Your cart is currently empty!
Tag: collaboratie
-
Recensie. “Kinderen van de repressie”
Het boek ‘Kinderen van de repressie’ van Koen Aerts (UGent) is gebaseerd op het onderzoek dat tevens aan de basis lag van de televisiereeks ‘Kinderen van de collaboratie’. Het boek focust op hoe kinderen van collaborateurs met de bestraffing hiervan omgingen en wat de gevolgen ervan voor hun leven waren. Ook is er uitgebreid aandacht voor de wijze waarop vandaag naar de zogenaamde ‘repressie’ en de collaboratie wordt teruggekeken.Door Geert Cool
Net als bij de televisiereeks kan je je aanvankelijk afvragen of het echt wel nodig was om nogmaals aandacht te besteden aan de collaboratie en eigenlijk vooral aan de al met al zachte bestraffing – de ‘repressie’ – na de oorlog. Doorheen de televisiereeks en het boek wordt het echter duidelijk dat het nuttig is om de kwestie eindelijk vanuit een wetenschappelijk oogpunt te benaderen, in plaats van de populaire geschiedschrijving aan de verdedigers van de collaboratie zelf over te laten.
Het boek legt uit hoe verdedigers van de collaboratie zich na de oorlog steeds zijn blijven organiseren in diverse organisatievormen: van groepen die Oostfrontstrijders bijeenbrengen tot politieke partijen van CVP over de Volksunie tot Vlaams Belang en N-VA. Aerts heeft het over de ‘zwarte zuil’ die zeker tot een eind in de jaren 1990 en ook daarna nog een reële impact had. Vandaag zijn de meeste collaborateurs uiteraard overleden en met hen ook een groot aantal organisaties, zoals het Sint-Maartensfonds. Het maakt dat politici uit de ‘zwarte zuil’, zoals Bart De Wever, publiekelijk kunnen zeggen dat de collaboratie fout was. Voor een aantal ‘kinderen van de collaboratie’ blijft dat echter een brug te ver: zij blijven de collaboratie verdedigen. De ‘zwarte zuil’ is tot op vandaag zichtbaar aanwezig binnen zowel VB als N-VA, maar het politiek gewicht ervan is logischerwijze beperkter. Er zijn tal van uitlopers van de ‘zwarte zuil’ zoals het tot VOKA omgevormde VEV, dat tevens de basis legde voor de krant ‘De Tijd.’
Het kleiner politiek gewicht van de collaboratie-kwestie blijkt uit onder meer uit de discussie over ‘amnestie’. Vandaag wordt daar amper nog over gesproken, terwijl het zeker tot midden 1990 een bijzonder gevoelig thema was, de ‘Grondbeginselen van het Vlaams Belang’ hebben het er in de eerste regels al over. Toen het proces van de collaborateur Irma Laplasse, verantwoordelijk voor het verraad dat zeven verzetsstrijders het leven kostte, in de jaren 1990 werd heropend, stonden twee groepen regelrecht tegenover elkaar aan het Brussels justitiepaleis te protesteren: aan de ene kant het Vlaams Belang, toen nog Vlaams Blok, met studenten van NSV en co, aan de andere kant oudstrijders van het Onafhankelijkheidsfront en jonge antifascisten van onder meer Blokbuster. Het nieuwe proces bevestigde de veroordeling van Laplasse. De acties toonden hoe gevoelig de kwestie toen nog lag. Extreemrechts pleitte toen voor ‘amnestie’: het retroactief vaststellen dat er geen sprake was van een misdrijf. Anders gezegd: officieel bevestigen dat de collaboratie met het naziregime niet fout was. Gelukkig is er nooit een dergelijke maatregel gekomen! De programma’s van zowel N-VA als VB voor de parlementsverkiezingen van 2014 maakten geen melding meer van amnestie. Als je op de N-VA-site op ‘amnestie’ zoekt, zal je vooral berichten over ‘fiscale amnestie’ te zien krijgen.
Het boek van Koen Aerts omschrijft de gevolgen van de bestraffing van collaborateurs op hun kinderen. Uiteraard zal iedereen – niet in het minst mensen uit Vlaams-nationalistische kringen – daarbij opmerken dat kinderen niet mogen gestraft worden voor misstappen van hun ouders. Eenzelfde meelevendheid vinden we nochtans niet terug als het gaat om kinderen van hedendaagse ISIS-collaborateurs: het terughalen van kinderen van deze strijders uit vluchtelingenkampen wordt tegengehouden en vooral N-VA haalt er fors naar uit. De kleinkinderen van nazi-collaborateurs – want zo zijn er heel wat in N-VA-kringen – ontzeggen de kinderen van ISIS-collaborateurs de ‘zachte’ behandeling die hun eigen ouders als kinderen van collaborateurs kenden en die ze tot op vandaag schandalig hard vinden. Een rare historische kronkel!
