Your cart is currently empty!
Tag: economie
-
Dossier. De inflatiedreiging: wat het is en hoe te bestrijden?

Afbeelding: Nick Youngson CC BY-SA 3.0 Via Pix4free “De decennialange cyclus van stagnatie, voorspoed, overproductie en crisis, die van 1825 tot 1867 steeds terugkeerde, schijnt inderdaad haar beloop te hebben gehad, doch slechts om ons te doen belanden in het moeras van moedeloosheid van een permanente en chronische depressie. De verwachte periode van voorspoed zal niet komen; zo vaak als we de eerste symptomen ervan schijnen waar te nemen, zo vaak verdwijnen ze weer.” – F. Engels, Voorwoord bij de Engelse editie van Het Kapitaal, 1886.
Nog voordat de Delta Covid-variant nieuwe beperkingen oplegde, waaronder lockdowns, en de nieuwste Omikron-variant uitbrak, maakten de euforische verwachtingen over een sterk economisch herstel na de pandemie, gebaseerd op de verwachte consumentenbestedingen en bedrijfsinvesteringen, plaats voor grote bezorgdheid. In veel landen worden consumenten geconfronteerd met de scherpste prijsstijgingen sinds decennia, vooral voor voedsel, energie en huisvesting, de grootste uitgavenposten van de arbeidersklasse en arme gezinnen. De levensstandaard krijgt zware klappen, maar de stemmen die opgaan om het verlies aan koopkracht te compenseren, worden overstemd door de roep om loonmatiging om de zogenaamde ‘loon prijsspiraal’ af te wenden.
Dossier door Eric Byl – geschreven eind december
Er zijn veel factoren die de prijsstijgingen veroorzaken. Eén daarvan bestaat uit verstoringen van het aanbod. In de mainstream-pers worden die vooral uitgelegd als het gevolg van de beperkingen in het kader van de pandemie en dus als tijdelijk of van voorbijgaande aard, zoals Fed-voorzitter Powell ze placht te noemen, tot zelfs hij die term moest laten vallen. De beperkende maatregelen dragen er ongetwijfeld in belangrijke mate toe bij, maar er is meer aan de hand en dat al langer dan de pandemie. De globalisering stagneerde sinds de Grote Recessie van 2008/9. Tegen de historische trend naar een grotere internationale arbeidsverdeling in, wonnen de ontkoppeling van de wereldwijde geïntegreerde toeleveringsketen in de richting van diversificatie, verplaatsing en in mindere mate zelfs ‘reshoring’ (terughalen) van de productie aan belang sinds de groei van China niet langer als een kans maar als een bedreiging wordt gezien, vooral door de gevestigde orde in de VS. Dit proces is onder het presidentschap van Trump in een stroomversnelling geraakt en heeft sindsdien een nieuw hoogtepunt bereikt met de komst van de pandemie, waarbij er minder stabiele regionale bevoorradingsketens ontstaan.
De verstoringen van de bevoorrading leggen de kwetsbaarheid van de “just in time”-productie bloot. Dergelijke productie vereist stabiele internationale betrekkingen, maar deze worden ernstig geschaad door toenemende internationale spanningen, in het bijzonder de toenemende koude oorlog tussen de VS en China over de wereldhegemonie die overal binnendringt. Er is geen redelijk vooruitzicht dat deze spanningen zullen afnemen, eerder een versnellende toename ervan, waarbij de kwestie Taiwan gevaarlijk opwarmt. Hoewel de bevoorradingsketens dus op een bepaald moment nieuwe, minder veilige evenwichten zullen bereiken – de grote havens beginnen minder vol te raken – zullen zij hardnekkiger blijken te zijn en naar verwachting veel langer duren dan de algemene consensus van medio 2022.
Just-in-time-productie betekent minder voorraden om de kosten te drukken. Toen de pandemie de grote economieën tot lockdowns dwong, werd de prijs van ruwe olie zelfs negatief door een gebrek aan opslagcapaciteit, waardoor het inkomen van sommige zwakkere olieproducerende economieën, zoals Venezuela en andere, ernstig werd aangetast. De inflatie daalde begin 2021 tot nul. Maar toen de economieën weer open gingen, mensen hun uitgestelde aankopen deden en auto’s en vrachtwagens weer op de weg kwamen, waren de kapitalisten niet voorbereid om aan de vraag te voldoen en grepen zij de kans om de prijzen te verhogen, hetzij om de verliezen tijdens de lockdowns te compenseren, hetzij gewoon omdat de gelegenheid zich voordeed. De prijs van staal steeg met 60 tot 70%, die van koper met 50%, hout met 80% en de energieprijzen, brandstof, benzine, gas en elektriciteit rezen de pan uit tijdens de winter op het noordelijk halfrond.
Daar komt nog bij dat de heropening van de economieën niet gelijktijdig plaatsvond, maar met regelmatige terugvallen die onevenwichtigheden en onderbrekingen van de productie veroorzaakten. We zagen dat schepen geladen met vloeibaar gas op de verkeerde plaats lagen, dat het gebrek aan containers en chips voor de autoproductie leidden tot prijsstijgingen van 20-30% en voor tweedehandswagens zelfs met een hoger percentage. Het uitbreken van nieuwe varianten van het coronavirus, mede als gevolg van de ongelijke verdeling van vaccins, waarbij meer dan 66% van de bevolking in de G20 dubbel is gevaccineerd, maar slechts 6% in Afrika, wat terecht vaccinnationalisme of vaccinimperialisme wordt genoemd, kan worden verwacht dat dit de komende jaren een terugkerend fenomeen zal worden. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat het nog enkele weken zal duren voordat er voldoende bekend is over de nieuwe Omikron-variant. Als blijkt dat het resistenter is voor het vaccin en nieuwe beperkende maatregelen oplegt, zal dit gebeuren in een situatie waarin de overheidsschuld en de tekorten al torenhoog zijn. Of het meer inflatie zal uitlokken als gevolg van nieuwe onderbrekingen van de bevoorrading of minder, omdat reizen beperkt zal worden en toerisme en horeca stilgelegd kunnen worden, is nog onduidelijk. Sommigen speculeren zelfs dat, omdat het aantal mensen dat ernstig ziek wordt van Omikron op dit moment laag lijkt, deze variant misschien een minder schadelijke maar zeer besmettelijke variant is die minder besmettelijke maar schadelijkere varianten overstemt.
Overvloed aan geld
In reactie op de Grote Recessie van 2008/9 verlaagden de centrale banken de rentetarieven tot nul of negatief, waarna tijdens de pandemie het gemakkelijke geld werd aangevuld met enorme fiscale stimuleringsmaatregelen. Het grootste deel daarvan kwam niet terecht in de productieve economie, maar belandde in vastgoed- en financiële activa-bubbels. Twee derde van het mondiale vermogen is feitelijk opgeslagen in onroerend goed en slechts 20% in andere vaste activa. Dit houdt verband met de langere trend van lage winstgevendheid in de productieve sectoren als gevolg van overaccumulatie van kapitaal. Winsten op basis van investeringen in fabrieken, machines, onderzoek en arbeidskrachten zijn minder aantrekkelijk geworden voor investeerders die meer geld kunnen verdienen met “kapitaalwinsten”: winsten uit stijgingen van aandelen- en vastgoedprijzen.
Volgens Mc Kinsey Global Institute was minder dan een derde van de nettogroei sinds het begin van de eeuw gebaseerd op nieuwe investeringen, terwijl bijna driekwart werd aangedreven door prijsstijgingen, wat betekent dat er zeer speculatief potentieel “fictief” geld werd verdiend met geld in plaats van met uitbuiting van arbeid. Sinds 2011 is in een selectie van tien landen de waarde van de bedrijfsactiva met 61% gegroeid ten opzichte van het bbp, maar de waarde die daaraan ten grondslag zou moeten liggen, de bedrijfswinsten, is met 1% gedaald ten opzichte van het mondiale bbp. McKinsey maakt zich terecht zorgen en wijst op een mogelijke ineenstorting van de financiële sector en de vastgoedsector.
Nochtans zijn er wereldwijd duidelijk grote tekorten zijn in de gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale dienstverlening, betaalbare huisvesting en er noodzakelijke investeringen moeten worden gedaan in infrastructuur, de transitie naar groene energie, enz. De enige manier waarop de economie overeind wordt gehouden is door er gigantische hoeveelheden extra geld in te pompen. De gecombineerde balans van de FED, ECB, BOJ (Japan) en PBOC (China) was $5trn voordat het verdubbelde tijdens de Grote Recessie van 2008/9, daarna bleef het groeien tot $20trn, versnelde opnieuw tijdens de pandemische depressie om vandaag een duizelingwekkende omvang van $31trn te bereiken. Het saldo van de FED, historisch gelijk aan 6% van het bbp, nadert nu 40%, een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de PBOC. De ECB heeft 60% bereikt en de BOJ 130%.
Op langere termijn is dit onhoudbaar. Het betekent dat elk economisch herstel het gevaar van oververhitting met zich meebrengt, tenzij een consistent groeipad vergelijkbaar met de naoorlogse boom goederen en diensten in staat stelt deze geldstroom te absorberen. Een dergelijke groei is uitgesloten in het huidige kapitalisme, ook voor het staatskapitalistische China. De dreigende implosie van Evergrande is slechts een eerste waarschuwing voor een mogelijke ineenstorting van China’s gigantische, door schulden gevoede vastgoedzeepbel van $5 triljoen, de belangrijkste groeimotor van het land in de afgelopen tien jaar. Zelfs als Peking een ongecontroleerde ineenstorting van Evergrande kan vermijden, dan nog zal dit China’s groeipad drastisch inperken, mogelijk tot een recessie leiden en in elk geval enorme wereldwijde repercussies hebben.
In de westerse geavanceerde kapitalistische landen heeft de vloed van goedkoop geld activa- en kredietzeepbellen gevoed met hoge koers-winstverhoudingen, lage risicopremies omdat goedkoop geld in overvloed beschikbaar was en opgeblazen tech-activa. Het heeft ook irrationele crypto-manie, torenhoge bedrijfsschulden, meme-aandelen, enz. gestimuleerd. Durfkapitaal, gebruikt om ondernemingen met een hoog risico te financieren, is exponentieel gegroeid met jaarlijkse rendementen van 17% in het afgelopen decennium. Amerikaanse durfkapitaalfondsen hebben bedrijven opgericht met een waarde van minstens 18 miljard dollar. In het verleden was dit een Amerikaanse aangelegenheid voor exclusieve fondsen, maar nu is het een internationale aangelegenheid geworden en zijn er gewone financiële ondernemingen bij betrokken. De risico’s zijn onverantwoord, van het buitensporig verbrassen van cash – gebaseerd op torenhoge waarderingen en een overvloedige instroom van kapitaal – tot het verkwisten van pensioenfondsen. Van de 100 grootste beursgenoteerde ondernemingen in 2021 staan er 54 in het rood met cumulatieve verliezen van 71 miljard dollar!
In het staatskapitalistische China is vastgoed, en niet de aandelenmarkt, de belangrijkste bron van speculatie: het vertegenwoordigt nu 27% van het BBP, tegen 14 à 18% in de VS. Dit betekent niet dat speculatie met onroerend goed een specifiek Chinese aangelegenheid zou zijn. In de afgelopen 40 jaar is de gemiddelde huizenprijs in de VS met 420% gestegen, nog versterkt door het feit dat de laatste twee decennia de bouw van nieuwe woningen met 5 à 7 miljoen eenheden achterbleef in vergelijking met de drie voorgaande decennia. Met de pandemie zijn de huizenprijzen nog sterker gestegen, alleen al in 2021 met 16%, deels omdat de kosten van bouwmateriaal en energie tot dusver in 2021 met 14,5% zijn gestegen, maar ook omdat de wake-up call van de pandemie en de uitbreiding van thuiswerken degenen die dat kunnen, ertoe heeft aangezet uit de stadscentra te verhuizen naar grotere en groenere locaties. Projectontwikkelaars maken volop gebruik van deze kans. Hogere prijzen voor woningen leiden onvermijdelijk tot meer huurders en hogere huurprijzen. Huisvestingskosten zijn verantwoordelijk voor tot een derde van de inflatie in de VS.
Ook de voedselprijzen lopen voor op de algemene inflatie. In het derde kwartaal van 2021 steeg de landbouwgrondstoffenprijsindex met 33% op jaarbasis, waarbij de prijzen voor maïs en tarwe respectievelijk 44% en 38% hoger lagen dan vóór de pandemie. Net als huisvesting en energie weegt voedsel veel zwaarder door in de uitgaven van gezinnen uit de arbeidersklasse en arme gezinnen, laat staan in middeninkomenslanden en arme landen. De Wereldbank bevestigt dat Covid 19 het aantal mensen dat met acute voedselonzekerheid te kampen heeft, dramatisch deed toenemen. In het waarschijnlijke scenario van een financiële crash of een vastgoedcrisis kunnen we verwachten dat speculanten de markt voor toekomstige oogsten massaal zullen overspoelen, vergelijkbaar met wat meer dan een decennium geleden gebeurde en een belangrijk element werd in de zogenaamde Arabische lente. Een herhaling van een dergelijk scenario, vooral in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden creëert, is perfect denkbaar, maar de gevolgen ervan zouden nog desastreuzer zijn in de context van klimaatrampen, overgewaardeerde financiële markten en een nog steeds ontwikkelende pandemie. Voedseltekorten en prijsstijgingen waren reeds belangrijke elementen in de bewegingen en rellen in Libanon, Soedan, Algerije, Zuid-Afrika, Madagaskar en onlangs op de Salomonseilanden.
Het schuldenprobleem
Elk groot land heeft een begrotingstekort, in de VS tot 14% van het BBP, hoger dan in enig ander G7-land, maar het is een algemeen kenmerk. Fiscale stimulering is een noodzakelijk instrument geworden om het systeem overeind te houden en massale sociale explosies tegen te gaan. Als gevolg daarvan is de wereldwijde overheidsschuld gestegen tot 88 miljard dollar, bijna 100 procent van het mondiale bbp. De kosten daarvan zijn nu nog relatief laag door de historisch lage rentetarieven, maar op langere termijn zal dit moeten worden aangepakt voordat de rentetarieven stijgen en de herfinanciering van die schulden een ondraaglijke last wordt die in een schuldensneeuwbal eindigt.
Sterkere economieën zullen proberen geleidelijk aan te besparen in de hoop hun economieën niet opnieuw in een recessie te storten. De FED heeft besloten haar maandelijkse aankopen van schatkistpapier ter waarde van 80 miljard dollar met 10 miljard dollar te verminderen en haar aankopen van door hypotheek gedekte waardepapieren ter waarde van 40 miljard dollar met 5 miljard dollar. De Bank Of England (VK) suggereert dat het zijn basisrente in de komende maanden zal verhogen van 0,1% tot 0,5%. De discussies binnen de ECB over tapering worden nog intensiever nu de inflatie in de eurozone in november van dit jaar is opgelopen tot 4,9%, het hoogste niveau sinds het begin van de metingen in 1997, en 6% in Duitsland.
Zwakkere economieën hebben deze luxe niet en zijn genoodzaakt krachtdadiger op te treden. Van de 38 centrale banken die door de Bank voor Internationale Betalingen worden gevolgd, hebben er al 13 hun belangrijkste rentetarief ten minste één keer verhoogd en er zullen er nog meer volgen. Zo heeft de Chileense centrale bank vorige maand haar rentetarief met 1,25 verhoogd tot 2,75%, de grootste renteverhoging in 20 jaar. Ook Peru en Colombia hebben hun monetaire beleid verkrapt, evenals Sri Lanka, Rusland, Noorwegen en vele andere landen. De opmerkelijke uitzondering is Turkije, waar Erdogan tegen elke logica in aandringt op renteplafonds in een situatie waar de inflatie al dicht bij 20% ligt. Sinds het begin van 2021 verloor de Turkse lira 40% ten opzichte van de dollar. Het leidt tot grote sociale onrust terwijl de populariteit van Erdogan afneemt. Hogere rentetarieven zullen echter de herfinanciering van schulden bemoeilijken, vooral in armere landen. Het kan leiden tot een keten van wanbetalingen die enkele van de belangrijkste particuliere kredietverstrekkers meesleept en verdere inter-imperialistische spanningen uitlokken over wie het verlies zal dragen. Het zou ook het goedkope krediet doorkruisen, de risicopremies opdrijven, de dreiging van een kredietschaarste opwerpen, de investeringen ondermijnen en de economieën opnieuw in een recessie doen belanden.
De totale mondiale schuld – publieke, particuliere en bedrijfsschulden – is opgelopen tot een recordbedrag van 296 miljard dollar. Aan het begin van de eeuw werd 11% van de bedrijven wereldwijd als zombiebedrijven beschouwd, onrendabele bedrijven die alleen door goedkoop krediet konden overleven. De kans dat zij zombie zouden blijven, werd geschat op 50%; thans is 16% zombie en de kans dat dit zo blijft ligt dicht bij 90%. Uit een studie van twee Argentijnse economen blijkt voorts dat de voornaamste oorzaak van deze stijging niet de omvang van hun schulden is, maar veeleer hun lage winstmarge uit de productie, waardoor zij gedwongen zijn te lenen. Als de herfinanciering van schulden duurder wordt, zal een keten van faillissementen andere bedrijven, die vandaag als gezond worden beschouwd, met inbegrip van banken, met zich meetrekken. Daarom is de kwestie van het afbouwen van de kwantitatieve versoepeling en het verhogen van de rentevoeten als dansen op een dunne koord.
Klassenstrijd
De crisis is van dien aard dat symptoombestrijding niet zal volstaan. Het kapitalisme is in een zodanige situatie beland dat elke maatregel die wordt genomen nieuwe problemen dreigt uit te lokken of oude problemen nieuw leven in kan blazen. Als het beleid van geldverspilling wordt voortgezet, kan het uitlopen op een inflatie met dubbele cijfers, in sommige landen zelfs hyperinflatie, en eindigen in stagflatie. Gebeurt dit niet, dan kan de economie in de moeder aller recessies terechtkomen. De realiteit is dat deze crisis, een perfecte storm, al tientallen jaren in voorbereiding is.
Het kapitalisme heeft zichzelf gevoed ten koste van de menselijke arbeid en de natuur, waardoor wat Marx de metabole kloof tussen mens en milieu noemde, een gapende afgrond is geworden. Het heeft onze gezondheidsstelsels ondergefinancierd, ze gereduceerd tot een minimum dat niet in staat is de onvermijdelijke komende crises het hoofd te bieden. Het heeft hetzelfde gedaan met alle nooddiensten, van brandweerdiensten tot civiele bescherming over alle soorten sociale diensten. Het veranderde onderwijs, gezondheidszorg en andere diensten in bedrijven die winst maken, ten koste van kwaliteit, prijs en arbeidsomstandigheden. Het heeft de productie van alle buffers ontdaan, de voorraden tot het absolute minimum teruggebracht, een ondraaglijke flexibiliteit in de werktijden en arbeidscontracten ingevoerd om elke fractie van de bestede arbeidstijd uit te buiten. Het maakt van alles louter handelswaar die op de ‘vrije’ markt kan worden verhandeld. Hoewel kapitalisten dit vanuit menselijk oogpunt allemaal veroordelende klappen in het gezicht vinden, zegt de hele logica van hun systeem, de werking ervan, de ideologische kijk erop hen dit alles terzijde te schuiven en in de eerste plaats “investeringskansen” te zien.
