feodale heersers. Maar ze werden bang voor de groeiende kracht en eisen van de arbeidersklasse en werden steeds meer bereid om compromissen te sluiten met de oude orde. Dit was zo sterk dat bijna alle democratische rechten waarvan de kapitalisten nu beweren dat ze synoniem zijn met hun systeem, doorheen strijd moesten afgedwongen worden door de arbeidersklasse. Het gaat onder meer om het stemrecht, het recht om zich te organiseren, …
Hoewel de heersende klasse zich aan deze hervormingen heeft aangepast, aarzelt ze niet om ze terug te draaien indien nodig. Dit gebeurde na de Eerste Wereldoorlog, een periode van revolutie en contrarevolutie met reactionaire krachten die het bolsjewistische tij na de Russische revolutie van 1917 probeerden te keren. Daarvoor baseerden de heersende klassen zich vaak op het leger: bijvoorbeeld de tsaristische generaals die de ‘witte legers’ leidden in de Russische burgeroorlog of nog het regime van admiraal Horthy in Hongarije.
Fascisme en militaire/politie-dictaturen zijn beiden repressief, maar dit gemeenschappelijke uiterlijke kenmerk berust op verschillende interne krachten. Zetkin maakte een onderscheid: “Hoewel het fascisme en het regime van Horthy dezelfde, bloedige terroristische methoden toepassen, die het proletariaat op dezelfde manier raken, is de historische essentie van beide fenomenen totaal verschillend.” Ze beschreef Horthy’s dictatuur als “gebaseerd op een kleine kaste van officieren,” terwijl “de basis van het fascisme niet in een kleine kaste maar in brede sociale lagen, brede massa’s, zelfs tot in het proletariaat, berust.”
Dit verschil heeft een materieel effect op de arbeidersklasse. Het leger/politie zou arbeidersleiders arresteren, ontvoeren of vermoorden – Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden in 1919 in Berlijn vermoord door extreemrechtse paramilitaire Freikorpsen, met de medeplichtigheid van SPD-leiders. De massabasis van het fascisme betekent echter dat het de arbeidersorganisaties van de grond af – het breken van vergaderingen, fysieke aanvallen, etc. – en ook van bovenaf breekt wanneer het de macht grijpt. Hierdoor worden de arbeidersklasse en haar organisaties geatomiseerd en kan de arbeidersklasse zich maar heel langzaam weer organiseren.
Fascisme in Italië
Clara Zetkins toespraak richtte zich vooral op Italië, waar het fascisme onder Benito Mussolini in 1922 aan de macht kwam. Centraal in haar analyse was de vaststelling dat er vóór de opkomst van het fascisme kansen waren voor de arbeidersbeweging. “De objectief revolutionaire situatie leidde tot de opkomst van een subjectief revolutionaire stemming in het Italiaanse proletariaat. Het roemrijke voorbeeld van de Russische arbeiders en boeren had een grote invloed. In de zomer van 1920 gingen de metaalarbeiders over tot fabrieksbezettingen. Hier en daar, tot in Zuid-Italië, bezetten landbouwproletariërs, kleine boeren en pachters landgoederen of kwamen ze op andere manieren in opstand tegen de grootgrondbezitters. Maar op dit grote historische moment waren de leiders van de arbeiders zwak van geest.”
“De reformistische leiders van de [Italiaanse] Socialistische Partij [PSI] gingen uit angst voor het revolutionaire perspectief niet over tot het verbreden van de fabrieksbezettingen tot een strijd om de macht. Zij dwongen de arbeidersstrijd in de enge grenzen van een zuiver economische beweging waarvan de leiding in handen was van de vakbonden.”
“Leiders van de linkervleugel van de Socialistische Partij, waaruit de Communistische Partij later is ontstaan, hadden nog steeds te weinig opleiding en ervaring om de situatie in te schatten en tussen te komen om de gebeurtenissen in een andere richting te sturen. Bovendien bleken de proletarische massa’s niet in staat om verder te gaan dan hun leiders en hen in de richting van de revolutie te duwen. De bezetting van de fabrieken eindigde in een zware nederlaag van het proletariaat, wat leidde tot ontmoediging, twijfel en schroom in zijn gelederen. Duizenden arbeiders keerden de partij en de vakbonden de rug toe.”
Zetkin legt ook uit dat het fascisme aanvankelijk heel langzaam groeide: “In mei 1920 waren er in heel Italië slechts een honderdtal fascistische groepen, geen van hen met meer dan twintig tot dertig leden.” Zelfs na de nederlaag van de fabrieksbezettingen “wonnen de socialisten bij de gemeenteraadsverkiezingen een derde van de 8.000 raden.”
