Your cart is currently empty!
Tag: CWI congres 2016
-
Zuid-Azië: instabiliteit, spanningen en potentieel van arbeidersstrijd

Hameed spreekt, Khalid vertaalt. Twee afgevaardigden van de Socialist Movement Pakistan. Op het wereldcongres kwam de situatie in Azië aan bod in de sessies over wereldperspectieven, vrouwenrechten en opbouw van het CWI. Daarnaast was er een afzonderlijke sessie over Pakistan, India en Sri Lanka, drie belangrijke landen voor het CWI. De discussie werd ingeleid door Clare Doyle en afgerond door TU Senan. Er waren tussenkomsten door leidinggevende kameraden uit India, Sri Lanka en Pakistan.
Verslag vanop het 11de Wereldcongres van het CWI
De Chinese vertraging en andere elementen van de wereldeconomie hebben een effect op deze landen. De mogelijkheid van een nieuwe Aziatische crisis, maar dan op grotere schaal, is reëel.
India: enkel groei voor rijken
De Indische economie is momenteel nog de snelst groeiende ter wereld als laatste BRICS-land dat overeind blijft. Indische bedrijven zijn actief in heel de wereld. Staalgigant Tata wil momenteel duizenden Britse arbeiders tot werkloosheid veroordelen. Het lijkt wat op omgekeerd kolonialisme. Maar de groei van de Indische economie is onzeker.
President Modi gebruikte als verkiezingsslogan: “De goede dagen liggen voor ons” (‘Achche Din’). De overgrote meerderheid van de 1,3 mensen in het land merkt echter niets van de groei. Het aantal zelfmoorden onder landbouwers blijft erg hoog, de sloppenwijken rond de grote steden blijven aangroeien. De helft van de bevolking van Mumbai woont in sloppenwijken. Tegelijk zijn er superrijken in de stad. Mukesh Ambani bijvoorbeeld woont in een paleis dat 27 verdiepingen telt, de tweede duurste particuliere residentie ter wereld na Buckingham Palace.
De meerderheid van de bevolking wordt geconfronteerd met prijsstijgingen zonder loonsverhogingen, natuurrampen zoals de smog in de grote steden of recent de overstromingen in Tamil Nadu. Daar wil Modi nog een schep bovenop doen met een reeks neoliberale voorstellen.
Zowel het rechtse hindoenationalisme, de hinduthva, als het asociale neoliberale beleid van Modi botsen op weerstand. Er was vorig jaar de grootste staking uit de Indische geschiedenis, wellicht de grootste ter wereld, met 150 miljoen stakers. De opkomst overtrof alle verwachtingen, inclusief die van de vakbondsleiders. Onze bescheiden campagne voor een hoger minimumloon krijgt een goede respons. En nu is er een grote protestbeweging van onder meer studenten tegen onderdrukking op basis van kaste. Deze massale beweging ontstond naar aanleiding van de dood van Dalit student Rohit Vemula in Hyderabad. Het doet wat denken aan de beweging in Tunesië vijf jaar geleden, toen ontstonden ook massale protesten na een wanhoopsdaad.
Op politiek vlak hangen er donderwolken boven de regering van Modi. Zijn financieminister wordt vervolgd wegens corruptie. In Bihar verloor zijn partij, de BJP, de regionale parlementsverkiezingen van november en eerder vorig jaar werden zowel de BJP als Congress in Delhi weggeveegd door de anticorruptiepartij AAP. Niet dat die partij een alternatief biedt, ze werd vooral groot op basis van ongenoegen tegen de andere partijen. Als de regering relatief stabiel blijft, is dit vooral door de zwakte van de oppositie, ook van de linkse partijen en de door hen gecontroleerde vakbondsleidingen. De massale algemene staking en de beweging tegen kastenonderdrukking tonen een potentieel van strijd waar onze Indische zusterorganisatie op kan bouwen.
Sri Lanka: nieuw regime biedt geen oplossingen
Begin 2015 werd Rajapakse in vervroegde presidentsverkiezingen weggestemd. Hij dacht dat hij na de overwinning in de oorlog en door zijn steun onder de Singalese meerderheid kon winnen. Maar toch verloor hij. In het noorden en oosten van het land, waar er een Tamil en moslim meerderheid is, haalde Rajapakse amper stemmen. Onder de Singalese bevolking slonk zijn meerderheid fors. Een poging om met hulp van het leger aan de macht te blijven, mislukte.
Sri Lanka kent een trotse geschiedenis van massale arbeidersstrijd. Dit heeft tot op vandaag gevolgen met onder meer gratis gezondheidszorg en onderwijs. Maar alle verworvenheden staan onder druk. De rechtse UNP-regering wil het neoliberale offensief opvoeren. Door politieke fouten en verkeerde tactieken, staat de linkerzijde vandaag minder sterk. Naast de United Socialist Party blijft er nog amper iets over van de traditie van trotskisme op het eiland. Voormalige linkse leiders steunden burgerlijke kandidaten, ofwel Rajapakse ofwel de nieuwe president Sirisena. Met de nieuwe regering onder leiding van Ranil wordt een pagina in de geschiedenis omgeslagen. De rechtse regering staat positief tegenover het westen, terwijl Rajapakse eerder naar China keek. De beloften van leningen van het IMF zullen gepaard gaan met een neoliberaal beleid dat tot nieuw arbeidersprotest zal leiden.
De Tamil National Alliance, een alliantie van burgerlijke Tamil politici, steunt de regering. Maar er wordt in de praktijk niets ondernomen om het lot van de Tamil bevolking te verbeteren en de aspiraties op een nieuw leven waar te maken. Er zijn nog altijd 150.000 soldaten in het noorden. Er zitten nog steeds gevangenen in kampen, de United Socialist Party steunt een campagne voor de vrijlating van alle politieke gevangenen die vaak al jarenlang vastzitten zonder enige vorm van proces.
De United Socialist Party is een kleine partij, maar met een grote traditie en reputatie. Dat bleek onder meer uit de belangstelling voor het boek van USP-leider Siritunga Jayasuriya over de algemene staking van 1980, voorstellingen van het boek trokken honderden aanwezigen.
De USP kwam bij de verkiezingen vorig jaar alleen op. Een poging tot linkse frontvorming lukte niet, onder meer omdat wij als enige het recht op zelfbeschikking voor Tamils en andere groepen verdedigen alsook openlijk pleiten voor socialisme. Nu zijn we ook de enigen die ons duidelijk uitspreken in de discussie over een nieuwe grondwet. Voor de USP moet die grondwet uitdrukkelijk het recht op zelfbeschikking erkennen en moet Sri Lanka een seculiere staat worden. Een grondwet opstellen moet niet door een gesloten comité opgemaakt worden, maar door een grondwetgevende vergadering waarvoor vertegenwoordigers van alle bevolkingsgroepen verkozen worden.
