Tag: Anjerrevolutie

  • April 1974: de Anjerrevolutie in Portugal

    SOLDATEN, DOKWERKERS, textielarbeiders, bouwvakkers, de bewoners van sloppenwijken,…: ze liepen allemaal zij aan zij. Zover het oog kon reiken wapperden er rode vlaggen. Overal werden vuisten opgeheven naar de hemel, overal anjers weggestopt in de geweerlopen. Een grote massa van tienduizenden mensen baant zich een weg langs de kleine, smalle straten vooraleer uit te komen op de brede boulevards waar de ministeries zich bevinden. Overal worden antifascistische liederen en slogans duizenden malen herhaald: “Weg met het fascisme!”, “De soldaten zullen altijd aan de kant van het volk staan!”, “Weg met het gespuis, de macht aan de werkenden!”.

    Op 25 april 1974 vonden deze gebeurtenissen plaats in Lissabon, de hoofdstad van Portugal. Het gebeurde als een donderslag bij heldere hemel. Niemand had verwacht dat het regime op die manier als een kaartenhuisje zou ineenstorten. Portugal ging al een halve eeuw gebukt onder een fascistisch regime. Oppositiepartijen waren verboden. De enige toegelaten vakbonden stonden onder stricte controle van de staat. Dit fascistische regime controleerde niet enkel Portugal, maar ook een immens imperium in Afrika. De kolonies in Angola, Mozambique en Guinea-Bissau verschaften overvloedige winsten aan de grote bedrijven in Portugal. Maar de kolonies waren ook het zwakke punt van het regime. De dictatuur zonk immers weg in een aanhoudende oorlog met bevrijdingsbewegingen, die vochten voor de onafhankelijkheid van hun land.

    De roes van de vrijheid

    Die bewuste dag – 25 april 1974 – worden de inwoners van Lissabon wakker met het lawaai van patrouillerende tanks in de straten en militaire muziek op de radio. Wat willen die militairen? Het antwoord komt er wanneer de radio antifascistische liederen begint uit te zenden. De bevolking komt naar buiten en verbroedert met de militairen. Ze halen samen de standbeelden en symbolen van het fascistisch regime neer. De meest gehate politie-informanten worden gearresteerd. Dictator Caetano is op de vlucht geslagen, Portugal is vrij.

    Er wordt een nieuwe regering gevormd die bestaat uit militairen, leiders van de “gematigd” rechtse Democratische Volkspartij (DVP) en linkse partijen die gisteren nog clandestien waren: de Socialistische Partij (SP), de Communistische Partij (CP) en de Democratische Volksbeweging.

    Het leger was in opstand gekomen omdat het besefte dat het de oorlog in de kolonies niet kon winnen. Maar over andere kwesties lopen de meningen uiteen. De leider van de nieuwe regering – generaal Spinola – is een oude, rechtse militair die decennia lang het regime heeft gesteund. Samen met de grote bedrijven wil hij de openlijke dictatuur vervangen door een meer soepel systeem. De macht in de kolonies moest worden overgedragen aan bewegingen die werden gefinancierd door de CIA. Die zouden dan wel een nauwe band van afhankelijkheid moeten behouden met Portugal. Met dit doel voor ogen was Spinola bereid om de koloniale oorlog nog een tijdje verder te zetten.

    Die mening botst op die van de 400 jonge officiers die de staatsgreep hebben georganiseerd (de Beweging van Gewapende Krachten). Zij willen onmiddellijk een punt zetten achter de oorlog en zien daar maar één oplossing voor: onmiddellijke machtsovergave aan de echte bevrijdingsbewegingen – de MPLA in Angola, het FRELIMO in Mozambique en de PAIGC in Guinea-Bissau.

    De spanningen in de regering zullen dus snel oplaaien, en niet enkel omwille van deze kwestie. De arbeiders in Lissabon en in de industriële gebieden in het zuiden zitten immers niet geduldig af te wachten tot de nieuwe machthebbers hen van bovenaf de vrijheid verlenen. Ze bereiden acties voor om in de bedrijven de directeurs en kaders, die banden hadden met de fascistische machthebbers, de laan uit te sturen. Die “schoonmaak” vertaalt zich in de praktijk in veel gevallen in de vervanging van de directie-structuren door verkozen comités in de bedrijven.