Met het falen van de arbeidersbeweging om de strijd voort te zetten, begonnen de fascisten echter te winnen. Zetkin noteert hun pogingen om populistische, zelfs antikapitalistische retoriek te hanteren door te pleiten voor een minimumloon, pensioenen, een verkorting van de werkweek en andere eisen. Mussolini zei zelfs dat zijn doel bij de oprichting van de ‘fasci Italiani di combattimento’ (Italiaanse gevechtsliga’s) “het veiligstellen van de revolutionaire resultaten van de revolutionaire oorlog voor de helden van de loopgraven en de werkende mensen” was. Het werd gebruikelijk dat groepen van 15-20.000 fascisten door grote industriëlen werden gemobiliseerd en van transport, uniformen en voedsel werden voorzien om de steden in te gaan en daar fysiek stakingen te breken. Door de PSI geleide stadhuizen werden bezet, de kantoren van socialistische kranten werden in brand gestoken.
Een groot deel van het geweld werd uitgevoerd met de medewerking van de staatsmachine. Toch beperkten de reformistische leiders van de PSI zich tot een vriendelijke oproep aan koning Victor Emmanuel om de grondwet te verdedigen. Dat deed de koning niet. Na de 50.000 aanwezigen sterke ‘Mars op Rome’ van de fascisten en na een donatie van 20 miljoen Lire door de Vereniging van Banken stelde hij Mussolini in oktober 1922 aan als premier. Dit gebeurde op aansporen van de Italiaanse werkgeversorganisatie, de Algemene Federatie van Industrie.
Het eenheidsfront
Dit gebeurde niet zonder tegenkanting. Vakbondsleden en linkse socialisten richtten een antifascistische militie op en konden, waar deze goed georganiseerd was, de fascisten blokkeren. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Parma in augustus 1922. Het eerste belangrijke voorstel dat Zetkin deed, was zo’n eenheidsfront van arbeidersorganisaties om zich te verdedigen tegen aanvallen op vergaderingen en gebouwen. Deze tactiek had ze al bepleit op een antifascistische conferentie die eerder in 1923 door Duitse fabriekscomités werd bijeengeroepen – haar conferentietoespraak en de resolutie staan in het boek.
De belangrijkste organisatorische punten die in de door Zetkin opgestelde resolutie van de Comintern naar voren werden gebracht, hadden voornamelijk betrekking op deze maatregel. Ze stonden in contrast met de rampzalige tactiek van de Italiaanse Communistische Partij (PCI). Die had een ultralinkse aanpak gevolgd waarbij zij eigen afzonderlijke ‘actiegroepen’ organiseerde.
Een bijlage in het boek over Zetkin’s verdere traject wijst erop dat de Comintern zich nadien, onder Stalin, van de politiek van het eenheidsfront afkeerde. Op het vijfde congres, slechts een jaar na Zetkins toespraak, werd in de resolutie over het fascisme gesteld: “Terwijl de burgerlijke samenleving in verval blijft, krijgen alle burgerlijke partijen, en in het bijzonder de sociaaldemocratie, een min of meer fascistisch karakter. (…) Fascisme en sociaaldemocratie zijn de twee kanten van hetzelfde instrument van de kapitalistische dictatuur.” (Jane Degras, De Communistische Internationale 1919-1943 Documenten, deel 2).
Deze valse gelijkstelling van de sociaaldemocratie en het fascisme als ‘twee kanten van hetzelfde instrument’ maakte echter geen einde aan het instinctieve streven van strijdbare arbeiders naar eenheid. Het zorgde ervoor dat zelfs de leiders van de Comintern het ‘eenheidsfront van onderaf’ moesten erkennen. Zelfs in het ‘rode referendum’ van Pruisen van 1931, waar de KPD uiteindelijk campagne voerde voor de ontbinding van de door de SPD geleide Landtag (deelstaatparlement), boden de stalinisten de sociaaldemocraten aanvankelijk een eenheidsfront aan.
Destijds gaf Trotski commentaar: “Op 21 juli richtte het Centraal Comité [van de KPD] zich tot de Pruisische regering met de eis van democratische en sociale concessies, met het dreigement anders voor het referendum te pleiten. De stalinistische bureaucratie richtte zich met het voorstel voor een eenheidsfront tegen de fascisten onder bepaalde voorwaarden tot de hogere lagen van de sociaaldemocratische partij om haar eisen door te zetten. Toen de sociaaldemocratie de voorwaarden verwierp, vormden de stalinisten een verenigd front met de fascisten tegen de sociaaldemocratie. Dit betekent dat de politiek van het eenheidsfront niet alleen ‘van onderaf’ maar ook ‘van bovenaf’ wordt gevoerd. Het betekent dat Thälmann zich tot Braun en Severing mag richten met een ‘open brief’ over de gezamenlijke verdediging van democratie en sociale wetgeving tegen de benden van Hitler.” (Tegen het nationaal communisme! 1933)
(Ernst Thälmann was vanaf 1925 KPD-leider en is geëxecuteerd in het concentratiekamp Buchenwald in 1944. Otto Braun en Carl Severing waren respectievelijk de Pruisische SPD-premier en minister van Binnenlandse Zaken).