Pakistan: politieke instabiliteit
Pakistan kent tal van crisissen. Het leven is rampzalig voor de overgrote meerderheid van de 190 miljoen inwoners. Er zijn elementen van kapitalisme, feodalisme en zelfs slavernij die naast elkaar bestaan. Er is een groei van religieuze intolerantie en rechtse politieke islam. Ook in de provincie Sindh kunnen islamistische pro-Taliban partijen scoren, de afkeer tegen de andere partijen is er zo groot dat de JUI(F) in verschillende districten de tweede partij werd in de parlementsverkiezingen.
De impact van Chinese investeringen is groot in Pakistan, het verandert het leven in het land. Er is maar liefst 46 miljard dollar in de economie gepompt, zowel in infrastructuur als in fabrieken. Maar doorgaans sturen de Chinese bedrijven eigen werknemers mee. Het maakt dat de gewone bevolking weinig merkt van de investeringen. Tegelijk gaat een groot deel van de middelen naar het leger, defensie is goed voor een vijfde van het budget.
De verzwakking van de traditionele partijen wordt door het leger aangegrepen om de touwtjes meer naar zich toe te trekken. Dat gebeurt niet op een directe wijze met een militaire dictatuur, maar door de controle in de praktijk uit te oefenen en een verschillende retoriek te hanteren tegenover verschillende groepen en belangen in het land en de wereld. Premier Nawaz Sharif wordt soms smalend de burgemeester van Islamabad genoemd, maar zelfs dat is een positieve inschatting. De nieuwe legertopman zal de rol van het leger in de Pakistaanse samenleving niet beperken.
Op vlak van veiligheid was er even wat verbetering, maar de situatie blijft explosief. Er worden elke dag nog nieuwe scholen op sectaire religieuze basis opgericht. Jongeren die hier een opleiding genieten moeten niet radicaliseren om de Taliban te vervoegen, ze worden klaargestoomd voor dergelijke reactionaire groepen.
De Taliban dreigt er nu mee om scholen waar meisjes les krijgen of waar vrouwen les geven aan te vallen. Het gevaar van aanslagen is dus verre van geweken. Het leger veroverde de controle in de meeste stammengebieden, maar sommige van de ergste groepen worden nog steeds beschermd. Dat ze voortkomen uit het establishment heeft daar natuurlijk veel mee te maken.
Regionale spanningen kunnen op elk ogenblik opnieuw opleven, dat bleek onder meer na de aanslag op een militaire basis in India. De Indische president Modi bracht dan wel een kerstbezoek aan Pakistan, spanningen met Pakistan rond bijvoorbeeld Kasjmir worden wel meer gebruikt om het nationalisme op te kloppen en zo de aandacht van de sociale problemen weg te leiden.
De afgelopen jaren zijn de vakbonden verzwakt, onder meer door de grootschalige privatiseringen sinds begin jaren 1990 waardoor honderdduizenden jobs in de publieke sector verdwenen. In de private sector staan vakbonden traditioneel erg zwak. Maar er zijn elementen van klassenstrijd. Een opgepakte vakbondsman van Nestlé werd na een campagne terug vrijgelaten. Er is strijd tegen privatiseringen in de gezondheidszorg en bij luchtvaartmaatschappij PIA wordt eveneens tegen een privatisering gestreden.
Potentieel van arbeidersbeweging
In zowel India, Sri Lanka als Pakistan heeft de arbeidersbeweging een traditie maar vooral ook een potentieel van strijdbaar verzet. Het kapitalisme heeft er de meerderheid van de bevolking enkel armoede, sectaire spanningen, religieuze intolerantie te bieden terwijl een kleine toplaag in extreme rijkdom leeft. Bij een heropleving van arbeiderstrijd zal de nood aan consequent socialistisch programma groot zijn. Onze organisaties in de drie landen zijn goed geplaatst om daar een significante rol in te spelen.
-
Linkse modellen in Latijns-Amerika falen, maar geen enthousiasme voor rechts

De inleiding in de sessie over Latijns-Amerika werd gedaan door André Ferrari uit Brazilië. Tot voor enkele jaren werd door de internationale linkerzijde naar Latijns-Amerika uitgekeken. Daar zagen we de opkomst van nieuwe linkse krachten en regeringen. Er was discussie over verschillende mogelijkheden voor links met het model van het Chavisme in Venezuela aan de ene kant en dat van het Lulaïsme in Brazilië aan de andere kant. Vandaag blijft er van het enthousiasme niet veel over, zowel Maduro als Dilma zijn onpopulair en krijgen te maken met groeiende oppositie.
Verslag vanop het 11de Wereldcongres van het CWI
Het model van Lula met een gematigde politiek werd door de burgerij als de beste weg voorgesteld. In Venezuela werd een radicalere weg opgegaan onder Chavez. Ook in de Braziliaanse linkerzijde werd naar Venezuela uitgekeken als alternatief op de aanpassingen aan het kapitalisme onder Lula. Maar ook in Venezuela werd niet met het kapitalisme gebroken.
Zowel Brazilië als Venezuela worden geconfronteerd met een erg slechte economische situatie, beide landen staan in de frontlijn van de economische crisis. Dat komt niet omdat er een ‘links beleid’ gevoerd werd, maar wel omdat de positieve hervormingen enkel bereikt werden door hoge grondstoffenprijzen waardoor ruimte ontstond voor een beperkte mate van sociale hervormingen. Door de economische achtergrond van wereldwijde crisis met een vertraging in China en dalende olieprijzen is die ruimte vandaag grotendeels verdwenen. De beperkingen van het beleid in de vorige periode, namelijk de weigering om volledig met het kapitalisme te breken, eisen nu hun tol.
De ontwikkeling van de industrie en het groeiende belang van grondstoffen zorgden voor een gecombineerde en ongelijke ontwikkeling. Er waren zowel achtergebleven elementen als voorbeelden van snelle vooruitgang, waarbij beiden op elkaar inspeelden. Er was de illusie dat landen uit de regio zich zouden opwerken, maar in het beste geval konden ze een sub-imperialistische rol spelen zoals in het geval van Brazilië. Maar toch was de illusie dat sommige landen in Latijns-Amerika de zogenaamde ‘Eerste Wereld’ zouden vervoegen breed verspreid, ook onder linkse krachten.
De afgelopen jaren zorgden hoge grondstoffenprijzen voor een versnelde groei. China was goed voor 36% van de wereldwijde aankoop van olie. Het is de grootste consument ter wereld van zink, koper, aluminium en soja, en de tweede grootste consument van olie en suiker. Veel van die grondstoffen komen uit Latijns-Amerika, de export van grondstoffen naar China was in 2013 goed voor 72% van de totale export vanuit het continent. Tegelijk werden afgewerkte goederen uit China geïmporteerd, wat leidde tot een proces van desindustrialisering in Argentinië, Brazilië en Mexico.
Maar de grondstoffenexport zorgde voor ademruimte. Mobilisaties van onderuit zorgden voor druk om een zekere herverdeling van de rijkdom te bekomen, zonder evenwel de fundamentele verhoudingen te veranderen. Dit kon in een erg specifieke situatie, door de vraag vanuit China, maar die is nu voorbij. De recessie wordt bovendien versterkt door een kapitaalvlucht uit deze landen als gevolg van de volatiliteit.