Big Pharma verdient miljarden aan de coronapandemie, net als energiebedrijven, projectontwikkelaars enz. De voorspelde inkomsten van Pfizer van 2021, 80 miljard dollar, vormen een record voor elke medicijnfabrikant. De wereldwijde dividenduitkeringen aan houders van activa van grote beursgenoteerde bedrijven zullen in 2021 met 16% stijgen en een record van $1460 miljard bereiken, maar de grote zorg van het establishment is dat inflatie zal leiden tot hogere looneisen, waarop kapitalisten de prijzen zullen verhogen om de gestegen arbeidskosten te compenseren. Dit wordt voorgesteld als een soort natuurwet, maar in werkelijkheid gaat het om een klassenstrijd over wie de lasten zal dragen, de arbeiders met hun loon of de bazen met hun winst. Al tientallen jaren is het aandeel van de lonen in het BBP in alle geavanceerde kapitalistische landen aan het afnemen. Geschat wordt dat als het aandeel van de lonen in het BBP van de VS op het niveau van de jaren ’60 zou zijn gebleven, de arbeiders in de VS nu elk jaar 1 miljard dollar extra te besteden zouden hebben. Gemiddeld is in de geavanceerde kapitalistische landen het aandeel van de lonen, dat in de jaren 1960 60 tot 65% van het BBP bedroeg, na een stijging tot 65-70% in het midden van de jaren 1970, tijdens het neoliberale tijdperk drastisch gedaald tot 50-55% van het BBP vandaag.
Met uitzondering van enkele sectoren en bedrijven blijven de lonen sterk achter bij de inflatie. Volgens gegevens van ‘The Conference Board’ zullen de mediane lonen in de VS dit jaar met 3% stijgen, terwijl de inflatie over de gehele linie 6,2% bedraagt. Inflatiecijfers houden echter rekening met de prijzen van een hele reeks goederen en diensten. Die stijgen niet allemaal even snel. Wie, zoals de meerderheid, aan de onderkant van het inkomensspectrum zit, geeft verhoudingsgewijs meer uit aan voedsel, energie en huisvesting met prijsstijgingen die ver boven het gemiddelde liggen en zal de gevoelsinflatie is bijgevolg veel hoger dan het officiële cijfer. Tijdens het neoliberale tijdperk werden werknemers, helaas vaak met de hulp van de zogenaamde arbeiders- en vakbondsleiders, monddood gemaakt. Het resulteerde in groeiende sectoren met lage lonen, extreme flexibiliteitseisen, onzekere arbeidscontracten en een onhoudbaar werkritme. Het ondermijnde ook het geloof in collectieve actie, maar ook al lijkt collectieve actie ver weg, concrete omstandigheden dwingen arbeiders toch om een uitweg te zoeken.
Arbeidsomstandigheden, lage lonen, vervreemding en een gebrek aan perspectieven in combinatie met het post-pandemische herstel helpen verklaren waarom in september een recordaantal van 3% van de Amerikaanse beroepsbevolking zijn job opgaf. Dit kreeg de naam “het grote ontslag”, waarmee wordt uitgedrukt hoe bezorgd de bazen hierover zijn, omdat zij bang zijn dat zij meer zullen moeten betalen en betere voorwaarden moeten bieden om te voorkomen dat zij zonder arbeidskrachten komen te zitten. In zekere zin stelt het hun macht om personeel aan te nemen en te ontslaan in vraag. In Groot-Brittannië zorgde het fenomeen van ontslagnames door werkenden in het derde kwartaal van 2021 voor recordaantal job-naar-job verplaatsingen. Verslechterende omstandigheden worden gewoon niet meer gepikt. Als reactie op het tekort aan vrachtwagenchauffeurs heeft de Britse regering het rijexamen vereenvoudigd, maar het zijn de lonen en de arbeidsvoorwaarden die het tekort veroorzaken.
Hoewel de pandemie de arbeidersbeweging kortstondig verlamde, maakte zij in eerste instantie de arbeiders in essentiële jobs – en vervolgens in bredere zin iedereen die voor zijn brood werkt – bewust van de rampzalige aanpak van de pandemie door de heersende klassen en hun politieke en ideologische woordvoerders. Dit leidde onvermijdelijk tot eisen inzake lonen, contracten en extra personeel, terwijl tegelijkertijd de bereidheid van de werknemers om terug te vechten toen bedrijven probeerden de kosten te drukken ten koste van banen en omstandigheden, ook toenam. In vele landen leidde dit reeds tot collectieve actie, aanvankelijk vooral door gezondheidswerkers en leraren, maar het verspreidde zich snel. In de VS, Spanje en India, om er enkele te noemen, ontstaan stakingsgolven, soms met overwinningen. Werknemers aanvaarden niet de last van de crisis te dragen.
De bereidheid om te strijden op zich is echter onvoldoende. De kapitalisten bereiden zich voortdurend voor op een confrontatie. Ze gebruiken verdeel-en-heers tactieken om arbeiders en armen te verzwakken. Vandaag wordt dit aangevuld met voortdurende repressieve maatregelen van de staat, soms op een bedekte manier ingevoerd, soms open en bot. Het is geen toeval dat we de laatste jaren in een groeiend aantal landen meer autoritaire figuren aan de macht zien komen. Tegelijkertijd hebben monopolistische multinationals aanzienlijke macht vergaard en gebruiken die om hun eigen agenda op te leggen.
Om het ideologische spervuur en de regelrechte aanvallen te weerstaan, hebben arbeiders en armen hun eigen verenigende democratische structuren, discussies, activiteiten, kranten en sociale media nodig. Zij hebben democratische en strijdbare vakbonden nodig, zo nodig aangevuld met ad hoc organisaties om hun strijd te verbreden en te versterken. Zij hebben democratisch gekozen leiders nodig, die bereid zijn te mobiliseren en initiatieven te nemen die overeenkomen met de uitdagingen die voor hen liggen. Aangezien vandaag de algemene oriëntatie van de maatschappij op nationaal en internationaal niveau wordt bepaald, hebben zij ook hun eigen internationale politieke organisaties nodig met democratisch gekozen vertegenwoordigers die zelf de omstandigheden en de lonen van arbeiders en armen delen. Maar eerst en vooral hebben zij een programma nodig dat werkelijk een uitweg kan bieden, dat onze onmiddellijke eisen koppelt aan de noodzaak van socialistische verandering en dat programma vertaalt in concrete actie en mobilisatie. Als de arbeidersklasse hier niet in slaagt, zwak is in haar organisatie, acties en programma, zullen rechtse populisten en extreemrechtse groeperingen de massale woede over de ondraaglijke omstandigheden in de samenleving uitbuiten om de arbeiders en armen verder te verdelen en te verzwakken en uiteindelijk het vertrouwen te winnen om de arbeidersorganisaties openlijk aan te vallen, zoals onlangs gebeurde in Rome, waar het hoofdkantoor van de vakbonden, de CGIL, werd aangevallen door een extreemrechtse bende.
Dit zijn enkele voorstellen voor een offensief programma van arbeiders en armen tegen de inflatie:
- Als eerste stap in de strijd tegen de inflatie moeten comités worden opgericht, waarvan vakbonden en consumentengroepen deel uitmaken, om de prijzen in de gaten te houden en de reële stijging van de kosten van levensonderhoud voor de werkende bevolking te meten. In geval van schaarste en rantsoenering moeten dergelijke comités de distributie overzien en organiseren.
- Bedrijven moeten hun boeken openen, vooral de grote bedrijven en de bedrijven die zich tijdens de crisis hebben verrijkt, om hun werkelijke kosten, winsten, beloningen van directieleden en dividenduitkeringen vast te stellen. Bedrijven die belastingen ontduiken moeten onmiddellijk onder toezicht van werknemerscomités worden geplaatst, bedrijven die betrokken zijn bij belastingfraude moeten worden onteigend en onder overheidstoezicht worden geplaatst.
- Onmiddellijke invoering van een glijdende loonschaal om werknemers automatisch te compenseren voor de gestegen kosten van levensonderhoud, op basis van een mand van goederen en diensten die de reële uitgaven weerspiegelen, gecontroleerd en overeengekomen door comités van werknemers en vertegenwoordigers van de gemeenschap.
- Onmiddellijke afschaffing van de BTW op essentiële goederen.
- Een onmiddellijke verhoging van de lage lonen en uitkeringen tot het niveau van wat comités van werknemers en gemeenschappen als een leefbaar loon beschouwen, geen ondermijning van de brutolonen.
- Een onmiddellijke ‘meevallersbelasting’ op bedrijven die enorme winsten maken door de pandemie of prijsstijgingen. Dit slechts als eerste stap naar de nationalisatie van de bezittingen van de grote farmaceutische en nutsbedrijven, om deze te runnen als openbare bedrijven onder controle en beheer van de arbeiders, om te voorzien in de behoeften van de meerderheid van de samenleving.
- Een massaal programma van overheidsinvesteringen in openbare koolstofneutrale sociale huisvesting om de huizenprijzen tot een betaalbaar niveau terug te brengen en de kwaliteit te verbeteren, met inbegrip van de uitdagingen op milieugebied.
- Een grootschalig plan van openbare werken om verwaarloosde infrastructuur te verbeteren en verspilling door gebrek aan onderhoud en reparatie te verminderen.
- Gratis en kwalitatief openbaar vervoer als onderdeel van een nationaal plan van energietransitie en vervanging van verspillende en giftige productie. Massale creatie van groene banen die even goed betaald worden als vorige contracten.
- Om aangepast te zijn aan de uitdagingen die voor ons liggen, moeten banken en financiële instellingen worden genationaliseerd en verenigd in één openbaar financieel instrument dat in staat is goedkoop krediet te verstrekken voor de geplande ontwikkeling van de industrie en de dienstensector, een groene transitie, alsook goedkoop krediet te verstrekken voor huisvesting en kleine bedrijven.
- Nationalisatie moet gebeuren zonder compensatie, tenzij op basis van bewezen noodzaak
- Voor internationale mobilisatie en samenwerking van arbeidersorganisaties over de grenzen heen ter voorbereiding van vrijwillige confederaties van socialistische arbeidersstaten gebaseerd op democratische economische en ecologische planning volgens behoeften in tegenstelling tot de door winst gedomineerde chaos van het kapitalisme
-
Waar gaat het herstel heen? Inflatiespook dreigt voor nieuwe crisis te zorgen

Dossier door Eric Byl (ISA International Executive)
Er valt veel te zeggen over de zogenaamde ‘post-pandemische’ economische opleving. De cijfers zien er indrukwekkend uit, maar de waarschuwingen zijn talrijk. Nieuwe hoogten in de ongelijkheid tussen rijk en arm gieten olie op bestaande sociale spanningen, en veroorzaken nieuwe. Stijgende voedselprijzen leiden tot verdere sociale explosies. De rampzalig trage, ongelijke en inefficiënte uitrol van vaccins door het kapitalisme leidt tot meer besmettelijke en vaccinresistente vormen van het virus. De inflatiedruk zou de centrale banken ertoe kunnen dwingen het monetaire beleid aan te scherpen en zou de economie opnieuw in een recessie storten. Bovendien zijn er de vele uitdagingen die al vóór de pandemie bestonden en die nu groter, dreigender en dringender zijn geworden: ecologische omslagpunten, de nieuwe Koude Oorlog, de opeenhoping van schulden, gebrek aan investeringen in productiecapaciteit, enz.
Het is dan ook geen wonder dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) waarschuwt dat de risico’s de “mondiale basisprognose” – 6% mondiale groei in 2021 en 4,9% in 2022 – kunnen drukken. Het gebrek aan vertrouwen van het IMF blijkt ook uit zijn oproep aan de centrale banken om het monetaire beleid niet te verstrakken, tenzij de aanhoudende inflatie hen daartoe dwingt.
De groeicijfers lijken indrukwekkend, maar ze moeten in de juiste context worden geplaatst. Ze komen na een krimp van de wereldeconomie met 3,2% in 2020, de ergste sinds WO II. Deze groei wordt ook aangedreven door historische verschuivingen in het kapitalistische economische beleid, met massale monetaire (geldschepping) en fiscale (begrotingsuitgaven) interventies van gemiddeld 16% van het BBP in de geavanceerde kapitalistische landen (27% als leningen, aandelen en garanties worden meegerekend). De overeenkomstige cijfers voor ‘opkomende’ landen en landen met lage inkomens bedroegen respectief 4 en 6,5%, en 1,5 en 2% van het BBP. Volgens het IMF hadden de regeringen begin juli 2021 wereldwijd niet minder dan $16.500 miljard uitgegeven om de pandemie te bestrijden. Met dit in het achterhoofd zijn de groeicijfers van het IMF eigenlijk teleurstellend.
De kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers begrepen de noodzaak van een drastische beleidswijziging om hun systeem van een implosie te redden en te proberen sociale onrust af te wenden. Tijdens de Grote Depressie van 1929 duurde het 4 jaar voordat zij van ‘laissez faire’ (vrije markt) overschakelden op een meer staatsinterventionistisch beleid, met de New Deal. In die vier jaar kromp het BBP van de VS met 25%, de werkloosheid schoot omhoog tot 25%, honderdduizenden raakten dakloos en overal verschenen sloppenwijken, de zogeheten “Hoovervilles” (genoemd naar toenmalig president Hoover).
Onder Hoover steeg de staatsschuld van de VS van 16% van het BBP in 1929 tot 40% in 1933. Deze cijfers lijken misschien redelijk volgens de normen van vandaag, maar in die tijd bedroegen de jaarlijkse inkomsten van de federale overheid van de VS slechts 4% van het BBP, tegen ongeveer 30% vandaag. De verhouding tussen de federale schuld en het jaarlijkse federale inkomen nam exponentieel toe. Het jaar na het begin van Roosevelts New Deal veerde de Amerikaanse economie weer op met 10,8% en bleef gedurende 3 jaar op rij in een vergelijkbaar tempo groeien voordat de depressie terugkeerde. De New Deal kocht tijd, maar alle onderliggende problemen bleven onopgelost, totdat de massale vernietiging en uitgaven in de Tweede Wereldoorlog en de afloop daarvan alles veranderden.
Het ziet ernaar uit dat de economieën van de geavanceerde kapitalistische landen sneller dan verwacht het BBP-niveau van vóór de crisis zullen bereiken. China deed dat vorig jaar en de VS in het eerste kwartaal van dit jaar. Het bbp van de eurozone ligt nog 3% onder het niveau van voor de crisis, maar de groei van de eurozone is nu voor het eerst groter dan die van China en de VS. Tegen het einde van dit jaar zou de achterstand kunnen zijn ingelopen, met een verwachte groei van 6% in Frankrijk, 5% in Italië, 7,4% in Roemenië en 3,6% in Duitsland, dat meer dan andere Europese landen te lijden heeft onder tekorten aan halffabricaten. Volgens het IMF zal de groei in de geavanceerde kapitalistische landen tegen eind 2022 alle door de pandemie veroorzaakte verliezen hebben goedgemaakt. Dat wil zeggen, als nieuwe Covid-19 varianten onder controle worden gehouden. We zagen al hoe toen Morgan Chase zijn groeiprognose voor China voor het derde kwartaal verlaagde van 5,8% naar 2,3% vanwege de ‘Delta’-variant, er schokgolven door de Amerikaanse aandelenmarkt gingen.
Breuklijnen die de ongelijkheid wereldwijd verdiepen
In de ‘opkomende’ economieën zal het veel langer duren om de achterstand in te lopen, en in de lage-inkomenslanden zelfs nog langer. Het IMF waarschuwt zelfs dat de “access fault line” van de vaccins het wereldwijde herstel in tweeën zal splijten en erkent dat in 2020-21 naar verwachting bijna 80 miljoen meer mensen in extreme armoede zullen terechtkomen dan vóór de pandemie werd verwacht. Volgens het IMF zullen de lage-inkomenslanden minstens 200 miljard dollar extra moeten uitgeven om de pandemie te bestrijden en nog eens 250 miljard dollar om de economische groei van voor de pandemie te hervatten.
Terwijl in de ontwikkelde economieën 40% van de bevolking volledig is gevaccineerd, is dat aantal minder dan de helft in de ‘opkomende’ economieën en slechts 2% in de lage-inkomenslanden. De aanzienlijke fiscale ingrepen in de geavanceerde economieën in vergelijking met de opkomende landen en de landen met lage inkomens hebben de welvaartskloof ook nog groter gemaakt. Bezorgdheid over deze realiteit heeft het IMF ertoe gebracht nieuw geld te creëren, via zogenaamde “speciale trekkingsrechten” (zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Speciale_trekkingsrechten), voor een bedrag van 650 miljard dollar. Meer dan 50% hiervan zal echter naar de geavanceerde economieën gaan, 42% naar de opkomende economieën en slechts 3,2% naar de lage-inkomenslanden. De reserves van Argentinië, Pakistan, Ecuador en Turkije zullen echter met minstens 10% toenemen. Hoewel verpakt in mooie woorden, is het slecht verhulde hoofddoel van dit beleid een poging om de financiële stabiliteit te versterken door particuliere en publieke beleggers/speculanten te behoeden voor verliezen als gevolg van meer wanbetalingen op overheidsschuld.
De dreiging van inflatie
Intussen heeft het wereldwijde herstel de olieprijzen met bijna 70% opgedreven tot boven hun lage basis in 2020, terwijl de prijzen van niet-oliegrondstoffen met bijna 30% zijn gestegen, vooral de metaal- en voedselprijzen wegens tekorten. Dit is op zich al een bron van sociale onrust, vooral bovenop de woedende pandemie, zoals we zagen in Tunesië, Zuid-Afrika en Cuba. De depreciatie van de munt heeft ook de invoerprijzen opgedreven, waardoor de inflatie nog is toegenomen. Sommige ‘opkomende’ landen, waaronder Brazilië, Hongarije, Mexico, Rusland en Turkije, zijn reeds gedwongen hun monetair beleid aan te scherpen om de opwaartse druk op de prijzen tegen te gaan.
In de geavanceerde kapitalistische landen is het herstel ten koste gegaan van een stijging van de overheidsschuld met gemiddeld 20% en meer dan een verdrievoudiging van de begrotingstekorten, alsmede van gigantische verhogingen van de tegoeden van de centrale banken. Samen met de twee grote uitgavenpakketten van Biden heeft dit de vraag doen rijzen of de economieën niet zouden kunnen ‘oververhitten’ en de inflatie uit de hand kan lopen. In de VS is de consumentenprijsindex in juni met 5,4% gestegen, na een stijging met 5% in mei. De index van de producentenprijzen is in juni met 7,3% gestegen, een record in 13 jaar. De vraag neemt toe naarmate de economieën opener worden, terwijl veel bedrijven niet over de voorraden beschikken om aan de vraag te voldoen. Het einde van de huur- en hypotheekmoratoria in de VS en het einde van de BTW-verlaging in Duitsland wakkeren deze inflatoire druk verder aan. De prijsstijgingen zetten de levensstandaard van de arbeidersklasse en arme huishoudens onder druk.
In dit stadium beschouwen het IMF, de centrale banken en de meeste mainstream-economen deze inflatiegolf als een tijdelijk verschijnsel dat in 2022 zal zijn teruggevallen tot het niveau van vóór de pandemie. Dit is gebaseerd op hun inschatting dat er nog steeds sprake is van een aanzienlijke slapte op de arbeidsmarkt, ook al hebben sommige sectoren te kampen met tekorten en aanwervingsproblemen. Zij denken dat de inflatoire tendensen gebaseerd zijn op tijdelijke factoren en dat andere structurele factoren, zoals automatisering, de prijsgevoeligheid hebben verminderd.