De krachtsverhoudingen tussen de klassen vandaag
Hoewel de inleiding van het boek een goede samenvatting geeft van de belangrijkste argumenten van Zetkin, lijkt het alsof de geschiedenis bijna stil heeft gestaan wanneer het deze probeert toe te passen op een actueel fenomeen als Trump. Ja, de kapitalistische klassen in verschillende Europese landen hebben zich tot het fascisme gewend tegen de achtergrond van revolutionaire bedreiging van hun systeem. Ze hebben zich echter zwaar verbrand door Hitlers oorlogsdrift en het daaropvolgende verlies van Midden- en Oost-Europa aan het stalinisme gedurende bijna een halve eeuw.
Bovendien is er niet meer dezelfde massale sociale basis voor het fascisme als in de jaren 1920 en 1930 in Italië en Duitsland: de verarmde kleine zelfstandigen en boeren. Ondanks de massale desindustrialisering is er tegenwoordig een veel grotere arbeidersklasse. Dit wordt niet erkend in de inleiding. In plaats daarvan is er de overdreven veralgemening dat “juist dit soort situaties op een bepaald moment aanleiding kan geven tot fascistische bewegingen.”
Neofascistische groepen blijven marginaal, zelfs indien ze zich gesterkt voelen door Trump en co. Dit betekent natuurlijk niet dat ze geen bedreiging vormen – zoals blijkt uit de moord op Heather Heyer tijdens antiracistische protesten in Charlottesville, Virginia, in 2017, of uit geweld door extreemrechts in Europa. We moeten hen stoppen en daarin moet de georganiseerde arbeidersklasse de leiding nemen.
Het stoppen van de fascistische dreiging vereist een realistische inschatting van de kracht ervan. Trump is een bijzonder onverdraagzame vertegenwoordiger van het kapitalisme, maar hij is niet het hoofd van een fascistische organisatie die honderdduizenden actieve militanten telt. Zelfs de recente alarmerende actie van de Britse Football Lads Alliance met 15.000 aanwezigen is niet vergelijkbaar met de 50.000 betalende leden tellende British Union of Fascists van Oswald Mosley op zijn hoogtepunt in de jaren 1930.
De arbeidersbeweging daarentegen kan veel meer volk op de been brengen. Zo was er op 4 maart vorig jaar een betoging tegen de besparingen in de gezondheidszorg met 100.000 aanwezigen. Na de overwinning van Corbyn als partijleider van Labour groeide het lidmaatschap van die partij aan tot 550.000. Als kapitalistische krachten extreemrechts willen gebruiken, gebeurt dit gezien de krachtsverhoudingen eerder als hulptroepen en niet als massale stoottroepen die het initiatief zelf in handen hebben zoals in de jaren 1920 en 1930.
Een politiek alternatief verdedigen
Zetkin pleitte in haar toespraak voor een andere belangrijke maatregel: de noodzaak om een politiek alternatief voor te stellen op klassenbasis en langs socialistische lijnen om diegenen die zich aantrokken voelen tot het fascisme te bereiken. “Het fascisme is een beweging van de hongerigen, de lijdenden, de teleurgestelden en de mensen zonder toekomst,” schreef ze. “We moeten ons inspannen om de sociale lagen die nu in de val van het fascisme vallen, te benaderen en ze ofwel in onze strijd te integreren of op zijn minst te neutraliseren in de strijd. We moeten duidelijkheid en krachtdadigheid gebruiken om te voorkomen dat ze troepen leveren voor de burgerlijke contrarevolutie.”
In antwoord op degenen die hoopten dat conferenties van de groten en machtigen de oorlog en het fascisme zouden stoppen nadat Hitler aan de macht kwam, schreef Trotski: “Noch het verzet tegen de oorlog, noch de strijd tegen het fascisme vereist een speciale kunst die verder gaat dan de algemene strijd van het proletariaat. De organisatie die niet in staat is de situatie nauwkeurig te analyseren, de dagelijkse defensieve en offensieve gevechten te leiden, de grootste massa’s te verzamelen, eenheid te bereiken in defensieve acties met reformistische arbeiders en hen tegelijkertijd te bevrijden van hun reformistische vooroordelen – een dergelijke organisatie zal onvermijdelijk schipbreuk lijden in tijden oorlog en fascisme.” (Geschriften van Leon Trotski, 1932-33)
Voordat de heersende klasse overweegt om al haar eieren in de fascistische mand te leggen, zijn er voor de arbeidersklasse veel mogelijkheden om zich te organiseren en te strijden om de samenleving te veranderen. De beste manier om het fascisme uit te dagen, is om die kansen te benutten en massabewegingen op te bouwen om te strijden tegen het kapitalistisch systeem dat de ellende veroorzaakt die mensen in de armen van extreemrechts kan drijven.