    In juni ontstaat er een massale stakingsgolf in de grote scheepswerven van Lisnave, die zich snel uitbreidt over het hele land. De arbeiders willen voor alles een einde zien aan de lage lonen en de slechte arbeidsomstandigheden waaronder ze tijdens het fascisme hebben moeten werken. De regering veroordeelt die stakingen en mobiliseert de politie om ze te breken. Dat volstaat echter niet om de strijdbaarheid van de arbeiders te breken. De meest militante lagen beginnen bovendien toenadering te zoeken bij de kleine, links-revolutionaire partijen.

    Voor de burgerij wordt het tijd om een einde te maken aan al deze agitatie en een stap terug te zetten. Ze wil een rechtse, autoritaire regering installeren. 2 pogingen om een staatsgreep te plegen – de eerste op 28 september 1974, de tweede op 11 maart 1975 – zijn bedoeld om Spinola de volledige macht in handen te geven. Die contra-revolutionaire pogingen botsen echter op belangrijke tegenstand vanuit de basis van het leger. De meerderheid van de jonge onderofficieren en soldaten – met in hun achterhoofd de vrees dat het slagen van deze staatsgrepen zal zorgen voor een verderzetting van de oorlog en hun terugkeer naar Afrika – doen deze acties van rechts mislukken.

    Het verzet in het leger wordt aangemoedigd door de tussenkomst van tienduizenden arbeiders, die hun fabrieken verlaten en de straten opgaan om te verbroederen met de soldaten. Ze proberen hen te overtuigen om hun wapens niet tegen hen, maar tegen de rechtse officieren te keren.

    Hoogtepunt van de revolutionaire beweging

    Het falen van deze pogingen tot staatsgreep discrediteerde iedereen die er van ver of dichtbij iets mee te maken had. Spinola en de officieren die hem volgden worden uit het leger gezet. De vakbonden bezetten de hoofdzetels van de banken die de plegers van de staatsgreep hebben ondersteund en dwingen de regering om deze te na-tionaliseren. Op enkele weken tijd is meer dan de helft van de industrie genationaliseerd!

    Eén jaar na de omverwerping van het fascistische regime is Portugal quasi onherkenbaar. Op 25 april 1975, de verjaardag van de Anjerrevolutie, zijn de eerste verkiezingen een triomf voor de Socialistische Partij (38% van de stemmen) en de Democratische Volkspartij (26,5%), terwijl de Communistische Partij 12,5% behaalt en de verschillende formaties links van de CP 8%.

    Maar die percentages weerspiegelen niet de diepte van de sociale radicalisatie die zich overal begint te ontwikkelen. Meer dan 300 firma’s worden beheerd door verkozen arbeiderscommissies. Naar hun voorbeeld beginnen er commissies of comités in wijken, sociale woonblokken,… en een beetje overal te floreren. Ook de Beweging van Gewapende Krachten radicaliseert en haar linkse meerderheid ondersteunt deze initiatieven van de gewone bevolking. Betogingen brengen meerdere keren tienduizenden mensen bijeen tegen de werkloosheid, tegen de NAVO, voor arbeiderscontrole over de bedrijven,… De politie functioneert bijna niet meer. Het patronaat heeft bijna alle controle over de media verloren. Republica, een van de belangrijkste dagbladen van Lissabon, en Renascensa, een radio die aan de kerk toebehoorde, worden bestuurd door arbeiderscommissies die dicht bij revolutionair-links staan.

    De regering is verdeeld. De SP begint zich steeds harder en harder te kanten tegen de PC en de initiatieven van de werkende bevolking. De Beweging van Gewapende Krachten doet een tegenzet: ze schrijft een handleiding die oproept tot het verenigen van de arbeiders- en wijkcommissies met de verkozenen in de kazernes en de BGK zelf. Ze roept op tot de vorming van gezamenlijke volksvergaderingen. De burgerij en de SP bestempelen dit als een “totalitair maneuver”.