Neoliberale en keynesiaanse theorieën over inflatie
Mainstream economen hebben dus de eenzijdige en fundamentele stelling van het monetarisme (een concept dat centraal staat in de ideeën van het ‘neoliberalisme’), met name dat de geldhoeveelheid de prijzen van goederen en diensten bepaalt en dat inflatie ontstaat wanneer de geldhoeveelheid sneller stijgt dan de productie, terzijde geschoven. In feite is de geldhoeveelheid in 2020 met meer dan 25% gestegen, maar het grootste deel daarvan is opgepot of gebruikt voor speculatie. Bijgevolg werd de enorme stijging van de geldhoeveelheid grotendeels tenietgedaan door de daling van de geldcirculatie (velocity) en weerspiegelden de prijzen van goederen en diensten dus niet de enorme geldcreatie in die fase.
De alternatieve mainstream-theorie van de inflatie is de Keynesiaanse ”cost-push”-these. Deze theorie houdt in dat de inflatie wordt aangedreven door de lonen, het resultaat van de lage werkloosheid en de grote vraag naar arbeid in verhouding tot het aanbod, waardoor de lonen stijgen, wat op zijn beurt de prijzen opdrijft, de zogenaamde loon-prijsspiraal. Keynesianen verwijzen vaak naar de Phillips-curve, die stelt dat hoge werkloosheid leidt tot prijsdeflatie, terwijl lage werkloosheid leidt tot inflatie. In de jaren zeventig stegen echter, in tegenstelling tot de Phillips-curve, zowel de inflatie als de werkloosheid tegelijk, wat toen ‘stagflatie’ werd genoemd. Na de recessie van 2008/9 daalde de werkloosheid in de grote economieën tot een historisch dieptepunt, terwijl de loonstijgingen laag bleven, net als de prijsinflatie.
Marxisme, waarde en inflatie
Marx heeft nooit een uitgebreide theorie over inflatie geformuleerd. Hij stelde dat geld de “ruilwaarde” vertegenwoordigt, of de hoeveelheid arbeid die nodig is om goederen en diensten te produceren. Het is niet de geldhoeveelheid die de prijzen bepaalt, maar uiteindelijk het omgekeerde. Dit wil niet zeggen dat vraag en aanbod, kartelvorming, klassenstrijd enz. geen invloed hebben op de prijsvorming, maar de fundamentele factor die de prijzen bepaalt, is de gemiddelde hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd die nodig is voor de productie en verwerking van goederen en diensten. Andere factoren kunnen de prijzen onder of boven de reële (ruil)waarde drukken, maar altijd tijdelijk.
Marx verwierp ook het idee dat loonstijgingen de oorzaak zijn van inflatie. In ‘Loon, prijs en winst’ stelde hij: “dat een gevecht om een loonsverhoging slechts wordt gevoerd in het spoor van voorafgaande veranderingen en het noodzakelijke resultaat is van voorafgaande veranderingen in de omvang der productie, de productiekracht van de arbeid, de waarde van de arbeid, de waarde van het geld, de duur of de intensiteit van de uitgeperste arbeid, de fluctuaties van de marktprijzen, afhankelijk van fluctuaties van vraag en aanbod en in overeenstemming met de verschillende fasen van de industriële cyclus — kortom, als een afweerreactie van de arbeid tegen de voorafgaande actie van het kapitaal. Als u het vechten voor een loonsverhoging onafhankelijk van al deze omstandigheden neemt, als u slechts op de veranderingen van het loon let en alle andere veranderingen waaruit ze voortspruiten buiten beschouwing laat, gaat u van een verkeerd uitgangspunt uit en komt u tot verkeerde gevolgtrekkingen.”
In tegenstelling tot de verschillende economische scholen van het kapitalisme, koos Marx niet één of enkele symptomatische kenmerken (geldhoeveelheid, loonkosten …) om ze tot de hoofdoorzaak van alles te maken, maar benaderde hij de economie als een globaal samenspel van tegenstrijdige krachten.
In zijn World Economic Update lijkt het IMF dit onbewust te bevestigen. Het wijst erop dat de loonstijging tot dusver over het algemeen stabiel is en dat, ondanks een recente opleving van de loonstijging in de VS, de lonen niet wijzen op een bredere druk op de arbeidsmarkt en dat de gegevens uit Canada, Spanje en het VK soortgelijke patronen van over het algemeen stabiele loonstijging laten zien. Met andere woorden, als er in dit stadium al sprake is van een ‘kostenstijging’, dan is die niet het gevolg van lonen, maar van prijsverhogingen door bedrijven, deels als gevolg van stijgende kosten van grondstoffen, basisproducten en andere elementen, deels als gevolg van verstoringen door Covid, en deels in een poging om de winsten te verhogen. Als we het vanuit een breder perspectief bekijken, zien we dat het aandeel van arbeid in het BBP in de geavanceerde kapitalistische landen al tientallen jaren aan het krimpen is. In de VS is het gekrompen van een gemiddelde van 63% in de jaren vijftig en zestig tot 57% in het afgelopen decennium. De lonen kunnen dus niet verantwoordelijk worden gehouden voor de prijsstijgingen. Indien de lonen sinds de jaren ’60 op hetzelfde niveau waren gebleven, zouden de Amerikaanse werknemers elk jaar samen een triljoen dollar meer hebben verdiend.
Het IMF noemt het automatiseringsproces een in wezen deflatoire factor, of in zijn woorden, een “prijsgevoeligheidsverlagende” factor. Marx heeft dit duidelijker en uitvoeriger uitgelegd. Hij wees op het feit dat kapitalisten, om hun concurrenten de loef af te steken, de “meerwaarde” (in wezen de onbetaalde arbeid van arbeiders die door de bazen als winst wordt aangenomen) gebruiken om de productiviteit te verhogen door betere en efficiëntere technologieën te installeren. Als gevolg daarvan daalt de vereiste arbeidstijd per productie-eenheid. Dus terwijl het aanbod van goederen en diensten de neiging heeft te stijgen, zal de reële waarde – de hoeveelheid arbeid die gemiddeld aan de productie wordt besteed – van elk goed of elke dienst dalen bij een stijging van de productiviteit van de arbeid. Dat verklaart waarom er een inherente tendens is dat de prijzen van goederen dalen in plaats van stijgen. Kapitalisten proberen deze tendens en het effect ervan op de winstvoet tegen te gaan door meer uitbuiting van arbeiders en door monetaire middelen.
Voor arbeiders vergroot een prijsdaling of deflatie hun koopkracht en spaargeld, maar voor kapitalisten vreet het aan hun winsten, maakt het de terugbetaling van schulden moeilijker en maakt het productieve investeringen minder aantrekkelijk. Zij beschouwen een gecontroleerde inflatie als gezond omdat zij de winsten verhoogt, de terugbetaling van schulden draaglijker maakt, de lonen uitholt en de consumptie stimuleert. Onlangs noemde Kenneth Rogoff, voormalig hoofdeconoom van het IMF, “een beetje inflatie geen slechte zaak.” Hij stelt dat centrale banken na de financiële crisis in 2008 negatieve rentetarieven hadden moeten invoeren en een inflatie van 4-6% voor een paar jaar hadden moeten toestaan. Hij pleit nu voor een inflatiedoelstelling van 3% (in plaats van de 2% van de Fed) en citeert zijn voorganger Olivier Blanchard die in 2010 pleitte voor een verhoging van de inflatiedoelstellingen tot 4%.
Inflatie is moeilijk te beheersen
Onder een “gezonde” inflatie wordt een inflatie verstaan die iets hoger ligt dan de gecombineerde groeipercentages van de productiviteit en de beroepsbevolking. Tot het midden en het einde van de jaren zeventig werd in de geavanceerde kapitalistische landen 4% als gezond beschouwd; later, toen de productiviteitsgroei vertraagde, werd 2% de algemeen aanvaarde inflatiedoelstelling. Kenneth Rogoff pleit er eigenlijk voor om de marge tussen inflatie en productiviteitsstijging te verruimen in de hoop dat dit niet alleen de schuldenlast zal verminderen en de vraag zal doen toenemen, maar ook de productie zal stimuleren. Het probleem is dat inflatie moeilijk te beheersen is.
De afgelopen 20 jaar zijn de centrale banken er niet in geslaagd hun doelstelling van 2% te halen, deels omdat zij vreesden voor een herhaling van het begin van de jaren zeventig, toen zij de controle volledig kwijtraakten, met als gevolg wat toen een stagflatieval werd genoemd: economische stagnatie in combinatie met een inflatie met dubbele cijfers of een galopperende inflatie. Er was een combinatie van brutale aanvallen op de arbeidersbeweging en een sterke rem op de geldhoeveelheid (die een nieuwe recessie uitlokte) voor nodig om de kapitalisten een uitweg te laten vinden. Thatcher in het Verenigd Koninkrijk verhoogde de reële rente tussen 1979 en 1982 van -3% tot 4% en de werkloosheid steeg van 5% tot 11% in 1983. Volcker, toen voorzitter van de Fed in de VS, verhoogde de reële rente van negatief tot 5%, en de werkloosheid verdubbelde tot 10% in 3 jaar tijd, maar de inflatie daalde van 13% tot 3%. Het neoliberalisme werd toen het dominante beleid voor een heel historisch tijdperk.
Dat is, zoals we al eerder hebben aangegeven, niet langer houdbaar. In de huidige crisis hadden de kapitalisten en hun vertegenwoordigers in de centrale banken en regeringen geen andere keus dan hun toevlucht te nemen tot meer interventionistische maatregelen. Ze vonden het niet leuk, maar het was noodzakelijk om een nog grotere economische ramp te voorkomen die hun systeem had kunnen bedreigen. Maar zij deden dat met het spookbeeld van controleverlies in hun achterhoofd.
Goederen en diensten, met inbegrip van productiegoederen (machines, grondstoffen, fabrieken en kantoren) worden over het algemeen eenmalig of slechts enkele malen verkocht voor consumptie en verlaten snel de circulatie. Zij worden zelden opgepot en hun snelheid – het aantal keren dat zij in omloop komen en weer uit omloop verdwijnen – is beperkt, gemakkelijk te traceren en te controleren. Dat is niet het geval met geld. Dezelfde hoeveelheid geld kan vele malen in en uit omloop gaan, van eigenaar naar eigenaar gaan of gewoon worden opgepot en helemaal niet circuleren. Bij de geldhoeveelheid is de omloopsnelheid een veel grilliger factor, oppotten kan voorkomen dat geld in omloop komt, maar wanneer de activiteit toeneemt en geld begint te rollen, kan het “multiplicatoreffect” gemakkelijk exponentieel worden.
Dit is waar Nouriel Roubini, alias Dr. Doom, voor waarschuwt in verband met inflatie. Het is moeilijk om hier een duidelijk standpunt over in te nemen. In dit stadium lijken deflatoire tendensen nog steeds de overhand te hebben, maar de economie bevindt zich op een koord en er zijn veel factoren die de balans in de ene of de andere richting kunnen doen doorslaan. Roubini wijst op het voor de hand liggende: de schuldratio’s zijn tegenwoordig bijna drie keer zo hoog als in de jaren zeventig en een losse geldkraan in combinatie met aanbodschokken kan tot inflatie leiden, maar aan de andere kant zijn schulden nog steeds relatief goedkoop omdat de rentevoeten historisch laag zijn en door de centrale banken laag worden gehouden.
De losse geldhoeveelheid heeft echter activa- en kredietzeepbellen aangewakkerd met hoge koers-winstverhoudingen, lage risicopremies en opgeblazen tech-activa. Het heeft ook irrationele crypto-manie, hoogrentende bedrijfsschulden, meme-aandelen (aandelen die plotse en dramatische veranderingen ondergaan als gevolg van een hype in de sociale media), enz. verder gestimuleerd. Dat kan culmineren in wat economen een Minsky-moment noemen: een plotseling verlies van vertrouwen, wat leidt tot paniek die een crash teweegbrengt.
Tien jaar geleden liepen de voedselprijzen uit de hand toen speculanten de termijnmarkt overspoelden. Dit leidde tot voedselrellen en het was een belangrijk element in wat de zogenaamde Arabische lente werd. Een herhaling van een dergelijk scenario, vooral in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden creëert, is heel goed denkbaar, maar de gevolgen ervan zouden nog desastreuzer zijn in de context van klimaatrampen, overgewaardeerde financiële markten en een woedende pandemie.
Er is ook sprake van “huizenkoorts” nu de vastgoedprijzen in de OESO-landen in het eerste kwartaal van 2021 met 9,4% zijn gestegen. In de VS bereikten de huizenprijzen in april hun snelste groei in 30 jaar. Lage leenkosten, aanbodtekorten, stijgende bouwprijzen en welgestelde mensen die op zoek zijn naar grotere woningen liggen hieraan ten grondslag. De huizenprijzen stijgen veel sneller dan de inkomens, waardoor de ongelijkheid nog toeneemt. Fannie Mae, de federale woningbouwvereniging van de VS, beweert dat grotere hypotheken tot hogere huren zullen leiden en de algemene inflatie zullen opdrijven.
Catch 22
Als de inflatie op middellange of langere termijn verder toeneemt, komen de centrale banken in een catch 22-situatie terecht: de inflatie kan in de dubbele cijfers lopen als zij hun ruime geldvoorraadbeleid voortzetten en in een stagflatieval terechtkomen. In landen die hun overheidsschuld hoofdzakelijk in binnenlandse valuta aanhouden, zal de overheidsschuld aanvankelijk draaglijker worden. In landen met een overheidsschuld in vreemde valuta (waaronder veel van de landen met de zwaarste schuldenlast in Afrika en Latijns-Amerika) zou dat niet het geval zijn. Een toenemend aantal van deze landen het risico lopen in gebreke te blijven en hun schulden moeten herstructureren. Dit kan een keten van wanbetalingen uitlokken, wat de internationale spanningen zou doen toenemen en protectionisme in de hand zou werken.
Ook de spreads van particuliere schulden ten opzichte van veiliger staatsobligaties zouden toenemen en door de stijgende inflatie zouden de inflatierisicopremies stijgen. Ongeveer een vijfde van de bedrijven in de VS en nog meer in Europa worden als zombiebedrijven beschouwd, wat betekent dat zij zonder toegang tot goedkoop geld niet in staat zijn om hun schulden af te lossen. Als deze bron opdroogt, zouden veel van deze bedrijven failliet gaan en een keten van faillissementen met zich meebrengen.
Indien de centrale banken hun interventies echter terugschroeven en de rente verhogen om de inflatie te bestrijden, zou een enorme schuldencrisis, een aaneenschakeling van wanbetalingen en faillissementen en een diepe recessie op de loer liggen. Daarom waarschuwt het IMF voor een voorbarige monetaire verstrakking. Nu wordt erkend dat de Europese Centrale Bank een grote fout heeft gemaakt toen zij de rente na de recessie van 2008/9 te vroeg verhoogde. Onlangs heeft zij haar beleid bijgesteld van een inflatiedoelstelling van 2% of minder naar een beleid dat accepteert dat de inflatie gedurende een periode gematigd boven deze doelstelling kan stijgen. Dit kan worden geïnterpreteerd als een lichtjes andere formulering, maar het is in feite een grote verschuiving weg van de grondbeginselen van de ECB en van het idee van de Duitse Bundesbank dat prijsstabiliteit de hoogste prioriteit heeft. Dit beginsel werd door het Duitse establishment standvastig verdedigd, zelfs ten koste van het opleggen van een krimp van 25% aan de Griekse economie na de grote recessie van 2008/9, die onmetelijke ontberingen voor de bevolking heeft veroorzaakt. Het is niet overdreven te stellen dat dit beleid er in belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat de Griekse brandweer niet in staat was het hoofd te bieden aan de dodelijke branden die daar onlangs een ravage hebben aangericht.
De Amerikaanse Fed lijkt voor te lopen op de ECB door te verklaren “een beleid te voeren dat de in het verleden niet bereikte inflatiedoelstelling goedmaakt”, wat betekent dat de Fed er actief naar zal streven de inflatie tot boven de doelstelling op te drijven. Hoewel dit niet de uitgesproken bedoeling van de ECB is en het zeker tot grote meningsverschillen zou leiden, vooral met de Bundesbank, kunnen we toch verwachten dat haar beleid niet zo ver van dat van de Fed zal afwijken als de eurozone door soortgelijke schokken wordt getroffen.
Het probleem verder voor zich uitschuiven
Het meest waarschijnlijke scenario is dat centrale banken en regeringen doorgaan met een losser beleid, zij het misschien van een meer gerichte aard en met de bedoeling het mettertijd af te bouwen, maar zeer voorzichtig en waarschijnlijk niet zonder regelmatige meningsverschillen en bochten. De reden hiervoor is dat dit onder uiterst moeilijke omstandigheden zal moeten gebeuren. Logischerwijs had de pandemie moeten leiden tot meer internationale samenwerking, maar het kapitalisme heeft volledig gefaald. Beschermingsmateriaal; tests en beademingsapparatuur werden tot wapen gemaakt om nationale belangen te bevorderen en vervolgens zagen we de verschijning van ‘vaccindiplomatie’ en ‘vaccinimperialisme’. De tendens tot protectionisme werd niet omgebogen maar versterkt. Nationale regeringen werden onder druk gezet om meer zelfredzaamheid na te streven. Verdere aanbodschokken als gevolg van protectionisme die de inflatie aanwakkeren, zijn niet minder geworden, maar hebben juist meer kans van slagen.
Dit zal nog worden verergerd door de vergrijzing van de bevolking in de geavanceerde en de opkomende economieën en door strengere migratiebeperkingen, vooral omdat een groeiend aantal lage-inkomenslanden te maken zal krijgen met gezondheidsrampen, economische implosie, oorlogen en burgeroorlogen, alsook klimaatrampen. De rivaliteit tussen het Amerikaanse en het Chinese imperialisme over de wereldhegemonie is omgeslagen in een totale koude oorlog, die soms heet kan worden. De allianties zullen instabiel zijn, waarbij sommige kleinere mogendheden de patstelling tussen de twee dominante imperialistische machten zullen aangrijpen om hun eigen regionale imperialistische ambities te verwezenlijken. Een minder veilige en instabielere wereld ligt in het verschiet en dreigt de wereldeconomie te fragmenteren en de bevoorradingsketens onbetrouwbaarder te maken, met nog meer schokken in het verschiet.
Hoewel er een zekere erkenning is voor de noodzaak van een groene transitie, heeft het infrastructuurplan van Biden hier weinig mee te maken en is het er vooral op gericht om niet door China te worden ingehaald. De technologie- en cyberoorlogen zijn al in volle gang. Er is geen enkele kans dat het recente IPCC-rapport over klimaatverandering zal doen wat de pandemie niet heeft gedaan: de kapitalisten wereldwijd wakker schudden en overtuigen om hun nationale belangen opzij te zetten voor internationale samenwerking. Geen enkele kapitalist zal vrijwillig afzien van vervuiling tenzij hij daarvoor goed wordt gecompenseerd met overheidsgeld dat uiteindelijk zal worden opgebracht door de werknemers en hun gezinnen. De klimaatuitdaging vereist vrije uitwisseling van kennis en technologie, internationale samenwerking, democratische planning en massale plannen van overheidsinvesteringen in een groene overgang. Particuliere belangen en woekerwinsten, de belangrijkste ingrediënten van een markteconomie, kunnen niet bijdragen aan deze oplossing, maar zijn het grootste obstakel dat haar in de weg staat.