Tot haar dood in 1933 hield Clara Zetkin vast aan haar standpunt over antifascisme, met name de noodzaak van een eenheidsfront. Dit wordt geïllustreerd door fragmenten uit haar toespraak bij de opening van de Reichstag in 1932, als oudste parlementslid, vlak voordat de nazi’s aan de macht kwamen. Als lid van het uitvoerend bureau van de Comintern van 1921 tot 1933 heeft ze zich echter niet verzet tegen de uitwijzing van Trotski – een deel van Stalins zuivering van de Internationale en de Sovjetstaat. Het was Trotski, verbannen uit de Sovjet-Unie, die de belangrijkste verantwoordelijkheid op zich nam voor de ontwikkeling van de marxistische analyse van het fascisme en de bestrijding ervan – met name met zijn bijzonder scherpe geschriften over Duitsland – en de verdediging ervan tegen de pogingen van het stalinisme om deze analyses achterwege te laten.
De eerste vijf jaar van de Comintern, met Lenin en Trotski (en Zetkin) in de leiding, vormden een hoogtepunt in de internationale strijd voor de socialistische omvorming van de samenleving. Dit boek wijst er terecht op dat er veel lessen kunnen worden getrokken uit het werk van Clara Zetkin over de strijd tegen extreemrechts en voor socialistische verandering.
-
Fascism Inc. Sterke documentaire!
door Pieter (Antwerpen)
Staat het fascisme terug voor de deur? Deze vraag zal door de hoofden van vele Grieken hebben gespookt na de verkiezingsoverwinningen van Gouden Dageraad. Deze neonazi’s haalden bij de parlementsverkiezingen van 2012 maar liefst 7% van de stemmen en 21 zetels in het parlement. Bij de Europese verkiezingen haalde Gouden Dageraad 9,4% en 3 zetels en dit ondanks het feit dat een groot deel van de partijleiding in de cel zit. Niet enkel in Griekenland scoorde extreemrechts goed, ook in de rest van Europa is extreemrechts aan een opmars bezig.Dit zal ongetwijfeld mee hebben gespeeld in de inspiratie voor de nieuwe documentaire van Infowar Productions, die in april van dit jaar werd voorgesteld. Dit Griekse team van documentairemakers bracht eerder de documentaires ‘Debtocracy’ en ‘Catastroika’ uit. In die documentaires werd vooral ingegaan op het ontstaan van de huidige economische crisis, de impact van de besparingen en het uithollen van het democratische systeem.
Deze twee eerdere producties sluiten goed aan bij de nieuwe documentaire ‘Fascism Inc’. De makers zeggen dat het doel van deze documentaire is om inspiratie te geven aan de strijd tegen extreemrechts doorheen Europa. ‘Fascism Inc’ legt het verband tussen het fascisme en het kapitalisme. “Hoe kan iemand de waarheid over fascisme zeggen, als die niet bereid is om te spreken over het kapitalisme dat het fascisme voortbrengt?”, klinkt het in de film.
Het is een van de sterkste aspecten van de documentaire, de meeste andere documentaires over extreemrechts beperken zich vaak tot nadruk op de racistische elementen. In ‘Fascism Inc’ wordt ingezoomd op de banden tussen de Duitse en Italiaanse kapitalisten en respectievelijk Hitler en Mussolini. In de documentaire wordt duidelijk gemaakt hoe de grote industriëlen het fascisme groot gemaakt hebben.
In de documentaire wordt het verband met de huidige economische situatie in Griekenland en bij uitbreiding Europa gelegd. De Griekse actualiteit is aanwezig in ‘Fascism Inc’, maar vormt niet het dominante thema. Door de bredere Europese context en de historische wortels van het fascisme te belichten, is deze documentaire interessant voor een ruimer publiek en iedereen die begaan is met de strijd tegen het fascisme. Meermaals wordt erop gewezen dat de strijd niet gestreden is, maar actueel blijft. “De crisis die de omstandigheden creëert waarin fascisme kan groeien, ligt voor ons en niet achter ons…”
Ten slotte moet opgemerkt worden dat dit een volledig onafhankelijke productie is die gefinancierd wordt door donaties van jongeren, vakbonden, antifascistische organisaties,… De documentaire wordt gratis aangeboden op het internet. In tal van landen zijn er bijeenkomsten waar de makers zelf uitleg komen geven bij de documentaire. Het is een aanrader voor alle antifascisten. Zoals de makers zelf bij het begin van ‘Fascism Inc’ opmerken: “De waarheid moet uitgesproken worden om het geleuter te stoppen.”