Het valt op dat de bestraffing van de collaborateurs eigenlijk redelijk beperkt was. Er volgden geen jarenlange gevangenisstraffen, tegen begin jaren 1950 was het overgrote deel van de collaborateurs al terug op vrije voeten. De bestraffing had als uitdrukkelijk doel om maatschappelijk re-integratie mogelijk te maken. Als de bestraffing na de oorlog een beklijvende indruk naliet op de kinderen van collaborateurs, had dit vooral te maken met sociale druk en bijhorende verhoudingen. Daarbij moet overigens opgemerkt worden dat waar het verzet het best georganiseerd was, de spontane volkswoede tegen de collaborateurs het meest gecontroleerd gebeurde zonder al te grote uitwassen.
Het is opmerkelijk hoeveel verschenen is over de zogenaamde repressie. Er is in de naoorlogse periode vaak meer aandacht geweest voor de repressie dan voor de collaboratie met de nazi’s! Die collaboratie wordt bovendien geminimaliseerd, waarbij bijvoorbeeld wordt gezegd dat Oostfrontstrijders als brave katholieke jongens vertrokken omdat pastoors dit gevraagd hadden. Dat het om een kleine minderheid van nazistische pastoors ging, wordt er niet bij gezegd. Dat de vervolging en uitroeiing van de Joden en politieke tegenstanders al algemeen bekend was, evenmin. De collaboratie goedpraten was moeilijk, wellicht daarom dat er vooral aandacht werd geschonken aan de bestraffing van de collaborateurs na de oorlog. Dit werd op gelijke hoogte geplaatst of zelfs erger ingeschat dan de collaboratie zelf! Zelfs in de literatuur is het beeld eenzijdig. Aerts merkt op: “Vlaanderen krijgt geen deftige boekenkast gevuld met proza waarin het hoofdpersonage het tegen de Duitse bezetter opneemt. Wie zich daarentegen wil wentelen in de gevoelswereld van de collaborateur kan kiezen uit tal van titels geschreven door de grote en kleine goden van het Vlaamse literaire leven.”
Bij het wetenschappelijk onderzoek naar de kinderen van de repressie valt het op dat er een brede waaier aan standpunten is: van openlijk en actief verzet tegen de nazistische standpunten van de collaborateurs tot het openlijk en actief goedpraten ervan. Dit bleek ook tijdens de televisiereeks waarin zowel een VB-politica (Ledy Broeckx) als een N-VA-politicus (Jan Tollenaere) het antisemitisme en het nazisme goedpraatten. Tollenaere zei eerder in een interview met De Standaard: “Ik ben niet voor de joden, zoals ik ook niet voor de negers was.” De ophef rond wat hij op televisie zei, maakte een einde aan zijn N-VA-lidmaatschap. Uiteraard, en gelukkig, delen niet alle kinderen van collaborateurs de zienswijzen van hun ouders. Een grondig onderzoek naar de kinderen van collaborateurs toont de diversiteit in de opvattingen en legt de tegenstellingen en hypocrisie in de pro-collaboratieretoriek bloot.
‘Kinderen van de repressie’ is nuttig om een genuanceerd beeld te krijgen op de gevolgen van de bestraffing van nazi-collaborateurs voor hun kinderen. Het weerlegt een aantal hardnekkige mythes uit extreemrechtse hoek en het toont de omvang en brede vertakking van de ‘zwarte zuil.’ De terechte vaststelling in het boek dat er tot op vandaag meer aandacht is voor de collaborateurs dan voor de verzetsstrijders, is wellicht meteen ook de reden waarom dit onderzoek er eerst kwam terwijl de televisiereeks over de ‘kinderen van het verzet’ nog in de aankondigingsfase zit. We hopen dat die reeks en bijhorend boek er komen en even degelijk en grondig zijn als ‘Kinderen van de repressie.’
-
N-VA’er Jan Tollenaere met openlijk antisemitisme op televisie

Het Vlaams Legioen marcheert in Brussel voor vertrek naar het Oostfront met de Waffen-SS. Foto: Amsab Tollenaere minstens tot voor kort actief als bestuurslid van N-VA Turnhout
Onder N-VA-leden is er blijkbaar een wel erg grote spreidstand als het over het jodendom gaat. Terwijl Antwerps schepen Van Campenhout in de verklaring van Trump over Jeruzalem een kans zag om zijn steun aan het zionisme te verklaren, kwam partijmilitant en voormalig bestuurslid van N-VA Turnhout, Jan Tollenaere, in het VRT-programma ‘Kinderen van de Collaboratie’ gore antisemitische praat verkopen. Even overvleugelde hij Vlaams Blokster Ledy Broeckx in dat programma als felste verdediger van de nazistische ideologie. Een doorwinterde fasciste als Broeckx overtreffen op dat vlak, is niet evident…
Door Geert Cool
Eerder deze maand liet Antwerps N-VA-schepen Ludo Van Campenhout zich via ‘Joods Actueel’ positief uit over de beslissing van Trump om Jeruzalem als hoofdstad van Israël te erkennen. Hij voegde eraan toe dat hij mee zou vieren in Jeruzalem. De partijtop kondigde aan dat dit geen partijstandpunt was, maar was ondertussen ongetwijfeld niet kwaad op de strakker aangehaalde banden met de conservatieve kringen rond ‘Joods Actueel’ in Antwerpen. Er werd aangekondigd dat de schepen op de vingers zou getikt worden, een diplomatische formule om te zeggen dat er niet zal opgetreden worden.