Men kan niet met zekerheid vaststellen of de deflatoire tendens, die nu nog overheerst, sterk genoeg zal zijn om de inflatoire druk in de geavanceerde kapitalistische landen terug te dringen. Er zijn te veel onzekerheden die de balans kunnen doen doorslaan. Als de inflatie in de dubbele cijfers terechtkomt, zal dat massaal verzet uitlokken. Denk aan de ‘gele hesjes’ in Frankrijk in 2018 als voorgerecht. Maar zelfs als de kapitalisten erin slagen de onmiddellijke dreiging van een inflatiecrisis in te dammen, zal dat ook geen van de grote onderliggende systeemproblemen oplossen. Eisen over arbeidsomstandigheden en lonen, evenals bewegingen tegen onderdrukking en omtrent de klimaatcatastrofe zullen zich nog steeds ontwikkelen
Eén ding is zeker: de illusie dat beslissingen kunnen worden overgelaten aan de wijsheid van de markt en dat de rol van centrale banken en regeringen kan worden teruggebracht tot die van louter technocraten die de samenleving ‘besturen’, behoort tot het verleden. Het idee van de “onafhankelijkheid” van centrale banken stamt uit een ander tijdperk en regeringen zullen, of ze nu willen of niet, gedwongen worden om door te gaan met meer interventionistisch beleid. Het zal niet meer mogelijk zijn voor het establishment om te beweren dat de samenleving alle ideologieën heeft overwonnen en dat het besturen ervan slechts een kwestie is van slimme technici.
Integendeel, de politiek zal haar primaat opnieuw laten gelden en daarmee zal de ideologische strijd over politieke keuzes opbloeien. Het zullen moeilijke tijden worden voor het politieke centrum omdat de polarisatie zal toenemen. De valse illusie dat men noch links noch rechts is, wat uiteindelijk altijd heeft betekend dat men in wezen het bestaande rechtse beleid aanvaardde, zal verdwijnen. Grote problemen, onoplosbaar binnen het kader van de kapitalistische maatschappij, zullen het zoeken naar radicalere oplossingen stimuleren. Rechts-populistische krachten zullen dit trachten uit te buiten. Het zou een illusie zijn te denken dat dit beantwoord kan worden door links reformisme of “populisme”. Alleen een serieuze houding ten opzichte van analyse, perspectieven, programma en organisatie kan een socialistische internationalistische uitweg bieden uit het verval van het kapitalisme.
-
Is de Moderne Monetaire Theorie (MMT) een antwoord op de crisis?

Dossier door Tony Gong, Socialist Alternative (VS)
De wereldwijde economische crisis heeft de noodzaak van sociale uitgaven duidelijker dan ooit gemaakt. Werkenden, studenten en jongeren in de VS scharen zich achter toegankelijke gezondheidszorg in de vorm van Medicare for All (M4A), kwijtschelding van de studieschuld, en een Green New Deal (GND). Telkens wanneer deze voorstellen ter sprake komen, vragen gevestigde politici en experten: ‘Wie gaat dat betalen’? De vraag is doorgaans niet oprecht, maar socialisten moeten er wel een eerlijk antwoord op geven.
De Moderne Monetaire Theorie (MMT) – een denkrichting die aan populariteit wint bij links – zegt dat sociale uitgaven volledig kunnen worden gefinancierd door monetair beleid (d.w.z. “geld drukken”) zonder angst voor inflatie. Voorstanders van de MMT wijzen als bewijs op de biljoenen aan stimuleringsuitgaven van de overheid voor COVID-19. Dat zou bewijzen dat de kapitalistische staat de sociale en jobprogramma’s volledig kan financieren. Het is opvallend dat Alexandria Ocasio-Cortez vindt dat de MMT “absoluut” een “groter deel van ons verhaal” moet zijn, en dat Bernie Sanders MMT-econoom Stephanie Kelton als senior economisch adviseur had voor zijn beide presidentiële campagnes.
Het kapitalisme heeft echter nog nooit volledige werkgelegenheid op lange termijn bereikt. Verworvenheden voor werkende mensen zijn nooit permanent, maar altijd omkeerbaar. Kapitalisten hebben de dreiging van werkloosheid altijd gebruikt om de lonen te drukken en arbeiders in het gareel te houden. De werkgevers verzetten zich met hand en tand tegen sociale uitgaven om het aandeel van de rijkdom dat naar de werkenden gaat te verlagen en om te voorkomen dat de werkenden het vertrouwen ontwikkelen om voor meer winst te vechten. Zal de MMT werkelijk in staat zijn om zowel het kapitalistische systeem in stand te houden als de kwalen die het veroorzaakt te genezen?
Helaas wordt de MMT bij elke stap gehinderd door zijn afhankelijkheid van het kapitalisme. De MMT kijkt niet naar de arbeidersklasse, die de enige kracht is die de strijd voor serieuze verandering kan leiden, om verregaande sociale verworvenheden af te dwingen. In plaats daarvan gelooft het dat deze afgedwongen kunnen worden door technocratische compromissen met het grootkapitaal, wat de sociale programma’s en de beweging ervoor echter verzwakt. Als burgerlijke theorie ziet de MMT sociale uitgaven uiteindelijk als een manier om het Amerikaanse bedrijfsleven uit de huidige depressie te trekken, niet als een doel op zich. Zoals het afgelopen decennium van kwantitatieve versoepeling heeft aangetoond, betekent geld drukken niet dat de kapitalisten dat geld nuttig investeren om de economische problemen het hoofd te bieden. Bovendien is het drukken van geld slechts een optie voor een paar rijke imperialistische landen. In de huidige crisis die de hele wereld in zijn greep houdt, is de MMT een ontoereikend antwoord voor werkende mensen die op zoek zijn naar een uitweg.
Wat is de Moderne Monetaire Theorie?
De MMT is zowel een heterodoxe (niet-mainstream) visie op hoe een kapitalistische economie werkt, als een reeks beleidsaanbevelingen. Volgens de MMT is geld niet ontstaan door ruilhandel, maar door de staat, die zijn autoriteit gebruikt om geld uit te geven en de vraag ernaar te dicteren. Alles, of het nu goud is of digitale bits, zou tot geld worden gemaakt wanneer de staat het accepteert als betaling voor verplichtingen (belastingen, schulden, boetes) aan zichzelf. Alle onderdanen van de staat (bijv. belastingbetalers) worden bij wet gedwongen dit geld te gebruiken, en zo wordt dit het meest acceptabele geld voor de handel. Degenen buiten de staat zullen dit geld ook accepteren, omdat ze weten dat de onderdanen van de staat het zullen accepteren.
MMT-economen onderbouwen hun stelling dat geld is ontstaan uit verplichtingen aan de staat met hun interpretatie van antropologisch onderzoek naar een breed scala van geldsoorten, van de ontwikkeling van Sumerisch geld voor het innen van belastingen, tot de praktijk van de oude Germaanse stammen van het weergild (restitutie voor verwondingen of dood), tot de monetarisering van koloniale Afrikaanse economieën door Britse imperiale belastingen.
Als geld begint bij de staat, zo redeneert de MMT, dan kan de nationale regering naar believen geld scheppen en vernietigen. Deze bewering is in tegenspraak met het idee dat overheidsuitgaven gefinancierd worden door belastinginning. In plaats daarvan stelt de MMT dat de overheid geld creëert op het moment van de uitgaven en dat de belastinginning maanden later komt. Stephanie Kelton legt in een baanbrekend MMT-artikel “Can Taxes and Bonds Finance Government Spending?” uit dat “het niet geld is maar bruggen, legers, satellieten, enz. die de overheid wil hebben en dat ze die verwerft door de bevolking aan te moedigen ze te leveren in ruil voor overheidsgeld.” Met andere woorden, de staat gebruikt verplichte belastinginning om waarde te geven aan nieuw gedrukt geld, dat op zijn beurt wordt ingewisseld voor productie in de particuliere sector.
Deze analyse heeft een intellectuele geschiedenis die geworteld is in het Chartalisme, een vroeg 20e eeuwse economische theorie die stelde dat “belastingen geld genereren.” Het Chartalisme beïnvloedde John Maynard Keynes bij de ontwikkeling van zijn theorie, die op haar beurt de MMT beïnvloedde in zowel economische als politieke conclusies. De MMT ontstond in de jaren negentig uit een post-Keynesiaanse online forumdiscussie tussen hedgefondsmiljonair Warren Mosler en een groep economen.
Politieke programma van de MMT, baangarantie en inflatie
Aanhangers van de MMT, die over het algemeen links georiënteerd zijn, hebben het enthousiast opgenomen voor sociale programma’s zoals de Green New Deal. Terecht vergelijken zij het bestrijden van de klimaatverandering, het beëindigen van de massa-gevangenisstraffen en de nood aan universele gezondheidszorg met de wanhopige uitdagingen van de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog.
MMT-economen trekken parallellen met de New Deal en zien de Green New Deal als iets dat sociale waarde biedt en anticyclisch is, d.w.z. in staat om de economische neergang tegen te gaan door investeringen en uitgaven te stimuleren. Hoewel de kosten van sociale programma’s enorm zijn, stelt Kelton dat de financiering geen probleem is omdat “als het Congres een paar honderd miljard dollar goedkeurt, het de taak van de Fed is om ervoor te zorgen dat die cheques niet geweigerd worden.” De MMT ontwijkt de vraag wie er betaalt voor de Green New Deal door erop te wijzen dat de Federal Reserve (Fed) gewoon geld kan drukken voor het programma.
Om de bezorgdheid over het inflatoire effect van het vergroten van de geldvoorraad weg te nemen, bouwt de MMT voort op Keynes’ ideeën over volledige werkgelegenheid. Voorstanders van de MMT beweren dat er geen inflatie zal zijn zolang de geldschepping gepaard gaat met een toename van de productie. Een land met volledige werkgelegenheid zou een maximale productie hebben, waarboven extra geldschepping inflatie zou veroorzaken. Voorstanders van de MMT stellen echter dat geldschepping bij minder dan volledige werkgelegenheid niet tot inflatie zou leiden, en ook dat de overheid zelf volledige werkgelegenheid zou moeten nastreven door middel van een programma dat de baangarantie wordt genoemd. Op die manier kan de economie in tijden van laagconjunctuur de consumentenbestedingen op peil houden, maximaal blijven produceren en de sociale pijn van werkloosheid verminderen.
Deze inflatietheorie is sterk gekleurd door de ervaring van het afgelopen decennium. De Fed heeft effectief veel geld bijgedrukt via ‘kwantitatieve versoepeling’, maar de inflatie bleef laag omdat de financiële crisis van 2008 een lang aanslepende crisis van de winstgevendheid blootlegde. Zonder goede investeringsmogelijkheden weigerden kapitalisten het nieuw gecreëerde geld uit te geven aan kantoren, lonen, fabrieken, enzovoort. In plaats daarvan stopten ze het in speculatieve activa. De afgelopen twee decennia had de algemene economie ook te kampen met deflatoire druk als gevolg van overproductie en het dalende aandeel van de gecreëerde waarde dat naar de arbeidersklasse ging, terwijl bepaalde activa, zoals huizen en aandelen, speculatief werden en tot torenhoge prijzen werden opgeblazen. De vooraanstaande burgerlijke econoom Larry Summers omschrijft dit verschijnsel met tegenzin als “seculiere stagnatie”. Het zijn niet de economische wetten die door de MMT zijn ontdekt, maar het gebrek aan winstgevende investeringen in combinatie met deflatoire druk in de kapitalistische economie, die de algemene inflatie in de vorige periode van geld drukken hebben tegengehouden.
Trouw aan zijn Keynesiaanse wortels stelt de MMT voor om het voortdurende gebrek aan particuliere investeringen te compenseren met grootschalige overheidsuitgaven via programma’s als de Baangarantie. De baangarantie zou jobs van $15 per uur scheppen voor iedereen die werk wil, wat een uitstekend uitgangspunt is. Pavlina Tcherneva, prominent voorstander van de baangarantie, stelt in “The Job Guarantee: Design, Jobs, and Implementation” dat deze banen bedoeld zijn om “over te gaan in jobkansen in de private sector”, “zonder te concurreren met de private sector.” Het doel is met andere woorden om de private sector weer winstgevend te maken. Bovendien zijn de jobs in dit programma opzettelijk slechter dan die in de private sector om concurrentie te voorkomen.
Het loon in dit jobprogramma zou vastgelegd worden op 15 dollar per uur en niet worden geïndexeerd voor inflatie. MMT-economen beweren dat dit noodzakelijk is om meer inflatie te voorkomen. Het aannemen van een job in dit programma zou betekenen dat andere bijstand wegvalt. Als de private sector uitbreidt, zou het banenprogramma inkrimpen zodat de kapitalisten de voornaamste werkgevers blijven. De jobs zijn ontworpen om laaggeschoold en arbeidsintensief te zijn, met minimaal gebruik van kapitaal.
Dit alles leidt tot een programma waarbij het aanvankelijke fatsoenlijke loon door inflatie zal worden uitgehold, net als het minimumloon, en waarbij de belangen van het bedrijfsleven voorrang krijgen boven het welzijn van de werknemers. De banengarantie is geen overheidsprogramma voor goede jobs, het komt meer in de buurt van een vorm van welzijnszorg waarbij voor een uitkering gewerkt wordt.
De reden waarom de MMT-theoretici gedwongen zijn de banengarantie af te zwakken, is dat zij als burgerlijke theoretici niet aan de macht van de bazen raken. De bazen moeten volgens hen de voornaamste werkgevers in de economie zijn. De werklozen vormen wat Marx een “reserveleger van arbeidskrachten” noemde, waarop kapitalisten een beroep kunnen doen om degenen die op dat moment werken te vervangen. Deze dreiging van werkloosheid en vervangbaarheid werkt als een neerwaartse druk op de lonen, en helpt kapitalisten om winst te maken. Als de MMT de dreiging van werkloosheid wegneemt, dan moet het een andere manier bieden om de kosten te drukken – zoals de jobs uit de banengarantie onwenselijk maken, met lonen die door inflatie worden uitgehold – om de belangen van de kapitalisten te beschermen. Zonder sterke sociale druk om het jobprogramma te verdedigen en beter te maken, kunnen de lobby’s van big business de banengarantie gemakkelijk omvormen tot werken voor een uitkering.
In plaats van de baangarantie te verzwakken om het kapitalisme tegemoet te komen, vechten socialisten voor goede jobs voor iedereen, zelfs als dat betekent dat het economische systeem moet veranderen. Een sterke arbeidersbeweging kan sociale uitgaven voor zich afdwingen zonder voortijdig toe te geven aan de belangen van grote bedrijven. Sociale eisen zullen onder het kapitalisme altijd botsen met de eisen van het grootkapitaal. Economen moeten kiezen aan welke kant zij staan. Helaas hebben voorstanders van de MMT het bijltje erbij neergegooid en zijn ze gezwicht voor de belangen van de winst – en niet alleen op het gebied van de banengarantie.
Is de MMT de juiste strategie voor sociale uitgaven?
De MMT is in de eerste plaats begaan met het redden van het kapitalisme en ziet de weg naar sociale welvaart uitsluitend in samenwerking met de belangen van het bedrijfsleven. De centrale stelling is dat sociale programma’s gefinancierd kunnen worden door geld te scheppen, en niet door extra belastingen die de winsten zouden drukken. De strijd voor sociale uitgaven is echter een klassenoorlog, terwijl de MMT de kapitalistische klasse probeert te sussen met een kortere weg naar de financiering van sociale programma’s, waarbij de rijken niet worden belast. Maar kan de Federal Reserve werkelijk worden omgevormd tot een radicale progressieve instelling die triljoenen dollars drukt voor sociale welvaartsprogramma’s? Hoe zal de MMT de krachten mobiliseren die deze transformatie uitvoeren?
Marxisten zien de staat niet als een neutrale scheidsrechter tussen de klassen, maar als een instrument van de heersende klasse: de kapitalistische klasse. Dit betekent niet dat arbeiders nooit overwinningen kunnen behalen op de staat, maar er zijn ernstige grenzen aan het vermogen om het systeem te hervormen. Als de Fed morgen zou beginnen met het financieren van sociale programma’s, zou het door het bedrijfsleven gecontroleerde parlement gewoon het handvest van de Fed kunnen herschrijven. Het feit dat de financiële markten omhoog schoten toen centrale banken geld drukten voor bedrijven, betekent niet dat ze vriendelijk zullen blijven als centrale banken geld drukken voor sociale programma’s, waar de markten zich in het algemeen tegen verzetten. En als bedrijven het onrendabel vinden om in de Green New Deal of algemeen toegankelijke gezondheidszorg te investeren, zullen ze niet de nodige aantallen turbines of medicijnen produceren, en in plaats daarvan het nieuw gedrukte geld gewoon in eigen zak steken.
We zagen dit al met de stimulusmaatregelen in 2020 die grotendeels naar de bedrijven gingen, terwijl slechts een vijfde naar de werkenden en hun gezinnen ging. De rijkdom van de superrijken in de VS nam tijdens de pandemie met 1 biljoen dollar toe. Tegelijk verloren de Amerikaanse werknemers 1,3 biljoen dollar aan inkomsten in slechts de eerste twee maanden van de pandemie. Eén op de vier huishoudens in de VS is zijn baan kwijtgeraakt en miljoenen mensen worden geconfronteerd met huisuitzettingen. Dit alles gebeurde terwijl de Fed een ongekende 3,5 biljoen dollar heeft gedrukt voor de aandeelhouders van bedrijven. Om het succes van serieuze hervormingen zoals de Green New Deal of algemeen toegankelijke gezondheidszorg te garanderen, kunnen we niet rekenen op grote bedrijven door hen gewoon geld te geven. Zelfs na 2,5 miljard dollar overheidssteun te hebben ontvangen voor onderzoek naar COVID-19-vaccins en nog eens miljarden voor de eerste honderden miljoenen doses, heeft de Amerikaanse farmaceutische industrie tegen eind januari 2021 slechts 68 miljoen van de beloofde 300 miljoen vaccins geleverd. Terwijl de productie van vaccins wordt opgevoerd, is de uitrol ervan een ramp. We moeten alle grote bedrijven onder democratisch publiek eigendom brengen, zodat concurrentie en handelsgeheimen samenwerking niet belemmeren, de productie op noodzakelijke goederen kan worden gericht en de prijzen betaalbaar worden vastgesteld.
In de strijd voor sociale uitgaven en werkelijke stappen vooruit voor werkende mensen, is onze tegenstander niet de theorie over inflatie of geldcirculatie, maar de kapitalistische klasse. De strijd voor sociale programma’s is onderdeel van de strijd over het sociale product: namelijk welk deel van de door arbeiders geproduceerde rijkdom naar de arbeidersklasse gaat en welk deel naar de kapitalisten. Tijdens de naoorlogse hoogconjunctuur, geconfronteerd met een machtige arbeidersbeweging en de dreiging van de Sovjet-Unie, hebben de kapitalisten in het Westen tijdelijk toegegeven aan omvangrijke sociale uitgaven. Door de massale uitbreiding van de productie na de verwoestingen van WO II kon de winstgevendheid gehandhaafd blijven, terwijl de sociale voorzieningen het aandeel van de arbeidersklasse in de rijkdom deden toenemen. Maar toen de winstgevendheid afnam en de kapitalisten zich tot het neoliberalisme wendden, werden de sociale programma’s een doelwit van kostenbesparingen en privatisering. De kapitalisten herstelden hun winstgevendheid door het aandeel van de geproduceerde waarde die naar de werkenden ging te verlagen en door het uitbuitingspercentage te verhogen.
Niet de MMT-technocraten die binnen het kapitalistisch staatsapparaat werken, maar de werkende klasse met de kracht van haar aantal en haar potentiële macht op de werkvloer, is de sociale kracht die hervormingen kan afdwingen zonder concessies. Om de sterkst mogelijke beweging op te bouwen, is er mobilisatie nodig voor sociale hervormingen en moeten we onze vijand recht in de ogen kijken. Dat betekent belastingen heffen op de superrijken om sociale maatregelen te betalen en de belangrijkste bedrijven in handen van de overheid brengen onder controle van de werkenden en de gemeenschap.