Bekijk de documentaire online: http://infowarproductions.com/fascism_inc/
In 2013 publiceerden we het boek ‘Fascisme: wat het is en hoe te bestrijden’ door Leon Trotski met teksten over de opkomst van het fascisme en de strijd ertegen. Het boek telt 350 pagina’s en is verkrijgbaar bij onze redactie. Het kost 18 euro, verzendingskosten inbegrepen.
[divider]
-
Fascisme: wat het is en hoe het te bestrijden
Op 30 januari 1933 werd Adolf Hitler aangesteld als de nieuwe kanselier van Duitsland. Het was het begin van een donkere periode waarin de ijzeren vuist van het fascisme heerste. Als vandaag naar het ‘populisme’ van de jaren 1930 wordt verwezen, is dat een onderschatting van wat het fascisme juist betekende voor een meerderheid van de bevolking. Tachtig jaar na de machtsovername door Hitler is het nuttig om na te gaan hoe dat mogelijk was en waar het fascisme juist voor stond.
Dossier door Geert Cool uit de februari-editie van ‘De Linkse Socialist’
Wat is fascisme?
Fascisme is meer dan ‘één figuur’ die het goed kan zeggen. De sociale basis is belangrijk en enkel te organiseren indien er financiële steun van minstens een deel van de burgerij is. Zonder de steun van grote industriëlen zou Hitler nooit in staat geweest zijn om zijn beweging voldoende te organiseren om begin jaren 1930 door te breken. Maar zelfs dan nog hadden de nazi’s nooit aan de macht kunnen komen indien de arbeidersbeweging de juiste tactieken had gehanteerd.
Het fascisme mobiliseert vooral lagen van de kleinburgerij – middenstanders, beoefeners van vrije beroepen,… – om die in te zetten tegen de arbeidersbeweging. De fundamentele klassen in de kapitalistische samenleving zijn de burgerij en de arbeidersklasse. De kleinburgerij, of middenklasse, kijkt op naar de burgerij waar het maar al te graag deel van zou uitmaken, maar de onderste lagen van de kleinburgerij hebben het vaak soms slechter dan veel arbeiders. Economische crisis komt bij deze laag van de bevolking hard aan en leidt tot een radicalisering. De kleinburgerij heeft echter geen eigen project van een samenleving waarin het een centrale economische positie kan innemen. De kleinburgerij kijkt uit naar de burgerij of de arbeidersklasse om een weg vooruit te bieden.
Als de arbeidersbeweging het nalaat om vastberadenheid aan de dag te leggen en duidelijk te maken dat ze tot overwinningen kan komen, kan ze de kleinburgerij niet overtuigen en raken grote delen van de middenklasse, met in het vaarwater zelfs delen van de arbeidersklasse, in grote bewondering voor de ‘radicaliteit’ van elementen van de burgerij. Om de kleinburgerij aan haar kant te krijgen, moet de arbeidersbeweging aantonen dat het over een alternatief beschikt en dat het er zelf in gelooft. Twijfel en onduidelijkheid worden afgestraft, het fundament om onduidelijkheid te vermijden zit in het politieke programma. Daarmee bedoelen we niet alleen de maatschappijvisie en bijhorende eisen, maar ook de wijze waarop rond die eisen in actie wordt gekomen.
Het fascisme baseert zich op de kleinburgerij en andere delen van de samenleving die van de arbeidersbeweging los zijn komen te staan, zoals werklozen en eerder marginale lagen die aan de rand van de samenleving leven, om in opdracht van de burgerij volledig komaf te maken met de arbeidersbeweging. Door de collectieve kracht van de arbeidersklasse volledig te breken, kan de burgerij zonder enige rem haar bewind opleggen. Het is evenwel niet evident om de georganiseerde arbeidersbeweging volledig te breken. Dat kan pas na fundamentele nederlagen van die arbeidersbeweging, zoals het niet benutten van de revolutionaire mogelijkheden in Duitsland (1918-24) of in Italië (1919-1920). Als de hoop van de revolutie niet wordt gerealiseerd, vergroot de ruimte voor de wanhoop van de contrarevolutie.
Om de middenklasse te mobiliseren, doet het fascisme beroep op een amalgaam van door de geschiedenis achterhaalde ideeën. Van mystieke elementen tot de grootsheid van het eigen volk, het heeft allemaal tot doel om een rad voor de ogen van de kleinburgerij te draaien om uiteindelijk de arbeidersbeweging tot op de grond af te breken. Zowel nationalisme, racisme als een moraliserend ethisch conservatisme vinden doorgaans gemakkelijk ingang in deze kringen. Maar als de nazi’s ondervonden dat ze met een links klinkende retoriek succes hadden, aarzelden ze niet om zelfs over socialisme te spreken. Het doel bleef intussen het zogenaamde ‘solidarisme’, het ontkennen van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal waarbij arbeid aan het dwangregime van het kapitaal wordt onderworpen. Nazi-ideoloog Gregor Strasser stelde dat het vertrekpunt van het nazisme werd gevormd door “de geest en de inhoud van de gilden en corporaties in de middeleeuwen”.