“Ik ben niet voor de joden, zoals ik ook niet voor de negers was”

De VNV was duidelijk: “Duitsland
moet de oorlog winnen.”N-VA probeert zich in Antwerpen op te werpen als de politieke bondgenoot van zionistische strekkingen. Dat botst regelmatig met het verleden van de partij. In het programma ‘Kinderen van de collaboratie’ bijvoorbeeld bracht Jan Tollenaere, de zoon van VNV-kopstuk en SS’er Reimond Tollenaere, wellicht de grofste antisemitische uitspraken die de afgelopen jaren op de nationale televisie te horen waren: “Ik vind het nare mensen. Ik heb er veel gekend in mijn professioneel leven als profiteurs, als parasieten ook, die dingen afnamen.”
Een complete verrassing is dit niet. Eerder dit jaar vond De Standaard het opportuun om een uitgebreid interview met Jan Tollenaere te publiceren. Daarin vertelt het verre familielid van Geert Bourgeois niet alleen dat hij zich thuis voelt in de N-VA, maar ook dat hij het lastig heeft met de “diabolisering van Hitler.” Meer nog: “Ik kan me niet indenken dat Hitler een crimineel was. Hij vocht en liet anderen vechten, voor een ideaal. Op sociaal vlak heeft hij veel verwezenlijkt. Wellicht gaat het om een mix van boosaardigheid en grootheidswaan.” De omvang van de holocaust trekt Tollenaere in twijfel. Vandaag is Tollenaere naar eigen zeggen een “democraat, of toch met mate.” “We moeten praten, niet vechten. Maar soms komt mijn elitaire kant boven. Als ik zie wat hier tegenwoordig allemaal rondloopt, ook in de Kempen. Hebben we dan geen leider nodig die zegt: “Jongens, zo moet het”?” Nog iets duidelijker: “Ik ben niet voor de joden, zoals ik ook niet voor de negers was.”
Collaborateurs bij N-VA

Jan Tollenaere schreef een stuk in de N-VA
nieuwsbrief in Turnhout in januari 2008. In
2011 werd hij bevestigd als bestuurslid.Jan Tollenaere voelt zich niet alleen thuis bij N-VA, hij speelde er een actieve rol. In Turnhout zat hij tot minstens enkele jaren geleden in het lokale bestuur van de partij en schreef hij regelmatig in de lokale nieuwsbrief van N-VA Turnhout. (zie afbeelding hiernaast uit januari 2008)
Dit is geen alleenstaand geval. Begin 2017 was er ophef toen een Gents N-VA-gemeenteraadslid en kabinetsmedewerkster van Geert Bourgeois zich wel erg lovend uitliet over een bijeenkomst ter ere van Vlaamse Oostfrontstrijders en vooral over een toespraak door Oswald Van Ooteghem die met het Vlaams Legioen aan het Oostfront vocht. Ook Van Ooteghem was actief in de N-VA. Nog eerder trokken N-VA-kopstukken Ben Weyts en Theo Francken naar een feestje van Bob Maes, tijdens de oorlog actief als VNV’er en erna in de Vlaamse Militanten Orde (VMO).
Als er vanuit N-VA officieel afstand wordt genomen van de collaboratie, dan gebeurt dit steeds voorzichtig. De partijtop beseft dat gelieerd worden aan de collaboratie stemmen kan kosten, maar moet tegelijk rekening houden met partijmilitanten als Jan Tollenaere. Het leidt tot een enorm grote spreidstand die deze week wel erg duidelijk werd: van het Trumpiaanse zionisme van Van Campenhout tot het brutale antisemitisme van Tollenaere. Zou er in die beruchte communautaire frigo van N-VA nog plaats zijn om ook de discussie over collaboratie en jodenvervolging toe te voegen?
Update: Nadat dit artikel verscheen, raakte bekend dat Jan Tollenaere en N-VA in onderling overleg beslisten dat hij zijn partijkaart zou inleveren. De vraag blijft natuurlijk waarom dit niet gebeurde na het interview met De Standaard van 27 oktober 2017 (zie enkele uitspraken uit dat interview in het artikel hierboven).