    Voortaan is hun gezamenlijke doelstelling, koste wat het wil, om zich te verzetten tegen de populaire macht die begint te groeien. Op 10 juli stappen der SP en de DVP uit de regering.

    De politieke polarisatie wordt alsmaar sterker en sterker. Gedurende heel de zomer gaan rechts en de SP in het offensief. Tegelijkertijd lanceert de kerk een wilde, anti-communistische campagne in het noorden op het platteland, dat meer katholiek en conservatief is. Tientallen lokalen van de CP en van radicaal-links gaan in vlammen op en worden verwoest. De SP organiseert massameetings in Porto en Lissabon om het gevaar van een “communistische dictatuur” te veroordelen. In de schoot van de regering is de beslissingsmacht verschoven naar militairen die dicht bij de CP staan. Maar ze worden geconfronteerd met zware tegenstand.

    Ook in de Beweging van Gewapende Krachten zijn er stromingen die dicht bij rechts en de SP staan en die zich hergroeperen. Op hetzelfde moment wordt ook een nieuwe beweging gecreëerd: “Verenigde Soldaten zullen Overwinnen”. Deze beweging brengt gewone soldaten en onderofficieren samen die zich ten volle achter de ontwikkelende arbeidersmacht scharen.

    Op 25 augustus betogen er 100.000 mensen op initiatief van radicaal-links. De CP is verplicht om dit te volgen. Deze betoging is het hoogtepunt van de volksmobilisatie. Maar ze slaagt er niet in om de meningsverschillen en de politieke zwakten van de linkerzijde te overstijgen.

    De CP, een van de laatste openlijk pro-stalinistische partijen in Europa, kiest ervoor om de regering en het leger “van binnenuit te ondermijnen”. Op die manier hoopt ze op een machtsgreep van bovenuit, zoals het geval was met de Oostbloklanden na WO2. Als de CP de arbeiders mobiliseert, dan is het om druk te zetten op de “regeringspartners”. Niet om hun eigen machtsorganen op te richten vertrekkende van de arbeiderscommissies. Op het cruciale moment blijft de CP ervoor kiezen om compromissen te sluiten met de “gematigde” partijen, in de plaats van de directe actie van de arbeiders te ontwikkelen.

    Wat radicaal-links betreft: dat is zeer divers. Bepaalde maoïsten, trouw aan de lijn van Peking, hebben zich openlijk verbonden met de SP en zelfs de kerk, tegen de CP. Andere organisaties proberen voornamelijk druk uit te oefenen op de CP om haar meer naar links te brengen. De meest ernstige organisaties zijn actief in de beweging om de arbeidersmacht te ontwikkelen. In de feiten neigen ze er echter naar om op de meest linkse officieren te gaan steunen, als leiding van de beweging. Geen enkele politieke partij brengt als centraal perspectief de eenmaking van de vele arbeiderscommissies in de bedrijven en wijken naar voor. Op die manier kon een echte tegenmacht worden ontwikkeld van onderuit. Dit was de enige mogelijkheid om de tienduizenden strijdbare militanten van de CP en zelfs de SP – die zich nog in deze partijen herkenden – hiervan los te maken en te winnen voor een revolutionair perspectief van omverwerping van de kapitalistische macht.

    Het initiatief verandert van kamp

    Na 25 augustus herneemt de rechterzijde haar offensief en wordt de regering meer en meer geïsoleerd. Op 25 november buiten de rechtse officieren de beperkingen van de linkerzijde uit. Ze nemen het initiatief in handen, roepen de noodtoestand uit en sturen de troepen die ze controleren naar de hoofdstad om “de orde te herstellen”. Ze gokt op het feit dat de CP zal voorstellen om te onderhandelen en dat de meerderheid van de linkse officieren zullen terugdeinzen voor een confrontatie. Die voorspelling zal zich ook zo realiseren: de desoriëntatie van de belangrijkste linkse krachten laat duizend soldaten, gecontroleerd door rechts, toe om van kazerne tot kazerne te gaan en de meest linkse regimenten te ontwapenen!