Het nationalisme en racisme moesten de kloof tussen een antikapitalistische retoriek en de verdediging van kapitalisten overbruggen. Het nationalisme werd voorgesteld als een geloofskwestie en iets quasi sacraal. Daarmee werd ingespeeld op gevoelens van ontgoocheling nadat bredere lagen van de bevolking het slechter hadden als voorheen, of gevoelens van revanchisme die sterk leefden onder bijvoorbeeld de oorlogsveteranen.
Nazi’s veroveren de macht in Duitsland
Duitsland kwam verwoest uit de Eerste Wereldoorlog. Er was in 1918 een revolutionaire beweging waarbij arbeidersraden werden opgezet. Het rijk van de Keizer stortte in elkaar. De arbeidersklasse had effectief een tijdlang de macht in een aantal steden. Deze revolutionaire beweging, die onderdeel vormde van de internationale golf van revoluties in de nasleep van de Oktoberrevolutie in Rusland, kwam niet tot haar logische conclusies. De leiders van de sociaaldemocratische SPD speelden een verraderlijke rol. Maar het was nog steeds de grootste arbeiderspartij, de jonge communistische partij KPD was erg klein. De SPD-leiders kwamen als gevolg van de revolutionaire beweging aan de macht, maar deden er alles aan om het kapitalisme te redden. De SPD zette de revolutie op een zijspoor.
Latere mogelijkheden van revolutionaire breuken met het kapitalisme werden evenmin benut. Toen de KPD in 1923 een enorme kans had om met een revolutionaire beweging een einde te maken aan het kapitalisme, werd het potentieel niet benut. Onder impuls van partijleider Brandler werd het gevaar van het fascisme – op een ogenblik dat dit zich nog niet stelde – aangegrepen om de plannen voor een opstand af te blazen. De kortstondige periode van relatieve economische stabiliteit vanaf midden jaren 1920 kwam spoedig ten einde door de economische crisis vanaf 1929. Deze internationale crisis had ook in Duitsland verregaande gevolgen. Het aantal werklozen explodeerde van 1,39 miljoen in 1928 tot meer dan 5,5 miljoen in 1932. Vanuit de regering bood de SPD geen enkel antwoord op de crisis en de dalende levensstandaard. De intussen sterk uitgegroeide KDP slaagde er niet in om een onderscheid te maken tussen de SPD-leiding en de vele arbeiders die deze partij als de hunne bleven beschouwen.
De KPD weigerde elk eenheidsfront met de arbeidersbasis van de SPD, alle andere stromingen binnen de arbeidersbeweging werden onverbiddelijk als ‘sociaalfascistisch’ gebrandmerkt. Dat was onderdeel van de doctrine van de ‘Derde Periode’ (na de eerste periode van kapitalistische crisis tussen 1918 en 1924 en de tweede periode van stabiliteit van 1924 tot 1928) waarbij werd gedacht dat het kapitalisme ten val zou komen en de arbeidersklasse de macht zou grijpen. Het gevaar van de fascisten werd nu onderschat door de KPD. Trotski stelde dat de KPD zich gedroeg als een orkest dat trouwmuziek bracht op begrafenissen en begrafenismuziek op trouwpartijen, waarbij de muziek telkens misplaatst is.
In 1930 boekten de nazi’s een spectaculaire overwinning, ze gingen van 12 naar 107 parlementszetels en waren goed voor 18,25% van de stemmen. De SPD hield min of meer stand met 24,53% en de KPD groeide tot 13,13%. De KPD-leiding staarde zich blind op de eigen vooruitgang, maar het momentum was in handen van de nazi’s. Het feit dat de KPD haar rol van partij van de revolutionaire hoop niet waarmaakte, bood extra ruimte aan het fascisme “als massabeweging van contrarevolutionaire wanhoop”.
Eenheidsfront tegen het fascisme
Naarmate de dreiging van het fascisme groter werd, kon niet genoeg benadrukt worden wat het belang van een eenheidsfront was. Als Trotski een dergelijk eenheidsfront voorstelde, had hij het niet over grote akkoorden tussen de leiding van sociaaldemocraten en communisten om de meningsverschillen aan de kant te schuiven. Neen, hij wees op het bestaan van een sterke maatschappelijke kracht in de vorm van de arbeiders en hun gezinnen die politiek gezien verdeeld waren tussen de sociaaldemocratie en de communistische partij. Het doel van het eenheidsfront was om de arbeiders in actie te verenigen tegen de fascistische dreiging. Als uitgangspunt daartoe stelde Trotski: ‘Gescheiden marcheren, verenigd toeslaan’. Hij verduidelijkte dat er geen gezamenlijke publicaties, vaandels of plakkaten moesten zijn, enkel overleg over hoe en wanneer toe te slaan.