Lees ook ons archiefartikel: Collaboratie, extreemrechts en de N-VA
-
Journalistiek in bed met Dewinter?
Dewinter op straat met Pegida. Foto: Jean-Marie VersypGisteren zorgde Filip Dewinter van het Vlaams Belang voor het nieuws van de VRT. Hij deed dit door een ploeg journalisten mee te nemen naar zijn Syrische vriend, de dictator Assad. Hij deed het tevens door de beelden die in 2001 aan enkele journalisten getoond werden naar aanleiding van het bezoek van toenmalig VU-minister Johan Sauwens aan een aangebrand feest van nazi-collaborateurs eindelijk vrij te geven voor de documentaire ‘Wissel van de macht.’ “Embedded journalism” kreeg hiermee een nieuwe inhoud: gisteren was het journalistiek in bed met Dewinter.
Standpunt overgenomen vanop blokbuster.be
Wellicht heeft deze opmerkelijk welwillende opstelling tegenover Dewinter te maken met de zwakte van zijn partij op dit ogenblik. Tegelijk zorgt de aanwezigheid van figuren als Trump of in eigen land de N-VA ervoor dat het gevaar van extreemrechts geminimaliseerd wordt. Als populistisch rechts mainstream wordt – zeg maar: ‘politiek correct’ – dan kan extreemrechts toch niet zo gevaarlijk zijn. Wij zijn het daar niet mee eens: Dewinter en het Vlaams Belang spuien haat aan de lopende band en moeten bestreden worden. Ze vormen een bedreiging voor de eenheid van de werkende bevolking als die wil ingaan tegen de dictatuur van de superrijke elite. Hun geraaskal tegen migranten hier gaat hand in hand met een rol als schoothondje van dictators als Assad.
Het interview met Assad leverde niet veel inhoud op: het grote nieuws was beperkt tot het feit dat de VRT en Knack met Assad gesproken hadden gedurende 20 minuten. Voor de opnames zorgde het Syrische regime. Dat regime bepaalde ook dat journalist Rudi Vranckx niet welkom was. De uitnodiging van de parlementaire delegatie van het Vlaams Belang kwam ook van het Syrische regime dat bovendien instond voor de reiskosten van die delegatie. De reiskosten van de journalisten zouden daarentegen niet door het regime betaald zijn. Kortom: het Syrische regime nodigde enkele journalisten uit om een propagandafilmpje van Assad de wereld in te sturen en maakte daartoe gebruik van de diensten van Dewinter.

Nog altijd geminimaliseerd: de collaboratie die verdedigd werd door het Sint-Maartensfonds. Is de SS-vlag op het tijdschrift van het SMF niet duidelijk genoeg misschien? Het was niet de enige scoop waar Dewinter gisteren mee kon uitpakken. In de documentaire ‘Wissel van de macht’ werd het einde van de Volksunie in 2001 belicht. Eén van de vele dramatische wendingen in dat verhaal was het ontslag van VU-minister Johan Sauwens. Die moest aftreden nadat bekend raakte dat hij op een feest van het Sint-Maartensfonds (SMF) aanwezig was. Het SMF was een organisatie van voormalige Oostfrontstrijders: collaborateurs die met de nazi’s gingen vechten. Veel van die voormalige collaborateurs bleef de politieke standpunten van eertijds verdedigen. Er werd vol weemoed teruggekeken naar de periode waarin men openlijk in SS-uniform door de straten kon marcheren. De verboden privémilitie Vlaamse Militanten Orde (VMO) kwam nog eens in uniform en met vlaggen buiten op bijeenkomsten van het SMF. Sinds eind jaren 1970 kreeg de Volksunie binnen deze kringen sterke concurrentie van het Vlaams Blok. Het nieuws van de aanwezigheid van Sauwens op een SMF-feest in 2001 werd dan ook via het Blok bekend gemaakt. Sauwens moest aftreden, maar minimaliseerde het belang van zijn aanwezigheid en het aangebrande karakter van die bijeenkomst. Hij blijft dit tot op vandaag doen.
In 2001 kregen journalisten videobeelden te zien van die aanwezigheid van Sauwens. De beelden zelf kregen ze niet, maar ze konden deze bekijken in het kantoor van Dewinter. Nu pakte ‘Wissel van Macht’ uit met “exclusieve beelden” die voor het eerst vertoond werden in de media. Blijkbaar heeft Dewinter niet alleen zijn contacten met de Syrische dictator Assad met de redactie van de VRT gedeeld, maar ook zijn archiefbeelden vanop collaboratiefeesten.