    De weg is nu vrij voor de SP en de rechterzijde om beetje bij beetje alle overwinningen van de arbeiders van de laatste maanden ongedaan te maken. Het grootste deel van de genationaliseerde bedrijven wordt opnieuw aan hun eigenaars gegeven, de media worden terug in handen genomen, de arbeiderscommissies worden ontdaan van elke macht, de vakbonden verzwakt, de lonen dalen.

    De Anjerrevolutie zou iets langer dan 1,5 jaar duren. Gedurende die periode hebben de Portugese arbeiders aangetoond tot op welk punt de arbeiders zich kunnen mobiliseren om de controle over de maatschappij in handen te nemen en die te herorganiseren op een socialistische basis. Tegelijkertijd tonen deze belangrijke gebeurtenissen aan welke prijs je betaalt bij gebrek aan een revolutionaire partij en een strategie die in staat is om de maatschappij effectief te veranderen.

  • 40 jaar geleden. Anjerrevolutie in Portugal

    Dossier  uit maandblad ‘Militant’, verschenen in september 1994

    anjerDe eerste mei 1974 verzamelden meer dan 500.000 arbeiders en jongeren in de straten van Lissabon. Een optocht die een stuk uitbundiger was dan we gewend zijn in de rest van Europa. Maar de Portugezen hadden ook bijzondere reden om zich eens te laten gaan. Zes dagen ervoor had een opstand van jonge en progressieve militairen een kruis gemaakt over de 42 jaar oude politiedictatuur van Salazar en Caetano.

    De soldaten die door de nieuwe machthebbers waren ingezet om de betoging te begeleiden en “ongeregeldheden te voorkomen” verbroederden met de demonstranten. Uit dankbaarheid voor hun rol in de afzetting van premier Caetano kregen de militairen rode anjers in de loop van hun geweer gestopt, zo kwam de Portugese revolutie aan haar mooie naam. De 1-mei stoet dat jaar was een revolutionaire demonstratie.

    De dictatuur van Salazar

    Tussen 1910 en 1928 had Portugal niet minder dan 44 regeringen en 20 pogingen tot staatsgreep gekend. Toen de loonarbeiders uit de steden en op het platteland zich vanaf de jaren twintig in de strijd wierpen tegen de harde besparingsprogramma’s, was voor de heersende klassen de maat vol. Een sterke man moest er komen…

    De rechtse hoogleraar economie Salazar sprong dankbaar in het vacuüm geschapen door de onbekwaamheid van de politici, het onvermogen van de bourgeoisie om het land economisch te ontwikkelen en het gebrek aan vastberaden leiding bij de arbeiders. In 1928 aanvaardde hij de ministerportefeuille van financiën op voorwaarde dat zijn drastische ingrepen in de overheidsfinanciën uitgevoerd werden zonder inmenging van de parlementaire oppositie. In feite eiste Salazar de afschaffing van het laatste restje parlementaire democratie. Zo’n flinke kerel die zonder scrupules eens goed de zweep zou leggen over de arbeiders en de boeren verdiende volgens het chique publiek van de Portugese salons meer dan een ministerportefeuille en een dikke proficiat. In 1932 werd Salazar beëdigd als eerste minister met dictatoriale bevoegdheden. De laatste glimlach op het gezicht van de hartelijke Portugese bevolking verdween … voor 42 lange en hongerige jaren.

    1945-1974 Ontbinding van een dictatuur

    1945-1968: Geen toegevingen.

    Na de tweede wereldoorlog moesten de meeste regeringen in Europa schoorvoetend toegeven aan een aantal eisen van de arbeidersbeweging. Maar Salazar’s “Nieuwe Staat” week geen centimeter van de koers die hij in de jaren ’30 was ingeslagen. De oude man weigerde het verbod op de arbeiderspartijen en de socialistische vakbonden op te heffen. In 1949 leidde de volgehouden repressie door de P.I.D.E., Salazar’s gevreesde en wrede geheime politie, tot de opsporing en de arrestatie van de ondergronds werkende leider van de Portugese Communistische Partij, Alvaro Cunhal. Salazar veegde zijn voeten aan het – voor de Portugese justitie – opvallend milde vonnis in de zaak Cunhal: vier en een half jaar gevangenis. De premier hield Cunhal ook na het verstrijken van de straf achter de tralies, tot de communisten zijn ontsnapping wisten te organiseren in 1960. Geen toegevingen aan de arbeidersbeweging.