De communistische partij weigerde tot dergelijke eenheid over te gaan, maar zou na de schok van de machtsovername door de nazi’s een bocht van de ene fout naar de andere maken. Waar de partij voor 1933 bleef beweren dat de sociaaldemocratie niet fundamenteel verschilde van de fascisten, werden na 1933 grote akkoorden gezocht met de leiding van zowel de sociaaldemocratie als ‘progressieve’ burgerlijke partijen. De leiding van de sociaaldemocratie bleef ondertussen alle hoop op de burgerlijke politieke instellingen plaatsen. Er werd steun gegeven aan al wie het ‘minste kwaad’ vormde in de hoop zo de opmars van de nazi’s te stoppen. Op een ogenblik van radicalisering van brede lagen van de bevolking was dat uiteraard een illusie. Als de burgerlijke instellingen samen met het systeem waar ze uitingsvormen van zijn in crisis komen, moeten socialisten net wijzen op de fundamentele onderliggende redenen voor die crisis.
Het toedekken ervan door steun te verlenen aan burgerlijke politici ondermijnde de geloofwaardigheid en slagkracht van de sociaaldemocratie (en na 1933 ook van de communistische partijen die deel uitmaakten van ‘Volksfronten’). Dat nam evenwel niet weg dat nog steeds miljoenen arbeiders actief waren in sociaaldemocratische organisaties en een essentieel en noodzakelijk onderdeel van het arbeidersverzet tegen Hitler konden vormen.
Fascisme aan de macht
Bij de verkiezingen van 6 november 1932 haalden sociaaldemocraten en communisten samen meer stemmen dan de nazi’s die een aantal zetels moesten inleveren. Toch zouden de nazi’s hierna aan de macht komen. Dat dit mogelijk bleek, was in de eerste plaats toe te schrijven aan de fouten van de leiding van de arbeidersorganisaties die het fascistische gevaar niet ernstig bestreden. De weigering om een eenheidsfront te vormen en andere fouten lieten ruimte aan Hitler en de zijnen om zich te versterken en uiteindelijk de macht in handen te nemen.
Een poging van president Von Hindenburg om de ‘sociale’ generaal Schleicher tot kanselier te benoemen, was geen lang leven beschoren. Op 30 januari 1933 benoemde Von Hindenburg uiteindelijk Hitler als kanselier. De nazi’s namen drie van de 11 ministerposten voor hun rekening. De SPD weigerde nog steeds om te reageren, de aanstelling van Hitler gebeurde immers op ‘grondwettelijke wijze’. De KDP was nog te druk bezig met de strijd tegen de SPD om het echte gevaar van de nazi’s correct te kunnen inschatten.
Eind februari en begin maart 1933 gingen de nazi’s een stap verder. Op 27 februari stichtten ze brand in het parlement en beschuldigden ze de communisten ervan. Het resultaat was dat de grondwettelijke vrijheden van meningsuiting en organisatie aan de kant werden geschoven. Duizenden verantwoordelijken van de KPD en de SPD werden opgepakt. Voor de verkiezingen van 5 maart 1933 werden alle meetings van de KDP verboden, ook de communistische media werden het zwijgen opgelegd. De nazi’s namen de controle over en begonnen hun terreurregime. Toch slaagden de nazi’s er niet in om bij de verkiezingen van 5 maart een meerderheid te bekomen. Met 44% waren de nazi’s nu wel groter dan de SPD (18%) en de KPD (12%) samen. De KPD-leiding erkende plots de ernst van de situatie en riep op tot stakingsacties, maar de oproep kwam te laat. Waar Mussolini in Italië langere tijd nodig had om zijn macht te consolideren, ging Hitler vrij snel over tot het uitschakelen van de arbeidersbeweging. In april 1933 hoopte de stalinistische Comintern nog op een arbeidersrevolutie, maar de partij werd volledig met de grond gelijk gemaakt. Op 1 mei betoogden de ‘arbeidersorganisaties’ die Hitler in het leven had geroepen als onderdeel van de “nationale dag van de arbeid”. Het succes werd aangegrepen om meteen de vakbondsbeweging uit te schakelen, de arbeidersleiders op te pakken en naar concentratiekampen te sturen.
De fascisten gingen over tot het breken van de arbeidersbeweging om ieder verzet tegen een aanval op de lonen en arbeidsvoorwaarden tegen te gaan en meteen ook ieder toekomstig protest in de kiem te smoren. De fascisten dwongen de arbeiders in organisaties die volledig aan de fascisten, en dus aan de grote bedrijven, onderworpen waren. Deze ‘arbeidersorganisaties’ dienden enkel om de arbeiders te controleren. Ze hadden nooit een grote populariteit genoten, bij gedeeltelijke sociale verkiezingen in maart 1933 – toen Hitler al aan de macht was – haalde de nazi-‘vakbond’ slechts 3% van de stemmen.