Venezuela heeft wellicht het ergste geleden. Daar was er niet alleen de impact van de dalende olieprijzen. Er was ook een vrij openlijke sabotage door de burgerij. President Maduro gebruikt dat als excuus voor de huidige rampzalige situatie, maar als de burgerij tot deze sabotage kon overgaan was dit omdat het revolutionaire proces niet werd doorgezet en de economische macht van de kapitalisten gewoon in stand bleef. Overigens gebruikt Maduro zijn terechte verwijzingen naar de sabotage niet om de kapitalisten voortaan harder aan te pakken.
Met de rechterzijde die de parlementsverkiezingen in Venezuela won en een massabeweging tegen Dilma in Brazilië die steeds minder populair is, wordt al eens gesproken over een bocht naar rechts in Latijns-Amerika. We moeten voorzichtig zijn met zo’n omschrijving. Begin jaren 1990 was er een proces van verrechtsing, er waren rechtse regeringen die extreem neoliberale maatregelen doorvoerden en een zekere sociale basis hadden. Tegen eind jaren 1990 ontstonden er massabewegingen die voor een verandering in de situatie zorgden. Er waren elementen van revolutionaire en prérevolutionaire situaties. Er ontstonden nieuwe radicale regeringen die tegen het neoliberaal beleid ingingen, denk maar aan Venezuela, Bolivia, Ecuador, … Doorheen de massabewegingen verloren de gevestigde instellingen en partijen aan steun, soms verloren ze zelfs de volledige controle. Dat was bijvoorbeeld het geval met de explosie in Argentinië in 2001, waarna zelfs burgerlijke formaties ene radicaal standpunt moesten innemen. We zagen het met Kirchner.
De crisis van de linkse regeringen en bewegingen leidt vandaag niet tot een terugkeer naar het begin van de jaren 1990. Tegen de achtergrond van een wereldwijde crisis van het kapitalisme ontstaat een volatiele politieke situatie waarbij een stem voor een rechtse partij niet zozeer een roep is naar een rechts beleid, maar wel een afstraffing van het vorige beleid. Er is geen toename van steun voor een neoliberaal beleid. Zelfs onder de honderdduizenden die in Brazilië op straat kwamen tegen de regering-Dilma in betogingen die door rechts georganiseerd waren, was er vooral protest tegen het besparingsbeleid van de regering-Dilma. In 2014 kon Dilma de presidentsverkiezingen enkel winnen omdat ze inging tegen het neoliberale beleid dat door rechts werd voorgesteld, maar daarna voerde ze zelf een hard besparingsbeleid. Het zorgde ervoor dat haar populariteit compleet in elkaar stortte.
De rechterzijde wint verkiezingen in Latijns-Amerika, maar er is geen grote historische nederlaag door de arbeidersklasse geleden. Er blijft ruimte voor de uitbouw van een links alternatief. Als links zich niet organiseert, dreigt er wel een gevaar van een hardere rechtse politiek. We zien het al in Argentinië waar een rechtse president aan de macht kwam en het nieuwe bewind een reeks asociale maatregelen wil doorvoeren, onder meer de intrekking van de subsidies voor elektriciteit wat de levensstandaard van de bevolking ondermijnt. Dit kan tot protest leiden, er zijn ook linkse krachten aanwezig. Zo haalde FIT, een alliantie van trotskistische groepen, een miljoen stemmen in de parlementsverkiezingen en 800.000 in de presidentsverkiezingen. Het model-K (Kirchner) is ineengestort, de presidentsverkiezingen werden verloren door de ‘gematigde’ aanhanger van Kirchner die kandidaat was.
De rechtse parlementsoverwinning in Venezuela is een symbolische overwinning voor rechts op het continent. Sinds Chavez in 1998 aan de macht kwam, waren er 20 verkiezingen waarin de Chavista’s 18 keer wonnen. De alliantie rond de PSUV verloor twee miljoen stemmen sinds de vorige verkiezingen, rechts won 400.000 stemmen en werd daarmee afgetekend de grootste. Het is vooral een nederlaag voor de Chavista’s met een proteststem tegen de chaos en de desintegratie in het land, het is geen steun voor een rechts beleid. De rechterzijde is dan ook voorzichtig in de aanvallen op de sociale maatregelen, zo zwijgt de rechtse leider Caprilis over de sociale maatregelen en het terugtrekken ervan. Maduro riep de ‘economische noodtoestand’ uit, officieel om hardere maatregelen tegen de kapitalisten te kunnen nemen. Het geeft aan dat er geen vooruitzicht op verzoening is, maar eerder een verderzetting van strijd tussen de verschillende krachten. De economische crisis is zo diepgaand dat de verworvenheden van onder Chavez bedreigd zijn. Dat leidt tot discussie over wat er gebeurd is, het biedt een zekere ruimte voor kritische stemmen. Maar de uitkomst zal vooral afhangen van de vraag hoeveel energie en dynamiek de massa’s nog hebben om hun traditie van strijd terug op te nemen.
In Bolivia lijkt de regering-Morales nog relatief stabiel te zijn, maar het karakter van de regering is wel veranderd. Dit regime kwam aan de macht op basis van revolutionaire bewegingen, onder meer met een wateroorlog en een gasoorlog in 2001-2003. De rechterzijde ging over tot frontale aanvallen op de regering van Morales, zeker de grootgrondbezitters uit Santa Cruz speelden daar een rol in. Maar onder Morales kwam er met de uitvoer van grondstoffen, waaronder lithium, een spectaculaire groei van de economie. De armoede werd aangepakt, tussen 2005 en 2013 nam de armoede af van 63% tot 25%. Maar tegelijk werd niets gedaan om tot een landhervorming te komen en kwamen er belangrijke toegevingen aan grootgrondbezitters. Rechtse politici werden in de regering opgenomen. In feite ging Morales van het Chavisme naar het Lulaïsme over. Omdat er tegen de achtergrond van groei een relatieve stabiliteit was, werd dit door de burgerij steeds meer gesteund. Nu dreigt wel discussie te ontstaan over de opvolging van Morales. Hij overweegt een referendum om een extra termijn te kunnen bekomen, maar de uitkomst hiervan is niet zeker.
Ook in Ecuador schoof de regering-Correa naar rechts op. Hier leidde dit tot een scherpe breuk met de sociale basis die de regering genoot onder de inheemse bevolking. Er is het begin van een nieuwe linkse formatie, opgezet vanuit de inheemse bevolking met de steun van linkse vakbondsmilitanten en andere linkse krachten. Met 3% in de verkiezingen bleef het resultaat nog beperkt, maar het kan de basis vormen voor een nieuwe formatie.
In Chili leidden massamobilisaties tot een nederlaag voor de rechtse regering. Er kwam een nieuwe regering met socialisten en ook leden van de communistische partij. Ze probeert zich voor te doen als een linkse regering, maar het beleid ligt eerder in de lijn van een neoliberaal model.