    Ook geen toegevingen aan het onafhankelijkheidsstreven van de inheemse bevolking van de Portugese kolonies. Terwijl de overige koloniale mogendheden de eerste concessies aan de koloniale bevrijdingsbewegingen overwogen, verstrakte Salazar juist het beleid in de overzeese gebieden. In 1951 veranderde hij met een pennentrek alle Portugese kolonies van bezette gebieden in “overzeese provincies”, d.w.z. delen van het Portugese grondgebied. Stilaan bereikte de koloniale revolutie ook de overzeese bezittingen van de Portugese burgerij. De zwarte plantage-arbeiders in Angola hadden niet veel boodschap aan de administratieve manoeuvres van hun overheersers. Evenmin aan de vrijblijvende speeches over mensenrechten en de “waardigheid van de zwarte ziel” die in de Assemblée van de Verenigde Naties werden afgestoken. Ze telden de striemen op hun rug en de builen op hun hoofd en vergeleken de toestand van hun gezin met het herenleventje van Meneer en Mevrouw op de ranches. In 1961 brak er op de Angolese koffievelden een algemene staking uit tegen de slechte arbeidsvoorwaarden en de rassendiscriminatie op het vlak van de lonen. Hetzelfde jaar begon ook de onafhankelijkheidsstrijd van Portugees Guinea. Bewegingen die aanvankelijk brutaal werden onderdrukt, maar telkens weer opflakkerden. Op 25 september 1964 vond de eerste aanval plaats van “Het Front voor de Bevrijding van Mozambique”, het FRELIMO.

    De Portugese burgerij wist wat dit soort bewegingen betekende, vooral na de ervaring van de Britten in hun Afrikaanse bezittingen en de Fransen in Indochina: het begin van het einde.

    Het enige wat Salazar nog kon doen, was door brutale repressie het einde zo ver mogelijk voor zich uitschuiven.

    Op 26 september 1968 droeg de 79-jarige Salazar, die op 26 juni ’70 overleed, om gezondheidsredenen de macht over aan zijn vice-premier en partij-ideoloog Marcello José das Neves Caetano.

     

    De strategische terugtocht van Caetano.

    Salazar liet zijn opvolger een economische mesthoop na. De voorthollende inflatie leidde ertoe dat Portugal op 26 april 1970 voor het eerst in vijf jaar zijn discontovoet moest verhogen. De werkloosheid nam toe en in de fabrieken broeide verzet. De koloniale oorlog radbraakte de Portugese economie. In augustus 1970 moest de Portugese regering 35.000 soldaten inzetten in Mozambique en 30.000 in Portugees Guinea, dat nog geen half miljoen inwoners telde. Voor dat jaar bedroeg de oorlogsinspanning voor Angola alleen al 66 miljoen dollar. 50% van het staatsbudget ging op aan de oorlog in Afrika.

    Dit alles was meer dan wat het armste land van West-Europa kon dragen. Caetano zag reeds in 1969 in dat er niet meer in de oude stijl kon worden verder geregeerd en overwoog hervormingen.

    Hij begon met toegevingen die er in feite geen waren. De wet op de geheime politie, bijvoorbeeld op het einde van 1969. Caetano droeg de bevoegdheden van de PIDE over aan het ministerie van binnenlandse zaken. Vroeger moest de PIDE enkel gehoorzamen aan de premier zelf. De politieterreur werd niet op een democratische manier aan banden gelegd, maar gewoon op bureaucratische wijze omgeleid.