Helaas is het belasten van de rijken een taboe voor veel MMT-theoretici. In het werkdocument van het Levy Economics Institute, “How to Pay for the Green New Deal”, stellen MMT-aanhangers dat ze “het niet eens zijn met [Sanders] doel om inkomsten te genereren” door werkgevers en de rijken te belasten om te betalen voor algemeen toegankelijke gezondheidszorg. In plaats daarvan stellen ze voor “om een toeslag van 4,6% op te leggen op het werknemersdeel van de loonbelasting.” Zo willen ze “de angst voor inflatie wegnemen” door “de consumptievraag van de minder bedeelde onderste 90% van de Amerikanen te verminderen.” Ondanks de retorische bezorgdheid voor de gewone mensen, komt dit neer op het verder verschuiven van de belastingdruk naar de werkende klasse. Zo’n belasting zou niet alleen regressief zijn, maar ook munitie geven aan de rechtervleugel om sociale programma’s aan te vallen. Randall Wray, de grondlegger van de MMT schreef onlangs mee aan een artikel, “Is It Time to Eliminate Federal Corporate Income Taxes?”, waarin hij beweert dat “de vennootschapsbelasting… inefficiënt is en grotendeels wordt gedragen door consumenten en werknemers, niet door aandeelhouders.” Het artikel stelt dat het “de voorkeur geeft aan afschaffing van de vennootschapsbelasting.” Dit is een schokkende herhaling van de rechtse mythe dat bedrijfsbelastingen worden afgewenteld op consumenten en werknemers, en dat we ze dus niet moeten belasten.
Het afdwingen van sociale programma’s vergt een harde strijd. De politieke noden van de bewegingen morgen niet worden gehinderd door de economische theorieën die hen ondersteunen. De technocratische benadering van de MMT, die berust op bureaucratische manoeuvres en die belastingen verschuift van de rijken naar de werkende klasse, zal de werkenden en progressieven demobiliseren als ze op hun werk en op straat strijden voor sociale uitgaven. De enige manier om de oppositie van de bedrijven te verslaan, is door middel van syndicale acties en massabewegingen, verenigd rond een programma om de rijken te belasten en de grote bedrijven in democratisch publiek eigendom te brengen.
De MMT vs. marxistische economie
De zwakke punten van de MMT zijn terug te voeren op een fundamenteel misverstand over geld, waarde en de bronnen van de crises van het kapitalisme. Historisch gezien komt de oorsprong van geld voort uit een reeks sociale omstandigheden en de universele invoering ervan uit een andere. De staat kan geld uitvinden en uitgeven om belastingen te kwantificeren, maar uiteindelijk probeert de staat werkelijke waarde te innen en geen geld. Feodale heren, bijvoorbeeld, waren meer dan gelukkig om niet-geldelijke belastingen van hun onderdanen te innen in de vorm van een arbeid of een deel van de oogst. Maar hetzelfde leengoed kon een paar eeuwen eerder Romeins land zijn geweest, waar geld alomtegenwoordiger was door de wijdverbreide handel en productie van goederen voor de verkoop. De mate waarin een economie geld gebruikt, hangt af van de productie van goederen, de uitwisseling ervan en de behoefte om fortuinen te kwantificeren en op te bouwen. In het kapitalisme – dat Marx omschreef als “gegeneraliseerde warenproductie” – zijn het niet de belastingen van de staat die de vraag naar geld aanjagen, maar de circulatie van waren en de beweging van kapitaal.
Marxisten begrijpen dat een goed een waarde heeft die gebaseerd is op hoeveel arbeid er gemiddeld nodig is om het te maken (de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd). Om markten te laten functioneren, moet de hoeveelheid geld en de circulatie ervan de sociaal noodzakelijke arbeidstijd van goederen weerspiegelen, en kan dit niet willekeurig worden bepaald door feodale koningen of kapitalistische staten zonder economische ontwrichting te veroorzaken. Een te grote geldvoorraad is, als alles gelijk is, inflatoir. De MMT, die geen waardetheorie heeft, heeft moeite om de algemene beweging van prijzen te verklaren. In plaats daarvan gaat het ervan uit dat de staat prijzen kan bepalen (inflatie kan beheersen) door de hoeveelheid geld in de economie te manipuleren. Maar de controle over de hoeveelheid geld is niet hetzelfde als de controle over de waarde van het geld. In het kapitalisme is het de kapitalistische markt, niet de staat, die uiteindelijk bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt en dus welke waarde geld zal hebben.
In die zin houdt de MMT geen rekening met de onderliggende objectieve tendensen tot crisis in het kapitalisme: de tendens tot overaccumulatie van kapitaal en de tendens in de algemene economie dat de winstvoet daalt naarmate meer wordt geïnvesteerd in technologie en machines dan in de arbeidskracht van de arbeiders, de enige bron van meerwaarde. Dit is een tendens en geen wet, maar het blijkt in de VS bijvoorbeeld met een afnemende productiviteitsgroei. Van 1991 tot 2007 groeide de productiviteit van de Amerikaanse werknemers gemiddeld met 2,2% per jaar. Van 2010-2017 daalde de productiviteitsgroei tot 0,9%, ondanks het intensieve gebruik van kwantitatieve versoepeling. Nu kapitaalinvesteringen de productie per werknemer nauwelijks verbeteren en de reële rente in alle geavanceerde kapitalistische landen laag of negatief is, weigeren kapitalisten om nieuw gedrukt geld te investeren omdat ze geen winst kunnen maken. De groei van de kapitaalintensiteit – wat ruwweg de verhouding weergeeft tussen het verbruikte kapitaal en de verbruikte arbeidskracht in de productie – was de afgelopen tien jaar bijna nul of zelfs negatief voor de VS.
Als de vorige periode van kwantitatieve versoepeling het tekort aan winstgevende investeringen niet heeft opgelost, dan zal het drukken van nog meer geld, zoals de MMT voorstelt, dat ook niet doen. De combinatie van dalende winstcijfers en een soepel monetair beleid leidde tot “stagflatie” in de jaren 1970, toen de economische groei in de geavanceerde kapitalistische landen stagneerde terwijl de inflatie omhoog schoot. Dat bracht de heersende klasse ertoe het Keynesianisme te verwerpen ten gunste van het neoliberalisme, dat beloofde de winstgevendheid te herstellen door het aandeel van de rijkdom dat naar de arbeidersklasse ging te verlagen, onder meer door brutale besparingen op de sociale programma’s. De MMT is een terugkeer naar het Keynesianisme, maar dan gewapend met de baangarantie, zodat de werkgelegenheid in de staat het nieuw gedrukte geld kan opzuigen.
De baangarantie stopt echter bij massale werkgelegenheid aangeboden door de overheid. In de MMT-visie over een Green New Deal, “How to Pay for the Green New Deal”, zouden werkenden in het kader van de baangarantie “in het kader van Green New Deal-projecten worden gebruikt voor arbeidsintensief werk, dat geen dure kapitaalinvesteringen of materialen vereist” en zouden ze niet gebruikt worden als geschoolde arbeid. Geschoolde arbeid en kapitaalintensieve goederen en diensten zouden “een kerncomponent van de Green New Deal” vormen, maar zouden nog steeds “door particuliere bedrijven worden uitgevoerd, terwijl ze door [de staat] worden betaald”, gefinancierd door geld te drukken.
Werknemers hebben dringend nood aan hogere lonen en een enorme uitbreiding van de sociale uitgaven. Het afgezwakte programma van de MMT biedt echter ongewenste jobs terwijl het drukken van geld de kapitalistische crisis verder dreigt te verdiepen. In een kapitalistische economie die al overspoeld is met goederen, zal het drukken van geld voor extra productie de overproductiecrisis verergeren. Alleen een rationele, geplande economie onder democratische controle kan de productie heroriënteren naar de wederopbouw van een infrastructuur gebaseerd op 100% hernieuwbare energie, universele gezondheidszorg, en goede jobs voor iedereen.
Zonder waardetheorie onderschat de MMT ook de rol van schuld in het kapitalisme. Staatsschuld is meer dan een getal; het is een instrument voor kapitalisten om rijkdom over te hevelen. Niet alleen zijn kapitalisten de belangrijkste begunstigden van de staatsuitgaven, zij zijn ook de schuldeisers van de staat en zullen hun leningen aan de regering met rente terugbetaald zien via belastingen op de arbeidersklasse en de middenklasse. In deel 1 van Het Kapitaal noemde Marx staatsschuld “één van de krachtigste hefbomen van de oorspronkelijke accumulatie” van kapitaal.
Maar excessieve staatsschuld wordt een last voor het kapitalisme. Banktegoeden die geïnvesteerd hadden kunnen worden in kapitalistische ondernemingen worden in plaats daarvan vastgezet in niet-productieve staatsobligaties, die bijzonder aantrekkelijk worden in de huidige sfeer van economische onzekerheid en lage winstgevendheid. Nieuwe staatsschulden zijn niet langer een instrument voor kapitaalaccumulatie naarmate de reële rentetarieven dalen tot nul of negatief. Het aanpakken van de staatsschuld met geldschepping, wat al in beperkte mate is gebeurd door kwantitatieve versoepeling, deed de prijzen op de vastgoed- en financiële markten de pan uit rijzen. Voor kapitalisten betekende dit stijgende kapitaalkosten: duurder commercieel vastgoed en hogere kosten om aandelen in startende ondernemingen en bedrijven te kopen. Dit verminderde de winstgevendheid nog meer en ontmoedigde investeringen. Het drukken van geld verandert de problemen van schulden alleen maar, het doet ze niet teniet.
Bovendien is de staatsschuld niet de enige schuld waarover men zich zorgen moet maken. In het afgelopen jaar hebben zombiebedrijven, die niet genoeg winst kunnen maken om de rente op hun schulden te betalen en meer moeten lenen om een faillissement te voorkomen, hun schulden verdubbeld tot $2 biljoen. Deze explosie van schulden is aangewakkerd door de Federal Reserve, die geld heeft gedrukt om bedrijfsobligaties op te kopen. Vandaag is er zoveel speculatief geld dat concurreert om junk bonds te kopen dat hun rendementen zijn gedaald en bedrijven wordt verteld om nog meer junk debt uit te geven. De zeepbel van de bedrijfsschulden is een kruitvat, dat een financiële crisis kan ontketenen als de rente stijgt. Er is geen historische reden om aan te nemen dat de rente voor onbepaalde tijd op het huidige lage niveau zal blijven. Als de rentetarieven stijgen en de massa van bedrijfszombies bedreigen, kan het politieke establishment zelfs elementen uit de logica van de MMT kiezen om steeds grotere reddingsoperaties van bedrijven te rechtvaardigen en zo te proberen te voorkomen dat de zeepbel van de bedrijfsschulden explodeert.
Ondertussen komt er geen verlichting voor de schulden van huishoudens. De federale regering in de VS heeft uitstel van betaling voor studieleningen en hypotheken en een zwak moratorium op huisuitzettingen goedgekeurd, maar werknemers moeten na afloop van de aflossingsvrije periode nog steeds enorme bedragen terugbetalen. Het holle herstel na 2008 en de huidige crisis hebben gewone mensen tot het uiterste van hun schuldenlast opgerekt. Nu bijna 90% van de mensen met een studielening deze niet terugbetaalde tijdens de aflossingsvrije periode, doemt het spookbeeld van massale wanbetaling op zodra terugbetaling verplicht wordt. Maar de Fed zal ons niet redden zoals ze de zombiebedrijven heeft gered, tenzij ze daartoe gedwongen wordt door een massabeweging. Bij gebrek aan zo’n beweging zullen kapitalisten en de staat incassobureaus, advocaten en politie sturen om het geld op te strijken dat ze denken dat hen verschuldigd is. Schuld is zo’n integraal onderdeel van het kapitalisme, dat de heersende klasse nooit zal toestaan dat een technocratische oplossing om geld te drukken haar van zo’n nuttig instrument berooft. Een socialistische transformatie van de maatschappij is nodig om een einde te maken aan de last van buitensporige persoonlijke schulden en om het leven van werkende mensen weer schuldenvrij te maken.
De MMT vertrouwt op de macht van het VS-imperialisme
Veel van de economische voorstellen van de MMT berusten op de speciale positie van het Amerikaanse imperialisme. De politiek van de MMT vereist “monetaire soevereiniteit”: een reeks soevereine privileges waaronder volledige controle over de uitgifte van valuta, het innen van belastingen, de uitgifte van schulden, en de mogelijkheid om wisselkoersen te laten zweven. Terwijl de VS aan die criteria voldoet, doen maar weinig landen in de wereld dat. Afzonderlijke landen in de eurozone hebben bijvoorbeeld geen volledige controle over de uitgifte van de euro. Veel ontwikkelingslanden hebben geen zwevende wisselkoersen omdat het imperialisme hun economieën in een keurslijf heeft gedwongen voor de export van grondstoffen en het toerisme, waardoor ze gedwongen gekoppeld zijn aan de Amerikaanse dollar. Pogingen van neokoloniale landen om monetaire soevereiniteit uit te oefenen zonder rekening te houden met deze beperkingen hebben tot valutacrises geleid, zoals de hyperinflatie in Libanon, nu de centrale bank lires drukt om de schulden te dekken van een regering die gebukt gaat onder corruptie en imperialistische extractie. Het is duidelijk dat de MMT-voorstellen alleen kans van slagen hebben in echt welvarende landen.
Als imperialistische wereldmacht bij uitstek hebben de VS ook het voorrecht dat de dollar de reservevaluta van de wereld is. Dit betekent dat landen grotendeels in dollars met elkaar handelen, zelfs als geen van beide landen de dollar in eigen land gebruikt. De dollar is goed voor meer dan 60% van de deviezenreserves in de wereld. De wereldwijde acceptatie van de dollar maakt de bewering van de MMT geloofwaardig dat de VS er zoveel van kan drukken als ze wil. Maar dat komt deels omdat de gevolgen van het bijdrukken van geld worden afgewenteld op andere landen, waarbij landen met een dollar-plafond het hardst worden getroffen, omdat zij wellicht nieuw eigen geld moeten bijdrukken om de koppeling van hun munt in stand te houden.
Een massaal programma van het drukken van geld, wat tot devaluatie leidt, zal de reserve-status van de dollar en de kracht van het VS-imperialisme op de proef stellen. Op dit moment van wereldwijde crisis zullen de kapitalisten van andere landen niet gemakkelijk toestaan dat de VS hetzij inflatie, hetzij goedkopere, in dollar uitgedrukte goederen naar hun thuismarkten exporteert. Geavanceerde kapitalistische landen zouden zeker represailles nemen tegen de devaluatie van de dollar. Voor de neokoloniale wereld zou de door de dollar veroorzaakte inflatie bovenop de coronaviruscrisis een economische ramp veroorzaken en volksopstanden kunnen uitlokken die het imperialisme uitdagen.
Voor het opkomende Chinese imperialisme zou dit kansen bieden om landen uit de invloedssfeer van de VS te halen en naar hun eigen invloedssfeer over te brengen. We zouden zelfs kunnen zien dat elementen van de MMT worden overgenomen door zowel rechtse als linkse nationalisten die de Amerikaanse hegemonie willen bestrijden met binnenlandse monetaire autonomie. Nu de wereldhandel gebonden is aan de dollar, is het creëren van een enorme hoeveelheid dollars in feite een protectionistische maatregel, gelijk aan het exporteren van de VS om uit de crisis te komen, die ongetwijfeld de inter-imperialistische rivaliteit zal versnellen, de nationale economieën verder zal ontkoppelen en de economische crisis zal verergeren. Breken met het kapitalisme is een kritieke stap voor neokoloniale landen om een einde te maken aan de imperialistische overheersing, en voor geavanceerde economieën om een stap terug te doen uit de wederzijds destructieve economische concurrentie.
Hoe kunnen werkenden sociale hervormingen afdwingen?
De sociale programma’s van vandaag lijken op de New Deal van president Roosevelt. De belangrijkste sociale programma’s van de New Deal werden niet afgedwongen met woorden en slimme argumenten, maar door een opstand van de arbeidersklasse. In de jaren 1930 gingen verschillende stakingsgolven door het land, waardoor miljoenen arbeiders zich verenigden in de vakbondsfederatie Congres van Industriële Organisaties. Socialisten speelden een sleutelrol in dit proces, waaronder het leiden van de Teamsters staking in Minneapolis in 1934 die het opnam tegen de politie, privémilities, de Nationale Garde, en een vijandige arbeidsbureaucratie om de basis te leggen voor een sterke vakbond.
Dat is het soort klassenstrijd dat we vandaag nodig hebben.
De coronavirus crisis en de economische depressie hebben de reeds extreme ongelijkheid verder verergerd. Het antwoord op de vraag “wie gaat sociale uitgaven betalen?” moet zijn: “de rijken.” Seattle heeft de weg gewezen toen gemeenteraadslid Sawant van Socialist Alternative een militante campagne leidde en won om Amazon te belasten. Nu moeten arbeiders en socialisten in het hele land die verworvenheden verdedigen tegen een rechtse poging om haar af te zetten. Als één gemeenteraadslid dat kan doen, stel je dan eens voor dat Bernie of AOC oproepen tot een massabeweging om de rijken te belasten en de Green New Deal en algemeen toegankelijke gezondheidszorg te financieren. Zo’n strijdbeweging, gekoppeld aan de opbouw van een onafhankelijke arbeiderspartij, bevrijd van de ketenen van de Democratische Partij, kan de enorme populariteit van deze sociale maatregelen in de praktijk omzetten.
Massale uitgaven zijn niet langer de exclusieve eigendom van MMT-economen. President Biden plant een grote stimulans die 400 dollar per week aan werkloosheidsuitkeringen zou opleveren, en een eenmalige cheque van 1.400 dollar, dit alles zonder nieuwe belastingen. Dit betekent echter niet dat Biden voor links gewonnen is of dat hij permanente sociale uitgaven goedkeurt. Hoewel Biden’s stimuleringsplan precies het tegenovergestelde is van zijn zeer fiscaal conservatieve houding tijdens de voorverkiezingen en de presidentsverkiezingen, is het alleen de diepte van de huidige crisis die hem en de heersende klasse ertoe dwingt geld te geven aan gewone mensen om de economie overeind te houden.
Als deze top-down uitgaven worden aangenomen, zullen zowel activisten als technocraten, zoals de voorstanders van de MMT, illusies hebben in het lobbyen bij het politieke establishment voor omvangrijke sociale uitgaven. Blijvende sociale verandering kan echter alleen worden bereikt door een georganiseerde arbeidersbeweging. De MMT presenteert zichzelf als een kortere weg dan het harde werk van het opbouwen van een beweging, een soort wondermiddel voor hen die hongeren naar sociale verandering. Socialisten zijn vriendelijk en begripvol ten opzichte van de aantrekkingskracht van de MMT, maar wijzen meteen krachtig op de zwakte ervan als een burgerlijke theorie die de beperkingen van het kapitalistische systeem zelf niet erkent. Alleen een socialistische transformatie van de maatschappij kan een hoge levensstandaard voor iedereen garanderen.
-
Wij profiteren niet, en nu dreigt weer nieuwe recessie
De laatste jaren kende de Nederlandse economie weer enige groei. De regering klopt zich op de borst dat we dankzij haar beleid uit de recessie zijn geraakt. Maar wanneer profiteren wij daarvan? De winsten zijn weer torenhoog, maar de lonen stijgen nauwelijks en de werkdruk is enorm opgedreven. De werkloosheid is weliswaar gedaald, maar de meeste nieuwe banen zijn flexbanen. Steeds meer arbeiders eisen hun deel van de koek op; de afgelopen jaren is het aantal stakingen fors toegenomen. Inmiddels stapelen de problemen in de wereldeconomie zich echter op, en een nieuwe recessie is uiteindelijk onvermijdelijk.Artikel door Pieter Brans, Amsterdam, uit de krant ‘Socialistisch Alternatief (Nederland)
Vorig jaar telde het grootste aantal dagen verloren door stakingen van de afgelopen dertig jaar in Nederland, vooral door de massale stakingen van de leraren in het basisonderwijs. Ook dit jaar zien we een stakingsgolf: buschauffeurs in het streekvervoer, arbeiders in de metaal, de piloten van Ryanair…. Zelfs de politie komt in actie. De algemene trend is, dat werkenden hogere lonen eisen en maatregelen tegen de immense werkdruk. Zo hebben buschauffeurs in het streekvervoer zelfs geen tijd voor plaspauzes!