De dreiging van rechtse regeringen is reëel en brengt de kwestie van het ‘minste kwaad’ terug op de agenda. Moeten we ondanks alle beperkingen toch niet eerder steun geven aan Maduro, al was het maar om rechts te stoppen? De vrees dat rechts de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking nog verder zal ondermijnen is aanwezig en terecht. Maar formaties zoals zowel de Chavista’s als diegenen die eerder op het Lulaïsme teruggaan, zullen er geen antwoorden op bieden. Hun modellen hebben gefaald, er is nood aan nieuwe linkse formaties die volledig breken met het kapitalisme.
Ook waar er linkse krachten bestaan, is er druk voor het ‘minste kwaad’. In Brazilië zijn er verschillende linkse bewegingen, zo zijn er strijdbewegingen zoals die van de daklozen (MTST) naast partijen als PSOL dat een te electorale benadering heeft en het eerder sectaire PSTU dat wel een een belangrijke kracht heeft in zijn vakbondsfront CSP-Conlutas. Bij het rechtse voorstel in het parlement om Dilma af te zetten met een procedure van impeachment. Het leidde tot acties en betogingen om de regering te ondersteunen. Onder meer bij de MTST en het front van ‘mensen zonder vrees’, een front van sociale bewegingen, was er druk om daaraan deel te nemen. Wij zijn daar tegen ingegaan en haalden het pleit, niet door onze aantallen maar door onze politieke autoriteit. We verzetten ons tegen een impeachment door rechts, maar geven tegelijk geen steun aan regeringsgezinde betogingen. Er is nood aan een derde kracht, tegen zowel de rechterzijde als het regeringsbeleid.
De PT kent een diepe crisis en zal mogelijk onder een andere naam opkomen. Zelfs Lula neemt afstand van Dilma en probeert het voor te stellen alsof alles goed ging zolang hij aan de macht was en dat het fout liep onder Dilma. Het is echter geen kwestie van personen, het gaat om de gebreken van het beleid. Bij lokale verkiezingen dit jaar kan PSOL het mogelijk goed doen en in een aantal steden de grootste, tweede of derde grootste worden in de burgemeestersverkiezingen. De partij kan een aantrekkingskracht hebben, maar de vraag is natuurlijk steeds wat PSOL met de verworven posities zal doen.
In Argentinië is er FIT, het front van trotskistische krachten dat werd deels omwille van electorale regels werd opgezet. FIT had een grote impact, er ging een dynamiek van uit. In de aanloop naar de laatste verkiezingen veranderden de verhoudingen binnen FIT enigszins, in plaats van de PO werd de PTS een dominantere kracht. FIT haalde 3,2% in de presidentsverkiezingen, 4 nationale parlementsleden, 20 provinciale verkozenen en een hele reeks gemeenteraadsleden. Het succes van FIT leidt ook tot veranderingen in de opstelling van deelnemende organisaties, zo schuift de Braziliaanse groep van PTS op van een sectaire opstelling naar een vraag om PSOL te vervoegen.
De situatie in Centraal-Amerika is anders dan in Zuid-Amerika. Zo is Mexico sterk afhankelijk van de Amerikaanse economie. In Centraal-Amerika waren er enkele grote bewegingen, Guatemala kende de grootste mobilisaties sinds lang. In Honduras werd een Chavez-gezinde president met een staatsgreep van de macht gehaald, maar zijn er nu grote mobilisaties tegen de rechtse regering. In Haïti is er een toename van repressie door de VN met steun van de VS, maar ook van Brazilië en Chili.
Er is een nieuwe situatie in Latijns-Amerika aangebroken. Er zijn ervaringen opgedaan met diverse linkse stromingen en de beperkingen ervan die duidelijker naar voor komen nu het continent een crisis kent. In deze nieuwe periode zal het verzet tegen het neoliberale beleid niet verdwijnen. Het failliet van zowel het Chavisme als het Lulaïsme kunnen voor een grotere verwarring zorgen, maar doorheen strijd zal het mogelijk zijn om te bouwen aan sterke revolutionaire socialistische organisaties.
-
Europa: ondermijning traditionele instrumenten van burgerij
In Europa is er een versnelling van het ritme van gebeurtenissen. Het continent staat minder dan voorheen centraal in de wereldwijde klassenstrijd. De aandacht vandaag gaat meer naar de ‘politieke revolutie’ van Bernie Sanders of naar opstanden zoals die in Burkina Faso. Maar ook in Europa is er zeker geen stabiliteit. Een verslag vanop het 11de wereldcongres van het CWI
Op politiek vlak raken de gevestigde partijen sterk ondermijnd en zijn er snelle veranderingen, denk maar aan wat er op een jaar tijd in Griekenland gebeurd is. Gevestigde instellingen zoals de Europese Unie staan onder druk. De economische crisis is verre van voorbij. Waar er een zeker herstel is, proberen de gevestigde partijen het voor te stellen alsof er beterschap is. Maar er is geen echt herstel dat ook gevoeld wordt door de arbeidersklasse. De Spaanse werkloosheid nam af, maar staat nog steeds op meer dan 20%. De reële lonen van Britse werknemers zijn er de afgelopen jaren op achteruit gegaan. Maar toch kan er een zekere hoop zijn dat de crisis of het ergste ervan voorbij is en dat het beter zal gaan. Dit speelde ongetwijfeld een rol in de herkiezing van de Tories in Groot-Brittannië, maar dit gebeurde niet op basis van enthousiasme. De Tories haalden een absolute meerderheid, maar dit gebeurde met amper 24% van de stemmen.
Er wordt zowel door werkenden als door middenlagen gezocht naar manieren om woede te uiten tegen het besparingsbeleid. Het leidt tot elementen van zowel links als rechts populisme, elementen van revolutie en contrarevolutie. Daarbij is het opmerkelijk dat veel extreemrechtse krachten meer afstand moeten nemen van hun neofascistische verleden, er is een grotere populistische nadruk. Daarbij wordt soms zelfs ingespeeld op linkse retoriek. Dit was bijvoorbeeld het geval in Polen waar de rechts-populistische regering verkozen raakte na een golf van stakingen in het land waarbij de nieuwe regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid (PiS) eisen van de stakers opnam naast erg reactionaire programmapunten en nu ook een erg rechts beleid waarbij onder meer de publieke media ‘uitgezuiverd’ werden. Ook Le Pen in Frankrijk probeert in te spelen op het tekort aan werk en sociale diensten. De grotere nadruk op populisme betekent niet dat rechts-populistische en extreemrechtse organisaties niet meer gevaarlijk zijn. Hun electorale overwinningen versterken de mogelijkheden van geweld en racisme. Zo is er in Zweden een toename van het geweld op migranten en linkse activisten. Dit geweld wordt niet door het extreemrechtse SD georganiseerd, maar het feit dat SD de derde partij geworden is, speelt wel mee in het stimuleren van het zelfvertrouwen van die groepen en individuen die tot fysiek geweld overgaan.