Na de arrestatie van vakbondsleiders en het verbod op de bestaande bonden, werd op 16 mei 1933 het stakingsrecht afgeschaft en tegen 1 oktober 1934 werden ook de nazistructuren die de vakbonden hadden overgenomen ontbonden. Het doel was immers niet om in plaats van de oude vakbonden een nieuwe vakbond in het leven te roepen. Neen, de nazi-‘vakbondsstructuur’ diende slechts om het recht op syndicale organisatie volledig te vernietigen.
Het resultaat was verschrikkelijk voor de arbeidersbeweging. Ontdaan van hun organisaties volgden zware aanvallen op lonen en arbeidsvoorwaarden. De Italiaanse lonen halveerden tussen 1927 en 1932 en bleven daarna verder dalen. In Duitsland was er tussen 1933 en 1935 een daling met 25 tot 40%. Werklozen werden aan het werk gezet voor publieke werken, maar kregen daarvoor niet meer dan hun werkloosheidsuitkering. Göring verklaarde in een toespraak op 13 mei 1938: “We moeten dubbel zo hard werken om het Rijk te redden van verval, onkunde, schaamte en armoede. Acht uur op een dag is niet genoeg. We moeten meer werken!” De arbeidsdag werd verlengd tot 10 uur en meer. Alle retoriek van ‘klassensamenwerking’ werd overboord gegooid eens de arbeidersbeweging gebroken was. Dan bleek de ware aard van het fascisme: met ijzeren repressie en concentratiekampen achter de hand de patronale agenda van lage lonen en verschrikkelijke arbeidsomstandigheden door het strot van de arbeiders jagen.
Gaat de vergelijking tussen vandaag en de jaren 1930 op?
Op een aantal vlakken zijn er gelijkenissen. In een periode van diepgaande economische crisis raken alle gevestigde instellingen ondermijnd, ook de traditionele partijen. Er is een wantrouwen met daaraan gekoppeld politieke onstabiliteit. Dat wantrouwen is niet altijd even eenduidig, zo blijft de impact van de massamedia in heel wat landen relatief stand houden. Er is net als in de jaren 1930 sprake van een radicalisering van de middenklasse waarop door allerhande formaties wordt ingespeeld. Dat is wat ook de N-VA van De Wever doet.
De opmars van allerhande populisten en de onstabiliteit dwingt de burgerij in het zuiden van Europa ook vandaag soms tot onstabiele regimes van technocraten die schijnbaar boven het dagelijkse gewoeld en boven de klassenverschillen staan. Het was pas toen dat niet meer functioneerde, dat grote delen van de burgerij het fascisme bovenhaalden. Grote delen van het establishment gingen daarin mee, ook de toenmalige Belgische koning Leopold III.
Er zijn echter grote verschillen met de jaren 1930. Er zijn vandaag geen sterk uitgebouwde fascistische krachten die over een brede mobilisatiekracht beschikken. Ook waar neofascisten zoals het Vlaams Belang bij verkiezingen op onstabiele basis electoraal kunnen scoren, is er geen massale actieve aanhang. Het Griekse Gouden Dageraad probeert daar verandering in te brengen, maar slaagt daar slechts met wisselend succes in. De traditionele basis voor een politiek van fascistische straatterreur is vandaag overigens veel kleiner dan in de jaren 1930.
Het belangrijkste verschil met de jaren 1930 is dat de arbeidersbeweging vandaag potentieel veel sterker staat, ook al wordt dat potentieel door de leiding amper benut. De arbeidersbeweging zit vandaag niet haar wonden te likken van zware nederlagen, maar toont het potentieel van een opgang van strijdbewegingen. Dat delen van de vakbondsleidingen en de voormalige arbeiderspartijen de logica van het huidige systeem omarmd hebben, maakt het organiseren van die strijd moeilijker. Maar het potentieel blijft overeind.
De arbeidersbeweging is tot heel veel in staat, zelfs indien ze door de leiding in een penibele situatie is gedwongen. Zo was het de impact van de Russische Revolutie in 1917 en de internationale uitstraling ervan, onder meer in Duitsland, die een einde stelde aan de barbarij van de Eerste Wereldoorlog. Om het historische potentieel te benutten, is de kwestie van een consequent revolutionair socialistisch programma ook vandaag nog van doorslaggevend belang.
Trotski over de strijd tegen het fascisme
Wil je meer weten over hoe het fascisme aan de macht kon komen en welk antwoord de arbeidersbeweging daartegenover moest plaatsen? Dan is het boek ‘Fascisme: wat het is en hoe het te bestrijden’ door Leon Trotski een must. Het betreft een allereerste Nederlandstalige uitgave van verschillende teksten door de revolutionair Leon Trotski. Het boek telt 350 pagina’s en kost 15 euro. Hier vind je meer info om het boek te bestellen.