    Nog een schijnhervorming: de wet op de vrijheid van meningsuiting als wetsvoorstel ingediend in december 1970. Naar aanleiding van de beloofde verkiezingen voor oktober 1973, kende deze wet aan de socialistische partij het recht toe om deel te nemen aan de verkiezingsstrijd. Maar in de kleine lettertjes stond wel dat de socialistische propagandacomités zich onmiddellijk na de verkiezingen moesten ontbinden, hun gedrukte propaganda moesten voorleggen aan de censuur en dat slechts de regeringspartij, de ‘Accao Nacional Popular’, toegang kreeg tot radio en televisie. Anders gezegd: de arbeiderspartij mocht wel deelnemen aan de verkiezingen, maar nadien niet blijven bestaan als partij; en vooral niet praten op televisie of radio over sociale zekerheid of loonsverhoging!

    Toen Caetano enkele hardline-ministers verving door rechts-liberale politici en dit trachtte voor te stellen als de democratische hervorming van zijn leven, voegde het gegrinnik in de hutten van de boeren en de rijhuizen van de arbeiders zich samen tot een grote nationale schaterlach.

    De arbeiders hadden zoveel vertrouwen in het gebeuren dat ze massaal thuisbleven tijdens de verkiezingen. Op een gemiddelde verkiezingsopkomst van 68% in heel het land, scoorden de industriële gebieden opvallend laag. In de arbeiderswijken van Lissabon kwam slechts de helft van de kiesgerechtigden opdagen. In het industriegebied Setubal ging slechts 40% naar de stembus. De socialistische leider en kandidaat Soares mocht niet eens het land binnen. Voor de communist Cunhal, bleven de grenzen gesloten tot na de revolutie van april 1974.

    Maar deze boycot had er dan ook alles mee te maken dat de linkse partijen op 25 oktober ertoe opgeroepen hadden. (Een tactische blunder, want zelfs een gemuilkorfd en niet-representatief parlement dat verkozen is na vervalste verkiezingen is nog altijd een betere spreekbuis dan de illegale pers. En de aspirant-revolutionair weet dan men een parlement slechts mag boycotten als men het onmiddellijk aan de kant kan schuiven). Na de verkiezingen ging de repressie overigens onverstoorbaar verder. De november-campagne van de PIDE rolde de LUAR (Liga voor Eenheid en Revolutie) op en haar leider de la Palma Inacio werd voor een tweede keer sinds 1967 in de doos gedraaid.

    Revoluties beginnen aan de top, bij de aarzelingen en verdeeldheid binnen de heersende klassen en hun politieke vertegenwoordigers. Zelfs de grote kapitalistische monopolies begonnen te protesteren tegen de peperdure oorlog in de kolonies. De meest rechtse generaals van hun kant vonden dat hij niet hard genoeg werd gevoerd. (Er werd nochtans overvloedig gebruik gemaakt van napalm en gifgas!) Zij eisten dan ook de terugkeer van de oude extreem-rechtse ministers in de regering.

    Op 31 december 1973 maakte de regering bekend dat ze een poging tot staatsgreep had verijdeld van de ontslagen gouverneur van Mozambique, de rechtse havik Kaulza de Arriaga. Hoewel Caetano met het bericht van Arriaga’s mislukte couppoging wou bewijzen dat hij nog in staat was om zich te verweren, bereikte hij net het tegenovergestelde effect. Hij gaf tegen wil en dank toe dat de heersende kliek van Portugal hopeloos verdeeld was en dat het land voor hem onhandelbaar geworden was. De komedie was afgelopen.