Tegelijk is er ook een opmars van nieuwe linkse formaties. Deze ontwikkelen niet op basis van een breed gedragen socialistisch bewustzijn, eerder op basis van afkeer tegen besparingen en bereidheid om radicale antwoorden op dit beleid te ondersteunen. Nieuwe linkse formaties verschillen van linkse partijen uit de jaren 1970 en 1980, zowel inzake programma als betrokkenheid van brede lagen in die formaties. Dit kan het proces van ontstaan en verdwijnen van formaties versnellen, denk maar aan Griekenland waar Syriza amper een jaar geleden aan de macht kwam met de hoop op een breuk met de besparingen. Na het verraad van Tsipras en co waren er verschillende afsplitsingen. Er werd gevreesd voor een bredere internationale impact van dit verraad met een vertraagde ontwikkeling van andere nieuwe linkse krachten. Maar de effecten van Syriza op andere nieuwe linkse formaties bleef beperkt. Podemos viel wat terug in de peilingen, vooral door de eigen bocht naar rechts, maar het kon deels terugkomen. Er ontstond op kleine schaal een nieuwe linkse partij in Polen. En in Groot-Brittannië raakte Jeremy Corbyn verkozen als Labour-leider. De objectieve nood aan nieuwe linkse krachten blijft zich opwerpen en speelt een grotere rol dan het verraad door Tsipras.
In Griekenland is de zoektocht naar een politieke vertaling van het protest tegen het besparingsbeleid niet voorbij. De nieuwe partij Volkseenheid bleef onder de kiesdrempel waardoor er geen verkozenen zijn en de formatie het moeilijk heeft. Maar er zijn wel groepen bij betrokken die erg open staan voor onze ideeën en voorstellen. We zijn in Griekenland ook betrokken bij zes lokale linkse allianties die in een aantal gevallen kleine massa-formaties zijn. Flexibiliteit in tactieken is een volatiele situatie belangrijk. Daarbij vertrekken we steeds van een oriëntatie op bredere lagen van de arbeidersklasse, onder meer door betrokkenheid bij stakingsacties. Leden van Xekinima, onze Griekse zusterorganisatie, stonden mee vooraan in strijd van onder meer telecompersoneel.
Het potentieel voor links in Europa blijft erg groot en divers. De electorale groei van Podemos in Spanje ging gepaard met succes voor linkse eenheidslijsten bij de lokale verkiezingen en bij de laatste parlementsverkiezingen haalde Verenigd Links (IU) met een nieuwe strijdbaardere leiding nog altijd 1 miljoen stemmen. In Ierland is er niet alleen een toename van steun voor de alliantie die de radicale linkerzijde gevormd heeft, Anti-Austerity Alliance en People Before Profit, maar ook en vooral voor Sinn Fein dat door delen van de arbeidersklasse wordt gezien als een antibesparingspartij. In Engeland was er de onverwachte verkiezing van Corbyn na een campagne van onderuit waardoor er in feite twee partijen in dezelfde Labour partij ontstonden. De rechterzijde zal proberen om de touwtjes terug volledig in handen te krijgen en wordt daarin geholpen door onhandigheden van Corbyn en zijn medestanders die toegevingen doen. Algemeen stellen we vast dat de eerste golf van nieuw reformisme in Europa politiek erg zwak staat, niet in het minst omdat er geen basis voor reformisme is onder het kapitalisme in crisis. Er worden geen hervormingen meer afgedwongen zonder revolutionaire strijd.
De opkomst van nieuwe partijen maakt het voor de burgerij moeilijker om betrouwbare partners te hebben om het besparingsbeleid te voeren. Bovendien zijn er enkele gevestigde partijen die zich niet altijd even betrouwbaar opstellen, denk maar aan de Tories die een Brits referendum over de EU willen houden. Alle gevestigde waarden en alle traditionele instellingen komen onder vuur te liggen. De Spaanse monarchie wordt in vraag gesteld, hier en daar worden ook de media betwist.
Tegen de achtergrond van crisis en ongenoegen zijn er groeiende spanningen rond de nationale kwestie. Wij koppelen nationale rechten aan de sociale kwestie, zo pleiten we voor een socialistisch Catalonië als onderdeel van een socialistische confederatie op het Iberisch schiereiland. Tegelijk verdedigen we nood aan arbeiderseenheid, het verdedigen van het recht op zelfbeschikking moet die eenheid versterken. In Catalonië verdedigen we uiteraard ook de rechten van de Spaanssprekende minderheid, in Barcelona vormt die groep een meerderheid. We moeten actief ingaan tegen elke dreiging van sectaire opdeling.
De Europese Unie zelf staat onder druk, er is een grotere versplintering van het continent waarbij op een bepaald ogenblik de EU onhoudbaar kan worden. De Chinese vertraging heeft gevolgen in Duitsland, in Groot-Brittannië zijn er duizenden jobs in de staalsector bedreigd, in Schotland heeft de oliesector het moeilijk, … Ondanks de quantative easing in de EU zaten we dicht bij officiële deflatie in de eurozone. Bij een nieuwe crisis is er bovendien het probleem dat er nog geen echt herstel was na de vorige crisis. Elk wapen is al eens ingezet in de crisis en heeft de situatie complexer gemaakt. De vorige crisis uitte zich niet alleen op economisch vlak, maar ook op sociaal en politiek vlak. Tegen deze achtergrond zou een nieuwe crisis harder aankomen en bovendien duidelijk maken dat de crisis van 2007-08 geen ongelukkige samenloop van omstandigheden was, maar onderdeel van het kapitalisme vandaag.
De desintegratie van de Schengenakkoorden zet heel het EU-project onder druk. Er is een tendens tot fragmentatie van de EU, maar nog niet van volledig opbreken. Het is niet uitgesloten dat er opnieuw arrogante tussenkomsten van de EU zijn zoals eerder in Griekenland. Een herconfiguratie van de EU is niet uitgesloten, maar het opbreken van de unie staat nog niet meteen op de agenda.
Voorlopig blijft Griekenland in de EU, maar de kwestie is niet van de agenda verdwenen. De eisen van de trojka zijn onmogelijk uit te voeren, ze zijn utopisch. Er is relatief weinig strijd op dit ogenblik in Griekenland, en het komt niet zozeer van de traditionele zware bataljons. Wel waren er acties van telecomarbeiders en groepen zoals gepensioneerden en landbouwers. Een breuk met de EU hoeft niet noodzakelijk op economische basis te gebeuren, het kan ook door de migratiecrisis.
De vluchtelingenstroom leidt tot een crisis waar het establishment geen raad mee weet. Het wil Schengen niet opbreken omdat dit de handel en het vrije verkeer van werknemers tussen landen afremt. Maar tegelijk wordt Schengen in de praktijk wel afgebouwd met grenscontroles in Oostenrijk, tussen Zweden en Denemarken of nog met de hekkens in Hongarije en andere landen. Tegen de achtergrond van de nachtmerrie in het Midden-Oosten, waar vooral het imperialisme voor verantwoordelijk is, kan het moeilijk anders dan dat mensen proberen weg te vluchten.