Wat we op deze beelden niet te zien kregen, waren de sprekers van dit feest van het Sint-Maartensfonds. Een van hen is vandaag minister van binnenlandse zaken. Jan Jambon sprak er niet als partijpolitiek geëngageerd figuur maar als vertegenwoordiger van de Vlaamse Volksbeweging. Sauwens verliet naar eigen zeggen overigens die SMF-bijeenkomst nadat hij zijn voormalige partijgenoot Jambon (die in 1988 de VU had verlaten, kwatongen beweren dat hij nadien zijdelings betrokken was bij het opzetten van het Vlaams Blok in Brasschaat) hoorde zeggen dat de Vlamingen zich niet moesten verontschuldigen voor hun collaboratie met de Duitse bezetter. Jambon viel de positie van het IJzerbedevaartcomité aan omdat het zich verontschuldigde voor fouten in de oorlog.
Vandaag bestaat het Sint-Maartensfonds niet meer, de weinig nog levende collaborateurs zijn daarvoor te oud. Maar als er nog bijeenkomsten zijn, zoals een activiteit van de Vriendenkring Sneyssen in december 2016, zijn er wel N-VA’ers van de partij. In dit laatste geval ging het om Karlijn Deene, Gents gemeenteraadslid en medewerkster van het kabinet van Geert Bourgeois. Organisator Oswald Van Ooteghem blijkt wel meer op N-VA-bijeenkomsten op te duiken, zo zagen we ook een foto van hem met Siegfried Bracke.
Waar deelname aan feesten van nazi-collaborateurs en SS-nostalgici in 2001 nog aanleiding gaf tot het ontslag van een minister, wordt er vandaag minder zwaar aan getild. Wellicht is ook dat een uitdrukking van een aanvaarding van extreemrechts in een medialandschap dat niet aarzelt om met Dewinter naar Syrië te trekken om met een interview van Assad te kunnen uitpakken. Journalistiek in bed met Dewinter doet denken aan het aloude Vlaamse spreekwoord: “Wie met de hond slaapt, krijgt zijn vlooien.”
-
Voormalige Waffen SS’er maakt indruk op Gents N-VA-gemeenteraadslid
Bijeenkomst nazicollaborateurs een “private aangelegenheid”?

Het Vlaams Legioen marcheert in Brussel voor vertrek naar het Oostfront met de Waffen-SS in de jaren 1940. Wellicht ook een privéaangelegenheid? Foto: Amsab Een medewerkster van het kabinet van minister-president Geert Bourgeois (N-VA) was naar eigen zeggen onder de indruk van een feest ter ere van Vlaamse Oostfrontstrijders. Dat zijn nazicollaborateurs die tijdens de Wereldoorlog bewust en vrijwillig dienst namen om samen met de nazi’s aan het oostelijk front te strijden. Vooral de toespraak van Oswald Van Ooteghem maakte volgens de medewerkster, het Gentse gemeenteraadslid Karlijn Deene, indruk.
Van Ooteghem vocht namens het Vlaams Legioen aan het Oostfront. Hij werd in 1949 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar wegens collaboratie met de nazi’s, maar kwam in 1950 al vervroegd vrij. Zelf erkende hij na de oorlog dat het naziregime indruk op hem maakte. “Het principe van Ein Volk, Ein Reich sloot wonderwel aan bij ons ideaal van één groot rijk voor alle Nederlandstaligen,” stelde hij in een getuigenis. Hij ging in op de oproep van het VNV, een met de nazi’s collaborerende extreemrechtse partij, om naar het Oostfront te trekken. Van Ooteghem deed dit met het Vlaams Legioen dat deel uitmaakte van de Waffen-SS. Dat deze deelname aan het nazisme na de oorlog bestraft zou worden, wist Van Ooteghem. Hij dook een tijdje onder en maakte aanstalten om naar Argentinië te trekken, maar kwam uiteindelijk terug naar België waar hij veroordeeld werd.
Na de oorlog organiseerden voormalige nazicollaborateurs zich in verschillende organisaties. De meeste groepen van Oostfrontstrijders zijn al verdwenen, de leeftijd speelt immers een rol. De meest bekende organisatie was wellicht het Sint-Maartensfonds dat al sinds 2006 gestopt is. Voormalig minister Johan Sauwens moest in 2001 aftreden na een toespraak op een bijeenkomst van het Sint-Maartensfonds. Op dezelfde bijeenkomst in 2001 was er nog een spreker die ondertussen wat meer naamsbekendheid gekregen heeft: Jan Jambon. De groep rond Van Ooteghem, Vriendenkring Sneyssens, hield op 10 december 2016 een laatste bijeenkomst.