Een erg welkom gevolg van de economische groei is dat dit voor de werkende klasse en de middenklasse meer mogelijkheden biedt om verworvenheden te verkrijgen. Werkenden gaan sneller over tot de eis van degelijke loonsverhogingen. Afwachten helpt niet. in actie komen wel.
Maar inmiddels pakken de donkere wolken zich al weer samen boven de wereldeconomie. Het kapitalisme is nooit echt over de crisis van 2008 heen geraakt. De jaren erna was de groei in feite mager. De groei van de productiviteit stagneerde. De investeringen stokten. In plaats van te investeren kochten veel ondernemingen hun eigen aandelen op de beurs terug. Of gaven het management absurde loonsverhogingen. Vanzelfsprekend kreeg de arbeidersklasse minder zekere arbeidsvoorwaarden, lagere lonen, uitkeringen en pensioenen en minder sociale voorzieningen voor de kiezen. Vooral jonge mensen maken alleen kans op onderbetaalde baantjes of het schijnondernemerschap van de ZZP’er, de werker voor stukloon zonder verzekering of pensioen…
Het gebrek aan vertrouwen in het herstel blijkt ook uit het feit dat de massale stimuleringsmaatregelen van na 2008 voor een groot deel blijven gehandhaafd. De enorme geld-injecties hebben er samen met de lage rente toe geleid dat de economieën uit recessies werden gesleept. Bankroeten zoals in de jaren 1930 werden vermeden. Het legde deels de basis voor de huidige globale groei, die door de regeringen wordt aangegrepen voor propaganda dat de diepe recessie na de kredietcrisis tot het verleden behoort. Maar dit beleid heeft wel geleid tot een enorme toename van schulden. Bedrijven en banken kunnen nu nog overleven door de extreem lage rente, maar zodra die weer stijgt, zullen veel van hen snel in de problemen komen. Daarnaast is er de dreiging van een handelsoorlog op wereldvlak, door de agressieve politiek van Trump. Dit zou de wereldeconomie ernstig kunnen doen vertragen.
In het Nederlandse kapitalisme domineren grote exporterende bedrijven, zoals Shell, Unilever, AKZO e.d. Zij leggen aan heel Nederland lage lonen op, want die zijn goed voor de export. Ze zijn slecht voor de binnenlandse markt (geen koopkracht) en dus voor kleinere ondernemers die daar actief zijn. De regering ondersteunt dit beleid door grote multinationale ondernemingen vrij te stellen van belasting en het geld te halen bij de werkende bevolking, bijvoorbeeld via de verhoging van de BTW. Steeds duidelijke wordt dat maatregelen zoals de verlaging van de vennootschapsbelasting en afschaffing van de dividendbelasting voor de economie als geheel geen enkel voordeel opleveren. Het voordeel is uitsluitend voor de grote ondernemingen.
Het huidige kabinet is afhankelijk van één zetel in de Tweede Kamer die door een niet al te betrouwbare VVD’er wordt bezet. De belangrijkste reden voor de schijnbare onaantastbaarheid van de VVD is het gebrek aan een echte oppositie.
Na de crash van 2007-08 was er door de schok van de crisis een afwachtende houding onder de werkenden en de middenklasse. Er werd gehoopt dat het tij zou keren en dat de verloren levensstandaard weer kon worden ingehaald. Langzamerhand groeide het besef dat dit niet zal gebeuren en dat de nieuwe generaties het slechter zullen krijgen dan de vorige. De komende jaren zal het falen van het kapitalistisch systeem alleen maar duidelijker worden, en zullen meer en meer mensen op zoek gaan naar socialistische ideeën.
-
Besparingen doen economische motor niet aanslaan en er is geen beterschap in zicht

Foto: Jean-Marie Versyp Het centrale argument van de rechtse partijen bij de asociale besparingen is steeds hetzelfde: we moeten snoeien om economische groei mogelijk te maken. Nochtans blijkt dat de groei van de Belgische economie na een jaar hard besparen voor het eerst sinds lang onder het Europese gemiddelde ligt. De werkloosheid neemt niet af – beter gezegd: het aantal mensen zonder werk neemt niet af, enkel het aantal uitkeringen neemt door de aanvallen op de werklozen af. Zelfs de OESO moet vaststellen dat de economische motor in België niet aanslaat. Het belangrijkste argument voor het besparingsbeleid blijkt niet te kloppen. En er is geen beterschap in zicht. Baptiste (Henegouwen) kijkt naar de staat van de economie.
De wereldeconomie gaat naar een periode van “nieuwe middelmatigheid”, stelde Christine Lagarde op een bijeenkomst van het IMF en de Wereldbank. De groeiperspectieven voor 2015 en 2016 moesten opnieuw naar beneden herzien worden en bovendien zijn er symptomen van een nieuwe neergang in de manisch-depressieve financiële sector.
Chinese hoop doorprikt
Er werd gehoopt dat China een nieuwe motor voor de wereldeconomie zou vormen. Maar net zoals eerdere hoop op andere groeilanden een illusie bleek te zijn, worden nu ook de donderwolken boven de Chinese economie voor iedereen duidelijk. De afgelopen jaren werd daar een grootschalig stimulusbeleid gevoerd waarbij de publieke autoriteiten op basis van schulden en speculatie overgingen tot forse investeringen in infrastructuur. Het zorgde een tijdlang voor groeicijfers die de indruk gaven dat China aan de wereldwijde recessie ontsnapte. Maar er kwam geen ‘duurzame’ economische ontwikkeling. Zolang de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking erg beperkt blijft en de export onvoldoende afnemers vindt, moest de Chinese economie wel op de grenzen van de overproductie botsen die eigen zijn aan het kapitalisme.
Nu valt de Chinese groei stil, ook al proberen de autoriteiten om de cijfers wat op te krikken. Tegelijk is de schuldenberg, zowel de publieke als de private, aangegroeid tot 280% van het BBP. Het gaat om 28.000 miljard dollar aan schulden. De speculatieve zeepbellen in de kredietsector en in het vastgoed bereiken hun grenzen. Elke zeepbel wordt ooit doorprikt. Dat zagen we al een eerste keer deze zomer met de Chinese beurscrash.
In plaats van een nieuwe motor voor de wereldeconomie te worden, is China steeds meer het nieuwe epicentrum van de instabiliteit. De opkomende landen werden hard geraakt door de dalende export van grondstoffen naar China (olie, metaal, mineralen, …). Zo wordt verwacht dat de recessie in Brazilië dit jaar een pak erger zal zijn dan eerst gedacht.
Heeft dit alles gevolgen voor de Belgische economie? Natuurlijk wel. De Chinese afkoeling zorgde al mee voor een daling van de Duitse export met 5,2% in augustus, de sterkste daling sinds 2009. De groeiprognoses voor de Duitse economie, waar de Belgische sterk mee verbonden is, worden hierdoor naar beneden herzien.
Eeuwige stagnatie?
Voorlopig bleef de economie in de VS en de eurozone stabiel. Dit kwam vooral omdat de centrale banken liquiditeiten in de economie pompten en door het tijdelijke voordeel van de lage grondstoffenprijzen. Maar er was geen reëel economisch herstel en geen versterking van de werkgelegenheid. Integendeel, het besparingsbeleid ondermijnt de levensstandaard van brede lagen van de bevolking waardoor de overproductiecrisis erger wordt.
Er is vandaag zelfs niet meer de hoop op een nieuwe motor voor de wereldeconomie waardoor het doembeeld van een langdurige recessie steeds meer gedeeld wordt. Er wordt gesproken over een ‘eeuwige stagnatie’, een stagnatie waarop het economische en monetaire beleid maar geen greep krijgt en een vicieuze cirkel van deflatie op basis van muntoorlogen.
De heersende klasse heeft het steeds weer over een snel economisch herstel waarmee het zogenaamd tijdelijke besparingsbeleid moet gerechtvaardigd worden. In werkelijkheid is dit argument slechts een rookgordijn om een klassenstrijd te verbergen waarbij onze levensstandaard steeds verder ondermijnd wordt om hun winsten op niveau te houden. Dit systeem biedt een meerderheid van de bevolking geen toekomst, laat ons strijden voor een andere samenleving, een socialistisch alternatief!
-
Devaluatie Chinese munt leidt tot onrust op wereldmarkten
Koerswijziging in Chinese muntpolitiek bevestigt ernst van economische problemen
Standpunt door Chinaworker.info
Op dinsdag 11 augustus kondigde de Chinese Centrale Bank, de Volksbank van China, een devaluatie van de yuan aan. Het was de grootste devaluatie van de munt sinds 21 jaar geleden een gecontroleerde wisselkoers werd ingevoerd. De beslissing geeft aan dat China in de wereldwijde muntoorlog stapt, een vorm van economisch protectionisme waarbij munten worden gedevalueerd in de hoop handelsvoordeel te hebben op andere economische machten. Dit gaat ten koste van andere economieën en het vormt een poging om deflatie of dalende prijzen te stoppen. Die deflatie leidt immers tot nulgroei of erg beperkte groei. “De Chinese beslissing om de renminbi [zoals de yuan ook bekend is] te devalueren is belangrijk, niet alleen omwille van de potentiële gevolgen maar ook door de omvang ervan”, aldus de Financial Times.De aanvankelijke beslissing van de Centrale Bank om de referentiekoers van de munt met 2% te verlagen, is op zich bescheiden en volgens de aankondiging een eenmalige stap [ook al volgde nadien een tweede devaluatie]. Het vormt een belangrijke koerswijziging van de Chinese dictatuur. “Het toont aan hoe wanhopig de regering is met betrekking tot de staat van de economie,” stelde Fraser Howie, co-auteur van het boek ‘Red Capitalism’ dat ingaat op het Chinese bankenstelsel. De economie kende de zwakste groei sinds 25 jaar met een officiële groei van het BBP met 7% maar een reële groei die wellicht een pak lager ligt. In maart van dit jaar nog verklaarde de Chinese premier Li Keqiang dat een devaluatie van de munt uitgesloten was. Dat stelde hij in een interview met de Financial Times. Verschillende topfiguren kwamen met gelijkaardige standpunten. Dit bevestigt de ernst van de bocht die nu wordt gemaakt. Tijdens de Aziatische crisis eind jaren 1990 kreeg Peking lofbetuigingen uit de VS en van het internationale kapitalisme omdat de yuan toen niet werd gedevalueerd en dit ondanks grote druk. Toen de wereldwijde kapitalistische crisis in 2008 toesloeg, ging de waarde van de yuan tegen de dollar achteruit. Maar het Chinese regime wilde niet devalueren. Het plaatst de beslissing vandaag in een historische context.
De afgelopen weken werden nooit geziene financiële middelen in de markten gebracht in een poging om de implosie van de aandelenprijzen de afgelopen twee maanden te stoppen. Volgens sommige schattingen kostte het ‘redden’ van de aandelenmarkten de afgelopen acht weken maar liefst 1,6 biljoen dollar. De devaluatie geeft aan dat het regime beseft dat de pogingen om de aandelenmarkt opnieuw op gang te krijgen niet lukken en dat een ander ‘medicijn’ nodig is om recessie en de dreiging van een financiële instorting te vermijden. Het verband tussen de onrust op de aandelenmarkten en de devaluatie werd ook gemaakt door Jamil Anderlini die in de Financial Times schreef: “Het barsten van de zeepbel op de aandelenmarkt vorige maand en de poging van de regering om de aandelenmarkten te onderstutten, ontzenuwden de Chinese leiders verder en lijken hen ertoe aangezet te hebben om de het taboe van de devaluatie te doorbreken.”
Op de BBC stelde de redacteur economie, Robert Peston, dat de devaluatie “wereldwijde gevolgen zal hebben, zowel op korte, medium als langere termijn.” De beslissing van Peking zal de druk op de Amerikaanse Federal Reserve opvoeren om nog eens goed na te denken over de eerste verhoging van de rentevoeten sinds een decennium, aldus Peston. De deflatoire druk maakt het voor regeringen moeilijker om het krediet te beperken door leningen duurder te maken. Dit dreigt immers elk economisch herstel te verstikken. De New York Times waarschuwt dat de beslissing van China “de geopolitieke spanningen kan versterken en groei in andere landen onder druk kan zetten.”
Toenemende deflatie
De Chinese economie gleed dit jaar verder weg in deflatie. Dit proces wordt wellicht versterkt door de sterke ineenstorting van de aandelenzeepbel in juni en juli van dit jaar. Bij die ineenstorting ging bijna 4 biljoen dollar aan waarde op de Chinese beurzen verloren. Recente gegevens suggereren dat de wanhopige pogingen van de regering om de aandelenmarkt terug op gang te trekken, leidde tot een enorme hoeveelheid kredieten die in de reële economie gepompt zijn. Met wat wellicht het begin is van een ‘geleidelijke’ devaluatie van de yuan hoopt de centrale bank de druk wat te verlichten. Het eerdere beleid waarbij de waarde van de yuan aan de dollar werd vastgekoppeld vereiste immers een grootschalige en dure interventie.
De producentenprijsindex – de prijs van afgewerkte goederen – is al 40 maanden lang negatief. De cijfers van juli wijzen op een daling op jaarbasis van 5,4%. Dat komt hard aan voor de winsten van de bedrijven en het maakt het moeilijker voor de bedrijven met grote schulden en de investeringsinstrumenten van de lokale overheden om de schulden af te betalen. De inflatie voor consumenten kende in juli een beperkte stijging van 1,6%, maar dat kwam vooral door de stijgende varkensprijzen. Zonder de voedselprijzen blijft de inflatie voor consumenten negatief (en is er dus deflatie).
Om het weinig rooskeurige beeld te vervolledigen, kwamen er ook cijfers van de handelsrelaties waaruit blijkt dat de export in juli met 8,3% op jaarbasis afnam. De scherpe stijging van de yuan tegenover de meeste andere munten, met uitzondering van de dollar, heeft een hoge tol geëist voor de export naar de Europese Unie, de belangrijkste handelspartner van China, en voor de export naar Japan, de vierde belangrijkste handelspartner. De Chinese export naar de EU nam in de eerste zeven maanden van dit jaar met 2,5% op jaarbasis af, de export naar Japan nam zelfs met 10,5% af.
Kapitaalvlucht
De poging om de gevolgen van de deflatie op anderen af te wentelen, is de logica van muntoorlogen. De afgelopen acht jaar waren er diverse dergelijke muntoorlogen in wisselende intensiteit. Het is in deze context dat China het motto volgt: “if you can’t beat them, join them.”
Het blijft natuurlijk wel een scherpe bocht voor Xi Jingping die eerder tegen een hoge economische kost een ‘stabiele’ munt wilde behouden in het kader van wereldwijde ambities. Deze ambities gingen van het internationaliseren van de yuan (waarbij meer financiële bedrijven en centrale banken de yuan mogen gebruiken) als strategisch doel om met het Chinese regime een groter economisch belang in te nemen, tot een meer directe bekommernis dat een waardeverlies voor de yuan zou leiden tot kapitaalvlucht uit China. Tom Orlik, de verantwoordelijke econoom voor Azië bij Bloomberg, schat dat elk procent waardeverlies van de yuan tegen de dollar leidt tot een vertrek van ongeveer 40 miljard dollar uit China. “Het risico is dat een waardeverlies leidt tot kapitaalvlucht, waarbij de stabiliteit van het financiële stelsel van China wordt bedreigd,” aldus Orlik.
Regionale gevolgen
De gevolgen van de aankondiging van de devaluatie zorgde meteen voor druk op munten in de region en op de prijzen van grondstoffen. Er is een groeiende bezorgdheid over de toestand van de tweede grootste economie ter wereld die bovendien de belangrijkste bijdrage aan de wereldwijde groei leverde. Grondstoffenprijzen worden in dollar gemeten. De stijging van de Amerikaanse munt als gevolg van de Chinese devaluatie had meteen gevolgen. Ook waren er gevolgen voor beurzen doorheen de wereld.
Na de Chinese beslissing verloor de Thaïse baht 0,7% tegen de dollar en de Singaporese dollar verloor 1,2% waardoor het op het laagste niveau sinds vijf jaar terecht kwam. Ook de Filippijnse peso staat op het zwakste niveau sinds vijf jaar, de Indonesische en Maleisische munten staan op het laagste peil sinds de Aziatische crisis van 1998.
De Aziatische munten werden dit jaar hard geraakt omdat grote hoeveelheden speculatief kapitaal dna de crisis van 2008 op Wall Street in de regio terechtkwamen als gevolg van de lage rentevoeten in de VS en de ‘quantitative easing’ en nu terug verdwijnen. Dit speculatief kapitaal zoekt de ‘veiligheid’ van de nieuwe sterke dollar op en hoopt op hogere rentevoeten in de VS. De Australische dollar is nauw verbonden met de waarde van de Chinese munt omwille van de onderlinge economische afhankelijkheid. “Iedere munt die aan grondstoffen verbonden is, staat nu ook onder druk omdat inkomen verloren is gegaan door de devaluatie”, verklaarde een handelaar aan de Sydney Morning Herald.
Neerwaartse spiraal
De Chinese centrale bank verklaarde aanvankelijk dat de devaluatie eenmalig was. Maar die stelling werd meteen sceptisch onthaald. De Chinese centrale bank stelt dat de devaluatie de wisselkoers meer marktgericht maakt. Dat is de slimste manier om de koerswijziging te verkopen en zich meteen te wapenen tegen beschuldigingen – bijvoorbeeld van het Amerikaanse parlement – van oneerlijke manipulatie. De Chinese centrale bank weet dat de munt verder onder neerwaartse druk van de markten zal staan naarmate het vertrouwen in de Chinese economie afneemt. Het wijst erop dat de devaluatie het begin van een tendens tot devaluatie is, waarbij de druk op andere munten zal toenemen.
Stephen Roach van Yale en een voormalige topman van Morgan Stanley stelde: “Het is niet geloofwaardig dat dit een eenmalige devaluatie is. In een zwakke wereldeconomie zal er meer dan een devaluatie van 1,9% nodig zijn om de slabakkende Chinese export te ondersteunen. Het leidt tot de mogelijkheid van nieuwe en steeds meer destabiliserende confrontaties in de steeds breder wordende wereldwijde muntoorlog. De neerwaartse spiraal werd een pak verraderlijker.”
Het wijst op de ernstige crisis van het wereldkapitalisme. Elke nationale heersende elite bewijst lippendienst aan de ‘internationale oplossingen’ maar voert tegelijk een meedogenloos nationaal beleid dat steeds meer elementen van protectionisme omvat. Elke ‘oplossing’ van de kapitalisten kan in het beste geval een verergering van de situatie uitstellen, maar leidt steevast tot nieuwe en meer ernstige problemen. Dit is ook de ervaring in China met de ‘oplossingen’ van de regering van Xi Jingping – variaties op het neoliberale beleid – die de economische crisis niet opgelost hebben en tevens geleid hebben tot een schuldexplosie. De enige echte oplossing is het einde van het kapitalisme door de samenleving op socialistische basis te herorganiseren.