Aanvankelijk was er een zekere steun voor Merkels positie, zelfs indien het openen van de grenzen beperkt werd tot Syriërs en erg tijdelijk was. Zelfs op ‘refugees welcome’-acties werd positief naar Merkel verwezen. Dat is stilaan voorbij, er zijn zelfs haar eigen partij spanningen. De Nederlandse premier Rutten zegt dat er maar enkele weken zijn om Schengen te redden. Maar in de praktijk is het al weg. Het leidt tot ideeën als een mini-Schengen rond Duitsland, wat mogelijk kan gelinkt worden aan een beperktere EU. De druk op Griekenland met het idee van grootschalige gevangeniskampen voor vluchtelingen en een push-backbeleid bevestigt het gebrek aan antwoorden van het establishment.
Vluchtelingen worden gebruikt tegen sociale eisen, er is een element van verdeel-en-heers. De verantwoordelijkheid voor de tekorten wordt doorgeschoven naar de migranten. Er is een toename van racisme of toch alleszins van discussie over de vluchtelingenstromen. Wij vertrekken in die discussie van een programma gericht op arbeiderseenheid. We verdedigen het recht op asiel en verzetten ons tegen racisme, zowel in het beleid als racistische vooroordelen die onder de bevolking leven. Dat kan het beste met een klassenbenadering. Strijdbewegingen op klassenbasis kunnen racisme snel doorbreken.
De vluchtelingencrisis wordt samen met de aanslagen in Frankrijk en de terreurdreiging aangegrepen om staatsrepressie en autoritaire methoden aan belang te laten winnen. Zo werd het leger in Frankrijk en België op straat ingezet. Acties werden verboden en in naam van bestrijding van terrorisme worden democratische rechten afgebouwd. Dit kan tot protest leiden, in de VS gebeurde dit bijvoorbeeld met de onthullingen van Edward Snowden. Maar er is ook een standpunt van de arbeidersbeweging nodig, een onafhankelijke positie van de vakbonden die niet meegaan in het idee van nationale eenheid.
De vakbondsleiders hebben een historische rol in het verzet tegen het besparingsbeleid. In deze tijd van scherpere tegenstellingen en minder ruimte voor onderhandelde en geleidelijke sociale afbraak, weegt het verraad van de vakbondsleiders door. Waar er acties zijn, ontbreekt het vaak aan een actieplan of aan acties die aangepast zijn aan de aanvallen. De Britse antivakbondswetten gaan erg ver, het antwoord erop echter niet. In België zagen we de kracht van een actieplan, maar dit werd niet doorgezet. De vakbondsleiding was ongetwijfeld bang om de regering te laten vallen en tegelijk kon de terreurdreiging gebruikt worden.
Waar strijd geblokkeerd wordt door de vakbondsleidingen, zullen er andere manieren voor strijd gevonden worden. We zien dit in de beweging tegen de waterbelasting in Ierland, het Schotse onafhankelijkheidsreferendum en mogelijk straks ook in het EU-referendum in Groot-Brittannië. In bewegingen is er soms een antipolitieke sfeer, maar tegelijk groeit de zoektocht naar nieuwe politieke formaties. Het zal overal tot meer Griekse toestanden leiden, wat van ons een grote flexibiliteit op vlak van tactieken vereist. Nieuwe linkse formaties of fenomenen zoals Corbyn populariseren het idee van alternatieven op het huidige beleid, qua programma blijft het vaak erg beperkt maar het biedt mogelijkheden voor ons om duidelijk te maken wat socialisme betekent.
-
Instabiliteit houdt de wereld in zijn greep

Vorige week vond het 11de wereldcongres van het CWI plaats Terwijl de kapitalisten wereldwijd samenkomen om hun analyses en perspectieven te bespreken, doen linkse socialisten dat ook. Niet in een mondain ski-oord, maar sober aan de Belgische kust. Ongeveer 120 afgevaardigden en bezoekers vanuit heel de wereld nemen deel aan de discussies van het wereldcongres van het CWI. Een dergelijk wereldcongres vindt om de vier jaar plaats en probeert de belangrijkste ontwikkelingen te analyseren en centrale perspectieven voor de komende periode naar voor te brengen.
Wat de top in Davos en het wereldcongres van het CWI alvast gemeen hebben, is de erkenning van de groeiende wereldwijde instabiliteit. Ook op het Wereld Economisch Forum (WEF) werd gewaarschuwd voor een toename van protest. De Financial Times merkte op dat er besproken werd hoe het aantal protestacties sinds 2010 exponentieel is toegenomen, en voor 2016 ziet het er naar uit dat daar geen verandering in zal komen. Vooruitzichten op economische groei zijn er niet, tegelijk zijn er milieuproblemen, oorlogen en terrorisme, … Het doel van het WEF is om de kapitalisten daarop voor te bereiden, wij moeten dat ook doen. Een internationaal congres heeft als doel om ons politiek te wapenen, een scherper inzicht te hebben op de economische en politieke ontwikkelingen om zo perspectieven voor de klassenstrijd op te maken.
Naar een nieuwe crisis
Onder de burgerlijke economen en in hun media is er amper nog een optimist te vinden als het over de wereldeconomie gaat. Velen erkennen dat we aan de vooravond van een nieuwe crisis staan, een crisis die mogelijk nog dieper kan zijn dan die van 2007-08. Onder economen is er vooral discussie over de tijdschaal, de meesten zijn het er immers over eens dat er een nieuwe crisis komt. Sommigen spreken zelfs over de mogelijkheid van een ‘perfecte storm’. De beurscrash in China werd omschreven als ’25 minuten die de wereld deden wankelen.’ Die crash leidt op zich niet meteen tot een nieuwe crisis, het is eerder een van de voortekenen van de aardbeving die eraan komt. Ook de kapitalisten zien het komen, maar ze zijn niet in staat om de crisis te voorkomen. Niet omdat ze niet willen, maar omdat crisis in het kapitalisme ingebakken zit.
De aanvallen op de levensstandaard van de werkende bevolking hebben zeker in het zuiden van Europa geleid tot massastrijd. Dergelijke aanvallen zijn onderdeel van de realiteit van het kapitalisme. In 2012 nog werd door een topmanager op het WEF in Davos verklaard dat “lonen en levensstandaard economisch herstel in de weg staan.” De voorwaarden van de arbeidersklasse in Europa worden naar beneden getrokken. Met deze neerwaartse spiraal willen de kapitalisten de Chinese voorwaarden van lage lonen naar hier brengen.
China was de motor van de beperkte groei na 2007-08, maar nu staat het vooraan in de neergang. Het was de markt van de laatste toevlucht, zeker voor grondstoffen. De Chinese vertraging heeft dan ook wereldwijd gevolgen. Er was al twee keer een ineenstorting van de beurzen. De specifieke situatie van de vorm van staatskapitalisme in China maakt het nog complexer. De overheid komt sterker tussen in wat The Economist omschrijft als de ‘halfway house’ economie. Het maakte dat de groei gebaseerd was op schulden die niet houdbaar zijn. Het centrale probleem van de wereldeconomie wordt omschreven als ‘overcapaciteit’. Eigenlijk is dat niet correct, er is een crisis van overproductie.