Gents gemeenteraadslid Karlijn Deene (N-VA) nam er samen met haar grootvader aan deel. Ze schreef op sociale media dat er een “beklijvend moment” was toen “Oswald Van Ooteghem hulde bracht aan de gesneuvelde en overleden kameraden en voor hen de joelkaars aanstak.” Waar aanwezigheid op een bijeenkomst van nazicollaborateurs in 2001 nog een reden tot ontslag was, wordt de aanwezigheid van Deene nu geminimaliseerd. Zelf stelde ze dat de bijeenkomst slechts een hulde aan overleden mensen was. Dat het om collaborerende nazi’s ging, laat ze daarbij gemakshalve achterwege. De baas van Deene, minister-president Bourgeois, verklaarde: “Dit is een privéaangelegenheid. Ze vergezelde gewoon haar opa.” Dat haar opa blijkbaar actief was als nazi of toch alleszins na de oorlog sympathiseerde met diegenen die gecollaboreerd hadden, wordt gemakshalve achterwege gelaten.
Er kan niet betwist worden dat een bijeenkomst van nazicollaborateurs een politiek karakter heeft. Dat een politica die actief is als gemeenteraadslid en als tekstschrijver van de minster-president daarop aanwezig is, kan niet zomaar afgedaan worden als een ‘private’ kwestie. Het was een politieke bijeenkomst met een politiek inhoudelijk doel: het bijeenbrengen van mensen die met elkaar gemeen hebben dat ze in de oorlog de nazi’s steunden. Dat de aanwezigheid van Karlijn Deene aan zo’n activiteit niet meer heisa veroorzaakt, vinden wij opmerkelijk.
Lees ook ons archiefartikel: Collaboratie, extreemrechts en de N-VA
-
“Wil” van Jeroen Olyslaegers: absolute aanrader!
Aangeraden – bijna verplicht – door Jan Decleir in een filmpje op Facebook, kocht ik “Wil” van de Antwerpse schrijver Jeroen Olyslaegers. En wat een aankoop!
Door Jelle (Antwerpen)
Het boek is één lange brief van dichter Wilfried Wils aan zijn achterkleinzoon, die er in de periode van het schrijven nog niet is. De brief handelt voor het grootste deel over de oorlogsjaren die Wilfried als prille twintiger meemaakt. Tijdens de oorlog is hij politieagent en beginnend schrijver.
De roman zelf is een perfect getimede aflossing tussen verhalen uit de oorlogsjaren en hetgeen de oude dichter in de periode van het schrijven meemaakt. Hij vertelt over de zelfmoord van zijn kleindochter, de tante van de achterkleinzoon, en een lang ziekenhuisverblijf na een val van de ladder van zijn boekenkast.
Tijdens de oorlog werd hij verscheurd tussen verzetsdaden en collaboratie: de broer van zijn vriendinnetje Yvette, tevens zijn collega-agent, Lode verschuilt een Jood. Wilfried vermoedt dat hij dit samen met zijn vader, een slager, doet voor het geld dat ze de jood afhandig kunnen maken. Daarnaast trekt hij vaak op met een jongeman die hem voor de oorlog bijlessen Frans gaf, in het verhaal Nijdig Baardje genoemd. Uit de naamgeving alleen al kan je opmaken dat hij het niet zo goed kan vinden met Nijdig Baardje, maar toch laat hij zich steeds meeslepen in foute milieus.
Wonderwel lukt het Wilfried om zowel uit de handen van de vluchtende Duitsers en collaborateurs te blijven als te ontsnappen aan de vergeldingsacties na de bevrijding.
Een verhaal waar je je moet instorten, en waar je verweesd wordt uitgegooid na het laatste woord. Het verhaal zet aan tot nadenken en toont een kant van de oorlog die weinig beschreven is. De Standaard schreef dat Olyslaegers met dit meesterwerk zijn “Het verdriet van België” te pakken heeft.
-
Collaboratie, extreemrechts en de N-VA

Bob Maes (ex-VMO) met Ben Weyts en Theo Francken. Foto gepubliceerd door AFF De afgelopen dagen leek de kritiek op de nieuwe regering opmerkelijk veel te gaan over het aangebrande karakter van een aantal N-VA excellenties. Het klopt dat er in de N-VA een aantal figuren zitten met een verleden van steun aan collaboratiekringen, meer nog de partij komt voort uit deze traditie. Maar dit was ook al het geval, en had meer gewicht, toen de PS nog met de Volksunie in een zelfde regering zat. Enkele verduidelijkingen over de collaboratie, extreemrechts en de N-VA.
Artikel door Geert Cool
De Vlaamse Beweging en de collaboratie
De collaboratie met de Duitse nazi-bezetting in 1940-44 was uiteraard geen puur Vlaamse aangelegenheid. Er waren regionale verschillen, ook in Vlaanderen zelf was dat het geval. Een studie van Huyse en Dhondt naar de afkomst van de collaborateurs stelde vast dat 62% Nederlandstalig was en 38% Franstalig, ongeveer eenzelfde verhouding als tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in het land.