-
“China ervaart nu een harde landing”
Een op hol geslagen aandelenmarkt en vervalste groeicijfers van het bruto binnenlands product (BBP) kunnen de realiteit van economie die kampt met grote problemen niet verdoezelen.
Dikang, chinaworker.info
Voor de Chinese dictatuur van de Communistische Partij (CCP) is 2015 in een gevaarlijk jaar aan het veranderen. Na jaren van schuldgedreven groei en ’s werelds grootste boom in de bouwsector wordt de Chinese economie geconfronteerd met verschillende zware problemen. Overcapaciteit, deflatie, een crisis op de huizenmarkt en een schuldencrisis bij de lokale overheden werken allemaal als een rem op de economische groei die volgens verschillende maatstaven tot een slakkengang is vertraagd.
De economie is voor elke regering van cruciaal belang maar nog meer voor het Chinese regime dat overleefde op basis van een combinatie van vreselijke staatsrepressie en constante snelle economische groei. Van 1980 tot 2012 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP 10%. Vorig jaar werd een officieel groeicijfer van 7,4% opgetekend en dit jaar is het streefdoel verlaagd tot “ongeveer 7%” – een doelstelling waarvan zelfs de premier Li Keqiang toegeeft dat het “moeilijk te bereiken zal zijn”. Tot overmaat van ramp zijn deze groeicijfers zo goed als zeker vals en is de echte groei een pak lager. Sommige economen waarschuwen dat China nu al gevaarlijk dicht staat bij een harde landing die gedefinieerd wordt als een terugval van “een tweecijferig groeiritme naar een laag eencijferig”.
Dit is de achterliggende oorzaak voor een recente serie van haastige maatregelen van een versoepelende monetaire politiek, belastingverlagingen en andere stimulusmaatregelen. Deze gaan schijnbaar in tegen de vroegere verstrakking van het monetair beleid dat erop gericht was om de economie van zijn schuldverslaving af te helpen. De bijeenkomst van het Politburo eind april bevestigde de vermoedens dat het regime een bocht van 180 graden neemt. Het veelbesproken hervormings- en herstructureringsprogramma wordt op korte termijn ingeruild voor stimulusmaatrelen, zelfs als dat een verergering van de hoge schuldgraden betekent. De People’s Daily, die verslag bracht van de meeting, zei dat de regering zou “teruggrijpen naar oude methoden”- verwijzend naar meer overheidsinterventie en verdere maatregelen om de ineenstortende vastgoedmarkt te ondersteunen.
Sinds november verlaagde de overheid al tweemaal de intrestvoeten en de zogeheten verplichte kapitaalreserves, de hoeveelheid cashgeld dat een bank moet aanhouden, wat een manier is om extra kapitaal te injecteren in het bankensysteem. Er worden meer versoepelende maatregelen verwacht en er is een groeiende nervositeit in regeringskringen. “Peking mag dan wel niet de paniekknop indrukken, maar ze schijnen zich er toch van te verzekeren of die knop werkt,” zei Christopher Balding op de financiële website Seeking Alpha. Vorig jaar waren China’s leiders rond deze periode optimistischer over de vertragende economie. Ze stelden dat dit een gecontroleerde ingreep was om de economische groei gebaseerd op overmatige investeringen te herbalanceren naar een duurzame groei gebaseerd op consumptie. Nu echter zowel consumptie als investeringen, samen met zowat al de rest, aan het stagneren zijn, lijkt de ‘gecontroleerde vertraging’ en de ‘herbalancering’ te zijn ontspoord.
De twee verlagingen van de vereiste kapitaalreserves, in februari en april, zorgen ervoor dat ongeveer 1,8 biljoen yuan (300 miljard US dollar), wat geen kleine som is, in het bankensysteem is gepompt met de hoop dat er toenemende investeringen en huisverkopen zouden uit voortvloeien. Tot op vandaag is dat niet gebeurd en dat is de achtergrond voor de bocht van 180 graden van het Politburo. De huizenbouw en de industriële capaciteit zijn al verzadigd en de winsten zijn aan het dalen. Dat leidt bij de grote bedrijven tot een tegenzin om te investeren zelfs wanneer krediet goedkoper wordt.
De knip in de vereiste kapitaalreserves door de Volksbank van China op zondag 28 april, slechts 48 uur nadat de nieuwe regels die waren afgekondigd door de beursregulator een sterke daling van de Chinese aandelenfutures in de VS en andere overzeese markten had veroorzaakt, leek zo getimed om de markt te ondersteunen wanneer de beurzen in Shanghai en Shenzen openden op maandagochtend. Dit is voor het eerst dat de overheid en de centrale bank zo direct zijn tussengekomen om de aandelenmarkt te redden.
Hysterie op de aandelenmarkt
China’s grootste commerciële banken, ogenschijnlijk onder controle van de CCP, weigeren de extra cash te leiden naar waar de regering het wilt. In de plaats daarvan vloeit het grootste deel van de extra liquiditeit naar de aandelenmarkt, die de laatste 6 maanden met 80% is gestegen. Kleine beleggers overrompelen de markt en in de laatste week van april alleen al werden 4 miljoen nieuwe handelsrekeningen geopend. Ongeveer 40% van de aandelen worden gekocht op krediet en mensen verkopen hun huizen om deel te nemen aan de “goudkoorts” op de aandelenmarkt. Volgens de econoom Andy Xie is meer dan 2,5 biljoen yuan aan leningen in de aandelenmarkt gestopt. Terwijl de Chinese schuldencrisis het gevolg is van de gigantische stimulusmaatregelen voor het bouwen van infrastructuur en vastgoed, waarvan veel is verspild, creëren de huidige stimulusprogramma’s niets dan fictieve rijkdom op de aandelenmarkt. Het regime heeft de hysterie op de aandelenmarkt ondersteund door enerzijds de regelgeving te ontspannen (op 13 april werd de limiet van één handelsrekening per persoon opgeheven, de laatste in een reeks van maatregelen) en anderzijds een gigantische mediacampagne. De regering is nu duidelijk zenuwachtig over de grote schaal van de ‘margin trading’ (aandelen kopen op krediet) maar is tegelijk bang dat ingrijpen zou leiden tot een crash van de markt, wat gezien de fragiele staat van de economie China in een echte recessie zou kunnen storten.
Het CCP-regime beschouwt, ondanks de overduidelijke gevaren, een boomende aandelenmarkt als wenselijk, deels om het uiteenspatten van de zeepbel op de huizenmarkt op te vangen maar ook om een kapitaalmarkt te ontwikkelen als een alternatieve bron van financiering voor de krediethongerige bedrijven (vooral privébedrijven). Deze bedrijven zijn momenteel afhankelijk van de schaduwbankensector die Beijing probeert onder controle te krijgen omwille van de gigantische risico’s die het inhoudt voor het financiële systeem. Maar het regeringsbeleid gaat van de regen in de drup, de rally op de aandelenmarkt zuigt liquiditeit uit het bankensysteem doordat spaarders hun geld terugtrekken om te gaan gokken op de beurs. Hierdoor is de centrale bank gedwongen om nog meer versoepelende maatregelen te nemen om een liquiditeitscrisis te voorkomen.
Volgens de aangepaste schattingen van de Forbes China Rich List steeg de het aantal dollarmiljardairs en miljardairfamilies van 242 in oktober 2014 naar 400 in april. Dit betekent dat er gemiddeld per maand meer dan 25 nieuwe miljardairs zijn bijgekomen door de stijgende aandelenkoersen. Ondertussen wordt voorspeld dat de lonen de zwakste stijging zullen kennen in tien jaar en stakingen verspreiden zich steeds verder.
Dit alles legt het klassenkarakter bloot van de economische hervormingsmaatregelen van president Xi Jinping en permier Li Keqiang die, samen met de het beleid van kapitalistische regeringen wereldwijd, de belangen beschermen van het bedrijfsleven terwijl de kosten van de verdiepende crisis worden afgewenteld op de rug van de werkende klasse. Minister van financiën Lou Jiwei, één van de meest openlijk neoliberale topfiguren, gaf in een toespraak op 24 april een ongewone waarschuwing door te zeggen dat China een “kans van 50% heeft om vast te komen zitten in de valkuil van het middeninkomen in de komende 5 tot 10 jaar” en drong aan op meer radicale ingrepen in de arbeidswetgeving om het goedkoper te maken voor bazen om werknemers te ontslaan. De valkuil van het middeninkomen is een populair concept bij de Wereldbank, dat verwijst naar landen die zeker mate van ontwikkeling kennen maar dan vast komen te zitten. Voorbeelden zijn Zuid-Afrika en Brazilië. Lou’s toespraak wordt op het internet bediscussieerd als een voorbeeld van de nieuwe aanvallen die de regering beraamt op de inkomens en de wettelijke bescherming van werkenden en boeren.
De steile klim van de aandelenkoersen staat duidelijk los van de economische fundamenten en moet op een gegeven moment crashen. Zo zijn bijvoorbeeld de aandelen van de People’s Daily, de grootste propagandaspreekbuis van de CCP, op zes maanden tijd met 67% gestegen. Aandelen op de ChiNext (de Chinese variant van de Nasdaq) noteren op twee keer het niveau van Nasdaq aan de vooravond van de dotcomcrash van 15 jaar geleden. Verschillende commentatoren hebben erop gewezen dat een zeepbel op de aandelenmarkt de laatste fase inluidt van de schuldgedreven economische boom. Dat was het geval in 1989 in Japan en, meer verontrustend, in de Verenigde Staten in 1929.
In een recent rapport zei BNP Paribas: “de Chinese aandelenrally heeft weinig te maken met macro-economische fundamentals maar bijna alles met een zelfversterkende en hefboomgedreven koopgekte”. Het rapport van de bank waarschuwde dat “hoe langer de rally doorgaat, hoe groter de correctie waarschijnlijk zal zijn. De zeepbel op de beurs is mogelijk gemaakt door marginale schulden. De zeepbel kan niet zomaar blijven groeien, maar de Chinese autoriteiten kunnen het zich ook steeds minder veroorloven om ze te laten barsten.”
Zeven procent, echt?
Het regime gebruikt de uitdrukking “het nieuwe normaal” om de economische vertraging te beschrijven. Het sleutelwoord is hier “normaal” – niemand zou de indruk mogen krijgen dat Peking de controle over de economie verliest. De mate van controle kan echter bediscussieerd worden en het is juister om te zeggen dat het regime reageert op een reeks van schokken en onaangename verrassingen, waardoor ze gedwongen is om te zigzaggen in haar beleid, terwijl de economie steeds meer worstelt met deflatie als gevolg van de ongelofelijke mate van overcapaciteit en schuldengraden die ervoor zorgen dat de effecten van de nieuwe stimuluspakketten een maat voor niets worden.
Voor het Chinese regime is de jaarlijkse doelstelling voor de groei van het BBP het belangrijkste cijfer dat bestaat en waar het zijn geloofwaardigheid op baseert. De officiële cijfers worden door velen als frauduleus beschouwd. “Er bestaat het vermoeden dat de tekortkomingen eerder het gevolg zijn van bewuste ingrepen dan van problemen bij het verzamelen van de data,” stelde de Wall Street Journal. Het gerucht wint aan kracht dat de overheid, net zoals fabrieksbazen die de overheid om de tuin willen leiden, twee boekhoudingen bijhoudt – één voor publiek gebruik en de andere voor puur intern gebruik met een echt beeld om het beleid op de realiteit af te stemmen.
Kevin Lai, senior economist bij Daiwa in Hong Kong, vertelde Reuters “Als je naar het eerste kwartaal kijkt, was de export zwak, de industriële productie beperkt, FAI (fixed asset investment) was veel trager en de detailhandel vertraagt. Dus hoe kan het dat de BBP-groei in reële cijfers nog steeds 7% bedraagt?”
Als we een beroep doen op de “Li Keqiang Index”, zo genoemd omdat de premier ooit zei dat hij zijn inschatting van de economische groei baseerde op de statistieken van het goederenvervoer per spoor, het elektriciteitsverbruik en de bankleningen – deze cijfers geven een meer betrouwbare leidraad dan de officiële groeicijfers – dan ligt de reële groei een stuk onder de 7%. Het elektriciteitsverbruik bijvoorbeeld groeide in het eerste kwartaal met slechts 0,03% tegenover het jaar ervoor. De zwakste groei sinds 2008 toen China geraakt werd door de globale financiële crisis. Zelfs de overheidsmaatregelen om de energie-efficiënte te verbeteren en de vervuilende industrieën te beteugelen kunnen niet verklaren waarom het elektriciteitsverbruik stagneert, dit wijst op een scherpe vertraging van de bredere economie. Het goederenvervoer per spoor daalde in het vorige kwartaal drastisch met 9%.
Het consultancybureau Fathom in Londen analyseerde de Chinese groei in het eerste kwartaal aan de hand van premier Li’s drie criteria en stelt dat de groei zich eerder rond de 3% situeert dan het officiële 7%. “China maakt nu een harde landing mee,” verklaarde Erik Britton van Fathom aan de Britse krant The Guardian. (13 april 2015)
Crisis op de huizenmarkt
China’s huizenmarkt en de investeringen in vastgoed waren de belangrijkste pijler van de economische groei van de afgelopen 7 à 8 jaar, nog belangrijker dan de export. De dramatische vertraging begon vorig jaar en drukt niet alleen de vraag naar staal, cement, bouwmachines en een reeks andere voormalige groei-industrieën maar dreigt ook een golf van financiële faillissementen te creëren bij vastgoedontwikkelaars die diep in de schulden zitten en de ‘investeringsproducten’ van de schaduwbanken die aan hen gelieerd zijn. De helft van alle leningen in China zijn betrokken bij de vastgoedsector. Zelfs als de huizenprijzen zouden stabiliseren op een lager niveau, wat het meest optimistische gevolg zou zijn van de renteknip en de stimulusmaatregelen van de overheid, zal het de industriële overcapaciteit en de druk op het financieel systeem doen toenemen.
De crisis op de Chinese huizenmarkt laat zich nu al voelen op de wereldeconomie, vooral bij de exporteurs van mineralen zoals Australië, Brazilië, Chili en verschillende Afrikaanse landen. Waar China in 2000 12% van ’s werelds metaalproductie consumeerde, steeg dit in de laatste jaren tot bijna 50%. Investeringen in vastgoed groeiden gemiddeld met 20,2% per jaar sinds 1998, twee keer zo snel als het BBP in China, maar deze groei daalde tot 8,5% in het eerste kwartaal van 2015.
De huidige verslechtering op de vastgoedmarkt is de meest serieuze sinds de markt werd gecreëerd met de massale privatisering van huisvestiging in 1998. In het laatste jaar daalden de huizenprijzen gemiddeld met 6% na jaren van tweecijferige stijgingen. In het eerste kwartaal daalden de prijzen met 9,1% nog scherper. De malaise is nog groter bij de landverkopen van de lokale overheden. Deze vielen met 32% terug in het eerste kwartaal vergeleken met het jaar ervoor. Vastgoedontwikkelaars trekken zich terug omdat ze opgezadeld zijn met een inventaris van onverkochte huizen, een inventaris die goed is om gedurende meerdere jaren de vraag te voldoen. Volgens Zhiwu Chen in de Foreign Policy magazine: “Op het eind van 2014 had China ongeveer 75 miljard vierkante voet aan nieuw vastgoed onder constructie of te koop. Zelfs als de vraag constant blijft, zou het meer dan vijf jaar duren om alles te verkopen.” (30 april 2015)
Landverkopen speelden een cruciale rol om de lokale overheden solvabel te houden en stonden in voor 46% van de inkomens van deze overheden. De vastgoedcrisis dreigt daardoor een kettingreactie van bedrijfsfaillissementen in gang te zetten en zo een nieuwe fase in te luiden van de al zware schuldencrisis bij de lokale overheden. De totale schuld van de lokale overheden bedroeg volgens de laatste officiële audit in juni 2013 17,9 biljoen yuan (ongeveer 3.000 miljard US dollar). Een nieuwe audit werd vertraagd omdat Beijing de opdracht gaf aan de lokale overheden om het opnieuw te doen omdat het vermoedde dat sommige rapporten vervalst werden. Caixin magazine, wiens rapporten als betrouwbaar worden beschouwd, zei dat de echte schuld ondertussen 40 biljoen yuan (ongeveer 6400 miljard US dollar) kan bedragen.
De Financial Times (12 januari 2015) bracht verslag uit van lokale overheden die, om de begrotingstekorten op te vangen, hun toevlucht zochten tot het zelf opkopen van land via de investeringsfondsen die ze zelf bezitten en op die manier dus extra schuld opnemen. Deze ‘nepdeals’ zijn een wanhopige poging om de prijzen van de bouwgrond op peil te houden. Een daling ervan zou zware gevolgen hebben voor de lokale overheden doordat hun schulden moeilijker terug te betalen zouden zijn en ze moeilijker leningen zouden kunnen verkrijgen.
Dit bemoeilijkt het dilemma van Peking als het probeert te balanceren tussen het verlagen van de schuld en het behouden van voldoende economische groei om een oncontroleerbare golf van faillissementen die een financiële crisis kunnen starten, te vermijden. De overheidsbanken volgen in toenemende mate hun eigen agenda in de plaats van die van de overheid. Een artikel van Reuters (20 april 2015) toonde aan dat geen van de grote banken de recente maatregelen van Peking om de huizenmarkt te ondersteunen, zoals goedkopere interestvoeten bij hypotheekleningen en betere leningsvoorwaarden voor tweede huizen, hebben uitgevoerd. De banken hebben duidelijk geen vertrouwen in het feit dat de huizenprijzen zich op korte termijn zullen herstellen. “Banken zoeken naar goede opbrengsten voor hun investeringen en dus investeren ze eerder in de aandelenmarkt,” vertelde een vastgoedontwikkelaar uit Shenzhen aan Reuters.
Schuldenval
Chinaworker.info en de aanhangers van het CWI in China waarschuwen al langer dat de huidige economische crisis niet gewoon een vertraging van de economie of een cyclische aanpassing is, maar het begin van een onbeheersbare crisis waarbij China een heleboel gelijkenissen vertoont met Japan nadat daar de zeepbel van het vastgoed en de financiële zeepbel begin jaren ’90 barstten. Dit veroordeelde de toenmalige tweede economie ter wereld tot decennia van lage groei, deflatie (wat de terugbetalingsproblemen voor de schuld verergert) en ‘zombie’ bedrijven (die waarde uit de economie zuigen omdat hun schuldkosten zo hoog zijn). Zo’n situatie bestaat al in sommige regio’s en sectoren van de Chinese economie.
China leek in eerste instantie de neerwaartse aantrekkingskracht van de globale recessie in 2008 te ontwijken. Door een ongezien schuldgefinancierd stimuluspakket wist het zichzelf terug te brengen tot een tweecijferige groei. Door dit doen, hielp het de kapitalistische wereldeconomie een depressie in de stijl van de jaren ’30 te vermijden. De schuld die gedurende vier jaar (2009-2012) en in de nasleep van megastimulus werd opgebouwd, weegt nu als een loden blok op de Chinese economie.
China’s schuld is in zeven jaar tijd verviervoudigd van 7000 miljard dollar in 2007 naar 28.000 miljard dollar in 2014, aldus een rapport van McKinsey & Co van 7 februari 2015. In verhouding tot het BBP bedraagt de schuldgraad van China een duizelingwekkende 282%, dat is meer dan Duitsland en de VS. Apologeten voor het CCP-beleid stellen dat China hiervoor “waar voor zijn geld kreeg” met nieuwe steden, snelwegen en hoge snelheidstreinen terwijl de post-2008 stimulusprogramma’s van de westerse kapitalistische overheden vooral naar financiële speculatie gingen. Hoewel socialisten ondubbelzinnig voorstander zijn van sociaal noodzakelijke infrastructuur, woningen en stedelijke ontwikkeling, willen we er op wijzen dat wat echt gebeurd is in China veraf staat van het rooskleurig beeld dat het regime ervan ophangt. Een studie die vorig jaar werd gepubliceerd door onderzoekers van de Chinese overheid stelde vast dat 6.800 miljard dollar aan investeringen, 37% van alle investeringen in China sinds 2009, werd verspild.