De Chinese vertraging heeft gevolgen in tal van andere landen, niet in het minst in de andere zogemaande BRICS-landen. Zo is de recessie in Brazilië bijzonder diep, krijgt president Dilma amper nog steun en is er zelfs discussie over de mogelijkheid om het carnaval van volgend jaar af te zeggen. Het geeft aan hoe ernstig de crisis er is. Maar ook elders, van Venezuela over Zuid-Afrika tot Rusland zijn er verregaande gevolgen.
De olieprijs speelt hier een rol in. Waar de crisis van 1974-75 nog veroorzaakt werd door een sterke stijging van de olieprijzen, is het nu een forse daling die gevolgen heeft. De dalende prijs heeft te maken met de Chinese vertraging, maar ook met andere elementen zoals de regionale spanningen in het Midden-Oosten. De lage olieprijzen leiden onder meer tot politieke onrust in Saoedi-Arabië. In de VS is de verdere ontwikkeling van methoden als fracking grotendeels gestopt omdat deze vorm van olieproductie te duur is.
De Chinese vertraging komt er op een ogenblik dat de wereld nog niet hersteld is van de crisis van 2007-08. Zelfs de laatste optimisten, zoals columnist Martin Wolf van de Financial Times, moeten erkennen dat het herstel in de VS niet stabiel is. Er is een zekere groei en de werkloosheid neemt af, maar het gaat om slecht betaalde jobs in wat een “joyless recovery” wordt genoemd. De werkgelegenheid neemt toe, maar de lage lonen leiden tot strijd en een groeiend ongenoegen tegenover de ongelijkheid. Alle cijfers over de toenemende ongelijkheid, denk maar aan de vaststelling dat de 62 rijksten even rijk zijn als de helft van de wereldbevolking, bevestigen en versterken het ongenoegen.
Zowel op economisch als politiek vlak moet het establishment noodgedwongen de perspectieven beperken tot een zeer korte termijn, alles kan snel veranderen. Managers vonden al een omschrijving voor de huidige situatie: VUCA – volatile, uncertain, complex, ambigue. In het Nederlands kunnen we dat vertalen als VOCA: volatiel, onzeker, complex, ambigue.
Elementen van contrarevolutie
De fragiele situatie maakt dat confrontaties tussen verschillende staten en terrorisme stilaan het ‘nieuwe normaal’ geworden zijn. Het doet wat denken aan de periode van vlak voor de Eerste Wereldoorlog. De wereldwijde economische groei blijft erg beperkt en moet mogelijk verder naar beneden herzien worden. Elke maatregel, zoals een renteverhoging in de VS, kan een omgekeerd effect bekomen of de situatie nog erger maken. Er is de dreiging van een verdere uitbreiding van terrorisme en chaos in het Midden-Oosten en zelfs van regionale confrontaties.
Er is een groeiend sectair opbod in de hele regio van het Midden-Oosten, met terrorisme en geweld in verschillende landen. Samen met de trage groei van de economie zorgt dit ervoor dat instabiliteit en geweld meer en meer de norm worden. De mogelijkheid van protestbewegingen in Saoedi-Arabië wordt beantwoord met sectair geweld, een campagne die al langer bezig is met duizenden politieke gevangenen en harde repressie tegen de sjiietische minderheid van het land, een minderheid die vooral in de olierijke delen van het land leeft. Het gaat gepaard met regionale spanningen en conflicten, onder meer in Jemen waar Saoedi-Arabië en Iran tegenover elkaar staan. De lage olieprijzen en bijhorende besparingen maar ook de regionale conflicten en bijhorend sectair opbod speelden een rol in de recente executie van 47 mensen in Saoedi-Arabië.
Het terrorisme wordt een dagelijks gegeven, met aanslagen van in Indonesië tot Noord-Afrika. In Afghanistan waren er confrontaties tussen militanten van de Taliban en aanhangers van Islamitische Staat met een opbod van brutaliteit. Het centrum van het geweld bevindt zich momenteel in Syrië. Alle kampen in de sectaire oorlog daar zijn te zwak om elkaar te overwinnen. De VS mag dan wel de sterkste militaire macht ter wereld zijn, het Amerikaanse regime kan deze macht niet gebruiken omwille van verzet in de VS zelf en het grote aantal conflicten. Er is geen unipolaire wereld. Rusland is dan wel verzwakt door de dalende olieprijzen, maar het probeert gebruik te maken van de beperkingen van het VS-imperialisme om een grotere rol te spelen in het Midden-Oosten. En ook China probeert zich op te werpen als internationale speler. De regionale spanningen komen nu vooral in het Midden-Oosten naar voor, maar spelen ook elders een rol. Zeker in Azië worden ook spierballen gerold, onder meer met betwistingen rond eilanden op de Zuid-Chinese Zee.
Het conflict in het Midden-Oosten is al uitgegroeid tot een regionaal gegeven, maar er is nog steeds een gevaar op verdere uitbreiding van chaos en terrorisme. De oorlog van Erdogan tegen de Koerden en de aanslagen van IS in Turkije zijn daar indicaties van.
Tegelijk blijven er ook mogelijkheden van verzet bestaan. De beweging die recent ontstond in Kasserine in Tunesië gebruikte de slogan: “Jobs of een nieuwe revolutie.” Dit is een belangrijke beweging die aansluit bij de revolutionaire golf van 2011 in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, een revolutionaire golf die inging tegen de gevolgen van het neoliberale beleid maar geen alternatief systeem naar voor schoof. De eisen blijven dezelfde, de nieuwe regeringen in onder meer Tunesië en Egypte konden de verwachtingen van de bevolking niet inlossen. De reactionaire islam kon een ingang vinden na het falen van zowel het Arabisch nationalisme (onder meer in de vorm van het Nasserisme) als het stalinisme van de oude communistische partijen. Maar de rechtse politieke islam kan onder vuur komen te liggen. Het protest in Kasserine is ook een reactie op de gevolgen van het terrorisme in Tunesië. Zelfs in Iran groeit er een bewustzijn van verzet tegen de bureaucratie en de staat met de mogelijkheid van een nieuwe ‘groene revolutie’ en groeiende verdeeldheid aan de top. Doorheen verzet en strijd zal de openheid voor socialistische standpunten en organisaties toenemen.
Ook elders in de regio waren er bewegingen met arbeidersprotest in Egypte, een massale betoging in Afghanistan met 100.000 aanwezigen tegen sectair geweld in november, een beweging van leerkracht-stagiairs in Marokko en de mogelijkheid van algemene strijd tegen de aanvallen op de pensioenrechten in dat land, eengemaakte acties tegen corruptie in Irak, … Het potentieel van verzet en strijd blijft bestaan.
Dat zien we ook in Zuid-Azië met de algemene staking tegen het rechtse beleid in India. Bij tussentijdse verkiezingen in de deelstaat Bihar deden de hindoenationalisten van Modi het niet goed. De kastendiscriminatie die tot een dode heeft geleid aan de universiteit van Hyderabad leidde tot een studentenbeweging. In Sri Lanka kwam er een nieuwe regering waardoor de pro-Chinese krachten verzwakt zijn, maar uiteraard zal China niet zomaar opgeven. Bovendien zal de nieuwe regering een neoliberaal beleid voeren, wat onvermijdelijk zal leiden tot protest. Als de arbeidersbeweging geen eengemaakte strijd naar voor schuift of kan schuiven, door de toenemende repressie in China of het failliet van de oude organisaties in onder meer India, kunnen de sociale spanningen leiden tot tal van andere conflicten, zoals rond de nationale kwestie.
Op het begin van de 20ste eeuw schreef Trotski een kort artikel over optimisme en pessimisme. De nieuwe eeuw begon met heel wat problemen die het pessimisme leken te bevestigen. “Geef je over, jij pathetische dromer. Hier ben ik, jouw lang verwachte twintigste eeuw, jouw ‘toekomst’”, zei de pessimist aldus Trotski. “Neen, antwoordt de ongedweëe optimist: Jij, jij bent enkel het heden.” Niet dat we de complicaties en elementen van contrarevolutie in de huidige situatie willen minimaliseren of negeren, maar we moeten ook steeds het potentieel van vooruitgang door strijd zien.
Bewustzijn loopt achter
Het falen van het kapitalisme om vooruitgang en vrede tot stand te brengen, heeft gevolgen voor een groeiende meerderheid van de wereldbevolking. Massamigratie heeft gevolgen in Europa en de VS. De burgerij probeert de strategie aan te pakken, zo ligt Schengen onder vuur en wil Denemarken de juwelen van asielzoekers afpakken. Maar geen enkele muur, hekken of oceaan kan migratie stoppen. De voorstellen van de burgerij getuigen van wanhoop. Anderzijds zet migratie ook druk op de arbeidersklasse op een ogenblik dat er al veel tekorten zijn. Socialisten moeten antwoorden brengen in de vorm van een alternatief op het kapitalisme.
Tegen de achtergrond van een economische crisis, een onveilige wereld met oorlogen en terrorisme, een vervuilde wereld waar het establishment geen antwoorden op kan bieden, is er nood aan een breuk met dit systeem. De burgerij heeft geen antwoorden op de economische crisis, het klimaat, migratie, oorlog en terrorisme. De wereld is gevaarlijk en instabiel geworden. Vooruitgang op technologisch vlak leidt tot sociale achteruitgang. Om hier een einde aan te maken, moet de arbeidersklasse het politieke toneel bezetten.
Wij dachten of hoopten dat het uitbreken van de crisis in 2007-08 zou leiden tot een versnelde ontwikkeling van het bewustzijn van bredere lagen. Dat gebeurde tot op zekere hoogte, maar veel beperkter dan gehoopt. Er ontstond discussie over de mogelijkheid van linkse regeringen of antibesparingsregeringen in Europa, onder meer in Griekenland en Spanje. Maar de afwezigheid van een leiding die het verband maakt tussen strijd en perspectief voor een andere samenleving speelt een rol. Er is natuurlijk het effect van de val van het stalinisme, het ideologische offensief van het neoliberale na de val van de Muur en de bijhorende verzwakking van arbeidersorganisaties.
Het is niet evident om de achterstand in het bewustzijn in te halen. Maar dit kan gebeuren, niet alleen onder de zware bataljons van de arbeidersklasse maar onder andere groepen. Zo zijn er acties geweest van jonge dokters in opleiding in Groot-Brittannië, dokters die op een piket spreken over wat er fout is aan het kapitalisme is een opmerkelijk gegeven.
Een nieuwe crisis kan het idee dat de vorige crisis een ‘uitwas’ was, van de tafel vegen. Het was geen ‘ongelukje’, maar een logisch onderdeel van het kapitalisme. Het bewustzijn kan snel ontwikkelen, het ritme van gebeurtenissen de afgelopen maanden was eveneens erg snel. We zien voortekenen van hoe het bewustzijn kan ontwikkelen, denk maar aan de opmerkelijke steun voor nieuwe figuren als Bernie Sanders en Jeremy Corbyn. Socialisme is een populaire zoekterm in de VS.
Socialist Alternative heeft een oriëntatie op de campagne van Bernie Sanders, niet omdat we illusies hebben in de Democraten en niet omdat we willen toegeven aan opportunisme. We willen bouwen aan een eenheidsfront met lagen die naar links opschuiven en die net uit woede tegen de Democraten naar Sanders kijken. Beide grote partijen in de VS hebben het moeilijk als gevolg van de anti-establishmentgolf. Vier weken geleden leken de kansen van Trump nog beperkt, nu lijkt het weinig waarschijnlijk dat ‘gematigde’ Republikeinen als Rubio of Bush het nog kunnen halen in de voorverkiezingen. Een kandidatuur van Bloomberg als derde kandidaat, zou geen fundamenteel verschil maken. Bloomberg is een miljardair en een establishmentfiguur. Peilingen waarin verschillende opties worden bevraagd, geven aan dat Trump het kan halen indien hij tegenover Clinton en Bloomberg zou staan. Maar Sanders zou het halen als hij het tegen Trump en Bloomberg moet opneemt. De afkeer tegen het establishment is groot, de meerderheid van de bevolking werd geen deel van de ‘american dream’ maar kreeg slechts onderbetaalde jobs, sociale ellende en discriminatie.
Wij willen in discussie gaan met wie als gevolg van het groeiende ongenoegen zoekt naar alternatieven. Dit ongenoegen zal tot nieuwe formaties leiden. Sommige daarvan kunnen ontstaan uit oude formaties, zelfs uit burgerlijke partijen. Ook Labour werd opgezet door krachten die voorheen bij de liberalen actief waren. Maar wat Corbyn in Groot-Brittannië aantoont, is dat een linkse voorzitter in zo’n partij maakt dat er in feite twee partijen zijn. Corbyn had de rol die hij nu speelt niet verwacht. “Hij doet wat denken aan Charlie Chaplin die in Modern Times een vlag neemt en plots tot zijn eigen verbazing merkt dat hij een beweging leidt”, merkte Peter Taaffe in zijn inleiding tijdens het wereldcongres op.
De economische crisis, de klimaatcrisis en de groeiende instabiliteit van oorlogen en geweld leiden ook tot een instorting van de gevestigde partijen. De instabiliteit kent ook op het politieke terrein een opmars. Het kapitalisme is een uitgeleefd systeem, het oude systeem is dood maar het nieuwe komt maar moeizaam tot stand. Socialisten hebben de taak om het totstandkomen van een nieuwe, socialistische samenleving te bespoedigen. De rampzalige staat van het kapitalisme wijst op de dringendheid van zo’n andere samenleving.