De reden waarom de Vlaamse collaboratie bekender is, heeft alles te maken met het bestaan van sterk georganiseerde uitdrukkingen hiervan. Meer bepaald was er het VNV dat over ongeveer 100.000 leden beschikte. Ter vergelijking: geen enkele Belgische partij komt vandaag aan dat aantal. Het VNV ging volop mee in de collaboratie, leverde oorlogsburgemeesters en stapte ook mee in de retoriek van de nazi’s. VNV-leiders als Staf De Clerq schuwden de anti-Joodse uitspraken niet. Zo stelde hij in 1940: “Er is maar één oplossing. Zuivering van ons gehele volkslichaam. Totale en volledige uitschakeling van de jood uit het gezonde volkslichaam. (…) Wij zijn nationalisten, dat wil zeggen, wij staan op de leer van ons volk, cultuur en bloed. De jood behoort niet tot ons volk, nog veel minder tot ons bloed. En hij heeft de cultuur die erop gericht is de christelijke cultuur te vernietigen. Wie niet arbeidt is een parasiet. Wie zag de jood ooit arbeiden? De jood steelt, plundert, bedriegt, sjachert.”
Dit was de retoriek van de leiders van het VNV. Na de oorlog werden heel wat collaborateurs vervolgd. De heropgerichte Vlaams-nationalistische kringen baseerden zich voornamelijk op dergelijke collaborateurs, gezien het gewicht van het VNV was dat niet verwonderlijk. Vanuit deze Vlaamse beweging die zich eerst in katholieke kringen hergroepeerde, ontstond de Volksunie en nadien het Vlaams Blok. Historicus Bruno De Wever stelde enkele jaren terug (naar aanleiding van een vorige collaboratierel als gevolg van een opiniestuk van zijn broer Bart): “Na de oorlog heeft de brede Vlaamse beweging de collaboratie inderdaad in haar schoot opgenomen, via vergoelijking en verzwijging. Vlaanderen kende een blad als ’t Pallieterke, een historicus als Arthur De Bruyne, die sympathieke en vlotte boeken schreef over collaborateurs. Er waren de IJzerbedevaart, dichters als Anton Van Wilderode, of de krant De Standaard, een trait-d’union tussen de democratische, katholieke intellectueel en de Vlaamse collaborateur.”
Het feit dat een groot deel van de Vlaamse beweging voortkwam uit de collaboratie zorgde ervoor dat deze collaboratie steeds werd goed gepraat en dat amnestie voor de collaborateurs een belangrijke eis was. Ook Bob Maes (de Zaventemse N-VA’er die destijds verantwoordelijk was voor de Vlaamse Militanten Organisatie, die bij haar ontbinding werd opgevolgd door de Vlaamse Militanten Orde van Bert Eriksson) bevestigde dit nogmaals toen hij op televisie Staf De Clercq goed praatte. Alleszins waren organisaties van collaborateurs zoals het Sint-Maartensfonds integraal onderdeel van de Vlaamse Beweging en deden organisaties en politici die zich hierop beroepten niet moeilijk over het karakter van dat Sint-Maartensfonds. Toen het Sint-Maartensfonds eind jaren 1980 van de Europese lijst van extremistische organisaties werd gehaald, gebeurde dit met steun van zowat alle Belgische Europarlementsleden. In 2001 moest Johan Sauwens wel ontslag als minister nemen wegens zijn aanwezigheid op een feest van het Sint-Maartensfonds.
Vandaag blijft er niet veel over de collaboratiekringen die stilaan uitgestorven zijn. Het Sint-Maartensfonds bestaat niet meer. Ook de Vlaams-nationalistische partijen hebben hun retoriek aangepast, bij Vlaams Belang kan de kandidaat-voorzitter bijna ongestraft neerbuigend doen over de IJzerwake en wordt amper nog gepleit voor amnestie. Idem bij N-VA. Dit betekent niet dat het collaboratieverleden niet meer aanwezig is, alleen is het belang ervan afgenomen.
Als Jambon verklaart dat de collaborateurs wel “hun redenen” hadden, maar dat hij zelf niet in die tijd leeft en er niet over oordeelt, volgt hij het standpunt van De Wever toen die in 2010 onder vuur werd genomen. De Wever verwees toen naar een uitspraak van de Franse president Mitterand. “Of zoals François Mitterrand het zei toen men hem confronteerde met zijn verleden als ambtenaar in het collaborerende Vichy-regime: ‘On ne tourne pas le dos à ce qu’on était, on change, c’est tout.” Ook daar kan een rechtvaardiging van de collaboratie in gelezen worden. En ja, eens te meer kan De Wever naar de socialisten verwijzen om zijn standpunt goed te praten.