Een reeks van prestigeprojecten, om de reputatie van het regime en haar lokale vertegenwoordigers op te poetsen, overschreden consequent de geraamde budgetten als gevolg van omkoping, verduistering, het aanrekenen van te hoge prijzen voor bouwmaterialen en slechte planning. De Drie Kloven Dam overschreed het budget met 100% en de Peking-Shanghai hogesnelheidsspoorweg met 139%. Het Chinese spoornetwerk groeide tussen 2005 en 2010 met 21% in kilometers lengte en vervoerde 45% meer passagiers. Dat vereiste echter een stijging van de investeringen met 518% in diezelfde periode. De private bedrijven die betrokken waren bij de bouw, rekenden stelselmatig te veel aan. Caixin stelde dat sommige toeleveranciers 30.000 yuan ( 4.800 dollar) aanrekenden voor één enkele stoel op een hoge snelheidstrein. Het bedrijf in Shanghai dat de belangrijkste leverancier werd voor stoelen op de Chinese hogesnelheidstreinen, “rekende driemaal de prijs van de concurentie”. De verklaart hoe het voormalige spoorministerie een schuld opbouwde van 2,2 biljoen yuan (354 miljard dollar) – groter dan de totale schuld van Griekenland.
Overcapaciteit
Nu moet de economie afrekenen met de gevolgen van de schuldgedreven stimulus. Elke sector heeft te kampen met overcapaciteit. China produceert de helft van alle staal wereldwijd (822 miljoen ton in 2014) maar er is een niet-gebruikte capaciteit van meer dan 200 miljoen ton, het dubbel van de jaarlijkse staalproductie in de Verenigde Staten. Vorig jaar daalde de staalproductie met 3,4%, de eerste krimp in 30 jaar en er wordt voor dit jaar een verdere daling van 10% voorspeld. De vooruitzichten voor de autoindustrie, ’s werelds grootste, is gelijkaardig. Dit jaar kunnen de Chinese autofabrieken 10,8 miljoen meer auto’s maken dan er verkocht zullen worden. De ongebruikte capaciteit is het equivalent van ‘twee Japans’. (Japan verkocht 5,5 miljoen voertuigen in 2014).
De overcapaciteit leid tot deflatie. De afgelopen drie jaar daalden de fabrieksprijzen continu, dit jaar versnelt die daling. In maart daalde China’s producer price index (PPI) met 4,6%. Deflatie en lage inflatie spelen de verschillende delen van de wereldeconomie parten, vooral Europa en Japan. Deze deflationaire druk zal verergerd worden als China beslist zich een weg uit de deflatie te exporteren door de yuan te devalueren en aan de valutaoorlog deel te nemen.
Devaluatie creëert inflatie op de thuismarkt door de kost van de import, onder meer van grondstoffen, te doen stijgen. Tegelijk zorgt het voor een deflationaire druk op de andere economieën omdat de Chinese producten goedkoper worden op de wereldmarkt. Totnutoe weerstond het Chinese regime aan de verlokking hiervan, niet in het minst door haar poging om de yuan te internationaliseren als de ‘redback’, een onderdeel van een langetermijnstrategie om de dominante positie van de dollar als ‘greenback’ in het wereldwijde financiële systeem te contesteren. Hiervoor en voor andere internationale doeleinden moet Peking een stabiele munt onderhouden. Naarmate de crisis verdiept, kan het regime gedwongen worden om deze overwegingen overboord te gooien en te opteren voor een devaluatie. Dit zou echter leiden tot toenemende protectionistische conflicten met de Verenigde Staten en Europa en deze maatregel brengt ook weer nieuwe problemen voort.
Toestaan dat de yuan daalt ten opzichte van de dollar zou de kapitaalvlucht uit China, die in de afgelopen twee kwartalen naar recordhoogtes steeg, versnellen. Volgens Barclays Bank vloeide er dubbel zoveel kapitaal uit China dan vorig jaar uit Rusland als gevolg van de sancties onder leiding van de Verenigde Staten. Barclays schat dat er in de laatste 12 maanden ongeveer 300 miljard dollar uit China is weggetrokken (meer dan drie keer het officiële cijfer) om te profiteren van de stijgende dollar en in te spelen op de verwachte verhoging van de intrestvoeten. Een devaluatie, die leidt tot een verhoogde kapitaalvlucht, zou de regering kunnen dwingen om strengere kapitaalcontroles in te voeren. Wat een omkering van de huidige en geplande liberaliseringsmaatregelen zou betekenen. Dat zou op z’n beurt het begin kunnen zijn van een bankrun en financiële paniek terwijl de globale en Chinese kapitalisten in angst terugdeinzen.
Een historische crisis
China’s dilemma benadrukt de waanzin van het huidige economische systeem. Dat komt omdat de productie en investeringen niet gericht zijn op de noden van de maatschappij maar de winsten van een kleine minderheid. De Chinese markt kan de afzet van de fabrieken en de bouwwerven niet aan omdat de meerderheid van de bevolking zich deze dingen niet kan veroorloven. De in totaal ongeveer 260 miljoen migrante werknemers leven in geïmproviseerde woningen en bijna de helft van hen leeft op bouwwerven of in fabrieksbarakken. Tegelijkertijd staan er naar schatting 49 miljoen appartementen leeg in China.
De CCP geloofde dat het in staat was het kapitalisme te slim af te zijn door gebruik te maken van massale overheidsinterventies, leningen van staatsbanken en overheidscontracten om fantastische winsten te creëren voor een kleine partijgebonden elite en tegelijkertijd de negatieve kanten van het kapitalisme, zoals een overproductiecrisis, te ontwijken. De stimulus van 2009 werd door de hele wereld geprezen als een wonder, maar het heeft de economie in een impasse gebracht en nu besluiten de leiders van de CCP dat het oude staatskapitalistische model z’n grenzen bereikt heeft. Omdat ze het socialisme als een alternatief uitsluiten, wat natuurlijk onverenigbaar is met de belangen van de miljardairs die nu de CCP domineren, komt het regime met geen ander antwoord dan een variant van het neoliberaal marktbeleid dat wordt uitgevoerd in de Westerse economieën. Tegelijkertijd geeft ze geen centimeter toe op haar autoritaire controle.
Het is in de financiële sector dat Peking de meest radicale neoliberale hervorming voorbereidt. Dit is nog een reden waarom het lijkt alsof ze carte blanche geeft aan de speculanten op de aandelenmarkt. Tegelijkertijd voert het regime ook de plannen op om de obligatiemarkten en de bankensector te openen voor privékapitaal. Een andere kenmerk van dit proces is de groei van het online bankieren dat gedomineerd wordt door privébedrijven als Tencent en Alibaba, net zoals de aankondiging van Li Keqiang om de restricties op buitenlandse leningen door banken in vier vrijhandelszones op te heffen (Guangdong, Fujian, Tianjin en Shanghai). De liberalisering van de financiële sector in tandem met de liberalisering van het kapitaalverkeer in yuan heeft als doel om door concurrentie de druk op de staatsbanken op te voeren en zo kapitaal meer winstgevend te investeren. Dit verschaft ook de kans aan de CCP-elite, onder meer de princelings die al bekend zijn met de wereld van de haute finance, om zichzelf verder te verrijken en de reeds verkregen rijkdom te legitimiseren.
‘Belt and road’-strategie
Op 1 mei traden de langverwachte depositogaranties van het regime in werking. Deze dekken bankdeposito’s tot 500 000 yuan (80.700 dollar) en zijn gelijkaardig aan de regelingen in andere landen. In het geval van China daarentegen betekent dit het einde van de impliciete garantie dat de overheid eender welk failliet financieel instituut zou redden (omdat deze allemaal in bezit zijn of verbonden zijn aan één of ander onderdeel van de staat). Met deze nieuwe maatregel wordt verwacht dat Peking financiële faillissementen op veel grotere schaal zou toestaan zolang deze geen gevaar zouden zijn voor de bredere economie. Banken en bedrijven die too big to fail zijn, zouden wel gered worden. Deze delicate evenwichtsoefening is erop gericht om de financiële sector meer discipline op te leggen, de excessen van het schaduwbankieren in te perken en de schuldafbouw aan te moedigen. Maar het houdt gigantische risico’s in, vooral omwille van het ondoorzichtige karakter van het schaduwbankieren dat nu instaat voor een derde van alle leningen in de economie. Er liggen potentieel inschattingsfouten en verder onaangename verrassingen in het verschiet.
Tegelijkertijd probeert Xi Jinping verder te gaan met een hele reeks van ambitieuze regionale en internationale initiatieven die als doel hebben China’s financiële macht te verspreiden. Deze vormt een steeds grotere uitdager van het Amerikaans kapitalisme dat op de terugweg is. Maar het heeft ook als doel om nieuwe markten te creëren voor China’s overbodige cement, aluminium, staal en andere producten van de zware industrie die devaluatie creëren op de thuismarkt. Dat is het belang van de Silk Road Economic Belt en de Maritime Silk Road projecten, gekend als de ‘Belt and Road’, dat erop gericht is om massale infrastructuurprojecten te promoten om Azië te verbinden met Europa en Afrika. Het houdt onder andere plannen in voor snelwegen, hogesnelheidstreinen, oliepijplijnen, havens en zelfs een tunnel onder de Mount Everest die gebouwd worden door Chinese bedrijven en gefinancierd worden met Chinese leningen en kapitaal.
Door deze strategie hoopt Peking haar buren meer afhankelijk te maken van het Chinese kapitalisme en zo de poging van de Verenigde Staten om haar invloed te ondermijnen te blokkeren. Een belangrijk bijkomend doel van de ‘Belt and Road’ strategie en de nieuwe regionale bankentiteiten, zoals het AIIB (Asian Infrastructure Investment Bank) dat China creëert om het te ondersteunen, is om het gebruik van de yuan in het internationale financieel systeem te bevorderen. Dat is een voorwaarde voor het Chinese kapitalisme om zich los te maken van de beperkingen van de dollar. Omdat de dollar de belangrijkste reservemunt is – 65% van alle reserves aangehouden door overheden wereldwijd zijn in dollar – heeft de VS een unieke mogelijkheid om haar eigen economisch pad te bepalen en haar voorwaarden aan andere regeringen op te leggen.
De interne tegenstellingen van de Chinese economie, het angstbeeld van een ‘Japans perspectief’ en het risico van een enorme sociale omwenteling als de economie stagneert, dwingen de Chinese staat tot een ‘Grote Sprong naar Buiten’. Dat zal onvermijdelijk leiden tot intensere globale en regionale conflicten en concurrentie. In het verleden werd China’s snelle economische expansie opgevangen en bevorderd door het wereldkapitalisme. Dit kon wegens de uitzonderlijke omstandigheden in de nasleep van de val van het stalinisme in Rusland en Oost-Europa en de snelle maar inherent instabiele groei van het Aziatische kapitalisme. Maar vandaag groeit de globale taart niet meer, maar krimpt ze eerder en kan de strijd voor elke deel ervan bij de rivaliserende elites alleen maar harder worden. Enkel de werkende klasse in China en internationaal kan door zich te organiseren voor een socialistisch alternatief een einde maken aan de economische vernietiging door het kapitalisme dat nieuwe crisissen en internationale rampen aan het voorbereiden is.
-
ECB draait geldkraan open. Wanhopige poging om economie in beweging te krijgen
Artikel door Pieter Brans, Socialistisch Alternatief Nederland
Het is een wanhoopspoging om de Europese economie na zes jaar stagnatie weer in beweging te krijgen. De Europese Centrale Bank zet vandaag (22/1) een gigantische geldpers aan. In de praktijk loopt dat zo: de bank schept geld door nullen in te voeren in de eigen computersystemen. Dat is dan geld dat wordt gebruikt om slechte leningen van zombiebanken en staatsschulden van eigenlijk failliete landen op te kopen. Het idee is dat consumenten meer gaan lenen als dat goedkoper wordt. In de praktijk blijft dat geld bij de banken en overheden steken. Maar wat zijn de verdere gevolgen voor de arbeiders? Inflatie zal lonen en pensioenen uithollen.Het doel van het scheppen van geld is het veroorzaken van inflatie, prijsstijgingen. In Europa is er nu sprake van deflatie, prijsdalingen van 0,2% in december 2014 om precies te zijn. De dalende prijs voor olie is daar een onderdeel van. Zoals de ervaring in een land als Japan heeft laten zien is deflatie slecht voor de groei van de economie. Economen zeggen dat mensen en bedrijven aankopen gaan uitstellen in de verwachting dat ze in de toekomst minder zullen kosten. Koste wat het kost, er moet nu inflatie komen, anders groeit de economie nooit meer, is het idee.
Iedereen begrijpt dat prijsstijgingen de koopkracht van de lonen en de pensioenen uitholt. Dat is gevolg numero één van het aanzetten van de geldpers. Naast alle verslechteringen van de afgelopen jaren in de vorm van dalende lonen, pensioenen en stijgende werkloosheid door de crisis van de afgelopen zes jaar (!) komt daar nu deze nieuwe golf van geldontwaarding bovenop.
Zelfs burgerlijke economen geloven niet in de zin van deze maatregel. Er zijn economen die menen dat het beter zou zijn als de Europese Centrale Bank iedereen zo’n 3000 Euro zou betalen, want dan geven de armeren het geld in ieder geval uit. Nu lekt het waarschijnlijk via de stijgende winsten en aandelenkoersen naar de toch al rijke rijken. En die geven het niet uit. Die barsten al van de kaviaar, champagne, Maserati’s en Lamborghini’s.
Wat doen Europeanen die de prijzen zien stijgen en hun lonen en pensioenen zien achterblijven? Zij gaan buffers aanleggen voor de beroerde toekomst: meer sparen en minder consumeren. Dat gaat de economie niet verder helpen, want dat is nu precies het probleem. Andere manieren om de prijsstijgingen te compenseren zijn er immers niet. De vakbonden zijn door de globalisering, flexibilisering van de arbeidsmarkt en de vergrijzing van de leden verzwakt. Zij hebben geen sterke onderhandelingspositie meer. De lonen stijgen in Nederland al dertig jaar niet meer automatisch mee met de inflatie, zoals bevochten in de jaren zeventig. De werkgevers zullen niet aarzelen om hun veel sterkere positie maximaal uit te buiten.
In Nederland eist de winkelketen V&D nu al een loonoffer van zo’n 100 Euro per maand van zijn werknemers. Het mag niet van de cao (de werkgever kan het loon niet eenzijdig verlagen), het is wettelijk verboden, de bonden mogen er niet eens over praten: als we deze werkgever zo brutaal laten optreden dan lopen ze binnenkort allemaal met loonsverlagingen over ons heen.
De nieuwe aanval van de Europese Centrale Bank op de levensstandaard van de werkenden en gepensioneerden komt niet alleen: de ECB vindt dat de politiek ook meer in beweging moet komen met nog meer bezuinigingen en “hervormingen” (nog meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt, verder verhogen van de pensioenleeftijd, sociale uitkeringen verder verlagen enz.). Politici doen hun best maar hebben begrijpelijk aarzelingen om het stuk- en dagloon weer in te voeren, de pensioenleeftijd naar 75 op te krikken en iedereen standaard naar een kartonnen doos en de voedselbank door te verwijzen. Maar in feite zijn de ECB en de politici het erover eens dat massale armoede en onzekerheid de enige oplossing is voor de economische crisis…
Ze durven het niet zo luid en duidelijk te vertellen. Maar ze handelen er wel naar.
In de afgelopen jaren hebben de vakbonden in Europa weinig succes geboekt in de strijd tegen de verarming en de bezuinigingen. De crisis van 2008 kwam helaas na een langzame terugtocht van de vakbeweging (en de arbeidersbeweging in het algemeen) die al begon in de jaren tachtig. De val van de Sovjet-Unie betekende een versnelling van dat proces. Het kapitalisme hoefde niet langer bang te zijn dat de arbeiders zouden omkijken naar een “concurrerend” systeem. De opkomst van China betekende een enorme toestroom van goedkope en geschoolde arbeid. Het groeiende belang van de financiële wereld (banken en verzekeringsmaatschappijen) in het kapitalisme van de jaren negentig en het begin van de nieuwe eeuw, waar de vakbonden geen invloed hadden, deed de rest.
Toen de grootste crisis van het kapitalisme sinds de jaren dertig in 2008 uitbrak, waren de arbeidersbeweging en de vakbeweging er niet klaar voor. Nu de crisis in Europa een nieuwe fase ingaat, is dat helaas opnieuw het geval. Aan de top van de vakbeweging, zeker in Nederland, heerste een bureaucratisch gebrek aan activiteit. Aan de basis overheerste het gevoel van “op een houtje bijten en wachten tot het weer overgaat”. Dat de algemene stakingen in Zuid-Europa niet tot resultaten leidden, heeft daar zeker aan bijgedragen. Deze bewegingen bleven zwak omdat er geen duidelijk alternatief voor het kapitalisme naar voren werd gebracht.
Internationaal is de situatie nu anders. In de VS is er de campagne voor de invoering van een minimumloon van $15 per uur. In Ierland is er massaal verzet tegen de invoering van watertarieven. In België is in december 2014 een algemene staking tegen de bezuinigingen uitgebroken. In Griekenland wint de linkse partij Syriza, die de EU bezuinigingen afwijst, mogelijk de verkiezingen van aanstaande zondag. Her en der begint de arbeidersbeweging in verzet te komen.
Ook in Nederland is de situatie nu anders. Het relatieve gemak waarmee de verhoging van de pensioenleeftijd en de bezuinigingen werden geaccepteerd had veel te maken met de situatie in de vakbeweging. Die reorganiseerde om de vakbeweging als geheel wat meer dienstbaar te maken aan de sociaaldemocratische PvdA die met de liberale VVD een coalitie vormde. Nu de langslepende reorganisatie is voltooid, merkt de top van de vakbeweging steeds meer dat loyaliteit aan de PvdA niets oplevert. De bezuinigingen en de verslechteringen zijn er niet door verzacht. Met de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart en landelijke verkiezingen in 2016 in het vooruitzicht steeds meer een zinkend schip is geworden.
Van de PvdA valt in de strijd tegen de verslechteringen voor de vakbeweging geen enkele rugdekking meer te verwachten. In de strijd tegen de gevolgen van de komende inflatie voor de lonen en pensioenen heeft de vakbeweging van de PvdA ook niets meer te verwachten. Het kabinet steunt immers dat beleid. De president van de Nederlandse bank zit in het bestuur…die geeft overigens in de pers toe dat hij ook niet weet wat er moet gebeuren…
De vakbondsfederatie FNV is in Nederland de enige massa-organisatie die staat voor de belangen van de werknemers. De tijd van de langdurige conflicten over de reorganisatie is voorbij. Het tij begint internationaal te keren. De eengemaakte organisatie van de vakbeweging biedt alle kans om in actie te komen voor het behoud van lonen en banen. De eerste kans om daar aan deel te nemen is de FNV-manifestatie op 31 januari bij Utrecht CS. Een kaderlid stelde: “We moeten laten zien dat we weer een grote, sterke vakbeweging zijn, niet alleen met een miljoen leden op papier, maar ook met een miljoen leden die hun nek durven uit te steken”. Nu meer nodig dan ooit. Zie de info op de site van de FNV. Meld je aan!