    De revolutie

    In de loop van de eerste maanden van 1974 kwamen alle factoren die aan de grondslag lagen van de revolutie tot volledige rijpheid. De inflatie bereikte in 1974 een hoogtepunt van 30% en zwengelde bij de loonarbeiders de ontevredenheid aan tot een revolutionaire haat tegen de regering en het patronaat. De oorlogsmoeheid bij de soldaten kwam tot uitdrukking in het verloren gaan van de legerdiscipline. Soldaten en officieren begonnen elkaar met de voornaam aan te spreken, jonge radicale officieren begonnen openlijk revolutionaire en socialistische propaganda te voeren en richtten de linkse ‘Beweging van de Strijdkrachten’ op. De verdeeldheid omtrent het te volgen beleid in de kolonies, sloeg om in een algemeen defaitisme bij de burgerij en de legertop. Op 22 februari verscheen het boek “Portugal en de toekomst”. De schrijver, Generaal Antonio de Spinola, de oud-bevelhebber van de Portugese troepen in Portugees-Guinea nota bene, bepleitte de vorming van een lossere heerschappij over de kolonies, een soort federale heerschappij. Op zich een onechte toegeving omdat ook in het federale mode de uitbuitingsverhouding zou blijven bestaan. Maar wanneer dat uit de pen kwam gevloeid van iemand die op dat moment instond voor het terechtstellen van mensen die hetzelfde voorstelden, kon dit slechts de indruk wekken van radeloosheid en onbeholpenheid bij de gevestigde macht.

    Op 18 maart schoot het regime van Caetano nog een keer uit haar sloffen, met de vervolging van jonge officieren, die zich vergist hadden van datum voor de staatsgreep. De datum van de “Beweging van de Strijdkrachten” voor de opstand was oorspronkelijk vastgesteld op 16 maart. Op het laatste nippertje werd de aktie evenwel uitgesteld. Het bericht van dit uitstel bereikte echter de kazerne van Caldas de Reinha niet en de soldaten moesten van hun collega’s -die de weg moesten bewaken naar de hoofdstad- vernemen dat de opstand was verschoven naar een latere datum. Zonder een schot te lossen keerde het vijfde cavalerieregiment met zijn vrachtwagens terug naar de kazerne. De vervolging van de soldaten was een foefje in vergelijking met wat hen te wachten had gestaan onder Salazar. De “Beweging van de Strijdkrachten” kwam ongeschonden uit dit avontuur.

    De vijfentwintigste april werd het commerciële radiostation van Lissabon, radio Renaçenca, zeer vroeg in de ochtend bezet door de militairen. Het verzetslied “Grandola vila Morena” werd in de ether gestuurd en betekende het startsein voor de omsingeling van de Lissabon door de troepen van Viseu Santarem en Oporto. Dezelfde ochtend maakte de “Beweging van de Strijdkrachten” bekend dat ze het land volledig onder controle had en in de namiddag deed Caetano afstand van de macht.

    En dit was slechts het begin…

    De opstand van de militairen stak de lont aan een massabeweging van de arbeiders. 5000 arbeiders omsingelden de Caxias gevangenis, bevrijdden alle politieke gevangenen en joegen agenten van de PIDE en hun verklikkers uit de stadsbuurten en de bedrijven de cel in. Het radikaalste segment in de betoging van de eerste mei 1974 was ongetwijfeld de delegatie van de zeemacht die in haar slogans en op haar spandoeken onomwonden de socialistische revolutie eisten.

    In mei groeide de beweging uit tot een algemene staking van 200.000 arbeiders. De oud-fascist Spinola die door het nodige bochtenwerk de leiding had kunnen nemen van de nieuwe regering, voelde het vuur onder zijn voeten branden.

    Waarom leidde de Portugese revolutie niet tot de overwinning van het socialisme?

    Elke revolutie, hoe ontroerend ook de spontaneïteit en de zelfopoffering van de deelnemers, heeft nood aan een organisatie, een partij, die zich op de gebeurtenissen heeft voorbereid en de machtsovername door de stakerscomités en de verdringing van alle overblijfselen van de oude orde organiseert. In Portugal was enkel de militaire opstand tot in de puntjes voorbereid.

    De enigen die tot een definitieve installering van een arbeidersregering hadden kunnen komen, waren de socialisten en de communisten, maar zij riskeerden liever een militaire contra-revolutie van de rechtse generaals, dan het werk van de jonge officieren af te maken en ook de militaire junta (die volledig bestond uit oudgedienden van Caetano) van haar plaats te hijsen.