De ene VMO is de andere niet…
De aanwezigheid van Ben Weyts en Theo Francken op een verjaardagsfeest van Bob Maes werd aangegrepen om fors uit te halen. Er werd gesproken over een nazicollaborateur die bovendien verantwoordelijk was voor de VMO, een verboden privémilitie. Dat Bob Maes politiek gezien zo zwart als een stoof was, staat buiten kijf. De man was tijdens de oorlog als jongere lid van het VNV en de Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen. Dat de Vlaamse Militanten Organisatie (de eerste begin jaren 1970 ontbonden VMO) niet dezelfde privémilitie als de Vlaamse Militanten Orde (de tweede VMO opgezet door de radicale neonazi’s rond Bert Eriksson), klopt eveneens. Maar het maakt van de eerste VMO geen lieverdjes, het is geen toeval dat de militanten van de tweede VMO zich op deze traditie baseerden.
De rol van Bob Maes en andere VU’ers hierin was al langer bekend en vormde ook voor de PS geen probleem om meermaals in een regering met de Volksunie te stappen. Dat gebeurde overigens ook op een ogenblik dat Maes nog als senator voor de VU in het parlement zat. Dat was meer bepaald het geval voor de regeringen Tindemans II en Vanden Boeynants II.
Zonder de VMO van Bob Maes was ook de tweede radicalere VMO van neonazi Bert Eriksson er niet gekomen. De tweede VMO is veroordeeld als privé-militie, maar ook bij de eerste VMO stelden zich heel wat juridische problemen door gevallen van geweld. Dit was geen onschuldig clubje, het was wel wat meer dan een ‘plakploeg’. Net zoals veel N-VA’ers vandaag dubbelzinnig blijven over de collaboratie, is dat ook over andere gewelddadige episodes uit het verleden van de Vlaamse Beweging het geval.
Extreemrechts?
Kunnen we hieruit besluiten dat N-VA extreemrechts is? Niet alleen worden de collaboratie en het geweld van de eerste VMO goedgepraat, er zijn ook de foto’s van Jambon die naar Le Pen gaat luisteren en eerder ook van De Wever samen met Le Pen. De vriendenclub van Theo Francken noemde zich naar het VNV. En er zijn de vele VB’ers die de overstap naar N-VA hebben gezet. Mogelijk wordt Jan Jambon als burgemeester van Brasschaat door zo’n overgelopen Vlaams Blokker van het eerste uur opgevolgd, met name Luc Sevenhans. Binnen de NSV (studentenclub van het VB) is er zowel sympathie voor hardere extreemrechtse stromingen zoals Gouden Dageraad als voor N-VA.
Die elementen zijn allemaal aanwezig, maar toch waarschuwen we om de omschrijving ‘extreemrechts’ niet te minimaliseren. In essentie is de N-VA een kleinburgerlijke formatie, een politieke uitdrukking van kleine ondernemers die weg geconcurreerd worden door grote bedrijven en die zich afzetten tegen het establishment waar ze zelf maar al te graag tot zouden behoren. Een extreemrechtse kracht die haar posities ook wil afdwingen met straatgeweld, wat bij het VB wel aanwezig was, is N-VA niet. Sommige N-VA’ers, zoals Francken, doen denken aan de rechtse populisten zoals Wilders of de Deense Volkspartij.
Met het populistische discours kan de N-VA een breder ongenoegen electoraal vertalen waardoor er ook figuren van diverse pluimage worden aangetrokken. Van voormalige Vlaams Blokkers tot liberale Porsche-liefhebbers. De aanwezigheid van extreemrechtse elementen volstaat niet om de partij volledig als extreemrechts te bestempelen.
De N-VA is nog steeds een kleinburgerlijke partij, die de mening vertegenwoordigt van de kleine bazen in Vlaanderen. O.a. het “gezonde verstand” dat zegt dat wanneer het in Vlaanderen minder goed gaat, “we” dan moeten stoppen de “socialistische politiek” in Wallonië te subsidiëren. De wil ook om af te raken van een aantal (of alle) beschermingsmechanismen op de arbeidsmarkt, zonder oog voor het behoud van het kapitalisme als systeem… De N-VA combineert die eisen van Voka – een zakelijk en cijfermatig Vlaams-nationalisme gebaseerd op economisch egoïsme – met een meer romantische vleugel van historische Vlaams-nationalisten.
Weg met deze regering!
De kritiek op Jambon en Francken is gebaseerd op correcte elementen. Maar door de aandacht quasi alleen hierop te vestigen dreigt de discussie over het asociale karakter van de rechtse regering al gauw naar het communautaire terrein verlegd te worden, iets wat de PS al enige tijd doet. Het ontslag van Jambon en Francken zou niet volstaan om een einde te maken aan de openlijke aanval op alle sociale verworvenheden die door deze rechtse regering is ingezet. Het probleem is niet dat er enkele rotte appels in de regering zitten, het probleem is dat het volledige beleid tegen onze belangen ingaat. De aanvallen treffen ons allemaal, zowel Vlamingen als Franstaligen, zowel werkenden als uitkeringstrekkers. Het zal er op aankomen om allen samen in verzet te gaan tegen deze regering van de rijken.