    Dat dit zeer goed mogelijk was, wordt bewezen door het mislukken van de rechtse coup op 11 maart 1975. Deze, eigenlijk dwaze en wanhopige, poging van Spinola om de macht te herstellen, betekende bijna het einde van het Portugese kapitalisme. De arbeiders wisten wie de rechtse militairen de staatsgreep hadden ingefluisterd en eisten in de beweging -die hardhandig afrekende met de putschisten- de onteigening van de banken uit de handen van de kapitaalbezitters en democratische arbeiderscontrole over de economie. De kruitdampen in de straten van Lissabon waren nog niet opgetrokken of vijftig procent van de economie was openbaar bezit geworden. De grote aandeelhouders beschouwden Portugal als een “verloren zaak”.

    Maar de “Beweging van de Strijdkrachten” was te sterk beïnvloed door de Oostblokdictaturen, om het vertrouwen van de arbeiders te behouden. De Communistische Partij verliet haar rechtse koers van het verleden, maar nam er een Stalinistische voor in de plaats. Dit leverde dan weer een overwinning op voor de socialisten in de verkiezingen van april 1975. Zij weigerden echter stappen te zetten naar het enige alternatief dat het arme Portugal economisch had kunnen ontwikkelen: geen kapitalistische democratie of stalinistische dictatuur, maar een democratisch socialisme, waarin de tot beleidsorganen uitgegroeide stakerscomités een democratische controle uitoefenen over ‘s lands economie en politiek.

    In de strijd die zich ontspon tussen de onderwijl stalinistisch geworden “Beweging van de Strijdkrachten” en de Communistische Partij aan de ene kant en de socialisten aan de andere kant, bedienden de socialisten zich van een vage retoriek van “de verdediging van de democratie”. Waarmee ze eigenlijk bedoelden: een parlementair systeem waarin de oude macht van de kapitalisten en de grootgrondbezitters hersteld zou worden. De patstelling die op deze manier ontstond gaf de overblijvende rechtse krachten in het leger opnieuw een zeker zelfvertrouwen. Op 25 november 1975 bezetten de troepen van Lt. Kolonel Eanes de kazernes van de links-radicale soldaten en roept hij de noodtoestand uit in Portugal.

    Doordat niemand hen wilde mobiliseren, bleven de arbeiders gewoon afzijdig. Anderzijds leidde de coup van Eanes niet tot het herstel van de diktatuur en het intrekken van de pas verkregen onafhankelijkheid van de Portugese kolonies. Eanes en de burgerij achter hem waren sluw genoeg om de arbeiders niet te provoceren met pogingen in die richting. In de grondwet van 2 april 1976 werden de genationaliseerde bedrijven nog beschouwd als “de bezittingen van de arbeiders”, maar dat was slechts dode letter. De socialistische regering onder Soares begon vanaf dat ogenblik via een parlementair regime uit te voeren wat de machtshebbers voor hem langs dictatoriale weg hadden verwezenlijkt: het afwentelen van de crisis op de arbeiders. “Vandaag”, schrijft de Militant International Review (voorloper van Socialism Today), “worden de Portugese arbeiders geconfronteerd met werkloosheid, een bevriezing van de lonen en de voortschrijdende privatisering van de staatseigendommen, de banken inbegrepen. Het analfabetisme bedraagt gemiddeld 20%, maar komt in bepaalde gebieden van het platteland op 40% te liggen. Maar de historische zending die voortvloeide uit de gebeurtenissen van twintig jaar geleden, blijft de Portugese arbeidersklasse achtervolgen. De 24-urenstaking in januari van dit jaar toont aan dat Portugal zich aansluit bij de heropleving van de arbeidersstrijd in Europa.” (MIR, april, 1994)

    Zoals in België de ervaringen van de oudere arbeiders die de vurige jaren ’60 en ’70 hebben meegemaakt, in de staking van 24 en 26 november 1993, werden aangevuld door het nieuwe radicalisme van een generatie jonge arbeiders, scholieren en studenten … zoals in Frankrijk de veteranen van mei ’68 een vuist hebben gemaakt met een nieuwe laag van politiek bewuste arbeiders en schoolgaande jongeren en zo de rechtse regering op de knieën hebben gedwongen … zo zullen ook de ervaringen van 1974 van onschatbare waarde blijken voor de Portugese revolutie van de komende jaren.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop